• No results found

AANGENOMEN TEKSTEN. P9_TA(2021)0242 De bescherming van de mensenrechten en het externe migratiebeleid van de EU

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AANGENOMEN TEKSTEN. P9_TA(2021)0242 De bescherming van de mensenrechten en het externe migratiebeleid van de EU"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Europees Parlement

2019-2024

AANGENOMEN TEKSTEN

P9_TA(2021)0242

De bescherming van de mensenrechten en het externe migratiebeleid van de EU

Resolutie van het Europees Parlement van 19 mei 2021 over de bescherming van de mensenrechten en het externe migratiebeleid van de EU (2020/2116(INI))

Het Europees Parlement,

– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, en met name de artikelen 13 en 14,

– gezien het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 1951 en het aanvullende protocol daarbij,

– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 1966, alsook de protocollen daarbij,

– gezien het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 1966,

– gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984, en met name artikel 3, en het protocol daarbij, – gezien het Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989 en de protocollen daarbij, – gezien het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle

migrerende werknemers en hun gezinsleden van 1990,

– gezien het Internationaal Verdrag van de VN inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning,

– gezien de Protocollen van Palermo van de Verenigde Naties inzake mensenhandel en de smokkel van migranten,

– gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,

– gezien het rapport van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 3 augustus 2015 over de bevordering en bescherming van de rechten van de mens, met inbegrip van wegen en middelen om de mensenrechten van migranten te bevorderen,

(2)

– gezien resolutie 71/1 van de Algemene Vergadering van de VN van 19 september 2016 over de Verklaring van New York voor vluchtelingen en migranten,

– gezien resolutie 72/179 van de Algemene Vergadering van de VN van 19 december 2017 over de bescherming van migranten,

– gezien het werk van diverse internationale mensenrechtenmechanismen, waaronder de verslagen van de speciale rapporteur van de VN inzake mensenrechten van migranten, met name diens follow-up van 8 mei 2015 van de regionale studie naar het beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie en de gevolgen daarvan voor de mensenrechten van migranten, alsook het rapport over de vrijheid van vereniging van migranten van mei 2020, en van andere speciale rapporteurs, de universele periodieke doorlichting en het werk van andere verdragsorganen,

– gezien de werkzaamheden en rapporten van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR), waaronder de aanbevolen beginselen en richtsnoeren inzake de mensenrechten aan de internationale grenzen en het rapport over de situatie van migranten op doorreis,

– gezien het mondiaal pact inzake migratie en het mondiaal pact inzake vluchtelingen, die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2018 heeft goedgekeurd,

– gezien het gezamenlijke richtsnoer over de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de mensenrechten van migranten van 26 mei 2020 van het VN-Comité voor de

bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden en de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor mensenrechten van migranten, – gezien de Dhaka-beginselen voor de verantwoorde rekrutering en tewerkstelling van

migrerende werknemers,

– gezien artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

– gezien de artikelen 79 en 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “handvest”), – gezien Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad van

15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie1,

– gezien de rapporten van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, – gezien het door de Commissie op 23 september 2020 voorgestelde nieuwe migratie- en

asielpact,

– gezien de conclusies van de Raad over het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024 en het bijgevoegde EU-actieplan inzake mensenrechten en

1 PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93.

(3)

democratie 2020-2024, zoals overeengekomen door de Raad op 17 november 2020, – gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en

de Raad van 25 maart 2020 getiteld “Het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024” (JOIN(2020)0005),

– gezien de mededeling van de Commissie van 18 november 2011 over de totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM) (COM(2011)0743),

– gezien de mededeling van de Commissie van 7 juni 2016 over een nieuw

partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda (COM(2016)0385),

– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 30 april 2014 getiteld

“A rights-based approach, encompassing all human rights for EU development cooperation” (SWD(2014)0152),

– gezien de mededeling van de Commissie van 23 september 2020 over een nieuw migratie- en asielpact (COM(2020)0609),

– gezien de “Verklaring van Malta van de leden van de Europese Raad over de externe aspecten van migratie: aanpakken van de route door het centrale Middellandse Zeegebied” van 3 februari 2017,

– gezien de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 getiteld “the Gender Action Plan III: an ambitious vision on gender equality and women’s empowerment for EU external action” (SWD(2020)0284),

– gezien de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2020 getiteld “Naar een brede strategie met Afrika” (JOIN(2020)0004),

– gezien de gezamenlijke koersbepaling van de EU en Afghanistan inzake migratie, ondertekend op 3 oktober 2016,

– gezien de verklaring EU-Turkije van 18 maart 2016,

– gezien andere informele regelingen, met name die met Gambia (betreffende goede identificatie- en terugkeerpraktijken, in werking getreden op 16 november 2018), Bangladesh (betreffende standaardprocedures, overeengekomen in september 2017), Ethiopië (betreffende toelatingsprocedures, overeengekomen op 5 februari 2018), Guinea (betreffende goede praktijken, van kracht sinds juli 2017) en Ivoorkust (betreffende goede praktijken, van kracht sinds oktober 2018),

– gezien zijn eerdere resoluties over migratiegerelateerde vraagstukken, met name die van 25 oktober 2016 over mensenrechten en migratie in derde landen1, van 17 december 2014 over de situatie in het Middellandse Zeegebied en de noodzaak van een holistische EU-aanpak van migratie2, van 29 april 2015 over de recente tragedies op de

Middellandse Zee en het migratie- en asielbeleid van de EU3, en van 12 april 2016 over

1 PB C 215 van 19.6.2018, blz. 111.

2 PB C 294 van 12.8.2016, blz. 18.

3 PB C 346 van 21.9.2016, blz. 47.

(4)

de situatie in het Middellandse Zeegebied en de noodzaak van een holistische EU- aanpak van migratie1,

– gezien zijn resolutie van 5 juli 2016 over de bestrijding van mensenhandel in de externe betrekkingen van de EU2,

– gezien de diverse rapporten van organisaties uit het maatschappelijk middenveld over de situatie van migranten op het vlak van mensenrechten,

– gezien de mededeling van de Commissie van 23 september 2020 getiteld “Richtsnoeren van de Commissie voor de uitvoering van de EU-voorschriften inzake de definitie van illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf en de bestrijding van hulpverlening daarbij” (C(2020)6470),

– gezien zijn resolutie van 25 november 2020 over verbetering van de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp en de efficiëntie van steun3,

– gezien artikel 54 van zijn Reglement,

– gezien de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0060/2021),

A. overwegende dat migratie een wereldwijd verschijnsel is dat door de globalisering, conflicten, ongelijkheden, klimaatverandering en de achteruitgang van het milieu wordt versterkt; overwegende dat een geleidelijke, normatieve ontwikkeling van de rechten van vluchtelingen en migranten, ongeacht hun juridische status, binnen het huidige internationale-mensenrechtenkader een bron van vooruitgang vormt waarop de hele mensheid trots mag zijn; overwegende dat migranten, en met name onder dwang

ontheemde personen, echter nog steeds een van de kwetsbaarste en meest achtergestelde groepen ter wereld zijn en dat hun rechten nog steeds worden geschonden; overwegende dat vrouwen, kinderen, ouderen en personen met een handicap tot de kwetsbaarste migranten behoren; overwegende dat migratie voor veel mensen nog steeds een

onderneming is die door lijden, discriminatie en geweld wordt getekend; overwegende dat duizenden migranten het leven hebben verloren op hun migratieroute;

B. overwegende dat migratie voor de Europese Unie en haar lidstaten een uitdaging en een kans is geweest en zal blijven; overwegende dat de lidstaten in de frontlinie vanwege hun geografische ligging een onevenredige verantwoordelijkheid dragen; overwegende dat verantwoordelijkheid hand in hand moet gaan met solidariteit; overwegende dat de Europese Unie, van oudsher zowel een emigratie- als immigratiegebied, als

gemeenschap verbonden door de grondwaarden van menselijke waardigheid, vrijheid en mensenrechten en als een van ’s werelds grootste donoren die duurzame ontwikkeling bevordert, ontheemde personen ondersteunt, de aanjagers van migratie aanpakt en via multilaterale fora werkt aan het vinden van duurzame oplossingen, de bijzondere plicht heeft de rechten van migranten te eerbiedigen, te beschermen en te bevorderen, met name in haar externe betrekkingen; overwegende dat de menselijke waardigheid van

1 PB C 58 van 15.2.2018, blz. 9.

2 PB C 101 van 16.3.2018, blz. 47.

3 Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0323.

(5)

alle migranten de kern moet vormen van het Europees beleid ter zake;

C. overwegende dat een alomvattende benadering van migratie en het asielstelsel inhoudt dat ook de externe dimensie van het EU-migratiebeleid moet worden aangepakt;

overwegende dat de impact van deze externe dimensie grotendeels afhangt van

gezamenlijk optreden op EU-niveau en actieve coördinatie van activiteiten met externe partners;

D. overwegende dat in de in juni 2017 aangenomen Europese consensus over ontwikkeling wordt benadrukt dat een goed beheerde migratie en mobiliteit positief kunnen bijdragen aan inclusieve groei en duurzame ontwikkeling overeenkomstig de Agenda 2030;

E. overwegende dat wereldwijd, ook aan de buitengrenzen van de EU, steeds vaker melding wordt gemaakt van mensenrechtenschendingen, schendingen van het

internationale, humanitaire en/of vluchtelingenrecht, zoals non-refoulement, pushbacks en gewelddadige aanvallen op migranten, willekeurige detentie of inbewaringstelling voor onbepaalde termijn onder mensonwaardige omstandigheden, uitbuiting, foltering en andere vormen van mishandeling, met inbegrip van verkrachting, verdwijning en moord; overwegende dat de lidstaten de verplichting hebben het Unierecht, de mensenrechten, het internationale, alsook het humanitaire en vluchtelingenrecht te eerbiedigen; overwegende dat de Commissie erop moet toezien dat de lidstaten hun humanitaire en mensenrechtenverplichtingen nakomen en inbreukprocedures moet inleiden als dat niet het geval is; overwegende dat de Commissie tot dusver geen actie tegen bewezen of vermeende pushbacks heeft ondernomen;

F. overwegende dat redding op zee een wettelijke verplichting is uit hoofde van het internationaal recht, met name volgens artikel 98 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, dat vereist dat aan alle personen in nood op zee bijstand wordt verleend; overwegende dat de versterking van de capaciteit op het gebied van grensbeheer en de bestrijding van mensensmokkel en -handel niet mogen worden gebruikt om migranten of degenen die hen bijstaan te criminaliseren; overwegende dat de Commissie de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan heeft verzocht om gebruik te maken van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2002/90/EG1 (richtlijn hulpverlening);

G. overwegende dat de mededeling van de Commissie van 2011 over de totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM) verwijst naar een op migranten gerichte benadering waarin de mensenrechten centraal zouden staan, met als doel “de eerbiediging [te]

versterken van de grondrechten en de mensenrechten van migranten in de landen van herkomst, doorreis en bestemming”;

H. overwegende dat in de mededeling van de Commissie van 7 juni 2016 over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda, dat op de TAMM-beginselen voortbouwt, wordt benadrukt dat migratievraagstukken bovenaan de prioriteitenlijst van de EU staan; overwegende dat dit kader een nauwere samenwerking vergt met derde landen, met name de landen van het Europese

nabuurschap, in de vorm van partnerschappen die gericht zijn op samenwerking op het gebied van migratiebeheer, de effectieve preventie van irreguliere migratie en de

1 Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van

hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17).

(6)

overname van irreguliere migranten, met inbegrip van positieve en negatieve

stimulansen die voortvloeien uit verschillende beleidslijnen binnen de bevoegdheid van de EU, waaronder beleid inzake nabuurschap, ontwikkelingsbijstand, handel, mobiliteit, energie, veiligheid en digitalisering, die allemaal voor hetzelfde doel worden ingezet;

overwegende dat al deze partnerschapsvormen een duidelijke rechtsgrond moeten hebben;

I. overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 2016 drie hoofddoelen voor de samenwerking met derde landen heeft gesteld: levens redden op de Middellandse Zee, meer mensen doen terugkeren naar de landen van herkomst en doorreis, en migranten en vluchtelingen in staat stellen zo dicht mogelijk bij huis te blijven om te voorkomen dat zij gevaarlijke reizen ondernemen; overwegende dat in de mededeling van 2016 het aanpakken van irreguliere migratie als een prioriteit voor de Unie wordt vermeld en de

“minder voor minder”-benadering wordt geïntroduceerd, waarbij de Commissie te kennen geeft bereid te zijn alle EU-hulpmiddelen en -instrumenten, uitgezonderd humanitaire hulp, in te zetten als prikkels om derde landen tot samenwerking op het gebied van overnames en grenscontroles te bewegen;

J. overwegende dat de strijd tegen migrantensmokkel een gemeenschappelijke uitdaging is die samenwerking en coördinatie met derde landen vereist; overwegende dat het nieuwe EU-actieplan tegen migrantensmokkel de samenwerking tussen de EU en derde landen wil bevorderen door middel van specifieke partnerschappen tegen migrantensmokkel, in het kader van uitgebreidere partnerschappen met derde landen die in dit verband cruciaal zijn; overwegende dat Europol een fundamentele rol speelt in de strijd tegen migrantensmokkel;

K. overwegende dat samenwerking met derde landen van essentieel belang is voor de preventie en bestrijding van mensenhandel; overwegende dat migratieroutes kunnen worden uitgebuit door mensensmokkelnetwerken; overwegende dat mensenhandel onevenredig grote gevolgen heeft voor vrouwen en meisjes, die de overgrote

meerderheid van de slachtoffers van mensenhandel vormen en te lijden hebben onder geweld en uitbuiting langs hun migratieroute; overwegende dat maatregelen ter

bestrijding van mensenhandel geen afbreuk mogen doen aan de rechten van slachtoffers van mensenhandel, migranten, vluchtelingen en personen die internationale

bescherming behoeven;

L. overwegende dat het aantal informele overeenkomsten en regelingen van de EU en sommige individuele lidstaten met derde landen sinds 2016 verveelvoudigd is, met het doel de operationele capaciteiten van derde landen qua grenscontrole en -beheer te versterken en de bestrijding van mensenhandel op te voeren; overwegende dat deze overeenkomsten en regelingen ook daadwerkelijke terugkeer- en

overnameovereenkomsten met derde landen omvatten, zoals gezamenlijke migratieverklaringen, memoranda van overeenstemming, gezamenlijke

koersbepalingen, operationele standaardprocedures en goede praktijken alsook

overeenkomsten inzake politiële samenwerking; overwegende dat dergelijke informele overeenkomsten, net als formele overnameovereenkomsten, de toezegging van een staat bevestigen om zijn onderdanen (of anderen) over te nemen en procedures in te stellen om de terugkeer in goede banen te leiden; overwegende dat de EU sinds 2016 ten minste elf informele overeenkomsten heeft gesloten, maar slechts één nieuwe

overnameovereenkomst; overwegende dat de informele overeenkomsten tussen de EU en derde landen geen voorspelbaar beleid of stabiele en coherente wettelijke

(7)

kaderbepalingen inzake irreguliere migratie bieden;

M. overwegende dat de Commissie in haar mededeling over het nieuwe migratie- en asielpact heeft herhaald dat de interne en externe dimensie van migratie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en dat op maat gemaakte, alomvattende en evenwichtige migratiedialogen en partnerschappen met landen van herkomst en doorreis essentieel zijn om voor beide partijen waardevolle doelstellingen na te streven, zoals het

aanpakken van de belangrijkste aanjagers van irreguliere migratie, het bestrijden van migrantensmokkel, hulp aan vluchtelingen die in derde landen verblijven en

ondersteuning van goed beheerde legale migratie; overwegende dat het, zoals de Commissie in haar mededeling over het nieuwe pact heeft gesteld, van fundamenteel belang is om dergelijke dialogen en partnerschappen aan te vullen met betrokkenheid op regionaal en mondiaal niveau; overwegende dat in de mededeling ook werd benadrukt dat migratie in het kader van deze brede partnerschappen met derde landen een centrale plaats moet innemen en aan andere beleidsterreinen moet worden gekoppeld, waaronder ontwikkelingssamenwerking, veiligheid, visa, handel, landbouw, investeringen en werkgelegenheid, energie, milieu en klimaatverandering, en onderwijs;

N. overwegende dat de EU en de lidstaten in het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024 hebben vastgelegd dat ze zich sterk moeten maken voor het

“bepleiten van de specifieke bescherming waarop migranten, vluchtelingen, intern ontheemden en staatlozen recht hebben”; overwegende dat dit actieplan als doel heeft

“de niet-discriminatoire toegang tot sociale diensten te bevorderen, met inbegrip van kwalitatieve en betaalbare gezondheidszorg en dito onderwijs (ook online), en capaciteitsopbouw bij onderwijs- en zorgpersoneel om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van [...] migranten [en] vluchtelingen” en zich sterk maakt voor het “ondersteunen van een op de mensenrechten gebaseerde aanpak van migratiebeheer en [het] versterken van de capaciteit van de overheden, het maatschappelijk middenveld en de VN-partners om deze aanpak ten uitvoer te leggen”;

O. overwegende dat vrouwen volgens de Hoge Commissaris van de VN voor de

Vluchtelingen (UNHCR) ongeveer 48 % van de vluchtelingenpopulatie wereldwijd en een aanzienlijk aandeel van de kwetsbare asielzoekers uitmaken; overwegende dat het EU-genderactieplan III de EU ertoe verbindt te waarborgen “dat de mensenrechten van vrouwen en meisjes in een migratiesituatie volledig worden verwezenlijkt door middel van genderresponsieve migratiebeleidsmaatregelen, -programma’s en -wetgeving, en ervoor [te] zorgen dat op mondiaal, regionaal en nationaal niveau genderresponsief migratiebeheer wordt versterkt”; overwegende dat genderresponsief migratiebeleid de verwezenlijking van de rechten van vrouwen, meisjes en LGTBIQ+-personen en bescherming tegen mogelijk geweld, intimidatie, verkrachting en mensenhandel zou waarborgen;

P. overwegende dat de vorige speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor

mensenrechten van migranten in zijn rapport van 2015 tekortkomingen heeft vastgesteld in de aanpak van migratie door de EU, die te wijten zijn aan het gebrek aan

transparantie en duidelijkheid en de zwakke status van veel overeenkomsten binnen dit kader, die naar zijn mening veelal maatregelen voor monitoring en

verantwoordingsplicht ontberen; overwegende dat de speciale rapporteur ook heeft geconcludeerd dat er weinig aanwijzingen zijn dat mobiliteitspartnerschappen hebben geleid tot bijkomende voordelen op het gebied van mensenrechten of ontwikkeling, terwijl de algemene aandacht voor veiligheid en het gebrek aan beleidscoherentie

(8)

binnen de benadering als geheel het risico met zich meebrengt dat eventuele voordelen die voortvloeien uit mensenrechten- en ontwikkelingsprojecten worden overschaduwd door de secundaire effecten van een meer op veiligheid gericht beleid;

Q. overwegende dat VN-deskundigen op het gebied van mensenrechten en

maatschappelijke organisaties ervoor hebben gewaarschuwd dat de COVID-19- pandemie in de hele wereld ernstige en onevenredig grote gevolgen heeft voor

migranten en hun gezinsleden; overwegende dat zij de staten hebben opgeroepen om de rechten van migranten en hun gezinsleden te beschermen, ongeacht hun migratiestatus;

overwegende dat de periode waarin de asielaanvragen worden behandeld door de pandemie is verlengd;

R. overwegende dat de handhaving van het vrije verkeer en het recht op werk van cruciaal belang is om migranten zelfredzaam te maken en hun integratie te bevorderen;

overwegende dat intraregionale migratie een belangrijk onderdeel is van deze grensoverschrijdende economische patronen;

I. Het beleidskader voor migratie en de externe dimensie ervan

1. merkt op dat de EU en de lidstaten naast hun op het Verdrag gebaseerde verplichting tot het hooghouden van de eerbied voor de menselijke waardigheid, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal recht in al hun externe betrekkingen, ook qua mensenrechten verplichtingen hebben ten aanzien van

onderdanen van derde landen wanneer zij op het gebied van migratie samenwerken met derde landen en andere niet-EU-actoren;

2. benadrukt dat deze verplichtingen niet alleen de erkenning van de toepasbaarheid van de relevante normen vereisen, maar ook een passende uitvoering door middel van

gedetailleerde en specifieke instrumenten die een effectieve bescherming en waarborgen in de praktijk verzekeren, alsook door middel van een op mensenrechten gestoelde benadering van de hele migratiebeleidscyclus, met specifieke nadruk op

migrantenvrouwen en niet-begeleide kinderen;

3. maakt zich zorgen over het toenemende aantal en het gebrek aan bescherming van niet- begeleide minderjarigen die via irreguliere migratieroutes reizen; wijst met name op het gebrek aan doeltreffende monitoring en rapportage van EU-agentschappen en lidstaten wat betreft de bescherming van niet-begeleide minderjarigen; verzoekt de EU ervoor te zorgen dat de lidstaten en derde landen verslag uitbrengen over de mechanismen die worden gebruikt om de rechten van kinderen te beschermen overeenkomstig het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

4. herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 3, lid 5, en artikel 21 VEU en het Handvest, de EU en de lidstaten (voor zover het de toepassing van het EU-recht betreft) bij hun externe en extraterritoriale optreden, overeenkomsten en samenwerking op het gebied van migratie, grenzen en asiel de mensenrechten moeten eerbiedigen, waaronder het recht op leven, het recht op vrijheid, het recht op asiel, met inbegrip van de individuele behandeling van asielaanvragen met passende garanties overeenkomstig het

internationaal recht, het recht op menselijke waardigheid en veiligheid, de bescherming tegen gedwongen verdwijning, het verbod op foltering, mishandeling, slavernij en dwangarbeid, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering, vrijheid van godsdienst, levensovertuiging,

(9)

geweten en gedachte, en de verplichting om de belangen van het kind als primaire overweging mee te nemen alsook een genderbewuste benadering te volgen; herinnert er voorts aan dat zij niet-discriminatie en procedurele garanties moeten waarborgen, zoals het recht op een doeltreffende voorziening in rechte alsook het recht op

gezinshereniging, en dat zij moeten voorkomen dat kinderen van hun ouders of wettelijke voogden worden gescheiden;

5. merkt op dat de Commissie nog steeds moet evalueren welke gevolgen de uitvoering van haar opeenvolgende migratiebeleidskaders (met name de TAMM en het nieuwe partnerschapskader) heeft voor de mensenrechten van onderdanen van derde landen, alsook welke gevolgen de samenwerking van de EU met derde landen op

migratiegebied heeft voor de mensenrechten van onderdanen van derde landen,

waaronder de impact van de steun van de EU voor de grens- en veiligheidsdiensten van partnerlanden; dringt aan op de systematische uitvoering van een dergelijke evaluatie volgens een alomvattende, inclusieve en openbare methode teneinde te waarborgen dat bij het externe migratiebeleid van de EU de mensenrechten in alle opzichten in acht worden genomen;

6. merkt met grote bezorgdheid op dat er voor individuele gevallen geen operationele, rapportage-, monitoring-, evaluatie- en verantwoordingsmechanismen bestaan om mogelijke schendingen op te sporen en aan te pakken, en dat personen van wie de rechten ten gevolge van informele overeenkomsten en financiële samenwerking tussen de EU en derde landen geschonden zijn, geen rechtsmiddelen ter beschikking staan;

7. herhaalt dat de EU, wil het migratiebeleid van de Unie naar behoren kunnen

functioneren, haar externe samenwerking met de landen van herkomst moet opvoeren en zich moet inzetten voor een duurzame en doeltreffende overname van terugkeerders;

roept de EU op ervoor te zorgen dat overnameovereenkomsten en overeenkomsten voor samenwerking op het gebied van grensbeheer alleen worden gesloten met derde landen die uitdrukkelijk hebben toegezegd de mensenrechten, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement, en de in het VN-Vluchtelingenverdrag verankerde rechten te eerbiedigen; verzoekt de EU ervoor te zorgen dat deze samenwerking niet tot schendingen van die rechten leidt en procedures biedt om schuldigen ter verantwoording te roepen wanneer schendingen plaatsvinden;

8. merkt op dat de meeste van de achttien tot nu toe door de EU gesloten officiële overnameovereenkomsten voorzien in de overname van onderdanen van derde landen door een land van doorreis; benadrukt dat bij terugkeer naar landen van doorreis het gevaar bestaat dat de mensenrechten van de personen die terugkeren worden

geschonden; steunt de aanbeveling van de Commissie in haar evaluatie van 2011 van de overnameovereenkomsten dat de EU in beginsel altijd eerst moet proberen een persoon te laten overnemen door zijn of haar land van herkomst, voor zover de omstandigheden dit toelaten;

9. verzoekt de Commissie toe te zien op transparante risicobeoordelingen, uitgevoerd door onafhankelijke EU-organen zoals het Bureau van de Europese Unie voor de

grondrechten, van de gevolgen van elke vorm van formele, informele of financiële samenwerking van de EU met derde landen voor de rechten van migranten en vluchtelingen, met inbegrip van vrouwen, van lokale mensenrechtenactivisten en maatschappelijke organisaties die zich inzetten om deze rechten te verdedigen, en, voor zover mogelijk, van de gevolgen die een dergelijke samenwerking zou hebben voor de

(10)

ruimere bevolking in het betrokken land, wat betreft toegang tot rechten, bijdrage aan menselijke veiligheid en vrede en duurzame ontwikkeling; verzoekt de Commissie uitvoeringsrichtsnoeren vast te stellen voor EU-agentschappen en lidstaten voordat zij met derde landen gaan samenwerken; roept in dit verband op tot bijzondere

waakzaamheid ten aanzien van landen met slepende of sluimerende conflicten waar de kans op mensenrechtenschendingen groter is; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat EU-samenwerking met derde landen volledig is geformaliseerd, zodat

overeenkomsten met derde landen doeltreffend kunnen worden gemonitord;

10. verzoekt de Commissie een onafhankelijk, transparant en effectief

monitoringmechanisme op basis van het internationaal recht, het Handvest en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen in te stellen, dat onder meer voorziet in periodieke verslagen over de uitvoering van formele, informele en financiële

overeenkomsten met derde landen die mogelijke gevolgen hebben voor de rechten van migranten en vluchtelingen en het werk van mensenrechtenactivisten en

maatschappelijke organisaties die deze rechten verdedigen in derde landen, zoals migratiepartnerschappen, overnameovereenkomsten en internationale samenwerking op het gebied van migratiebeheer en -governance, waarin ook de uitdagingen aan de orde komen die met migratie en gedwongen ontheemding gepaard gaan; benadrukt dat een dergelijk monitoringmechanisme participatief en openbaar moet zijn; dringt erop aan dat het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden de mogelijkheid moet worden geboden om aan het mechanisme bij te dragen; benadrukt dat een dergelijk systeem moet bijdragen tot het waarborgen van verantwoordingsplicht voor

mensenrechtenschendingen, met inbegrip van pushbacks die het beginsel van non- refoulement schenden; verzoekt de Commissie een follow-upmechanisme op te zetten, waarbij evaluatieresultaten en aanbevelingen van deskundigen naar behoren in de relevante overeenkomst, regeling of actie worden opgenomen; onderstreept de noodzaak om parlementaire toetsing en democratische controle te verzekeren;

11. verzoekt de EU de mogelijkheden te onderzoeken om degenen die door

samenwerkingsmaatregelen op het gebied van migratie tussen de EU en derde landen zijn getroffen, rechtsmiddelen te verschaffen, onder meer door een onafhankelijk en toegankelijk klachtenmechanisme op te zetten; dringt aan op maatregelen om te waarborgen dat degenen die het slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen, gebruik kunnen maken van doeltreffende voorzieningen in rechte en

verhaalsmogelijkheden of schadeloosstelling kunnen krijgen;

12. merkt op dat de uitvoering en financiering van het externe migratiebeleid van de EU bij diverse directoraten-generaal van de Commissie liggen en deel uitmaken van het EU-beleid inzake migratie en asiel, alsook ontwikkeling en buitenlandse zaken; merkt met bezorgdheid op dat een toereikend en samenhangend overzicht van de activiteiten van de Commissie door deze verstrengeling van uitvoerende verantwoordelijkheden ontbreekt en het Parlement daardoor geen democratische controle over het externe migratiebeleid van de EU heeft; benadrukt dat het belangrijk is te zorgen voor

samenhang, synergieën en complementariteit om overlappingen tussen de verschillende instrumenten te voorkomen;

13. wijst op de praktische implicaties voor de mensenrechten die voortvloeien uit de toename van het aantal (en de buitengerechtelijke aard van) informele terugkeer- en overnameregelingen die zonder democratisch en parlementair toezicht tot stand komen en evenmin aan rechterlijk gezag onderworpen zijn; merkt op dat de rechten van

(11)

asielzoekers intrinsiek afhangen van de mogelijkheid om mensenrechtenschendingen door een rechtbank te laten beoordelen; dringt er bij de Commissie op aan een plan op te stellen en alle nodige maatregelen te nemen om onderhandelingen te starten of af te ronden en dienovereenkomstig overnameovereenkomsten te ondertekenen, de sluiting van formele overnameovereenkomsten prioriteit te geven en zo de volledige

eerbiediging van artikel 218, lid 6, VWEU te waarborgen, en erop toe te zien dat formele EU-overnameovereenkomsten informele overeenkomsten uitsluiten; is van mening dat het Parlement een evaluatie moet verrichten van informele overeenkomsten waarin toezeggingen zijn gedaan over kwesties die onder zijn bevoegdheid vallen (zoals overname), en dat de Commissie bereid moet zijn verdere actie, inclusief opschorting, te ondernemen wanneer blijkt dat deze informele overeenkomsten niet met de Verdragen stroken; verzoekt de Commissie een algemeen kader vast te stellen voor een

doeltreffende controle op en evaluatie van de uitvoering van alle huidige en toekomstige EU-overnameovereenkomsten en daarin speciale toezichtbepalingen op te nemen;

II. De eerbiediging van mensenrechten en de EU-actoren die het externe migratiebeleid uitvoeren

14. neemt kennis van de grotere rol van Frontex bij de praktische en operationele samenwerking met derde landen, waaronder terugkeer en overname, de strijd tegen mensenhandel, het geven van trainingen, operationele en technische bijstand aan de autoriteiten van derde landen met het oog op grensbeheer en grenscontroles, de

uitvoering van al dan niet gezamenlijke operaties bij de buitengrenzen van de EU of in derde landen en de inzet van verbindingsfunctionarissen en operationele medewerkers in derde landen; vraagt om de behoeften van het Agentschap regelmatig te beoordelen om ervoor te zorgen dat het optimaal functioneert; roept de Commissie op om een onafhankelijk, transparant en doeltreffend mechanisme voor monitoring van alle door Frontex uitgevoerde activiteiten op te zetten, dat een aanvulling zou zijn op het bestaande interne klachtenmechanisme;

15. benadrukt het belang van statusovereenkomsten voor de veiligheid van de buitengrenzen van de EU, alsook om te zorgen voor een rechtskader voor

samenwerking tussen Frontex en grensbeheerautoriteiten van derde landen; herinnert eraan dat ad-hocstatusovereenkomsten, die door het Europees Parlement moeten worden goedgekeurd, vereist zijn voor het inzetten van de grensbeheerteams van

Frontex in een derde land waar de leden van de teams uitvoerende bevoegdheden zullen uitoefenen; betreurt dat de twee tot nu toe gesloten statusovereenkomsten geen

specifieke maatregelen voor de operationalisering van mensenrechten als onderdeel van het grensbeheer bevatten, noch waarborgen dat materiële steun en opleiding voor derde landen niet bij plegers van mensenrechtenschendingen terechtkomen; betreurt dat deze overeenkomsten evenmin in een duidelijk gereguleerde verantwoordingsplicht voor mogelijke mensenrechtenschendingen voorzien, en dringt erop aan om in alle toekomstige statusovereenkomsten dergelijke maatregelen op te nemen;

16. benadrukt dat in Verordening (EU) 2019/18961 is vastgelegd dat Frontex aan het Parlement tijdig, consistent, transparant, volledig en accuraat verslag moet uitbrengen over zijn activiteiten met betrekking tot de samenwerking met derde landen en meer

1 Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(12)

bepaald van de activiteiten in verband met technische en operationele bijstand op het gebied van grensbeheer en terugkeer in derde landen, de inzet van

verbindingsfunctionarissen, alsook gedetailleerde informatie over de eerbiediging van de grondrechten; verzoekt Frontex om de Subcommissie mensenrechten, de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Parlement regelmatig te informeren over activiteiten in samenwerking met autoriteiten van derde landen, met name over de operationalisering van de mensenrechten als onderdeel van dergelijke activiteiten;

17. benadrukt dat Verordening (EU) 2019/12401 het vermogen van de EU om te

coördineren, samen te werken en informatie uit te wisselen tussen de in derde landen ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen, de Europese Commissie en de

EU-agentschappen verder moet versterken, om beter in te spelen op de prioriteiten van de Unie op het gebied van migratie; benadrukt dat een van de centrale taken van het bestuur van dit EU-netwerk erin bestaat de ontwikkeling van de capaciteiten van immigratieverbindingsfunctionarissen te ondersteunen, onder meer door in het kader van hun activiteiten richtsnoeren voor de eerbiediging van de mensenrechten te ontwikkelen; roept de Commissie op om spoedig, via het bestuur, zulke op mensenrechten gebaseerde richtsnoeren op te stellen;

18. herinnert eraan dat ook andere EU-actoren die het externe migratiebeleid uitvoeren in de context van bijvoorbeeld EU-marinemissies, gebonden zijn aan het toepasselijke

internationaal recht en dat het doorgeven van informatie aan autoriteiten van derde landen dat uiteindelijk tot de onrechtmatige terugkeer van migranten en vluchtelingen naar onveilige landen leidt, kan worden beschouwd als bijdrage aan

mensenrechtenschendingen volgens het internationaal recht; benadrukt dat het externe migratiebeleid van de EU geen onderscheppingen op zee mag steunen waarbij personen gedwongen worden naar een onveilige haven terug te keren;

19. beveelt aan het mandaat, de bevoegdheden en de begroting van het Bureau voor de grondrechten uit te breiden zodat het doeltreffend toezicht kan uitoefenen op de externe dimensie van het asiel- en migratiebeleid van de EU, onder meer door de bevoegde autoriteiten te waarschuwen bij tekortkomingen op het gebied van de mensenrechten;

verzoekt het Bureau voor de grondrechten relevante instrumenten en richtsnoeren te ontwikkelen;

20. merkt met grote bezorgdheid op dat het in de meeste gevallen niet mogelijk is de identiteit vast te stellen van de mensen die omkomen bij hun poging de Middellandse Zee over te steken; acht het noodzakelijk een gecoördineerde Europese aanpak vast te stellen om te zorgen voor snelle en doeltreffende identificatieprocessen, en een databank op te zetten van degenen die op weg naar de EU zijn omgekomen, alsook van hun bezittingen en persoonlijke voorwerpen, om informatie te kunnen verstrekken aan hun familieleden en de identificatie van de lichamen te vergemakkelijken; verzoekt de EU en haar lidstaten het Europese optreden beter te coördineren en te verbeteren om te zorgen voor adequate en doeltreffende opsporings- en reddingsoperaties;

III. Samenwerking van de EU met en financiële steun van de EU aan derde landen

1 Verordening (EU) 2019/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de oprichting van een Europees netwerk van

immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 88).

(13)

inzake migratie

21. merkt op dat er sinds 2016 steeds vaker sprake is van conditionaliteit tussen ontwikkelingssamenwerking en migratiebeheer, met inbegrip van terugkeer en overname; beklemtoont dat EU-ontwikkelingssamenwerking en -hulp in

overeenstemming moet zijn met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, ook in de context van gendergerelateerde acties; wijst in dit verband op de definitie van officiële ontwikkelingshulp zoals vastgesteld door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO en op de OESO-beginselen van de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp;

benadrukt dat het hoofddoel van het beleid van de Unie op het gebied van

ontwikkelingssamenwerking overeenkomstig Artikel 21 VEU en Artikel 208 VWEU erin bestaat de armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen, ongelijkheid en exclusie aan te pakken, democratisch bestuur en mensenrechten te bevorderen en duurzame en inclusieve ontwikkeling te verbeteren; onderstreept dat dergelijke

maatregelen, in combinatie met de ontwikkeling van stabiele instellingen, essentieel zijn om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken; verzoekt de Commissie dan ook erop toe te zien dat het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, met inbegrip van ontwikkelingsbijstand of bi- of multilaterale partnerschappen, niet tegen de in artikel 208 VWEU neergelegde beginselen indruist;

22. pleit voor een op behoeften gebaseerde benadering van humanitaire bijstand, die humanitaire beginselen, de internationale wetgeving inzake mensenrechten, het internationale humanitaire recht en het internationale vluchtelingenrecht eerbiedigt;

benadrukt voorts dat het verbinden van humanitaire hulp en noodhulp aan samenwerking met de EU op het gebied van migratie niet verenigbaar is met de humanitaire beginselen;

23. merkt op dat een compleet en openbaar overzicht van de EU-financiering voor derde landen ter facilitering van samenwerking op het gebied van migratievraagstukken ontbreekt; verzoekt de Commissie te zorgen voor volledige transparantie, onder meer door een duidelijk overzicht te verstrekken van alle instrumenten binnen de

EU-begroting waaruit de samenwerking met derde landen op het gebied van

migratiebeheer wordt gefinancierd, met inbegrip van informatie over het bedrag, het doel en de bron van de financiering, alsook uitgebreide informatie over eventuele andere steunmaatregelen van EU-agentschappen, zoals Frontex, zodat het Parlement zijn institutionele taak om toezicht te houden op de uitvoering van de EU-begroting effectief kan vervullen;

24. wijst op de doelstelling van Europese financiële instrumenten om derde landen te

ondersteunen bij de ontwikkeling van het vereiste institutionele kader en de gerelateerde capaciteiten om migratie in al haar aspecten te beheren, in overeenstemming met

Europese en internationale normen; benadrukt hoe belangrijk het is een substantieel deel van toekomstige EU-financiering voor migratie toe te wijzen aan maatschappelijke, niet-gouvernementele en gemeenschapsgerichte organisaties en gouvernementele, intergouvernementele, regionale en lokale organisaties die zich in derde landen inzetten voor bijstand aan en bescherming en monitoring van de rechten van migranten, alsook de ondersteuning van gedwongen ontheemde personen en hun opvanggemeenschappen;

benadrukt hoe belangrijk het is te verzekeren dat een aanzienlijk deel van de EU-financiering wordt bestemd voor de verbetering van de mensenrechten,

internationale bescherming en de toekomstperspectieven van vluchtelingen; vraagt dat financiële steun van de EU wordt gebruikt om duurzame oplossingen te creëren voor het

(14)

aanpakken van lokale en regionale uitdagingen, met name in verband met democratische processen en de rechtsstaat, sociaaleconomische ontwikkeling,

gezondheidszorg, onderwijs, de onderliggende oorzaken van armoede, werkgelegenheid van jongeren in de landen van herkomst, sociale uitsluiting, gendergelijkheid,

klimaatverandering, conflicten en toegang tot diensten, en om de rechten van vluchtelingen te bevorderen en zelfredzaamheid te verbeteren;

25. verzoekt de Commissie aan het Parlement regelmatig en openbaar verslag uit te brengen over de financiering van migratiegerelateerde samenwerkingsprogramma’s in derde landen en de gevolgen daarvan voor de mensenrechten, en over de manier waarop deze financiering door partnerlanden is gebruikt, ook aan de werkgroep

financieringsinstrumenten voor het externe optreden van de Commissie buitenlandse zaken; betreurt dat het Parlement niet betrokken is bij het toezicht op noodfondsen, met inbegrip van het EU-noodtrustfonds voor Afrika (EUTF); dringt erop aan dat het Parlement een belangrijker rol krijgt toebedeeld bij het toezicht op de impact van het gebruik van financiële middelen van de EU op de mensenrechten in de betrokken derde landen;

26. is van mening dat het Parlement ten volle gebruik moet maken van zijn bevoegdheden met betrekking tot uitvoering, toezicht en begrotingscontrole en van de

controleprocedures bij de Europese Rekenkamer met betrekking tot

ontwikkelingsfondsen, trustfondsen, faciliteiten en andere financieringsinstrumenten die worden aangewend om EU-beleidsdoelstellingen met betrekking tot migratie te behalen en erop moet toezien dat de EU-financieringsbeslissingen en gerelateerde toewijzingen stroken met de beginselen van de Unie inzake wettigheid en goed financieel beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement van de EU1;

27. benadrukt dat de op mensenrechten gebaseerde benadering van toepassing is op alle pijlers van het NDICI, met inbegrip van crisisrespons in de pijler voor snelle respons;

benadrukt eens te meer dat de migratiegerelateerde uitgaven in het NDICI indicatief 10 % moeten bedragen en dat migratiegerelateerde activiteiten in het kader van het NDICI gericht moeten zijn op het aanpakken van de onderliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding en op het ondersteunen van een grotere inzet om veilige, ordelijke, reguliere en verantwoordelijke migratie te vergemakkelijken alsook op de uitvoering van gepland en goed beheerd migratiebeleid en bestuur;

benadrukt dat het NDICI een extern instrument is en dat er een duidelijke afbakening moet zijn tussen de interne en externe dimensie van EU-beleid, -instrumenten en -fondsen op het gebied van migratie; onderstreept dat de definitieve overeenkomst over migratiegerelateerde activiteiten in het kader van het NDICI horizontaal moet worden gecoördineerd met interne EU-fondsen alsook het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) om overlappingen te voorkomen; merkt op dat migratiegerelateerde acties in crisissituaties via de pijler voor snelle respons met name tegemoet moeten komen aan behoeften met betrekking tot gedwongen ontheemding, waaronder het ondersteunen van

1 Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr.

1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr.

1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz.

1).

(15)

opvanggemeenschappen, overeenkomstig internationale humanitaire wetgeving en beginselen; dringt er in dit verband op aan dat het meerjarig financieel kader voor 2021- 2027 vergezeld gaat van een goed doordacht mensenrechtenkader voor de identificatie, uitvoering en monitoring van toekomstige samenwerkingsprogramma’s op het gebied van migratie, teneinde de uitbetaling van EU-financiering aan verplichtingen op het gebied van de mensenrechten te koppelen;

IV. Het externe mensenrechtenbeleid en de migratiedoelstellingen van de EU

28. herinnert eraan dat de EU en de lidstaten in het kader van het mondiaal pact inzake vluchtelingen een gedeelde verantwoordelijkheid voor de doeltreffende en uitgebreide bescherming van vluchtelingen en het verlichten van de druk op gastlanden dragen;

benadrukt in dit verband dat de EU en de lidstaten meer hervestigingstoezeggingen moeten doen en moeten waarborgen dat hervestiging niet afhankelijk wordt gesteld van de medewerking van het land van doorreis wat betreft terugname of grenscontroles, veilige en legale routes moeten bevorderen en gedwongen terugkeer van vluchtelingen uit gastlanden moeten voorkomen; roept de EU en de lidstaten op om bij te dragen aan een structurelere en substantiëlere financiering van de gemeenschappen en landen die de meeste vluchtelingen opvangen; herhaalt hoe belangrijk het is alle 23 doelstellingen van het mondiaal pact inzake migratie onverkort uit te voeren; is van mening dat het

Parlement erop moet toezien dat beide pacten juist worden uitgevoerd door de EU;

29. verzoekt de EU en de lidstaten een migratiebeleid te voeren dat een volledige

afspiegeling vormt van de mensenrechten van migranten en vluchtelingen zoals die in het internationaal, regionaal en nationaal recht zijn verankerd; verzoekt de EDEO, de Commissie en de lidstaten om de rechten van migranten als integrale dimensie van het mensenrechtenbeleid van de EU met derde landen te bespreken; dringt erop aan dat het verband tussen mensenrechten en migratie afdoende wordt opgenomen in het kader van de bilaterale dialogen over mensenrechten tussen de EU en de relevante landen;

verzoekt de EU-delegaties in deze landen de rechten van migranten, evenals de rechten van vluchtelingen en intern ontheemden, zorgvuldig te monitoren, met name in

doorreislanden; wijst erop dat dringend veilige en legale migratie- en

beschermingsroutes moeten worden opgezet en bevorderd, teneinde de mensenrechten te garanderen en het verlies van mensenlevens te voorkomen; dringt erop aan dat de EU proactief moet optreden in landen waar mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke en gemeenschapsgerichte organisaties, die onder meer migranten en asielzoekers in bescherming nemen van wie het leven in gevaar is, worden bedreigd of voor hun rechtmatige werk worden gecriminaliseerd;

30. verzoekt de EU een internationale campagne te voeren ter ondersteuning van de universele ratificatie van het Verdrag van Genève betreffende de status van

vluchtelingen en het protocol van 1967 daarbij; dringt er bij de lidstaten op aan het goede voorbeeld te geven door het VN-verdrag inzake de rechten van migrerende werknemers in acht te nemen, dat een van de kernverdragen van de VN op het gebied van mensenrechten is;

31. is van mening dat de EU in multilaterale fora het voortouw moet nemen bij het steunen van beleids- en normatieve ontwikkelingen met betrekking tot de rechten van

migranten; wijst op de belangrijke rol van internationale organisaties, regionale organen en ngo’s, zoals het Internationaal Comité van het Rode Kruis, de Hoge Commissaris van de VN voor de Vluchtelingen (UNHCR) en de Organisatie van de Verenigde Naties

(16)

voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA), alsook het OHCHR en de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor de mensenrechten van migranten;

verzoekt de Commissie en de lidstaten meer financiële en politieke steun aan deze organisaties en instanties te verlenen;

32. roept de EU op om diaspora-organisaties, getroffen gemeenschappen, door

vluchtelingen- en migranten geleide organisaties, met name organisaties die geleid worden door vrouwen, en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van projecten in derde landen;

°

° °

33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

schaart zich achter het voornemen van de Commissie om inkomsten uit het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens te gebruiken als nieuwe eigen middelen voor de EU- begroting

is ingenomen met het EU-actieplan inzake vrouwen, vrede en veiligheid en dringt aan op een daadkrachtige uitvoering; is verheugd dat in de gezamenlijke verklaring over de

waaronder SRHR, kwetsbaarheid voor gendergerelateerd geweld, waaronder vrouwelijke genitale verminking en huwelijken op jonge leeftijd of gedwongen huwelijken, hun

Voorts zet de Commissie in op sterkere samenwerking op Europees, nationaal en lokaal niveau tussen belangrijke arbeidsmarktactoren en migranten zelf om de toegang tot de

harmonisatie van de uitvoering van de EU- Fondsen onder gedeeld beheer, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ("EFRO"), het Europees Sociaal Fonds

overwegende dat de Europese Unie via haar beleid op het gebied van de mensenrechten en de democratisering een beslissende bijdrage kan leveren om een einde te maken aan elke vorm

benadrukt dat bedrijven en werknemers in de hele Europese Unie over vrij verkeer moeten kunnen beschikken om hun diensten aan te bieden, maar dat ontoereikende tenuitvoerlegging

prijst de reddingsteams, de eenheden voor civiele bescherming, de Kroatische strijdkrachten, de vrijwilligers, de maatschappelijke organisaties, de internationale organisaties,