• No results found

Inter- and intra-individual variation in earprints Meijerman, L.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inter- and intra-individual variation in earprints Meijerman, L."

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inter- and intra-individual variation in earprints

Meijerman, L.

Citation

Meijerman, L. (2006, February 15). Inter- and intra-individual variation

in earprints. Barge's Anthropologica, Leiden. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/4292

Version:

Not Applicable (or Unknown)

License:

Licence agreement concerning inclusion of

doctoral thesis in the Institutional Repository of

the University of Leiden

Downloaded from:

https://hdl.handle.net/1887/4292

Note: To cite this publication please use the final published version (if

(2)

Stellingen

behorende bij het proefschrift getiteld

Inter- and intra-individual variation in earprints

_____________________________________________________________________________________ 1. Daar de intra-individuele variatie in druk die uitgeoefend wordt door het oor op het

luisteroppervlak veel kleiner is dan de inter -individuele variatie is het van belang om, waar mogelijk, referentie-afdrukken van een verdachte af te nemen na daadwerkelijke pogingen tot luisteren, in plaats van afdrukken van kunstmatig toegebrachte drukverschillen te verzamelen met als doel de potentiële variatie in oorafdrukken van een individu te bepalen. Dit proefschrift. 2. De druk die het oor uitoefent tijdens het luisteren wordt niet bepaald door het al dan niet

aanwezig zijn van een doelgeluid, noch door het volume van achtergrondgeluiden. Het volume van het doelgeluid, alsmede of er in korte tijd al dan niet eerder geluisterd is, blijken wel van invloed te zijn. Dit proefschrift.

3. Naast de druk die het oor heeft uitgeoefend tijdens het luisteren, en de verdeling van deze druk over het ooroppervlak, is ook de duur van het luisteren van invloed op de uiteindelijke oorafdruk. Dit proefschrift.

4. Verschillen in uitgeoefende druk tussen verschillende luisterpogingen leiden niet slechts tot vergroting of verkleining van het afgedrukte oppervlak van elk van de verschillende anatomische onderdelen in de afdruk, maar ook tot veranderingen in de relatieve positie van deze onderdelen. Dit kan de betrouwbaarheid van een classificatie op basis van berekende centroïden van anatomische onderdelen, alsmede een classificatie waarbij gebruik wordt gemaakt van een pool-as om twee afdrukken op één lijn te brengen alvorens metingen te vergelijken, negatief beïnvloeden. Dit proefschrift.

5. Om een oorafdruk met enige mate van zekerheid te kunnen herleiden naar het oor dat het heeft gemaakt dienen er voldoende individualiserende kenmerken aanwezig te zijn. Hieruit volgt dat niet elk oor afdrukken zal achterlaten die met enige mate van zekerheid te herleiden zijn naar het betreffende oor. Toch kunnen dergelijke afdrukken van waarde zijn voor het forensisch opsporingswerk.

6. Categorische, absolute of deterministische conclusies ten aanzien van de individualisatie van sporen zijn op logische gronden onhoudbaar vanwege het inductieve karakter van het onderzoeksproces. A.P.A. Broeders, 2003. Op zoek naar de bron. Over de grondslagen van de

(3)

7. Categorische eliminatie of exclusie is op logische gronden niet altijd ontoelaatbaar. A.P.A.

Broeders, 2003. Op zoek naar de bron. Over de grondslagen van de criminalistiek en de waardering van het forensisch bewijs, Kluwer, p. 375.

8. Het feit dat zelfs de ontwikkelaars van een classificatiesysteem voor oorafdrukkarakteristieken er niet in slagen deze karakteristieken op gelijke wijze te annoteren in een groot aantal oorafdrukken (I. Alberink, A. Ruifrok and H. Kieckhoefer, 2005. Inter-operator test for

anatomical annotation of earprints, Internal FearID report) benadrukt het belang van de

ontwikkeling van een meer objectieve, bij voorkeur automatische, classificatiemethode. 9. Naarmate de technologie voor het gebruik van biometrische gegevens toeneemt dienen

protocollen en wetten voor gebruik van deze gegevens te worden geëvalueerd en waar nodig aangepast. Naar John D. Woodward, geciteerd uit: Jarvis, A., Biometric identification:

http://www.forensic-evidence.com/site/ID/ID_Biometric_jarvis.html.

10. Een beschaafde samenleving dient een systeem dat het dier geen enkele ruimte laat om echt dier te zijn niet toe te laten. Producten uit de bio-industrie dienen [daarom] net als bont gestigmatiseerd te worden als hoogst dieronvriendelijk. Partij voor de Dieren:

http://www.partijvoordedieren.nl.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(2001) suggested a relatively great difference in ear widening between the sexes, as their results would imply a significant increase in auricle width up to the first

However, as the 107s print was made with relatively low force, its complete helix would support the possible effect of duration of listening.. The auricular tubercle

7.1 P-values for paired samples correlations and paired differences between print-mass (relative to white) of three print types: of the first listening effort

Imprinted are: helix including part of crus of helix; stem and anterior crus and trace of posterior crus of anthelix; tragus, antitragus and outline of intertragic notch; earlobe;

Panel b shows a print from the other twin member (‘individual b’). Panel c shows a digital overlay of these two prints. Illustrated prints were thought to show the

For some ears, small changes in force appeared to have a relatively great effect on the prints, while for other ears relatively large changes in force seemed to

Internal FearID report, Leiden University Medical Center (submitted for publication; chapter 5 of this volume)... Preliminary comparison of earprints that were made before

The feasibility of earprint individualization, therefore, depends not only upon the amount of variation in prints of different ears (inter-individual), but also upon that which