Bachelor Thesis
Framing in Amerikaanse kranten: een analyse van berichtgeving over de politieke conflicten
in Syrië en Irak.
Afstudeerproject Excellentie Docent: S.J.H.M. van den Putte Naam: B.L. Drion
Studentnummer: 10210393 Datum: 13-01-2013
Aantal woorden exclusief bijlagen: 7498
Samenvatting
In dit onderzoek is framing van berichtgeving in Amerikaanse kranten onderzocht aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Hierbij is berichtgeving in de aanloop naar de Irakoorlog in 2003 vergeleken met berichtgeving over de politieke situatie in Syrië in aanloop naar het Amerikaans-Russisch akkoord in 2013. Er is onderscheid gemaakt tussen kranten met een verschillende politieke ideologie. Daartoe is berichtgeving uit een links-liberale kwaliteitskrant vergeleken met berichtgeving uit een rechts-conservatieve populistische krant.
Er is een significant verschil aangetroffen tussen framing van de conflicten in Syrië en Irak. In berichtgeving over de situatie in Irak werd vaker militaire actie gepropageerd dan in
berichtgeving over de situatie in Syrië. Ook werd een verschil ontdekt tussen berichtgeving in kranten met een verschillende politieke ideologie. In een links-liberale krant werd vaker een diplomatieke oplossing voor de conflicten gepropageerd dan in een rechts-conservatieve krant. De gevonden resultaten kunnen als startpunt worden gebruikt bij onderzoek naar de relatie tussen framing in media, houding van het publiek en politiek beleid.
Abstract
This study addresses news framing in U.S. newspapers using a quantitative content analysis.
A comparison was made between news coverage of the Iraqi conflict in anticipation of the Iraq war in 2003 and news coverage of the Syrian civil war in anticipation of the American- Russian agreement in 2013. A distinction was made between newspapers with different political ideology. Tot his end a comparison was made between news coverage from a liberal left party newspaper and news coverage from a conservative right-wing newspaper. A
significant difference was found between framing of the Syrian and the Iraqi conflicts. News concerning the Iraqi conflict showed more support for military intervention than news about the Syrian war did. Differences in news framing were found between newspapers with different political ideology. Diplomacy found more support in liberal left party newspapers than in conservative right-wing newspapers. The results of this study can be used for studies on the relationship between news framing, public attitude and political policy.
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding 1
Theorie 3
Methode 10
Resultaten 16
Conclusie en Discussie 20
Literatuur 24
Bijlage 1: Codeboek 27
Bijlage 2: Intercodeursbetrouwbaarheid 32
Inleiding
Nadat de Syrische president Assad in augustus chemische wapens tegen zijn eigen volk had gebruikt, ontstond een wereldwijd punt van aandacht: zouden de Verenigde Staten Syrië binnenvallen of niet. Een eventuele inval was omstreden, terugblikkend op het
oorlogsverleden van de VS. Op 14 september 2013 besloten zij om (vooralsnog) geen
militaire actie te ondernemen en met Rusland en de VN te gaan werken aan een VN-resolutie die zou moeten leiden tot geweldloosheid. Waar de VS in 2013 koos voor een diplomatieke oplossing voor de situatie in Syrië ging het land tien jaar eerder, op 18 maart 2003, over tot militair ingrijpen in Irak. Zonder toestemming van de VN Veiligheidsraad viel de VS Irak binnen, bijgestaan door het Verenigd Koninkrijk.
De politieke situatie in Syrië domineerde in de maanden augustus en september 2013 de wereldmedia. Met de inmenging van verschillende staten en de VN was de Syrische burgeroorlog hoofdonderwerp van de wereldpolitiek geworden. In 2003 stonden de media bol van berichten over de ontwikkelingen in aanloop naar de Irakoorlog. Verschillen in
berichtgeving tussen de periode van aanloop naar het Amerikaans-Russisch akkoord (hierna te noemen: Syrië periode) en de periode van aanloop naar de Irak oorlog (hierna te noemen:
Irak periode) zijn niet ondenkbaar. De VS gingen immers in 2003 over tot militaire actie waar zij in 2013 kozen voor het meewerken aan een diplomatieke oplossing.
Uit onderzoek van consultancy bedrijf Gallup Inc. onder de Amerikaanse bevolking in 2003 en 2013 bleek dat de meerderheid voor een militaire inval in Irak was om de
staatsveiligheid te beschermen (Dugan, 2013). De meerderheid van de bevolking was tegen een militaire inval in Syrië, zelfs al zou de VN veiligheidsraad de onderneming steunen. Was dit verschil ook zichtbaar in berichtgeving in de Amerikaanse media? Op welke manier vormden de VS hun berichtgeving met betrekking tot de situaties in Syrië en Irak, welke aspecten werden uitgelicht en welke juist (bewust) achterwege gelaten?
Media kunnen volgens agendasetting theorie de houding van het publiek ten opzichte van een onderwerp beïnvloeden, door meer of minder aandacht eraan te besteden (Cohen, 1963; Dearing & Rogers, 1996; MccCombs & Shaw, 1972). Kranten spelen bij berichtgeving over politiek een belangrijke rol in het beïnvloeden van de lezer (Konstantinidis, 2008). In mijn onderzoek is berichtgeving in kranten over de conflicten in Syrië en Irak onderzocht aan de hand van een inhoudsanalyse. Hiermee kon onder andere het gebruik van framing worden aangetoond. Onder framing wordt verstaan: het weergeven van een waargenomen realiteit in een tekst op zo’n manier, dat deze of bepaalde aspecten hiervan worden benadrukt of juist
uitgesloten (Entman, 1993). Snow en Benford (1988) onderscheiden het diplomatieframe en het militair frame. Eerstgenoemde zet diplomatie in een positief daglicht, laatstgenoemde pleit juist voor militaire actie. Door het gebruik van deze frames te onderzoeken kon worden nagegaan of berichtgeving diplomatie dan wel oorlog als oplossing voor de conflicten propageerde.
Naast de aanwezigheid van het diplomatieframe en het militair frame werd het gebruik van een drietal veel voorkomende nieuwsframes onderzocht. Semetko en Valkenburg (2000) onderscheiden het conflictframe, het verantwoordelijkheidsframe en het human interestframe.
Het conflictframe legt de nadruk op oorlog of conflict en het verantwoordelijkheidsframe geeft weer wie of wat volgens de tekst de oorzaak van een conflict is. Het human
interestframe ten slotte legt de nadruk op hoe een (politieke) situatie mensenlevens beïnvloedt. De frames zullen in het volgende hoofdstuk nader worden toegelicht.
Zoals eerder aangegeven beïnvloedt framing van een boodschap mensen in de manier waarop zij over een onderwerp denken (Konstantinidis, 2008; Levy, 2002). Dit zijn vaak lange termijn effecten (Lecheler & deVreese, 2011). Met onderzoek naar framing van politieke conflicten kan worden nagegaan of Amerikaanse krantenlezers op dezelfde wijze geïnformeerd worden in een periode waarin de Amerikaanse regering op oorlog uit is als in een periode waarin diplomatieke onderhandelingen de overhand hebben. Mijn onderzoek geeft weer hoe politieke berichtgeving in Amerikaanse kranten wordt geframed. De resultaten kunnen vervolgens worden gebruikt bij onderzoek waarin wordt nagegaan wat de effecten van framing zijn op de houding van het publiek ten opzichte van politiek beleid. Onderzoek hiernaar kan een bijdrage leveren aan kennis over de relatie tussen politiek, media en publiek.
In de VS bestaan kranten met variërende politieke achtergronden (Groseclore, 2004;
Okrent, 2004). In het verleden is ideologische vertekening in berichtgeving ontdekt in
Amerikaanse kranten met een andere politieke ideologie (Pan, Meng & Zhou, 2010). Om aan te kunnen tonen dat tegenwoordig nog steeds sprake is van vertekening in Amerikaanse media is in mijn onderzoek berichtgeving uit een links-liberale krant vergeleken met berichtgeving uit een rechts-conservatieve krant. Daartoe is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:
RQ1: In hoeverre is er een verschil tussen framing van de politieke situatie in Syrië (2013) en framing van de politieke situatie in Irak (2003), in Amerikaanse kranten met
verschillende politieke ideologie?
Theorie
Oorlog
Burgeroorlog in Syrië
Op 15 maart 2011 kwamen in Damascus demonstranten samen naar aanleiding van een
oproep die op Facebook was geplaatst. Dit bericht, geplaatst door een anti-regeringsbeweging, riep op tot revolutie tegen het regime van de Syrische president Bashar al Assad. In Daraa, ten zuiden van Damascus, was eveneens onenigheid ontstaan nadat een aantal kinderen was doodgemarteld. De kinderen hadden een muur beklad met anti-Assad teksten. De aanvang van de Syrische burgeroorlog was daar. In de eerste weken van protest greep Assad meteen hard in en er vielen tientallen doden. De situatie ontwikkelde zich van kwaad tot erger en ruim twee jaar later, september 2013, heerste er nog steeds een verwoede strijd tussen de regering en verschillende oppositiegroepen. Na de gifgasaanval op het Syrische volk van 21 augustus 2013 overwoog de VS een militaire inval. Rusland pleitte daarentegen voor een VN-resolutie aan de hand waarvan een halt zou worden toegeroepen aan het gewelddadige regime van Assad. Op 14 september 2013 werd een akkoord tussen de grootmachten gesloten. De eerste stap richting diplomatieke overwinning was een feit.
Irakoorlog
Na een onstuimig decennium in de jaren negentig waarin de VS Irak op verschillende manieren probeerde te dwingen zich van haar massavernietigingswapens te ontdoen, vonden op 11 september 2001 de terroristische aanslagen in New York en Washington plaats.
President Bush kondigde kort na de aanslagen de war on terrorism aan. De VS besloot niet langer te tolereren dat Irak weigerde medewerking te verlenen aan VN-inspecties naar chemische wapens in het land. Ook zou Irak volgens de VS internationaal terrorisme steunen en een band hebben met Al-Quaida. Zonder goedkeuring van de VN veiligheidsraad stelde de VS in samenwerking met het Verenigd Koninkrijk een ultimatum voor aan Irak. Onder andere het aftreden van Saddam Hussein als president was een eis.
Binnen de Verenigde Naties waren de meningen verdeeld over een mogelijke invasie:
landen zoals Frankrijk en Duitsland vonden dat Irak nog een kans moest krijgen. Nadat het ultimatum was verstreken, op 18 maart 2003, lieten de Verenigde Staten de eerste bommen op Bagdad vallen. Dit gold als het begin van de Irakoorlog, door Amerikaanse spindoctors gedoopt tot Operation Iraqi Freedom. Pas op 18 december 2011 trokken de laatste
Amerikaanse troepen zich terug uit Irak. Tot op de dag van vandaag is er geen dekkend bewijs voor de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak.
De Rol van de Media
Agendasetting
Beide conflicten werden breed uitgemeten in de Amerikaanse media. Volgens agendasetting theorie zijn media in staat het publiek te sturen in waar zij over denken (McCombs & Shaw, 1972). Door nieuwselementen uit te lichten dan wel uit te sluiten hebben media invloed op het beeld van de politiek dat door het publiek wordt gevormd. In vergelijking met andere media spelen kranten een grotere rol in het beïnvloeden van publiek over politieke onderwerpen (Druckman, 2005).
Ideologische vertekening
In de vroege 19e eeuw fungeerden Amerikaanse kranten tijdens de presidentsverkiezingen als partijdige organen die in hun berichtgeving slechts een politieke ideologie belichtten
(Baldasty & Rutenbeck, 1988; Pribanic-Smith, 2013). Kranten waren gelinkt aan een politieke partij. Hierbij bevoordeelden zij de links-democratische of de rechts-conservatieve partij en trachtten zij de tegenpartij in een slecht daglicht te plaatsen. Met de opkomst van
industrialisering en de ontwikkeling van de nationale economie eind 19e, begin 20e eeuw werden Amerikaanse kranten onafhankelijker (Baldasty & Rutenbeck, 1988). Berichtgeving werd neutraler. Moderne Amerikaanse kranten stellen onafhankelijk van politieke invloed te zijn (Belsey & Chadwik, 1992). Vertekening van berichtgeving naar politieke ideologie is volgens Niven (2002) echter nog steeds de belangrijkste reden waarom Amerikanen de media niet vertrouwen.
Rechts- en links georiënteerde kranten zijn volgens Groseclore (2004) en Okrent (2004) nog steeds in de VS te onderscheiden. Het onderzoek van Groseclore (2004) is echter uitgevoerd door voormalige leden van een conservatief georiënteerde denktank aan de
universiteit van Californië. Dit zou kunnen duiden op een vertekening in de resultaten van dit onderzoek, waarin aan kranten zoals The New York Times een links-liberale ideologie werd toegekend. Ideologische vertekening van berichtgeving in kranten werd echter eveneens door Pan et al. (2010) aangetoond in een onderzoek naar berichtgeving over legalisering van het homohuwelijk. Een links-liberale krant legde volgens hen de nadruk op humanitaire gelijkheid en nam een positieve houding ten opzichte van het onderwerp aan. Een rechts-
conservatieve krant belichtte juist aspecten als moraliteit, zedelijkheid en Amerikaanse tradities. Omdat in het verleden verschillen in berichtgeving zijn ontdekt tussen media met een verschillende politieke ideologie en vandaag de dag nog steeds onderscheid kan worden gemaakt tussen links-liberale en rechts-conservatieve kranten, zijn beide typen krant
onderzocht. Hierbij is the New York Times als links-liberaal aangeduid. Als rechts- conservatieve krant is gekozen voor the New York Post.
The New York Times
The New York Times wordt gezien als een van de meest prestigieuze en kwalitatief
hoogstaande kranten binnen de Verenigde Staten. In 2004 werd in The New York Times op links-liberale wijze bericht over legalisering van het homohuwelijk (Okrent, 2004; Pan et al., 2010).Ook in berichtgeving over abortus is een liberale ideologie te ontdekken (Okrent, 2004). Uit analyse van een journalist van CNN bleek dat The New York Times sinds 1956 geen republikeinse president had ondersteund in zijn berichtgeving (Brennan, 2012). Op basis van deze gegevens is in mijn onderzoek The New York Times aangeduid als links-liberale kwaliteitskrant.
The New York Post
The New York Post was in zijn vroege jaren een liberale en vrijzinnige krant die een intellectueel publiek van nieuws bediende. In 1976 werd The New York Post echter
overgenomen door mediamagnaat Rupert Murdoch, eigenaar van media conglomeraat News Corporation en hoofd van onder andere Britse tabloid kranten als The Sun. Ook de
Amerikaanse nieuwszender Fox News, die bekend staat als rechtse, conservatieve zender is onderdeel van News Corp. Onder leiding van Murdoch veranderde de ideologie van de Post naar rechts, conservatief en populistisch. Er werd meer en meer aandacht besteed aan sensatienieuws. Hiermee vormde de New York Post een goed onderzoeksobject als rechts- conservatieve populistische krant.
Framing
Berichtgeving over de politieke situaties in Syrië en Irak in The New York Times en The New York Post is onderzocht aan de hand van framing theorie. Entman (1993) definieerde frames als berichten die bepaalde aspecten van een waargenomen realiteit meer opvallend weergeven binnen een communicatie-tekst, op zo’n manier dat een specifiek idee, probleem of
interpretatie benadrukt wordt. Op deze manier is framing van berichtgeving in mijn
onderzoek eveneens gedefinieerd. Nieuwsframes beïnvloeden mensen in de manier waarop zij betekenis geven aan de politiek: in welk standpunt zij kiezen, in welke mening zij vormen (Konstantinidis, 2008; Levy, 2002). De effecten van framing kunnen langdurig zijn (Lecheler
& deVreese, 2011). In onderzoek naar framing wordt vaak gebruik gemaakt van onderscheid tussen twee soorten frames: issue-specifieke frames enerzijds en anderzijds generische frames (Semetko & Valkenburg, 2000). Bij issue-specifieke frames wordt gekeken naar een specifiek thema, dat slechts betrekking heeft op een bepaald onderwerp. Dit is het tegenovergestelde van generische frames, waarbij het juist gaat om thema’s die kunnen worden teruggevonden in nieuwsberichten over verschillende onderwerpen. In mijn onderzoek staan generische frames centraal.
Voorgaand onderzoek naar de aard van nieuws en de meest voorkomende
nieuwsframes maakte het mogelijk om in mijn onderzoek de deductieve wijze van onderzoek te gebruiken. Hierbij worden frames onderscheiden op basis van bestaande literatuur. Hierna wordt onderzocht of en hoe vaak deze frames voorkomen in de te analyseren tekst (Semetko
& Valkenburg, 2000). Voordelen van deze methode zijn dat het onderzoek goed te repliceren is en dat een groot aantal berichten kan worden onderzocht. Ook kan met deze methode duidelijk een verschil tussen verschillende vormen van media, zoals rechts versus links georiënteerde kranten worden aangetoond. Door Semetko en Valkenburg (2000) werden twee hoofdsoorten frames onderscheiden: prognostische en diagnostische frames.
Prognostische frames
In prognostische frames wordt een mogelijke oplossing voor een bestaand probleem
gearticuleerd (Snow & Benford, 1988; Snow, Vliegenthart & Corrigall- Brown, 2007). Door Snow en Benford (1988) werd onderscheid gemaakt tussen twee prognostische frames, namelijk het diplomatieframe en het militair frame. In het diplomatieframe worden
diplomatieke onderhandelingen in een positief daglicht gezet en als oplossing aangedragen voor conflicten. Daarnaast is inmenging van de Verenigde Naties belangrijk. Aan de hand van dit frame is onderzocht welke kranten in welke periode in hun berichtgeving neigden naar diplomatie als oplossing.
Kwaliteitskranten berichten meer over politiek en economie, waar sensationele kranten meer berichten over oorlog en criminaliteit (Semetko & Valkenburg, 2000). Uit de eerder besproken theorie over ideologische vertekening in Amerikaanse media blijkt dat in een links- liberale krant op meer humanitaire wijze wordt bericht dan in een rechts-conservatieve krant
(Pan et al., 2010). The New York Times werd als links-liberale kwaliteitskrant aangemerkt en The New York Post werd bestempeld als rechts-conservatieve populistische krant. Daarom kan het diplomatieframe vaker worden verwacht in The New York Times dan in The New York Post. Op basis daarvan is de eerste hypothese opgesteld:
H1: In The New York Times werd het diplomatieframe vaker gebruikt dan in The New York Post.
In het militair frame wordt militaire actie gezien als positief en als mogelijke oplossing voor conflicten. Er wordt gesproken over oorlogsdreiging. Door onderzoek naar de aanwezigheid van dit frame kon worden vastgesteld welke kranten in welke periode militaire actie
propageerden. Willnat et al. (2006) vonden een positief effect van blootstelling aan
berichtgeving die de Irakoorlog ondersteunde op de houding ten opzichte van deze oorlog.
Onderzoek van Dugan (2013) voor consultancybedrijf Gallup Inc. (Tabel 1) toonde aan dat de Amerikaanse bevolking voorafgaand aan de Irakoorlog in 2003 positiever tegenover militaire actie stond dan tegenover ingrijpen in Syrië in 2013. Zoals vermeld in de bespreking van de situaties in Syrië en Irak eerder in dit hoofdstuk besloot de VS in 2003 om over te gaan tot militaire actie. In 2013 werd besloten om Syrië niet binnen te vallen. Op basis van de relatie tussen politiek, media en publiek zoals deze wordt verondersteld door agendasetting theorie (McCombs &Shaw, 1972) kan worden verwacht dat tijdens de aanloop naar de Irakoorlog vaker militaire actie werd gepropageerd in de media dan tijdens de aanloop naar het Amerikaans-Russisch akkoord. Op basis hiervan is de tweede hypothese opgesteld:
H2: Tijdens de aanloop naar de Irakoorlog in 2003 werd het militair frame vaker gebruikt dan tijdens de aanloop naar het Amerikaans-Russisch akkoord in 2013.
Tabel 1
Mening van Amerikaanse bevolking over militaire actie – Gallup(2013).
Land van actie onderzoeksdata aantal voor aantal tegen geen mening
% % %
Syrie 3-4 september 2013
36 51 13
Irak 24-26 februari 2003
59 37 4
Diagnostische frames
In diagnostische frames wordt een aanduiding van een bepaalde gebeurtenis gedaan (Snow, Vliegenthart & Corrigall-Brown, 2007). De frames hebben een constaterend karakter, in tegenstelling tot prognostische frames die een voorspellende, sturende functie hebben (Semetko & Valkenburg, 2000). Omdat in mijn onderzoek de verschillen in richting van berichtgeving per krant en per conflict zijn onderzocht, is ervoor gekozen om voorafgaand aan de analyses slechts hypothesen op te stellen met betrekking tot de prognostische,
oplossingsgerichte frames. De aanwezigheid van diagnostische frames is onderzocht om na te gaan welke aspecten van de situaties in Syrië en Irak werden benadrukt in de verschillende kranten. Er is echter vooraf geen bepaalde verwachting over het gebruik van deze frames geformuleerd. De diagnostische frames zijn aan dezelfde analyses onderworpen als de prognostische frames.
Bij onderzoek naar nieuwsberichtgeving in de Verenigde Staten en Europa zijn verschillende diagnostische frames ontdekt (Semetko & Valkenburg, 2000; Snow, Vliegenthart & Corrigall-Brown, 2007; Vliegenthart & Schroder, 2006). Semetko &
Valkenburg (2000) maakten een overzicht van de vijf meest voorkomende frames, dat tot op heden nog vaak gebruikt wordt. Drie van deze frames zijn relevant voor mijn onderzoek, namelijk het conflictframe, het verantwoordelijkheidsframe en het human interestframe. De overige twee frames uit de ranglijst hebben betrekking op economische gevolgen en
moraliteit. Economische gevolgen en de religieuze of morele context van de twee conflicten zijn in mijn onderzoek niet behandeld.
Conflictframe
Het conflictframe, oorspronkelijk afkomstig uit onderzoek van Neuman, Just en Crigler (1992, zoals geciteerd in Semetko & Valkenburg, 2000), legt de nadruk op conflicten tussen personen, groepen of organisaties, om daarmee de aandacht van het publiek op te wekken. In de nieuwsberichten die door Semetko en Valkenburg (2000) in de Verenigde Staten werden geanalyseerd, werd dit frame het vaakst aangetroffen. Aan de hand van het conflictframe is in mijn onderzoek nagegaan of er in de tekst wordt gesproken over gevechten, opstanden of conflicten en of de situatie eenzijdig dan wel tweezijdig wordt belicht.
Verantwoordelijkheidsframe
Het verantwoordelijkheidsframe brengt een politiek probleem of conflict op zo’n manier aan het licht dat de verantwoordelijkheid hiervoor aan een persoon, groep of organisatie kan
worden toegewezen (Iyengar, 1987). In mijn onderzoek is het gebruik van dit frame geanalyseerd om na te gaan of er een individu, groep of organisatie als verantwoordelijke werd aangewezen in berichtgeving over de politieke situaties in Syrië en Irak.
Human interestframe
Ook het human interestframe wordt door Semetko en Valkenburg (2000) aangemerkt als een van de vijf meest voorkomende nieuwsframes. In dit frame wordt een menselijke, emotionele kant van een politiek probleem of situatie weergegeven. In sensationele nieuwsberichtgeving worden persoonlijke details en emotionele aspecten van een situatie vaak uitgelicht (Caldwell, 1933). Vooral in deze vorm van berichtgeving kan van het gebruik van het human
interestframe daarom veel worden verwacht. In mijn onderzoek is de aanwezigheid van dit frame onderzocht om te kijken in hoeverre er in de berichtgeving aandacht is besteed aan de slachtoffers van de situaties in Syrië en Irak.
Aan de hand van een inhoudsanalyse van de The New York Times en The New York Post in 2013 en in 2003 is een beeld geschetst van de berichtgeving over de politieke situaties in Syrië en Irak. Welke krant besteedde veel of weinig aandacht aan de conflicten in Syrië en Irak? Welke krant berichtte in welke periode meer richting oorlog, welke meer richting diplomatie? Welke krant liet de menselijke kant van de conflicten zien en wie was volgens de krant verantwoordelijk?
Methode
Onderzoeksmethode en Onderzoekseenheden
In mijn onderzoek is gebruik gemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Op deze manier kon aan de hand van een codeboek (Bijlage 1) worden nagegaan hoe vaak, op welke manier en in welke krant werd bericht over de conflicten in Syrië en Irak tijdens de onderzochte perioden. Het onderzoek is uitgevoerd onder een Amerikaanse links-liberale kwaliteitskrant en een rechts-conservatieve populaire krant: The New York Times als links georiënteerde krant en The New York Post als rechts georiënteerde krant.
Onderzoeksperiode
Als onderzoeksperiode met betrekking tot de situatie in Syrië is gekozen voor de aanloop naar het Amerikaans-Russisch akkoord van 14 september 2013, met aandacht voor de gifgas aanval van 21 augustus 2013. Dit komt neer op de periode van 15 augustus tot en met 15 september 2013. Op deze manier worden berichten voor en na de gifgas aanval, de mogelijke oplossingen die hiervoor werden aangedragen in de media en berichten over het uiteindelijke besluit om geen militaire actie te ondernemen meegenomen. De Verenigde Naties en Rusland bogen zich over een diplomatieke resolutie om Assad te kunnen dwingen zijn chemische wapens te vernietigen, waar de Verenigde Staten overwogen Syrië wel of niet binnen te vallen. Hiermee vormt deze periode een belangrijk nieuwstijdperk in de Syrische burgeroorlog en daarmee een relevante onderzoeksperiode.
De maand voor de Amerikaanse invasie van Irak is gekozen als onderzoeksperiode met betrekking tot de Irakoorlog. Ook de dag na de invasie wordt meegenomen. Op deze manier worden de aanleiding voor de invasie zoals weergegeven in de media, berichtgeving over de belangrijkste gebeurtenissen in de aanloop naar de invasie en de eerste reacties van de media op de invasie meegenomen in het onderzoek. Hiermee komt de te onderzoeken periode neer op de periode van 19 februari 2003 tot en met 19 maart 2003.
Dataverzameling
Voor dataverzameling is gebruik gemaakt van LexisNexis, een online database die een volledige verzameling van de onderzochte kanten in de onderzoeksperiode biedt. Er is per
krant gezocht op de zoekterm ‘SYRIA’ van 15 augustus 2013 tot en met 15 september 2013 en op ‘IRAQ’ van 19 februari tot en met 19 maart 2003. Uit de zoekopdracht naar ‘SYRIA’
kwamen 590 resultaten naar voren (Tabel 2). Het Amerikaans-Russisch akkoord werd
gesloten op 14 september 2013. Om rekening te houden met nieuwsvertraging van een dag is de dag na het akkoord bij de onderzoeksperiode betrokken. Dit is eveneens gedaan in de Irak periode: de Amerikaanse inval vond plaats op 18 maart 2003. Ook berichtgeving van 19 maart is meegenomen in het onderzoek.
Bij het zoeken op ‘IRAQ’ werden in totaal 1505 artikelen gevonden (Tabel 3). Het aantal gevonden artikelen is aanzienlijk groter dan het aantal gevonden artikelen in de Syrië periode. Het feit dat er duidelijk meer is bericht over de aanloop naar de Irakoorlog dan over de overweging Syrië binnen te vallen is een punt van aandacht dat bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag heeft meegespeeld. Er is overwogen de zoekterm ‘ASSAD’ toe te voegen om zo het aantal artikelen af te bakenen. Er is uiteindelijk bewust voor gekozen dit niet te doen, aangezien het de geselecteerde artikelen al in een richting zou kunnen sturen op het gebied van frames. Door alleen te zoeken op de term ‘SYRIA’ is een zo breed mogelijke dataverzameling opgesteld, en had elk frame evenveel kans op aanwezigheid. Wel werden met de optie Duplicate Options artikelen met een ‘High Similarity’ uit het zoekresultaat gefilterd. Dezelfde procedure is toegepast op de Irak periode.
Uit elke krant werd een sample van 50 artikelen geanalyseerd. Om een random sample van 50 te verkrijgen is in The New York Times elk 9e artikel gecodeerd. In The New York Post is elk tweede artikel gecodeerd. In The New York Post werden beduidend minder artikelen gevonden: 95 tegenover 495 in The New York Times. Dit onderstreept het imago van The New York Post als populistische krant, aangezien The New York Post klaarblijkelijk minder
aandacht schenkt aan belangrijke maatschappelijke onderwerpen zoals de situatie in Syrië.
Dit gegeven is meegenomen bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Ook in de Irak periode zijn per krant 50 artikelen geanalyseerd. Om per krant een random sample van 50 te verkrijgen is in The New York Times elk 24e artikel van het totaal van 1210 artikelen
gecodeerd. In The New York Post werd van het totaal van 295 gevonden artikelen elk 5e artikel gecodeerd. Het feit dat het percentage gecodeerde artikelen van het totaal gevonden artikelen een stuk lager ligt dan bij de periode Syrië is als meespelende factor meegenomen bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Net als in de periode van Syrië was in de Irak periode het aantal zoekresultaten in The New York Post beduidend kleiner dan in The New York Times. In het onderzoek is een totaal sample van N = 200 artikelen gecodeerd.
Tabel 2
Overzicht van selectie van artikelen periode 15 augustus –15 september 2013 – Syrië.
Krant Aantal
gevonden
Aantal gecodeerd Welke gecodeerd
New York Times 495 50 Elk 9e artikel
New York Post 95 50 Elk 2e artikel
Totaal 590 100
Tabel 3
Overzicht van selectie van artikelen periode 19 februari – 19 maart 2003 – Irak.
Krant Aantal
Gevonden
Aantal gecodeerd Welke gecodeerd
New York Times 1210 50 Elk 24e artikel
New York Post 295 50 Elk 5e artikel
Totaal 1505 100
Operationalisering van concepten
Diagnostische frames
Het conflictframe, het verantwoordelijkheidsframe en het human interestframe werden geoperationaliseerd aan de hand van het werk van Semetko & Valkenburg (2000). Zij stelden voor elk van de door hen onderscheiden frames een vragenlijst met ja/nee vragen op, op basis waarvan het frame kon worden geïdentificeerd. In mijn onderzoek is het gebruik van drie van deze vijf frames onderzocht. Om het conflictframe vast te kunnen stellen zijn de volgende vragen gesteld: (a) Is er in het artikel sprake van onenigheid of conflict tussen partijen, groepen of individuen? (b) Beschrijft het artikel gevechten of opstand tussen partijen? (c) Worden er in het artikel twee of meer kanten van een conflict belicht? (d) Spreekt het artikel over winnaars of verliezers? Het verantwoordelijkheidsframe is vastgesteld aan de hand van de volgende vragen: (a) Suggereert het artikel dat de overheid het probleem kan verzachten (b) Suggereert het artikel dat de overheid verantwoordelijk is voor het probleem/onderwerp?
(c) Behandelt het artikel mogelijke oplossingen voor het probleem/onderwerp? (d) Suggereert het artikel dat een individu of groep verantwoordelijk is voor het probleem/onderwerp? (e) Veronderstelt het artikel dat het probleem/onderwerp dringend om actie vraagt? Voor het aantonen van het human interestframe zijn de volgende vragen gesteld: (a) Geeft het artikel een menselijk gezicht aan het onderwerp? (b) Maakt het artikel gebruik van bijvoeglijke
naamwoorden die betrekking hebben op belediging, empathie, sympathie of medelijden? (c) Legt het artikel de nadruk op hoe het probleem/onderwerp individuen of groepen raakt? (d) Duikt het artikel in het privéleven of de persoonlijke omstandigheden van de actoren? De antwoordmogelijkheden voor beide frames waren als volgt: 0. nee; 1. Ja.
Prognostische Frames
Prognostische frames werden gedefinieerd als frames waarin een mogelijke oplossing voor een probleem wordt aangedragen (Snow & Benford, 1988; Snow, Vliegenthart & Corrigall- Brown, 2007), Hierbij zijn twee mogelijke categorieën onderscheiden: enerzijds het
diplomatieframe en anderzijds het militaire interventieframe. Bij het vaststellen van een prognostisch diplomatieframe zijn de volgende vragen opgesteld: (a) Wordt er in de tekst gesproken over een mogelijke oplossing voor de situatie in Syrië/Irak? (b) Wordt in de tekst gesproken over inmenging van de Verenigde Naties? (c) Wordt in de tekst diplomatie
aangehaald als oplossing voor het Syrische dan wel Iraakse conflict? (d) Worden in de tekst diplomatieke onderhandelingen in een positief daglicht gezet? Dezelfde
antwoordmogelijkheden als bij het vaststellen van diagnostische frames werden gebruikt. Om het militaire frame aan te tonen is gebruik gemaakt van de volgende vragen: (a) Wordt er in de tekst gesproken over een mogelijke oplossing voor de situatie in Syrië/Irak? (b) Wordt in de tekst gesproken over oorlogsdreiging? (c) Wordt in de tekst militaire actie aangedragen voor het Syrische dan wel Iraakse conflict? (d) Wordt in de tekst militaire actie in een positief daglicht gezet? Ook bij het vastsellen van dit frame is gebruikgemaakt van dezelfde
antwoordmogelijkheden: 0. Nee; 1. Ja. De vragen die gebruikt zijn om prognostische frames aan te tonen zijn specifiek voor mijn onderzoek geformuleerd.
Intercodeursbetrouwbaarheid
Per krant werd een random sample van 50 gevormd, zoals beschreven in het onderdeel dataverzameling. Om de intercodeursbetrouwbaarheid te meten is ook gebruik gemaakt van de artikelen die zijn gebruikt door Liv Stig, die voor haar bachelor thesis een identiek onderzoek uitvoert onder twee kranten in het Verenigd Koninkrijk. De samples uit beide onderzoeken werden gecombineerd met als resultaat 8 samples van 50 (N = 400), bestaande uit twee perioden en vier kranten. Per krant zijn uit het sample van 50 de eerste tien artikelen gebruikt om de intercodeursbetrouwbaarheid te meten. Dit is gedaan voor alle kranten in de Syrië periode en voor The New York Times in de Irak periode om tot een random sample van
N = 50 artikelen te komen. Dit sample werd door twee codeurs gecodeerd. Na een analyse van 50 artikelen (12,5% van het totale gecombineerde sample) door twee codeurs, is per frame- vraag Cohens Kappa berekend om de intercodeursbetrouwbaarheid vast te stellen. Het bleek dat niet elke vraag voldoende overeenstemming genereerde (Bijlage 2), maar er is in dit onderzoek voor gekozen om voorlopig wel elke vraag mee te nemen. Dit besluit is genomen vanwege tijdsgebrek. Na het berekenen van de intercodeursbetrouwbaarheid zijn de
resterende 350 artikelen random toegewezen aan de twee codeurs.
Analyse
Met het coderen werden advertenties, ingezonden brieven en aankondigingen voor radio of televisie uitzendingen aan de hand van het codeboek (Bijlage 1) uit de data gefilterd. Dit is gedaan omdat deze soorten artikelen geen bijdrage leveren aan een valide beeld van de redactionele stukken in een krant. Daarom zijn deze berichten in mijn onderzoek niet als relevante journalistiek beschouwd. Vervolgens werd vastgesteld of het hoofdonderwerp van het artikel de politieke situatie in Syrië dan wel Irak was. Om dit vast te stellen werd als criterium gehanteerd dat meer dan de helft van de tekst in het artikel gerelateerd was aan de situatie in Syrië dan wel Irak. Indien het hoofdonderwerp van het artikel niet de politieke situatie in Syrië of Irak was werd het artikel niet verder meegenomen in het onderzoek.
Uiteindelijk bleven in The New York Times in totaal 38 artikelen over en in The New York Post 64 artikelen, zoals blijkt uit Tabel 4. De analyses zijn uitgevoerd over een totaal van N = 102 artikelen. Hiervan gingen 54 artikelen (52,9%) hoofdzakelijk over het Syrische conflict en 48 artikelen (47,1%) over het Iraakse conflict.
Tabel 4
Aantal artikelen uiteindelijk meegenomen per krant en per periode.
Krant
Totaal New York Times New York Post
Periode Syrië 25 29 54 (52,9%)
Irak 13 35 48 (47,1%)
Totaal 38 (37,3%) 64 (62,7%) 102
Per frame werd met de items die voor het aantonen van dat frame waren gebruikt een
factoranalyse en een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd om vast te stellen of de items samen een valide en betrouwbare schaal voor het meten van het frame konden vormen. Indien dit het geval was, werd per frame een gemiddelde schaal geconstrueerd. Op deze manier werd het gemiddelde gegeven antwoord op de items, die als antwoordmogelijkheden 0. Nee en 1. Ja hadden, berekend. De mogelijke uitkomst van dit gemiddelde lag tussen .0 en 1.
Om het frame aan te kunnen tonen moest een minimale antwoordscore van .75 zijn vastgesteld. Voor deze grens is gekozen omdat bij het diplomatieframe en het militair frame een van de vier items is gebruikt voor het aantonen van beide frames . Overeenkomst in de antwoorden op deze vraag toonde hierom geen verschil aan. Indien dit item met 1. Ja was beantwoord, was er 25% bewijs voor beide frames, een gemiddelde antwoordscore van .25.
Om onderscheid tussen de frames te kunnen maken moest buiten de overlappende vraag nog 50% van de frame-specifieke items met 1. Ja zijn beantwoord. Als 75% van de items was beantwoord met 1. Ja, werd er een gemiddelde antwoordscore van .75 gegenereerd. Voor de overige drie frames is de grens eveneens gelijkgesteld aan .75. Vervolgens is per frame een tweewegs-variantieanalyse uitgevoerd om het effect van soort krant (New York Times of New York Post) en periode (Syrië of Irak) op de aanwezigheid van het frame te meten.
Resultaten
Allereerst is gekeken of de vier items die een frame moesten meten in mijn onderzoek een valide en betrouwbare schaal vormden. Bij het conflictframe was dit niet het geval. Er werden twee componenten onderscheiden en twee factorladingen onder de .45 gemeten. Dit frame is verder niet meegenomen in het onderzoek. Voor het diplomatieframe, het militair frame, het verantwoordelijkheidsframe en het human interestframe werd wel een valide en betrouwbare schaal geconstrueerd. Cronbachs Alpha was in alle vier de gevallen boven .65 en er werden geen factorladingen onder .45 geconstateerd. Er is een frequentieanalyse uitgevoerd met de variabelen Periode, Krant en de verschillende frames om indicatie van een mogelijk verband tussen deze variabelen te creëren. Hierbij werd gekeken naar de het gebruik van frames per periode (Tabel 5) en naar het gebruik van frames per krant (Tabel 6).
Tabel 5
Aanwezigheid van frames per periode.
Diplomatieframe Militair Frame Verantwoordelijkheids- frame
Human interestframe
Syrië 19 (63,3) 25 (40,3) 35 (56,5) 15 (48,4)
Irak 11 (36,7) 37 (59,7) 27 (43,5) 16 (51,6)
Totaal 30 62 62 31
Noot. De getallen tussen haakjes betreffen percentages van het totaal.
Tabel 6
Aanwezigheid van frames per krant.
Diplomatieframe Militair Frame
Verantwoordelijkheidsframe Human Interestframe New
York Times
21 (70) 22
(35,5)
20 (32,3) 9 (29,0)
New York Post
9 (30) 40
(64,5)
42 (67,7) 22 (71,0)
Totaal 30 62 62 31
Noot. De getallen tussen haakjes betreffen percentages van het totaal.
Per frame is een tweewegs-variantieanalyse uitgevoerd met gebruik van de schaalvariabelen.
Als onafhankelijke variabelen werden Periode en Krant gebruikt. Op deze manier kon
worden onderzocht in hoeverre het gebruik van frames verschilde per krant en tussen de twee onderzoeksperioden. Na elke variantieanalyse werd eerst het resultaat van Levene’s F-toets voor homogene varianties geïnterpreteerd. Hiermee werd per frame de nulhypothese getoetst dat de kranten en periodes een ongeveer gelijke variantie betreffende het voorkomen van het
frame hadden. Bij het diplomatieframe en het verantwoordelijkheidsframe werd een significant resultaat van Levene’s F-toets geconstateerd (Tabel 7). Er mocht daarom niet worden uitgegaan van gelijke varianties tussen de groepen. In mijn onderzoek is ervoor gekozen om door te gaan met het uitvoeren van een variantieanalyse. Elke krant en elke periode kende een aanzienlijk sample van n > 30. Ook tijdgebrek speelde mee in deze beslissing. Dit heeft wellicht de relevantie van de resultaten beïnvloed, er zouden namelijk zodanig grote verschillen tussen de groepen kunnen bestaan dat een uitspraak aan de hand van een variantieanalyse niet geheel valide is. Bij de variantieanalyse van het militair frame en human interestframe werd geen significant resultaat van Levene’s F-toets gevonden (Tabel 7).
Tabel 7
Resultaten van Levene’s F-Toets per frame.
F df1 df2 p
Diplomatieframe 8,21 3 97 <0,001
Militair frame 1,20 3 97 0,313
Verantwoordelijkheidsframe 5,17 3 97 0,002
Human interestframe 0,75 3 97 0,528
Diplomatieframe
Er is een significant middelgroot effect gevonden van soort krant op aanwezigheid van het diplomatieframe, F(1,98) = 20.89, p < .001, η2 = .17 (Tabel 8). Er is geen significant verband tussen periode en aanwezigheid van het diplomatieframe gevonden. Zoals blijkt uit Tabel 9 werd het diplomatieframe het vaakst waargenomen in The New York Times (M = 0.64, SD = 0.37). In The New York Post kwam het diplomatieframe beduidend minder voor (M = 0.34, SD = 0.26). Hypothese 1 werd hiermee bevestigd.
Tabel 8
Resultaten van de tweewegs-variantieanalyse: Diplomatieframe (N=102).
Sum of Squares
df Mean
Square
F p η2
Krant 1,97 1 1,97 20,89 <0,001 0,17
Periode 0,00 1 0,00 0,03 0,874 0,00
Fout 9,247 98 0,09
Totaal 32,06 101
Tabel 9
Significante resultaten gevonden bij diplomatieframe.
Diplomatieframe
M (SD) N
New York Times 0,64 (0,37) 38
New York Post 0,34 (0,26) 63
Totaal 0,45 (0,32) 101
Militair frame
Er is een significant zwak effect gevonden van periode op aanwezigheid van het militair frame, F(1,98) = 10.02, p = .002, η2 = .09 (Tabel 10). Soort krant had geen significant effect op het voorkomen van het militair frame. In de Irak periode kwam het militair frame
beduidend vaker voor (M = 0.77, SD = 0.323) dan in de Syrië periode (M = 0.55, SD = 0.35), zoals blijkt uit Tabel 11. Hiermee werd de tweede hypothese bevestigd.
Tabel 10
Resultaten van de tweewegs-variantieanalyse: Militair frame (N=102).
Sum of Squares
df Mean
Square
F p η2
Krant 0,02 1 0,02 0,16 0,695 0,00
Periode 1,16 1 1,16 10,02 0,002 0,09
Fout 11,39 98 0,12
Totaal 55,92 101
Tabel 11
Significante resultaten gevonden bij militair frame.
Militair frame
M (SD) N
Syrië 0,55 (0,35) 53
Irak 0,77 (0,32) 48
Totaal 0,65 (0,36) 101
Verantwoordelijkheidsframe en Human interestframe
Krant noch periode hadden een significant effect op de aanwezigheid van het
verantwoordelijkheidsframe (Tabel 12). Ook bij de tweewegs-variantieanalyse van het human interestframe werd geen significant verband met de onafhankelijke variabelen gevonden (Tabel 13). Er kon geen uitspraak worden gedaan over de aanwezigheid van de twee frames op basis van soort krant of periode.
Tabel 12
Resultaten van de tweewegs-variantieanalyse: Verantwoordelijkheidsframe.
Sum of Squares
df Mean
Square
F p η2
Krant 0,32 1 0,32 3,08 0,082 0,00
Periode 0,17 1 0,17 1,65 0,202 0,00
Fout 10,26 98 0,11
Totaal 58,50 101
Tabel 13
Resultaten van de tweewegs-variantieanalyse: Human interestframe.
Sum of Squares
df Mean
Square
F p η2
Krant 0,26 1 0,26 1,65 0,202 0,00
Periode 0,08 1 0,08 0,54 0,466 0,00
Fout 15,45 98 0,16
Totaal 33,63 101
Conclusie
Om de hoofdvraag te beantwoorden is vanuit de verschillende hypothesen geredeneerd.
Daaruit is geconcludeerd dat er een significant verschil bestaat tussen framing van de politieke situatie in Syrië in 2013 en framing van de politieke situatie in Irak in 2003. In aanloop naar de Irakoorlog werd in berichtgeving meer steun voor militaire actie
geconstateerd, wat in overeenstemming was met Hypothese 2. Ook is een verschil in framing tussen de twee soorten krant aangetoond. Een links-liberale kwaliteitskrant ondersteunde meer diplomatie in zijn berichtgeving dan een rechts-conservatieve populaire krant.
Hypothese 1 werd daarmee bevestigd. De onderzoeksperiode had geen significant effect op de aanwezigheid van het diplomatieframe, het verantwoordelijkheidsframe en het human
interestframe. De aanwezigheid van het verantwoordelijkheidsframe, het militair frame en het human interestframe kon niet worden verklaard aan de hand van het soort krant.
Discussie Algemeen
Interpretatie van resultaten
De New York Times maakte vaker gebruik van het diplomatieframe dan The New York Post.
Dit resultaat is in lijn met resultaten uit voorgaand onderzoek, waaruit blijkt dat links-liberale kranten meer over politieke ontwikkelingen berichten en minder over sensationeel en
gewelddadig nieuws (Semetko & Valkenburg, 2000; Caldwell, 1992). Tijdens de aanloop naar de Irakoorlog werd vaker het militair frame gebruikt dan tijdens de aanloop naar het Amerikaans-Russisch akkoord met betrekking tot Syrië. Dit weerspiegelt de houding van de Amerikaanse bevolking ten opzichte van de Irakoorlog (Dugan, 2013), maar ook de
uiteindelijke beslissing van de Amerikaanse regering onder leiding van Bush om Irak binnen te vallen. De gevonden relatie tussen attitude van politiek, media en publiek ten opzichte van een onderwerp spoort met agendasetting theorie (McCombs & Shaw, 1972). Er kan op basis van mijn onderzoek echter geen conclusie worden getrokken met betrekking tot de eventuele richting van deze relatie.
Het verschil tussen framing van de conflicten in Syrië en Irak kan veel oorzaken hebben. Op basis van mijn onderzoek kan hier geen uitspraak over worden gedaan. Zo was er in de VS in 2003 een republikeinse regering onder leiding van president Bush. In 2013 daarentegen was Obama president, een democraat. Toekomstig onderzoek zou kunnen kijken
naar het verschil in beleid tussen de twee regeringen en de invloed daarvan op berichtgeving in de media en op de houding van het publiek.
Ook het verloop van tijd en historische gebeurtenissen kunnen hebben meegespeeld in het beeld dat werd gegeven door de media. Na de veelbesproken Irakoorlog moest beleid met betrekking tot de situatie in Syrië zeer goed overwogen zijn. Het propageren van militaire actie was wellicht minder gewenst. Wereldwijd is kritiek gearticuleerd op het Amerikaanse beleid ten tijde van de Irakoorlog. Destijds besloot de VS om tegen de wil van de VN Veiligheidsraad te handelen. De keuze om een tweede keer het gezag van de VN te ondermijnen was wellicht minder gemakkelijk te verdedigen in binnen- en buitenland.
Onderzoek in de communicatiewetenschap, maar ook in andere takken van de wetenschap zou kunnen kijken naar de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan op het gebied van internationale politiek en diplomatie, die mogelijk invloed hebben gehad op het gedrag van de VS en het beeld dat daarvan werd geschetst in Amerikaanse media. Zo kan worden gekeken naar de invloed van het gedrag van Rusland. Dankzij het Russische veto tegen mogelijke militaire interventie in Syrië kon de VS er vanuit gaan dat het binnenvallen van Syrië voor een verslechtering van de in het verleden niet onbewogen relatie met Rusland zou zorgen. Ook kan worden onderzocht welke belangen hebben meegespeeld in de
verschillen in besluit tussen de twee situaties. Speelde de angst voor chemische wapens daadwerkelijk een belangrijke rol, of waren er toch sterke oliebelangen in het spel?
In mijn onderzoek zijn slechts twee kranten aan analyse onderworpen. Toekomstig onderzoek zou een groter deel van het medialandschap kunnen bestuderen. Zo zouden er meer links-liberale en rechts-conservatieve kranten kunnen worden onderzocht. Daarbij zouden andere vormen van media zoals televisie, radio en internet kunnen worden geanalyseerd. In andere vormen van media kan eveneens worden gekeken naar het verschil in politieke ideologie. Ook zou een vergelijking van berichtgeving tussen twee of meer landen kunnen worden gemaakt. Op deze manier kan wellicht een meer volledig beeld van berichtgeving over politieke conflicten worden gegeven.
Aanmerkingen
Dataverzameling
In mijn onderzoek is een aantal tekortkomingen te ontdekken. Deze tekortkomingen hebben meegespeeld bij het interpreteren van het antwoord op de hoofdvraag. Zo zijn er
aanmerkingen met betrekking tot de methode van sampletrekking. Er is in mijn onderzoek
gekozen om per krant een sample van n = 50 artikelen te coderen. De grootte van het oorspronkelijke zoekresultaat in LexisNexis verschilde echter aanzienlijk per krant en per periode. In de Irak periode werd een veel groter aantal artikelen gegenereerd dan in de Syrië periode. Er werd in 2003 duidelijk vaker bericht over het conflict in Irak of hieraan gelinkte zaken dan in 2013 over de situatie in Syrië. Het percentage gecodeerde artikelen van de totale gegenereerde artikelen was verre van gelijk tussen de twee perioden. Na het coderen bleef voor de Irak periode een sample van N = 54 over, terwijl in de Syrië periode 48 artikelen overbleven voor de analyse. Deze aantallen waren niet representatief voor de populatie en dit gegeven kan de validiteit van de resultaten hebben geschaad.
Tussen de kranten waren eveneens verschillen in het oorspronkelijke zoekresultaat. In The New York Times werden veel meer artikelen gevonden dan in The New York Post. Per krant werden 50 artikelen random geselecteerd en na het coderen bleef in The New York Times een sample van N = 38 over voor de analyse tegenover 64 artikelen in The New York Post. Deze aantallen waren niet representatief voor de oorspronkelijke populatie en kunnen eveneens schade hebben toegebracht aan de validiteit van de resultaten.
Het totale sample van N = 102 vormt slechts een klein percentage van het totale zoekresultaat dat bestond uit 2095 artikelen, verkregen uit de twee kranten en de twee
perioden. De gevonden resultaten geven hierom mogelijk geen valide beeld van de werkelijke berichtgeving in beide kranten gedurende de onderzochte perioden. In mijn onderzoek was geen tijd beschikbaar om een groter percentage artikelen te onderzoeken. In vervolgonderzoek zou meer tijd beschikbaar moeten worden gesteld om een sample te kunnen analyseren dat meer representatief is voor de populatie.
Codeurs en training
In mijn onderzoek is gebruik gemaakt van kwantitatieve inhoudsanalyse. Om aan de hand van deze methode relevante resultaten te kunnen genereren is een betrouwbaar meetinstrument een vereiste. Er moet veel tijd worden besteed aan het perfectioneren van het codeboek. De intercodeursbetrouwbaarheid die in mijn onderzoek per frame item werd gemeten was in een aantal gevallen niet sterk genoeg (Bijlage 2). Cohens Kappa genereerde bij een aantal items een matige of zelfs slechte waarde. In mijn onderzoek is vanwege tijdsgebrek de beslissing gemaakt toch voort te gaan met coderen. Voor een onderzoek als het mijne zou een langere periode moeten worden uitgetrokken voor het trainen van de codeurs. Indien zij geen
voldoende overeenstemming met betrekking tot de vragen kunnen bereiken zou het code boek moeten worden herzien. Dit proces zou zich moeten herhalen tot de
intercodeursbetrouwbaarheid naar een sterk niveau is gebracht. In mijn onderzoek was hiervoor helaas geen tijd beschikbaar. De artikelen zijn random aan de twee codeurs toegewezen en beiden hebben zij de helft van het totale sample van N = 400 artikelen gecodeerd. De resultaten van mijn onderzoek zijn daarom wellicht minder betrouwbaar, aangezien de vragen waarop zij te erg verschilden in hun antwoord alsnog zijn meegenomen in de analyse.
Meting van frames
Het codeboek is deels gebaseerd op het werk van Semetko en Valkenburg (2000). Om de vragen te specificeren voor mijn onderzoek zijn daarbij echter nieuwe vragen bedacht om de verschillende frames aan te kunnen tonen. Er werden geen significante resultaten gevonden voor de aanwezigheid van het verantwoordelijkheidsframe en het human interestframe.
Het conflictframe is niet aan analyse onderworpen, aangezien er geen valide en betrouwbare schaal voor het meten van dit frame kon worden gevormd. In vervolgonderzoek zal meer aandacht moeten worden besteed aan het creëren van een betrouwbare en valide set items die het conflictframe kan meten.
Levene’s F-Toets op gelijke variantie
Bij de variantieanalyse van het diplomatieframe en het verantwoordelijkheidsframe werd een significant resultaat van Levene’s F-toets op gelijke variantie vastgesteld. Er kon daarom niet uit worden gegaan van gelijke variantie van het frame per periode en per krant. Ondanks dat elke krant en elke periode een sample van n > 30 kende, kan het significante resultaat van Levene’s toets schade hebben toegebracht aan de interne validiteit van de resultaten.
Overige opmerkingen
Zoals eerder vermeld zouden de resultaten van mijn onderzoek kunnen worden gebruikt bij onderzoek naar de effecten van framing op publiek. Indien de zojuist besproken
tekortkomingen in acht worden genomen zou mijn onderzoek indirect kunnen bijdragen aan kennis over de invloed van media. De belangrijkste zaken die in vervolgonderzoek moeten worden toegepast zijn een langere beschikbare periode en het analyseren van een groter, meer representatief deel van het medialandschap.
Literatuur
Baldasty, G. J. & Rutenbech, J. B. (1988). Money, politics and newspapers: the business environment of press partisanship in the late 19th century. Journalism History, 15, 60- 69.
Belsey, A. & Chadwick, R. ed. (1992). Ethical Issues in Journalism and the Media. New York: Routledge.
Brennan, A. (2012, October 27). The New York Times endorses Obama again. CNNPolitics Caldwell, M. G. (1932). Sensational news in the modern metropolitan newspapers. Journal of
Criminal Law and Criminology, 23, 191-204.
Cohen, B. (1963). The Press and Foreign Policy. New York: Harcourt.
Dearing, J.W. & Rogers, E.M. (1996). Agenda-setting. Thousand Oaks: Sage.
Druckman, J. N. (2005). Media matter: how newspapers and television news cover campaigns and influence voters. Political Communication, 22, 463-481.
Dugan, A. (2013, September 6). U.S. support for action in Syria is low vs. past conflicts.
Gallup Inc.
Entman, R. (1993). Framing towards clarification of a fractured paradigm. Journal of Communication, 43, 51-58.
Groseclose, T. (2004). A measure of media bias. (Research Paper). UCLA. Retrieved from http://www.sscnet.ucla.edu/polisci/faculty/groseclore/Media.Bias.8.htm
Iyengar, S. (1987). Television news and citizens’ explanations of national affairs. American Political Science Review, 81, 815-831.
Konstantinidis, I. (2008). Who sets the agenda? Parties and media competing for the
electorate’s main topic of political discussion. Journal of Political Marketing, 7, 323- 337.
Lecheler, S. & de Vreese, C. H. (2011). Getting real: the duration of framing effects. Journal of Communication, 61, 959-983.
Levy, J. S. (2002). Daniel Kahneman: judgment, decision, and rationality. Political Science and Politics, 35, 271–273.
McCombs, M. E. & Shaw, D. L. (1972). The agenda-setting function of mass media. The Public Opinion Quarterly, 36, 176-187.
The New York Times. Geraadpleegd via LexisNexis. augustus-september 2013; februari- maart 2003.
The New York Post. Geraadpleegd via LexisNexis. augustus-september 2013; februari-maart 2003.
Niven, D. (2002). Tilt? The Search for Media Bias. New York: Praeger.
Okrent, D. (2004, July 25). Is the New York Times a liberal newspaper? The New York Times.
Pan, P., Meng, J. & Zhou, S. (2010). Morality or equality? Ideological framing in news coverage of gay marriage legitimization. The Social Science Journal, 47, 630-645.
Pribanic-Smith, E. J. (2013). Partisan news and the third-party candidate. Journalism History, 39, 168-178.
Semetko, H. A. & Valkenburg, P. M. (2000). Framing European politics: a content analysis of press and television news. Journal of Communication, 50, 93–109.
Snow, D. A. & Benford, R. D. (1988). Ideology, frame resonance, and participant mobilization. International Social Movement Research, 1, 197-217.
Snow, D. A., Vliegenthart, R. & Corrigall-Brown, C. (2007). Framing the French riots: a comparative study of frame variation. Social Forces, 86, 385-416.
Vliegenthart, R. & Schröder, H. (2006, June). Framing the war. A cross-national comparison of newspaper framing of the Iraq war in four western countries. Paper presented at the
annual meeting of the International Communication Association, Dresden, Germany.
Retrieved from http://www.allacademic.com/meta/p93043_index.html
Willnat, L., Aw, A., Hamdy, N. N., He, Z., Menayang, V., La Porte, M. T., …Tamam, E.
(2006). Media use, anti-Americanism and international support for the Iraq war. The International Communication Gazette, 68, 533-550.
Bijlage 1
Codeboek
ARTIKEL TITEL:
Verkregen uit Lexis Nexis
V0. Codeur:
1. Liv Stig 2. Bregje Drion
V1. Onderwerp
Is het hoofdonderwerp van het artikel de Politieke situatie in Syrië of Irak?
0. nee 1. ja
Wanneer “nee” wordt ingevuld, dient alleen tot en met V5 worden ingevuld.
V2. Krant.
Deze variabele geeft aan in welke krant het artikel is gepubliceerd. Aan de hand hiervan is vast te stellen of het artikel in een rechts dan wel links georiënteerde krant is gepubliceerd.
1. The New York Times 2. The New York Post 3. The Guardian 4. The Daily Telegraph
V3. Land. Deze variabele geeft het land waar de krant vandaan komt weer.
1. Verenigde Staten 2. Verenigd Koninkrijk
V4. Periode
Gezocht is op de term ‘Iraq’ in de periode 19-02-2003 t/m 19-03-2003.
Gezocht is op de term ‘Syria’ in de periode 14-08-2013 t/m 14-09-2013.
1. Syria 2. Iraq
V5. Soort Artikel:
1. Nieuwsbericht –verslag, -verhaal 2. Interview
3. Reportage
4. Achtergrondverhaal 5. Profiel/Portret 6. Column 7. Opinie-artikel
8. Onderschrift foto/ingezonden brief/aankondiging voor uitzending/advertentie
Wanneer de waarde 8. wordt waargenomen, dient het artikel niet verder te worden gecodeerd.
V6. Verschijningsdatum van het artikel.
- in geval van Syrië zijn de mogelijkheden: 15 augustus t/m 15 september 2013 - In geval van Irak zijn de mogelijkheden: 19 februari t/m 19 maart 2003 De datum wordt op de volgende manier aangeduid: dd/mm/jjjj
1. 15/08/2013 2. 16/08/2013 3. 17/08/2013 4. 18/08/2013 5. 19/08/2013 6. 20/08/2013 7. 21/08/2013 8. 22/08/2013 9. 23/08/2013 10. 24/08/2013 11. 25/08/2013 12. 26/08/2013 13. 27/08/2013
14. 28/08/2013 15. 29/08/2013 16. 30/08/2013 17. 31/08/2013 18. 01/09/2013 19. 02/09/2013 20. 03/09/2013 21. 04/09/2013 22. 05/09/2013 23. 06/09/2013 24. 07/09/2013 25. 08/09/2013 26. 09/09/2013 27. 10/09/2013
28. 11/09/2013 29. 12/09/2013 30. 13/09/2013 31. 14/09/2013 32. 15/09/2013
33. 19/02/2003 34. 20/02/2003 35. 21/02/2003 36. 22/02/2003 37. 23/02/2003 38. 24/02/2003
39. 25/02/2003 40. 26/02/2003 41. 27/02/2003 42. 28/02/2003 43. 01/03/2003 44. 02/03/2003 45. 03/03/2003 46. 04/03/2003 47. 05/03/2003 48. 06/03/2003 49. 07/03/2003
50. 08/03/2003 51. 09/03/2003 52. 10/03/2003 53. 11/03/2003 54. 12/03/2003 55. 13/03/2003 56. 14/03/2003 57. 15/03/2003 58. 16/03/2003 59. 17/03/2003 60. 18/03/2003
61. 19/03/2003
V7. Paginanummer
Overgenomen van data verkregen uit Lexis Nexis
V8. Aantal woorden
Overgenomen van data verkregen uit Lexis Nexis
V9. Prognostische Frames
Bij het vaststellen van prognostische frames wordt er nagegaan of er in de tekst een oplossing wordt aangedragen voor het Syrische dan wel Irakese conflict.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee frames:
V9.1: Diplomatieframe
a) Wordt er in de tekst gesproken over een (mogelijke) oplossing?
b) Wordt er in de tekst gesproken over inmenging van de Verenigde Naties?
c) Wordt in de tekst diplomatie aangehaald als oplossing voor het Syrische dan wel Iraakse conflict, door de schrijver of door een overheid/instantie?
d) Worden in de tekst diplomatieke onderhandelingen in een positief daglicht gezet?
0. nee 1. ja
V9.2: Militair frame
a) Wordt er in de tekst gesproken over een (mogelijke) oplossing?
b) Wordt er in de tekst gesproken over oorlogsdreiging?
c) Wordt in de tekst militaire actie als oplossing aangedragen voor het Syrische dan wel Iraakse conflict, door de schrijver of door een overheid/instantie?
d) Wordt in de tekst militaire actie in een positief daglicht gezet?
0. nee 1. ja
V10: Diagnostische frames.
Een diagnostisch frame diagnosticeert een gebeurtenis of aspect van een probleem.
V10.1: Conflictframe:
a) Is er in het artikel sprake van onenigheid of conflict tussen partijen, groepen of individuen?
b) Beschrijft het artikel gevechten of opstand tussen partijen?
c) Worden er in het artikel twee of meer kanten van een conflict belicht?
d) Wordt in het artikel gesproken over winnaars en/of verliezers?
0. nee 1. ja
V10.2: Verantwoordelijkheidsframe
a) Suggereert het artikel dat een overheid het probleem kan verzachten?
b) Suggereert het artikel dat een overheid verantwoordelijk is voor het probleem/onderwerp?
c) Suggereert het artikel dat een individu of groep verantwoordelijk is voor het probleem/onderwerp?
d) Veronderstelt het artikel dat het probleem/onderwerp dringend om actie vraagt?
0. nee 1. ja
V10.3: Human Interestframe
a) Geeft het artikel een menselijk gezicht aan het onderwerp (als er een naam wordt genoemd van iemand)
b) Maakt het artikel gebruik van bijvoeglijke naamwoorden die betrekking hebben op belediging, empathie, sympathie of medelijden?
c) Legt het artikel nadruk op hoe het probleem/onderwerp individuen of groepen raakt?
d) Duikt het artikel in het privéleven of de persoonlijke omstandigheden van de actoren?
0. nee 1. ja
Bijlage 2
Intercodeursbetrouwbaarheid
Overzicht Cohens Kappa per vraag:
Vraag: Cohens Kappa Sterkte
9.1a Kappa = 0,216 Matig
9.1b Kappa = 0,688 Goed
9.1c Kappa = 0,687 Goed
9.1d Kappa = 0,667 Goed
9.2a Kappa = 0,216 Matig
9.2b Kappa = 0,083 Slecht
9.2c Kappa = 0,394 Matig
9.2d Kappa = 0,342 Matig
10.1a Kappa = 0,634 Goed
10.1b Kappa = 0,490 Voldoende
10.1c Kappa = 0,390 Matig
10.1d Kappa = 0,643 Goed
10.2a Kappa = 0,429 Voldoende
10.2b Kappa = 0,468 Goed
10.2c Kappa =0,238 Matig
10.2d Kappa = 0,107 Slecht
10.3a Kappa = 0,054 Slecht
10.3b Kappa = 0,659 Goed
10.3c Kappa = 0,340 Matig
10.3d Kappa = 0,459 Voldoende