• No results found

Vrije Universiteit Brussel. Topsport, wat brengt het ons bij? De Rycke, Jens; De Bosscher, Veerle. Published in: Praktijkgids Sportmanagement

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vrije Universiteit Brussel. Topsport, wat brengt het ons bij? De Rycke, Jens; De Bosscher, Veerle. Published in: Praktijkgids Sportmanagement"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vrije Universiteit Brussel

Topsport, wat brengt het ons bij?

De Rycke, Jens; De Bosscher, Veerle

Published in:

Praktijkgids Sportmanagement

Publication date:

2018

Document Version:

Final published version Link to publication

Citation for published version (APA):

De Rycke, J., & De Bosscher, V. (2018). Topsport, wat brengt het ons bij? Ontwikkeling en toepassing van een meetinstrument dat de publieke opinie omtrent de maatschappelijke impact van topsport in kaart brengt. In Praktijkgids Sportmanagement (blz. 101-125). F & G Partners.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.

• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal

(2)

Topsport, wat brengt het ons bij?

Ontwikkeling en toepassing van een meetinstrument dat de publieke opinie omtrent de maatschappelijke impact van topsport in kaart

brengt

Drs. Jens De Rycke

Prof Dr. Veerle De Bosscher

Vrije Universiteit Brussel

Faculteit: Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie (LK)

Onderzoeksgroep: Sport & Society – vakgroep Sport en bewegingswetenschappen (BESW) E-mail: jens.de.rycke@vub.be – veerle.de.bosscher@vub.be

(3)

Inhoudstafel

Topsport, wat brengt het ons bij? ...1

Ontwikkeling en toepassing van een meetinstrument dat de publieke opinie omtrent de maatschappelijke impact van topsport in kaart brengt ...1

De als evident beschouwde impact moet in vraag worden gesteld ... 3

1 Literatuuronderzoek & ontwikkeling raamwerk ...6

1.1 Doelstelling van onderzoek ... 6

1.2 Methode ... 6

1.2.1 Literatuuronderzoek ... 6

1.2.2 Categoriseren van de maatschappelijke uitkomsten ... 7

1.3 Het MESSI raamwerk ... 9

2 Ontwikkelen van een meetinstrument...13

2.1 Introductie ... 13

2.1.1 Percepties ... 13

2.2 Methode ... 14

2.2.1 Meetschaal... 14

2.2.2 Dataverzameling bij de Belgische bevolking ... 14

2.2.3 Data analyse ... 14

3 De mening van de Belgen ...16

4 Discussie ...18

Bibliografie ... 20

(4)

Sinds de jaren 80 is het belang dat overheden over de hele wereld hechten aan topsportsucces exponentieel toegenomen. Wanneer we het topsportbeleid internationaal analyseren zien we duidelijk dat meer en meer landen betrokken zijn geraakt in een mondiale topsport ‘wedloop’ (De Bosscher et al., 2008). Onder druk van de gestegen concurrentie investeren overheden alsmaar meer om succes te halen op het internationaal strijdtoneel.

Het topsportbeleid is daarbij doordrongen door een input-throughput-output-impact denkwijze. Namelijk, men is ervan overtuigd dat meer (belasting)geld investeren (input) in topsport en dit geld ook op een slimme manier gebruiken (throughput), tot meer succeszal leiden (output). De gedachtengang is dat succes tenslotte ook invloed heeft op andere positieve uitkomsten voor het land en de bevolking (impact). Een quote uit een beleidsdocument van NOC*NSF, is een goede illustratie van deze gedachtengang:

Topsportprestaties maken trots en dragen bij aan onze nationale identiteit. Het zorgt voor verbinding en gemeenschappelijke verhalen. Dat doet niet alleen de mens goed, maar ook de samenleving. Het rechtvaardigt het streven van NOC*NSF naar een permanente plaats in de top 10 wereldwijd. (NOC*NSF, 2017).

Studies wijzen er inderdaad op dat topsportsucces deels maakbaar is en gerichte investeringen in een sterk strategisch beleid tot bijvoorbeeld meer medailles kunnen leiden.

Veel minder duidelijk is er evidentie in de literatuur omtrent welke maatschappelijke impact topsport teweegbrengt. Met als gevolg dat het nut van (de investeringen in) topsport openlijk in vraag worden gesteld en dat beleidsmakers alsmaar meer worden verzocht om dit gebruik van belastingsgeld te rechtvaardigen.

De als evident beschouwde impact moet in vraag worden gesteld

Vooral academici claimen dat het topsportbeleid te vaak stoelt op buikgevoel en niet op hard wetenschappelijk bewijs. In de wetenschappelijke literatuur kunnen we vijf belangrijke punten van kritiek onderscheiden.

(5)

Ten eerste is de huidige empirische evidentie over een reeks geclaimde effecten van topsport voor de samenleving ontoereikend (Frick & Wicker, 2016; Funahashi, De Bosscher, & Mano, 2015; Van Bottenburg, 2013) en worden er geregeld tegenstrijdige resultaten gevonden (Frawley, 2013). Een onderzoek naar het inspiratie-effect van topsport op de breedtesport (ook trickle-down effect genoemd) in België

(Vlaanderen) en Nederland door De Bosscher en collega’s (2013) illustreert perfect de incoherentie van de huidige wetenschappelijke literatuur. De studie vond

namelijk over een periode van vier Olympiades geen duidelijke relatie tussen het aantal leden en topsportsucces in 20 sporttakken. Positieve verbanden werden in slechts de helft van de sporten gevonden waarin internationale successen werden behaald. Bovendien werd in sommige sporten een negatieve relatie gevonden waardoor de auteurs tot de conclusie kwamen dat een inspiratie-effect alleen onder specifieke omstandigheden tot stand komt.

Helaas is het moeilijk te achterhalen hoe, wanneer en onder welke condities de maatschappelijke effecten van topsport tot uiting kunnen komen. Wat echter wel zeer duidelijk is, is de inconsistentie tussen het geloof bij beleidsmakers in de maatschappelijke kracht van topsport en de manieren waarop het momenteel wordt georganiseerd, beheerd en in de markt wordt gezet. Met andere woorden, als beleidsmakers echt geloven dat in de context van topsport een aantal positieve maatschappelijke uitkomsten kunnen ontstaan, dan zouden ze zich sterker moeten afvragen hoe ze topsport optimaal kunnen inzetten om deze effecten mogelijk te maken.

Ten tweede, academici argumenteren dat overheden en organisaties die betrokken zijn bij topsport de neiging hebben om de positieve impact te overschatten en al te vaak een oogje dichthouden voor een reeks mogelijke negatieve effecten (Sant & Mason, 2015). Preuss (2007) toonde bijvoorbeeld aan dat de investeringen in topsport van ten koste gaan van de breedtesport. Kennelly (2016) vond dan weer dat in de context van topsport de precaire situatie van mensen in armoede en minderheidsgroepen vooral wordt bestendigd. Er is ook de bezorgdheid over zaken als gokken en verslaving (Rodenberg & Kaburakis, 2013) of hoe internationale sportwedstrijden nationalisme en agressie voeden (bijv. Armstrong &

Als beleidsmakers echt geloven dat in de context van topsport positieve maatschappelijke uitkomsten kunnen ontstaan, dan zouden ze zich sterker moeten afvragen hoe ze topsport optimaal kunnen inzetten om deze uitkomsten mogelijk te maken.

(6)

Te derde, de onduidelijkheid omtrent het maatschappelijk nut van topsport is ook te wijten aan het feit dat de impact meten aangaande immateriële zaken zoals gevoelens en attitudes erg moeilijk is. Bovendien wordt

de maatschappelijke impact gestuurd door onderliggende mechanismen en contextuele factoren die moeilijk te meten zijn (Lee, Cornwell, & Babiak, 2013). De impact van topsport valt ook nauwelijks te isoleren van de algemene ontwikkelingen in de samenleving (Vanwynsberghe, 2014). Het zou bijvoorbeeld kunnen dat in de periode rond het WK in Rusland er verhoogd welzijn kan gemeten worden onder de Russische bevolking. Echter, de verhoging kan ook te wijten zijn aan allerlei sociale, politieke en economische ontwikkelingen in het land. Men kan stellen dat de toegepaste onderzoeksmethoden vaak ontoereikend zijn om de ware impact van topsport te bepalen (Frick & Wicker, 2016).

Ten vierde is het belangrijk om te erkennen dat topsport op zich niet heilzaam of schadelijk is voor onze samenleving. De werkelijke impact van topsport hebben we grotendeels in de hand omdat het onder meer wordt bepaald door de kwaliteit van het topsportbeleid van landen en (inter)nationale bonden, regels en wetten die we opstellen, de manier waarop topsport wordt beoefend, hoe het verschijnt in de media en de samenwerkingen die worden aangegaan met andere instellingen en initiatieven ter bevordering van specifieke effecten (bijv. Taks, Chalip,

& Green, 2015).

Tenslotte, als gevolg van de bovenstaande kwesties, blijft het onduidelijk welke maatschappelijke effecten nu juist zouden kunnen voortvloeien uit de context van

topsport. In de afgelopen twee decennia werd een scala aan potentiele maatschappelijke effecten academisch onderzocht. Onder de meest frequent onderzochte effecten bevinden zich bijvoorbeeld in welke mate topsportsucces en het organiseren van grote evenementen voor internationaal prestige (Heere et al., 2013), diplomatieke erkenning (Merkel, 2013), een 'feel good’-factor onder de bevolking (Hallmann, Breuer, & Kühnreich, 2013) allerlei

Het is belangrijk om te erkennen dat topsport op zich niet heilzaam of schadelijk is voor onze samenleving. De uiteindelijke impact hangt ook af van in welke mate strategisch met de topsportcontext wordt omgegaan.

blijft het onduidelijk welke positieve en negatieve maatschappelijke effecten allemaal zouden kunnen voortvloeien uit de context van topsport.

(7)

economische voordelen met zich meebrengt (Downward, Dawson, & Dejonghe, 2009). In het verlengde hiervan hebben veel bedrijven en organisaties (waaronder het Internationaal Olympisch Comité en de Verenigde Naties) topsport erkend als een krachtig instrument voor het bevorderen van onderwijs, cultuur, gezondheid, duurzame ontwikkeling en vrede. Maar zoals eerder aangehaald is er ook een onderzoeksstroming die wijst op verschillende negatieve effecten op de samenleving. Denk daarbij ook aan kwesties als hooliganisme (Armstrong & Giulianotti, 2002), dopingschandalen (Connor, Woolf, & Mazanov, 2013), of regeringen die bij het organiseren van grote sportevenementen het budget drastisch overschrijden (Preuss, 2007). Echter, desondanks een groeiend aantal wetenschappelijke studies blijft het tot op heden onduidelijk welke maatschappelijke gevolgen er allemaal kunnen voortvloeien uit de context van topsport.

1 Literatuuronderzoek & ontwikkeling raamwerk

1.1 Doelstelling van onderzoek

Omdat het dus nog onduidelijk is welke positieve en negatieve effecten er potentieel kunnen ontstaan in de context van topsport, is het doel van het eerste luik van deze studie om dit in kaart te brengen. De volgende onderzoeksvragen werden opgesteld:

• #1: wat zijn de potentiële in de context van topsport veroorzaakte (positieve en negatieve) maatschappelijke effecten?

• #2: in hoeverre zijn de in de context van topsport veroorzaakte (positieve en negatieve) maatschappelijke effecten ondersteund door wetenschappelijk bewijs?

Deze studie draagt bij aan de literatuur door op een systematische manier de reeks van empirisch onderzochte matschappelijke uitkomsten van topsport (zowel positief als negatief) te identificeren en categoriseren om zo tot een duidelijk overzicht te komen.

1.2 Methode

1.2.1 Literatuuronderzoek

In deze studie werden wetenschappelijke elektronische databases (SportDISCUS, Web of Knowledge en Google Scholar) gebruikt om de beschikbare empirische studies te identificeren. Zoals te zien in de flowchart van figuur 1 werden alleen wetenschappelijke artikels, boeken en onderzoeksrapporten opgenomen. Niet-empirische studies, zoals

(8)

bijvoorbeeld studies met uitsluitend voorspellingen, geen eigen verzamelde data, adviezen van deskundigen, abstracts en recensies werden uitgesloten. Het aanvankelijk filteren van artikelen werd gebaseerd op de titel en vervolgens op basis van de inhoud van het abstract.

Dan werd de volledige tekst opgehaald voor de artikels, rapporten en documenten die tegemoet kwamen aan alle inclusiecriteria. Tot slot werden in totaal 362 bronnen opgenomen in de literatuurstudie en de categorisering.

----hier figuur 1 ----

1.2.2 Categoriseren van de maatschappelijke uitkomsten

Het categoriseren omvatte een intensief proces van thematisch groeperen, tot een interpreteerbaar en zinvol raamwerk werden ontwikkeld (Gliner, Morgan, & Leech, 2011). De opbouw begon vanuit het groeperen van onderzoeksresultaten van empirische academische studies. De categorisering werd meermaals voorgelegd aan verschillende (internationale) onderzoekers met relevante expertise. Waar uiteenlopende interpretaties naar voor kwamen, werd opnieuw gegroepeerd en besproken tot consensus omtrent het raamwerk werd bereikt.

(9)

Figuur 1

Flowchart literatuuronderzoek.

Included

362 artikels werden uiteindelijk geïncludeerd in de literatuurstudie en de ontwikkeling van het raamwerk

Screening 4492 artikels werden gescreend

3660 werden verwijdered op basis van titel en abstract, niet relevant of niet mogelijk om op te halen.

30450 hits werden initieel uit databases opgehaald (inclusief duplicaten)

25958 hits werden geëxcludeerd op basis van een eerste filtering:

titel en referentie type, duplicaten, en niet te verkrijgen (vooral niet- Engelstalig

Identification

470 artikels werden verwijderd om minstens één van volgende redenen: komt niet tegemoet aan inclusive criteria, heeft geen relevante uitkomstmaat, bevat geen empirisch onderzoek, bevat reeds gedupliceerde data

832 artikels werden opgehaald voor de literatuurstudie

Eligibility

(10)

1.3 Het MESSI raamwerk

De 362 empirische studies bevatten in totaal 741 (524 positief en 217 negatief) aparte empirische bewijsstukken betreffende maatschappelijke effecten ontstaan in de context van topsport. Door interpretatie, en groepering werden uiteindelijk een totaal van 128 onderzoeksonderwerpen die werden geïdentificeerd en ondergebracht in 79 sub- categorieën, die samen de 10 dimensies uitmaken van het zogenaamd ‘Mapping Elite Sports’

potential Societal Impact’ (MESSI) raamwerk.

----hier figuur 2 ---

De eerste dimensie, ‘Social equality and inclusion’ (sociale gelijkheid en inclusie), verwijst naar het potentieel van de topsportcontext om - wanneer het goed wordt benut – cultuurverschillen te overbruggen en socio-economische gelijkheid (bijvoorbeeld sociale mobiliteit) te bevorderen (Berry, 2011; Heere et al., 2013; Hermann, du Plessis, Coetzee, &

Geldenhuys, 2013). Echter, onderzoek wijst er ook op dat vormen van discriminatie (bijv.

seksisme, uitsluiting, uitbuiting, racisme, mensenhandel, enz.) in de context van topsport erg tot uiting komen (Bradbury, 2013).

Er is de voorbije jaren veelvuldig wetenschappelijk bewijs verzameld betreffende de tweede dimensie ‘Collective identity and pride’ (collectieve identiteit en trots). Dat wijst erop dat topsport een unieke context aanreikt voor het openbaar uitdrukken van gedeelde waarden, trots, eenheid, identiteit en nationalisme (Coakley, 2010; Elling, van Hilvoorde, &

van den Dool, 2014; van Sterkenburg, 2013). Auteurs waarschuwen dat sportwedstrijden ook kunnen leiden tot nationalisme, rivaliteit en agressiviteit (b.v., Armstrong & Giulianotti, 2002;

Billings et al., 2013; Chopra, 2014).

De derde dimensie, ‘Ethics and fair play’ (ethiek en fair play) omvat de sterke associatie van topsport met onethische praktijken (sub-categorieën corruptie, criminaliteit, match- fixing, geweld, doping, valsspelen…). Topsport schenkt aan de andere kant ook een internationaal platform voor sociaal onrecht aan te kaarten (Tomlinson, 2014). Bovendien

(11)

worden atleten aanzien als rolmodellen die het sportief gedrag van jongeren positief kunnen beïnvloeden.

Dimensie vier 'Feel good and passion' (geluk en passie), verwijst naar studies omtrent de manieren waarop topsport mensen spanning, plezier en entertainment bezorgt (b.v., Hoff et al., 2013; Kavetsos & Szymanski, 2010). De keerzijde is uiteraard dat slechte sportprestaties ook kunnen leiden tot bijvoorbeeld woede, teleurstelling, frustratie en vijandigheid.

De ‘fans and (media) attraction’ (aantrekkingskracht voor fans en media) dimensieomvat de positieve en negatieve uitkomsten die verband houden met de enorme aantrekkingskracht van topatleten en sportevenementen, die dan ook van wereldwijde berichtgeving in de media genieten (b.v., Dolles & Söderman, 2008). Trouwe die-hard hans identificeren zich met ‘hun club’, via de media worden sporters celebrities.

De dimensie ‘International prestige and image’ (internationaal prestige en imago) is gebaseerd op studies die vonden dat sportprestaties en het organiseren van prestigieuze tornooien een showcase-effect kunnen bewerkstelligen en voor internationale erkenning zorgen (Jennings, 2013; Merkel, 2013). Qatar, dat het volgende WK voetbal organiseert, is een voorbeeld van een land dat zich via topsport internationaal wil profileren (Reiche, 2014).

Dimensie zeven ‘Athletes’ ability and quality of life’ (levenskwaliteit en -vaardigheden van topsporters) omvat sub-categorieën in verband met de ontwikkeling van levensvaardigheden tijdens een topsportcarrière, het fysiek en mentaal welzijn van topsporters, de roem en levensstijl die hiermee gepaard gaan (b.v., Lyle, 2013; Loocke, wilde,

& Crosswhite, 2005).

Dimensie 8 ‘Sport participation and health’ (Sport participatie en gezondheid) duidt op studies naar de vermeende inspiratiewaarde van topsport. Topsport zou jongeren kunnen leren dat beweging en gezonde voeding belangrijk is en dat hard werken loont. Het is echter onduidelijk in welke mate topsportprestaties leiden tot meer sporten bij de bevolking. Minder getalenteerde jongeren zouden ook kunnen ontmoedigd geraken om te sporten door de nadruk te leggen op prestaties (e.g., Feddersen, Jacobsen, & Maennig, 2009; Hogan & Norton, 2000).

De ‘Sponsors and commercial activity’ (sponsors en commerciële activiteit) dimensie komt voort uit studies die aangeven dat sportorganisaties financieel kunnen profiteren van de interconnectie tussen sport, media en de bedrijfswereld (bijv. Tomlinson & Young, 2011).

(12)

economische activiteit. De wetenschappelijke literatuur bevestigt echter dat doorheen de geschiedenis het organiseren van mega sportevenementen landen en steden financiële katers heeft bezorgd (Preuss, 2007).

De laatste dimensie ten slotte, ‘Local consumption and living conditions’ (lokale consumptie en leefbaarheid), groepeert de heilzame en schadelijke lokale effecten van topsport gerelateerde activiteiten. De wetenschappelijke studies rapporteren resultaten variërend van toegenomen toerisme, consumptie en werkgelegenheid tot exploitatiekosten van infrastructuur en de impact op de leefomstandigheden (lawaaihinder, afval, vandalisme…) in buurten waar sportwedstrijden doorgaan (e.g., Friedman, Powell, Hutwagner, Graham, & Teague, 2001).

(13)

Figuur 2

Mapping Elite Sports’ potential Societal Impact (MESSI) © De Rycke & De Bosscher, 2016

Actoren Evenementen Athleten & teams Successen Betrokkenen

Olympische Spelen- WK’s - kampioenschappen atleten - voetballers - teams medailles - records - prestaties coaches - sportorganisaties - sponsors

Dimensies

1. Sociale gelijkheid &

inclusie

2. Collectieve identiteit &

trots

3. Ethiek &

fair play

4. Geluk &

passie

5.

Aantrekkings kracht fans &

media

6. Prestige &

imago

7.

Levenskwalit eit & - vaardigheden

topsporters

8. Sport participatie

& gezondheid

9. Sponsors

&

commerciële activiteit

10. Lokale consumptie &

leefbaarheid

Potentieel positieve

impact

Integratie Sociale rehtvaardigheid

Inclusie Socio- economische

gelijkheid

(nationale) Identiteit (nationale)

Trots Sociaal leven

Ethiek Symbolisme/

rituelen Fair play Sociaal debat

Plezier Speciale belevenissen Welbevinden

Passie

Fans Celebrities

Media consumptie Sportkennis

Esthetiek

Globalisatie Internationaal

prestige Politieke kacht

Vrede Land/stads

marketing

Voorbeeldfuncti e Rolmodel Levenskwaliteit

Vaardigheden Roem

Identificatie Inspiratie

Sport participatie Vrijwilligerswer

k Gezondheid

Economie Sponsordeals Media rechten

Commerciële activieit Innovatie

Consumptie Werkgelegenhei

d Toerisme

(sport) infrastructuur Opwaarderen

Potentieel negatieve

impact

Seksisme Exclusie Uitbuiten Discrimineren

Tegenstand &

rivaliteit Chauvinisme

Schaamte

Corruptie &

fraude Hooliganisme

Slechte voorbeelden

Teleurstelling Falen

Gokken (verslaving)

Afkeer Imagoschade

voor sport

Soft power Internationale

imagoschade Oorlogspropaga

nda

Druk (fysiek &

mentaal) Blessures Inbreuk op

integriteit Na-carrière

depressie Doping

Ontmoedigings- effect Vertekend lichaamsbeel

Ongezonde levensstijl

Associatie met schandalen Financiële kater

Exploitatiekoste n Ecologische

voetafdruk Leefbaarheid

Excessieve investeringen

© De Rycke & De Bosscher, 2016

(14)

2 Ontwikkelen van een meetinstrument

2.1 Introductie

Publieke investeringen in topsport zijn in veel landen aan het stijgen en beleidsmakers worden dan ook alsmaar meer verzocht om dit gebruik van belastingsgeld te rechtvaardigen.

Wat vaak als argument wordt aangehaald is dat investeren in topsport voordelen met zich meebrengt voor het land en de bevolking, ondanks een gebrek aan wetenschappelijk bewijs of dit effectief zo is. Inderdaad, de literatuurstudie maakte duidelijk dat het wetenschappelijk bewijsmateriaal betreffende een heleboel vermeende maatschappelijke uitkomsten van topsport onvoldoende is. De rol van topsport in de samenleving zou dus op dit moment over- of ondergewaardeerd kunnen zijn. Verrassend genoeg is er zeer weinig inzicht in hoe de belastingbetaler zelf de maatschappelijke impact van topsport percipieert.

In deel 1 werd het huidige wetenschappelijke bewijs omtrent de impact van topsport geïdentificeerd en gecategoriseerd in het MESSI raamwerk. Aangezien een beter inzicht in het draagvlak van topsport waardevol kan zijn om politieke agenda's te informeren,

trachten we in deel 2 bij te dragen aan de literatuur door een meetinstrument te maken dat de maatschappelijke impact van topsport in kaart brengt. Althans, het instrument heeft als doel in kaart te brengen wat mensen denken dat topsport teweegbrengt.

2.1.1 Percepties

Het is dan ook essentieel om te erkennen dat we in dit onderzoeksluik de louter de perceptie van mensen nagaan. Deze zijn subjectief en mogen niet verward worden met de ware impact van topsport. Desondanks hebben diverse auteurs erkend dat het meten en begrijpen van percepties belangrijk is (bijv., Funahashi et al., 2015; Hayday, Pappous, & Koutrou, 2016).

Namelijk, mensen ervaren hun percepties als werkelijkheid (Ohmann, Jones, & Wilkes, 2006).

En meer dan op basis van feiten wordt beleid gevoerd op basis van persoonlijke meningen en interpretaties. Als dusdanig is het even belangrijk te weten te komen wat mensen denken, dan of mensen het aan het rechte eind hebben of niet. Beleid wordt best ruim gedragen door

Gebruik van belastingsgeld voor topsport wordt gerechtvaardigd door te claimen dat het ten voordele is van de bevolking. Verrassend genoeg is er zeer weinig inzicht in hoe de belastingbetaler zelf de maatschappelijke impact van topsport percipieert.

(15)

de bevolking, dus het draagvlak van het topsportbeleid is afhankelijk van dergelijke percepties.

2.2 Methode 2.2.1 Meetschaal

De bouw van het meetinstrument begon door onderzoeksvragen te ontwikkelen die gebaseerd zijn op de 79 sub-categorieën van het MESSI raamwerk. Een belangrijk punt is dat het meetinstrument gebruik maakt van ‘bipolaire’ vijf-punt schalen waardoor de respondenten voor elke maatschappelijke uitkomst van topsport zowel de positieve als negatieve effecten konden beoordeelden (Larsen, Norris, McGraw, Hawkley, & Ceusters, 2009). Een eenvoudig voorbeeld van een dergelijke bipolaire schaal is:

"in het algemeen, vind ik dat topsport...;

Positief: "... het algemeen welzijn verhoogt ";

Negatief: "... het algemeen welzijn verhoogt".

2.2.2 Dataverzameling bij de Belgische bevolking

Om het MESSI meetinstrument te maken werd een bevolkingsonderzoek gehouden bij 1200 Belgen. Hiervoor werd beroep gedaan op GfK, een onderzoeksbureau dat werkt met online panels. In het voorjaar van 2017 werd een representatieve steekproef van de Belgische bevolking verkregen gebaseerd op geslacht,

gezinsinkomen, leeftijd, arbeidsstatus, onderwijsniveau en migratieachtergrond.

2.2.3 Data analyse

Om de antwoorden van de respondenten te analyseren en het meetinstrument te valideren werd de verzamelde data willekeurig verdeeld in een testgroep en een validerings groep. In de eerste fase, met behulp van de testgroep, werd een exploratieve factoranalyse (EFA) met oblique rotatie uitgevoerd om de verschillende componenten van de meetschaal te valideren.

Na de EFA werd een confirmatorische factoranalyse (CFA) uitgevoerd. CFA beoordeelt de betrouwbaarheid en validiteit van het meetinstrument. Zes relevante statistische indicatoren werden gebruikt om de geschiktheid van het meetinstrument te testen. Nadien werd het instrument verder gevalideerd met behulp van een tweede CFA op de validatiegroep. Figuur 3 geeft de factorstructuur van de ontwikkelde MESSI meetschaal weer die tenslotte in gebruik

Om het MESSI meetinstrument te maken, valideren en testen werd een bevolkingsonderzoek gehouden bij een steekproef van 1200 Belgen.

(16)

.021 .020 .021 .030

It 8 It 9 It 10 It 11

3.Ethics & Fair play

.025 .030 .029

It 12 It 13 It 14

4.Feel good &

passion

.023 .023 It 19

It 18 6.International

prestige &

(political) power .81

.84 .82 .81 .016

.018 .018 .019

It 1 It 2 It 3 It 4

1.Social equality &

inclusion

.018 .021 .020

It 5 It 6 It 7

2.Collective identity & pride

.029 .023 .024

It 15 It 16 It 17

5.Fans &

attraction

.025 .024 .026

It 22 It 21 It 20 7.Athletes

ability &

quality of life

.023 .022 .023

It 28 It 27 It 26 9.Sponsors &

commercial activity

.024 .023 .025

It 32 It 31 It 30 10.Local

investments &

living conditions

.023 .022 .023

It 25 It 24 It 23 8.Sport

participation &

life skills

It 29 .023 .85

.80 .84

.81 .84 .82 .81

.82 .87 .83

.85 .88 .84

.80 .84 .84 .86 .86

.70 .83 .72

.85 .84 .89 .76 .87 .92 .89

Correlations between the factors:

< 0.30 0.50 – 0.70 e

Measurement error

Figuur 3 confirmatorische factoranalyse van de MESSI meetschaal

(17)

3 De mening van de Belgen

Nu het meetinstrument was ontwikkeld en gevalideerd waren we in staat de mening van de Belgen omtrent de maatschappelijke impact van topsport in kaart te brengen. Wanneer we figuur 4 bekijken die het percentage Belgen aangeeft die akkoord waren met een stelling omtrent een bepaalde impact van topsport, kunnen we concluderen dat het merendeel van de bevolking veronderstelt dat topsport vooral positieve zaken teweegbrengt (denk aan plezier, trots, identiteit…).

---Hier figuur 4—

Percentage Belgen die (volledig) akkoord gingen met de aangegeven stelling omtrent de impact van topsport(N=1074)

Het lijkt alsof de rol van topsport in de samenleving door de bevolking weinig in vraag wordt gesteld en – ondanks de donkere kanten

- als waardevol wordt beschouwd. De tien hoogst scorende maatschappelijke effecten werden waargenomen door bijna 3 op 4 Belgen (top 10 heeft gemiddeld 73,4%). De vijf meest waargenomen positieve effecten zijn dat topsport: "aan topsporters een leven in de schijnwerpers/bekendheid bezorgt” (78,6%), “sportorganisaties via de verkoop van tickets en licenties financiële winst bezorgt" (75,9%), "commerciële activiteiten van de sportindustrie verhoogt” (75,7%), "de media via sportuitzendrechten een goede bron van inkomsten geeft"

(74,5%) en "maakt dat mensen zich trots voelen op hun land” (74,3%) (zie figuur 2). In tegenstelling tot de positieve, werden de tien meest gepercipieerde negatieve effecten waargenomen door opmerkelijk minder Belgische inwoners (top 10 heeft gemiddeld 36,3%).

De vijf meest waargenomen negatieve effecten zijn dat "topsportevenementen organiseren zorgt voor kosten die onverantwoordelijk hoog zijn" (42,1%), en dat topsport: "aan topsporters ernstige schade aan hun gezondheid bezorgt” (38,8%), "een druk legt op

Het lijkt alsof de rol van topsport in de samenleving door de bevolking weinig in vraag wordt gesteld en – ondanks de ook donkere kanten - als waardevol wordt beschouwd.

(18)

teweegbrengt" (37,6%) en "leidt tot (jarenlange) investeringen die onverantwoord hoog zijn"

(34,1%).

Interessante bevindingen kwamen aan het licht toen we de ‘netto’ impact van topsport berekende door bij elke bi-polaire vraag de negatieve score af te trekken van de positieve score. Het bleek dat in slechts vier gevallen de negatieve schaal hoger scoorde dan de tegengestelde positieve schaal (zie figuur 4). Vervolgens werd aan de hand van een statistische test bij elke bi-polaire vraag bekeken of de positieve schaal significant hoger scoorde dan de negatieve schaal. Bij 61 van de in totaal 73 vragen was dit het geval. Toch blijkt dat het verschil tussen de scores van positieve en negatieve schalen bij 24 bi-polaire vragen minder is dan 1. Dit laatste is een sterke indicatie dat veel Belgen de opinie hebben dat in de context van topsport er vaak tegenstrijdige positieve en negatieve effecten ontstaan. Op die manier worden de 'netto' maatschappelijke voordelen van topsport ingeperkt. En dat is niet verwonderlijk, denk maar aan de vreugde en trots bij supporters van het winnende team en de bittere ontgoocheling bij de tegenstanders. Of denk aan de gevolgen van atleten die hun voorbeeldfunctie ter harte nemen of van atleten die dit helemaal niet doen.

Een andere interessante bevinding is dat er opvallend veel consensus is omtrent de maatschappelijke impact van topsport bij

Belgen met verschillende profielen en achtergronden. Demografische kenmerken zoals geslacht, gezinsinkomen, leeftijd, arbeidsstatus, onderwijsniveau en het al dan niet sportliefhebber of fan van een topsporter zijn, blijken namelijk op geen noemenswaardige meningsverschillen te duiden. Dit toont aan dat in vele lagen van de bevolking het geloof heerst dat in de context van topsport een heleboel maatschappelijke effecten ontstaan (Elling et al., 2014; Thornton, 2012). Interessant is wel dat diegenen die een migratieachtergrond hebben een lagere score hebben op zowel gepercipieerde positieve als negatieve effecten.

Met andere woorden, mensen met een migratie achtergrond schatten het belang van de rol van topsport in onze maatschappij over het algemeen lager in.

Er is opvallend veel eensgezindheid omtrent de maatschappelijke impact van topsport bij Belgen met verschillende profielen en achtergronden.

(19)

4 Discussie

Er is een duidelijk gebrek aan evidentie in de wetenschappelijke literatuur omtrent welke maatschappelijke impact in de context van topsport ontstaat. Met als gevolg dat het nut van (de investeringen in) topsport openlijk in vraag worden gesteld en dat beleidsmakers alsmaar meer worden verzocht om dit gebruik van belastingsgeld te rechtvaardigen.

Omdat het nog onduidelijk was welke positieve en negatieve effecten er potentieel kunnen ontstaan in de context van topsport, was het doel van het eerste luik van deze studie om dit systematisch in kaart te

brengen. Het MESSI raamwerk is daar het gevolg van. Aangezien een beter inzicht in het draagvlak van topsport waardevol kan zijn om politieke agenda's te informeren, bouwde deel 2 verder op het voorgaande met de ontwikkeling en eerste validering van het MESSI meetinstrument. Tenslotte werden in deel 3 de percepties van de Belgische bevolking omtrent de maatschappelijke impact van topsport in kaart gebracht. We gingen na hoe deze denkt over de bijdrage die topsport kan hebben binnen de tien dimensies van het MESSI raamwerk. Wanneer we de MESSI scores bekijken kunnen we besluiten dat de bevolking in het algemeen denkt dat de samenleving vooral voordeel haalt uit de topsportcontext, maar het niet beschouwd als een uitsluitend positief gegeven of een pasklare oplossing voor maatschappelijke vraagstukken. Dit impliceert dan ook dat bij overheidsinvesteringen met het oog op sportief succes of het organiseren van topevenementen rekening moet worden gehouden met de totaliteit van zowel positief als negatief gepercipieerde effecten.

De op perceptie gebaseerde data in deze studie is in geen geval bewijs van de ware impact. We moeten dan ook waakzaam zijn dat de weinig kritische mening van de bevolking de schadelijke effecten van de

topsportcontext niet maskeert (coalter, 2013). Daarnaast zou het bijvoorbeeld niet verbazen dat vanwege de contextafhankelijkheid van deze studie er in een andere context voor

Toekomstig onderzoek moet zich niet richten op de vraag of topsport maatschappelijke impact heeft, maar vooral op de vraag onder welke omstandigheden en condities die impact tot stand komt en wat de aard van die impact is.

De op perceptie gebaseerde data in deze studie is in geen geval bewijs van de ware impact van topsport. We moeten dan ook waakzaam zijn dat de weinig kritische mening van de bevolking er niet voor zorgt dat de schadelijke effecten van de topsportcontext niet worden aangepakt.

(20)

bepaalde maatschappelijke uitkomsten tegengestelde bevindingen naar voren komen. Voor de toekomstige onderzoeksagenda betekent dit dat het onderzoek niet zozeer gericht moet worden op de vraag of topsport maatschappelijke impact heeft, maar vooral op de vraag onder welke omstandigheden en condities die impact tot stand komt en wat de aard van die impact is.

Topsportsucces is deels maakbaar door sterk strategisch beleid en het kwaliteitsvol omkaderen van atleten. Ondanks dat overheden meer zouden kunnen doen om de topsportcontext als ‘middel’ te gebruiken om een positieve impact op te wekken; de uiteindelijke effecten van topsport zijn moeilijk te voorspellen en te manipuleren. België moet dus geen wereldkampioen voetbal worden om een positieve impact mogelijk te maken.

(21)

Bibliografie

Andersen, S. S., & Ronglan, L. T. (2012). Same ambitions – different tracks: a comparative perspective on Nordic elite sport. Managing Leisure, 17(2/3), 155-169.

Audrezet, A., Olsen, S. O., & Tudoran, A. A. (2016). The GRID scale: a new tool for measuring service mixed satisfaction. Journal of services marketing, 30(1), 29-47.

doi:10.1108/jsm-01-2015-0060

Bairner, A., & Dong-Jhy, H. (2011). Representing Taiwan: International sport, ethnicity and national identity in the Republic of China. International Review for the Sociology of Sport, 46(3), 231-248. doi:10.1177/1012690210378460

Best, S. (2010). The Leicester School of Football Hooliganism: an evaluation. Soccer & Society, 11(5), 573-587. doi:10.1080/14660970.2010.497352

Bottenburg, M., Elling, A., Hover, P., Brinkhof, S., & Romijn, D. (2011). De maatschappelijke betekenis van topsport. Retrieved from

Brackenridge, C., Palmer-Felgate, S., Rhind, D., Hills, L., Kay, T., Tiivas, A., . . . Lindsay, I. (2013).

Child Exploitation and the FIFA World Cup: A review of risks and protective interventions. In: London: Brunel University.

BrainyQuote. (2017). Retrieved from

https://www.brainyquote.com/quotes/quotes/h/hlmencke115978.html

Carlson, B. D., & Donavan, D. T. (2013). Human Brands in Sport: Athlete Brand Personality and Identification. Journal of Sport Management, 27(3), 193-206.

Coakley, J. (2010). Complicating the relationship between sport and national identity: The case of post-socialist Slovenia. Sociology of Sport Journal, 27(4), 371-389.

Coakley, J. J. (2009). Sports in Society: Issues and Controversies: McGraw-Hill.

Cohen, J. (1990). Things I have learned (so far). American Psychologist, 45(12), 1304.

Connor, J., Woolf, J., & Mazanov, J. (2013). Would they dope? Revisiting the Goldman dilemma. Br J Sports Med, 47(11), 697-700. doi:10.1136/bjsports-2012-091826 Dashper, K. (2012). Together, yet still not equal? Sex integration in equestrian sport. Asia-

Pacific Journal of Health, Sport and Physical Education, 3(3), 213-225.

doi:10.1080/18377122.2012.721727

De Bosscher, V., Bingham, J., & Shibli, S. (2008). The global sporting arms race: An international comparative study on sports policy factors leading to international sporting success: Meyer & Meyer Verlag.

De Bosscher, V., Shibli, S., Westerbeek, H., & van Bottenburg, M. (2015). Successful Elite Sport Policies: An international comparison of the SportsPolicy factors Leading to International Sporting Success (SPLISS 2.0) in 15 nations: Meyer & Meyer Verlag.

De Bosscher, V., Sotiriadou, P., & van Bottenburg, M. (2013). Scrutinizing the sport pyramid metaphor: an examination of the relationship between elite success and mass participation in Flanders. International Journal of Sport Policy and Politics, 5(3), 319- 339. doi:10.1080/19406940.2013.806340

De Rycke, J., De Bosscher, V (2015). The societal impact of elite sport: a systematic review.

EASM Conference 2015 Book of Abstracts: sport in a digital age. European Association for Sport Management, p. 102-103.

Decker, S. H., Varano, S. P., & Greene, J. R. (2007). Routine crime in exceptional times: The impact of the 2002 Winter Olympics on citizen demand for police services. Journal of Criminal Justice, 35(1), 89-101.

(22)

Dolles, H., & Söderman, S. (2008). Mega-sporting events in Asia—Impacts on society, business and management: An introduction. Asian Business & Management, 7(2), 147-162.

Downward, P., Dawson, A., & Dejonghe, T. (2009). Sports economics: Routledge.

Elling, A., Van Hilvoorde, I., & Van Den Dool, R. (2014). Creating or awakening national pride through sporting success: A longitudinal study on macro effects in the Netherlands.

International Review for the Sociology of Sport, 49(2), 129-151.

doi:10.1177/1012690212455961

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics: Sage.

Frick, B., & Wicker, P. (2016). The trickle-down effect: how elite sporting success affects amateur participation in German football. Applied Economics Letters, 23(4), 259-263.

doi:10.1080/13504851.2015.1068916

Friedman, M. S., Powell, K. E., Hutwagner, L., Graham, L. M., & Teague, W. G. (2001). Impact of changes in transportation and commuting behaviors during the 1996 Summer Olympic Games in Atlanta on air quality and childhood asthma. JAMA, 285(7), 897–

905.

Funahashi, H., & Mano, Y. (2015). Socio-psychological factors associated with the public's willingness to pay for elite sport policy: does risk perception matter? Managing Sport and Leisure, 20(2), 77-99. doi:10.1080/13606719.2014.954860

Funahashi, H., De Bosscher, V., & Mano, Y. (2015). Understanding public acceptance of elite sport policy in Japan: a structural equation modelling approach. European Sport Management Quarterly, 15(4), 478-504. doi:10.1080/16184742.2015.1056200 George, R., & Swart, K. (2012). International tourists' perceptions of crime–risk and their

future travel intentions during the 2010 FIFA World Cup™ in South Africa. Journal of Sport & Tourism, 17(3), 201-223. doi:10.1080/14775085.2012.734060

Gould, D., & Williams, J. (2011). After Heysel: how Italy lost the football ‘peace’. In (Vol. 12, pp. 586-601).

Green, M. (2006). From ‘sport for all’to not about ‘sport’at all?: Interrogating sport policy interventions in the United Kingdom. European Sport Management Quarterly, 6(3), 217-238.

Grix, J., & Carmichael, F. (2012). Why do governments invest in elite sport? A polemic.

International Journal of Sport Policy, 4(1), 73-90.

Gwinner, K., & Swanson, S. R. (2003). A model of fan identification: Antecedents and sponsorship outcomes. Journal of services marketing, 17(3), 275-294.

Hallmann, K., Breuer, C., & Kühnreich, B. (2013). Happiness, pride and elite sporting success:

What population segments gain most from national athletic achievements? Sport Management Review, 16(2), 226-235. doi:10.1016/j.smr.2012.07.001

Haut, J., Prohl, R., & Emrich, E. (2014). Nothing but medals? Attitudes towards the importance of Olympic success. International Review for the Sociology of Sport.

doi:10.1177/1012690214526400

Hayday, E. J., Pappous, A., & Koutrou, N. (2016). Leveraging the sport participation legacy of the London 2012 Olympics: senior managers’ perceptions. International Journal of Sport Policy and Politics, 1-21. doi:10.1080/19406940.2016.1255241

Houlihan, B. (2008). Comparative Elite Sport Development: systems, structures and public policy/eds. by B. Houlihan, M. Green. In: Oxford.

Houlihan, B., Bloyce, D., & Smith, A. (2009). Developing the research agenda in sport policy.

International Journal of Sport Policy and Politics, 1(1), 1-12.

doi:10.1080/19406940802681186

(23)

Kaplanidou, K. (2012). The importance of legacy outcomes for Olympic Games four summer host cities residents' quality of life: 1996–2008. European Sport Management Quarterly, 12(4), 397-433.

Karadakis, K., & Kaplanidou, K. (2012). Legacy perceptions among host and non-host Olympic Games residents: a longitudinal study of the 2010 Vancouver Olympic Games.

European Sport Management Quarterly, 12(3), 243-264.

Kavetsos, G., & Szymanski, S. (2010). National well-being and international sports events.

Journal of Economic Psychology, 31(2), 158-171. doi:10.1016/j.joep.2009.11.005 Kennelly, & Watt. (2012). Seeing Olympic effects through the eyes of marginally housed

youth: changing places and the gentrification of East London. Visual Studies, 27(2), 151-160. doi:10.1080/1472586x.2012.677496

Kertcher, C. (2012). Peace building? The coverage of Arab football players in the Hebrew sports media during the October 2000 riots. Soccer & Society, 13(5-6), 777-788.

doi:10.1080/14660970.2012.730778

Larsen, J. T., Norris, C. J., McGraw, A. P., Hawkley, L. C., & Cacioppo, J. T. (2009). The evaluative space grid: A single-item measure of positivity and negativity. Cognition & Emotion, 23(3), 453-480. doi:10.1080/02699930801994054

Lee, S. P., Cornwell, T. B., & Babiak, K. (2013). Developing an Instrument to Measure the Social Impact of Sport: Social Capital, Collective Identities, Health Literacy, Weil-Being and Human Capital. Journal of Sport Management, 27(1), 24-42.

Mahtani, K. R., Protheroe, J., Slight, S. P., Demarzo, M. M., Blakeman, T., Barton, C. A., . . . Roberts, N. (2013). Can the London 2012 Olympics 'inspire a generation' to do more physical or sporting activities? An overview of systematic reviews. BMJ Open, 3(1).

doi:10.1136/bmjopen-2012-002058

McCartney, G., Thomas, S., Thomson, H., Scott, J., Hamilton, V., Hanlon, P., . . . Bond, L. (2010).

The health and socioeconomic impacts of major multi-sport events: systematic review (1978-2008) (Vol. 340).

McKelvey, S. M. (2004). The Growth in Marketing Alliances between US Professional Sport and Legalised Gambling Entities: Are We Putting Sport Consumers at Risk? Sport Management Review (Sport Management Association of Australia & New Zealand), 7(2), 193-210.

Morente-Sánchez, J., & Zabala, M. (2013). Doping in sport: a review of elite athletes’ attitudes, beliefs, and knowledge. Sports Med, 43(6), 395-411.

Mutter, F., & Pawlowski, T. (2014). Role models in sports - Can success in professional sports increase the demand for amateur sport participation? Sport Management Review, 17(3), 324-336. doi:10.1016/j.smr.2013.07.003

NOC*NSF. (2017). Sport en nationale trots. Retrieved from https://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=16243

Northcote, J., & Macbeth, J. (2005). Limitations of resident perception surveys for understanding social impacts. The need for triangulation. Tourism Recreation Research, 30(2), 39-50.

Ntloko, N. J., & Swart, K. (2012). Public funds and residents' perceptions of the 2010 FIFA World Cup: A case study of a non-host area. African Journal for Physical, Health Education, Recreation & Dance, 142-151.

Numerato, D. (2009). The Media and Sports Corruption: An Outline of Sociological Understanding. International Journal of Sport Communication, 2(3), 261-273.

(24)

Pawlowski, T., Downward, P., & Rasciute, S. (2014). Does national pride from international sporting success contribute to well-being? An international investigation. Sport Management Review, 17(2), 121-132. doi:10.1016/j.smr.2013.06.007

Rodenberg, R. M., & Kaburakis, A. (2013). Legal and Corruption Issues in Sports Gambling.

Journal of Legal Aspects of Sport, 23(1), 8-35.

Rookwood, J., & Palmer, C. (2011). Invasion games in war-torn nations: can football help to build peace? Soccer & Society, 12(2), 184-200. doi:10.1080/14660970.2011.548356 Roux, C. J., & Roux, C. J. (2012). Socialization of elite wheelchair tennis players in South Africa.

African Journal for Physical, Health Education, Recreation & Dance, 18(4), 929-938.

Simon, R. L., Torres, C. R., & Hager, P. F. (2014). Fair play: The ethics of sport: Westview Press.

StatisticsBelgium. (2017). Population by place of residence, nationality, marital status, age

and gender. Retrieved from

https://bestat.economie.fgov.be/bestat/crosstable.xhtml?view=fc14c1ce-7361- 4d42-a892-fce8e81a1b79

Stevenson, N. (2012). Culture and the 2012 Games: creating a tourism legacy? Journal of Tourism and Cultural Change, 10(2), 137-149. doi:10.1080/14766825.2012.682478 Thornton, G. (2012). Meta-Evaluation of the Impacts and Legacy of the London 2012 Olympic

Games and Paralympic Games. Report 3: Baseline and Counterfactual. Retrieved from Uvacsek, M., Nepusz, T., Naughton, D., Mazanov, J., Ránky, M. Z., & Petróczi, A. (2011). Self-

admitted behavior and perceived use of performance-enhancing vs psychoactive drugs among competitive athletes. Scand J Med Sci Sports, 21(2), 224-234.

Vanwynsberghe, R. (2014). The Olympic Games Impact (OGI) study for the 2010 Winter Olympic Games: strategies for evaluating sport mega-events’ contribution to sustainability. International Journal of Sport Policy and Politics, 1-18.

doi:10.1080/19406940.2013.852124

Verhagen, T., van Den Hooff, B., & Meents, S. (2015). Toward a better use of the semantic differential in IS research: an integrative framework of suggested action. Journal of the Association for Information Systems, 16(2), 108.

Vilakazi, M. (2014). The potential economic impact of hosting major sports events in South Africa.

Weed, M. (2014). Is tourism a legitimate legacy from the Olympic and Paralympic Games? An analysis of London 2012 legacy strategy using programme theory. Journal of Sport &

Tourism, 19(2), 101-126. doi:10.1080/14775085.2015.1053968

Weed, M., Coren, E., Fiore, J., Wellard, I., Chatziefstathiou, D., Mansfield, L., & Dowse, S.

(2015). The Olympic Games and raising sport participation: a systematic review of evidence and an interrogation of policy for a demonstration effect. European Sport Management Quarterly, 1-32. doi:10.1080/16184742.2014.998695

Wicker, P., & Sotiriadou. (2013). The trickle-down effect: What population groups benefit from hosting major sport events? International Journal of Event Management Research, 8(2), 25-41.

Wicker, P., Hallmann, K., & Zhang, J. J. (2012). What is influencing consumer expenditure and intention to revisit? An investigation of marathon events. Journal of Sport & Tourism, 17(3), 165-182.

Wicker, P., Hallmann, K., Breuer, C., & Feiler, S. (2012). The value of Olympic success and the intangible effects of sport events - a contingent valuation approach in Germany.

European Sport Management Quarterly, 12(4), 337-355.

doi:10.1080/16184742.2012.693117

(25)

Yu, J., Yu, J., & Bairner, A. (2010). Schooling Taiwan's aboriginal baseball players for the nation.

Sport, Education & Society, 15(1), 63-82.

Zhang, J. J., Pease, D. G., & Hui, S. C. (1996). Value Dimensions of Professional Sport as viewed by spectators. Journal of Sport & Social Issues, 20(1), 78-94.

doi:10.1177/019372396020001007

Zhang, M., Li, C., Ouyang, L., & Malone, C. (2013). Residents' Perceived Social-Economic Impact of the 2008 Beijing Olympic Games. ICHPER -- SD Journal of Research in Health, Physical Education, Recreation, Sport & Dance, 8(2), 19-25.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(o.l.v.), Guides des archives d’associations professionnelles et d’entreprises en région bruxelloise, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2001, p. ARA 2, Bedrijfsarchief

 Online Buurten verwijst naar geïntegreerde zorg waarbij organisaties over hun grenzen heen werken zodat ouderen kwalitatief langer thuis kunnen wonen in

11.1 De Atlas Copco Belgium NV kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade bij gebruik van Materialen in omstandigheden die niet in overeenstemming zijn met de aanwijzingen

Jong talent heeft dat op lange termijn succesvol zou kunnen zijn Een toegankelijke sport is en topsportsucces mensen kan aanzetten zelf deze sport te doen Een kleine, minder

Recent onderzoek door Justin Colson naar de sociale topografie van laatmiddeleeuws Londen toont na- melijk aan dat economische infrastructuur en clustering van

In het kader van de vraag of musea voldoende toegankelijk zijn voor mensen met fysieke of mentale beperkingen, wordt in de korte vragenlijst tevens gevraagd of iemand in het

Daarna duurde het meer dan een jaar voordat een definitief vonnis voor deze strafrechtelijke feiten geveld was, waarna de strafuitvoeringsrechtbank bij de herroeping terugtelde tot

Procesgericht werken met groepen betekent dat naast de taak, de agenda, waarrond de groep samen is, expliciet aandacht wordt besteed aan de individuele deelnemer, de interactie tussen