• No results found

Over de actualiteit van Bannings personalisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over de actualiteit van Bannings personalisme"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Ten geleide 3 Herinneringen aan Banning 5

M.L. Bomhoff-van Rhijn

Het politiek en maatschappelijk engagement

van W. Banning in het licht van zijn religieuze opvattingen 14 H.Zunneberg

Banning als theoloog 28 P. Smits

Ethisch appèl in een bedreigde cultuur 37 H.E.S. Woldring

Banning: Sociologie, Kerk en Theologie 52 L. Laeyendecker

De actualiteit van Bannings personalisme 73 M.B. ter Borg

(3)

M.B. ter Borg

DE ACTUALITEIT VAN BANNINGS PERSONALISME 1.

In dit artikel ga ik niet zozeer in op het personalisme zelf, als wel op de betekenis ervan voor de Nederlandse samenleving. Dit centraal stellen van de sociale relevantie komt overeen met de bedoelingen die Banning met zijn personalisme had. Het ging hem om de praktische werking van zijn denken dat daarom sterk verweven is met de proble-men van zijn tijd. Als proble-men dan ook de vraag wil stellen of, en op wel-ke wijze, Bannings personalistische socialisme ook heden nog van be-tekenis zou kunnen zijn, moet de historische bebe-tekenis het uitgangs-punt vormen.

Banning is zeer actief geweest in de politiek, maar dan vooral als po-litiek intellectueel. Dat wil zeggen: hij wist intellectuele tradities rele-van te maken voor de actuele politiek ', maar zonder zelf de macht te willen uitoefenen (Ruitenberg, 1972, 124; Van Walsum, 1958, 259v).

Bij Banning als politiek intellectueel strijden twee oude intellectuele tradities om de voorrang.

(4)

ver-antwoordelijkheid te nemen voor wat er in zijn direkte omgeving of in de wereld gebeurt. Hij lijkt overgeleverd aan anonieme massa's en vermalen in onoverzienbare wereldomspannende bureaucratische ma-chinerieën. Het gevolg daarvan is dan, dat het individu zelf ook geen wil meer heeft en geen ethiek meer uitoefent, maar zich laat leiden door de stroom en daarbij de weg gaat van de minste weerstand. Zijn persoonlijkheid speelt geen rol meer. Hij is alleen nog maar de klein-ste eenheid, waaruit de massa is opgebouw. Zo vindt massificatie zijn pendant in atomisering.

De sociale wetenschappen staan voor een groot deel in het teken van deze problematiek. Klassieke sociologen, of ze nu uit Duitsland of Frankrijk afkomstig zijn, hebben het tot een centraal thema gemaakt in hun werk. Te denken valt hierbij aan zulke uiteenlopende figuren als Tonnies, Tocqueville en Durkheim. Het is een centraal thema in de filosofie en de romanliteratuur. Om kort te gaan: in de negentien-de en negentien-de eerste helft van negentien-de twintigste eeuw werd dit probleem heel sterk gevoeld door zeer uiteenlopende groepen: christelijke politici, maar ook door linkse intellectuelen en avant-gardistische kunstenaars of door conservatieve grootgrondbezitters.

De tweede traditie waarin Banning stond, was die van de rechtvaardi-ge verdeling van goederen en diensten. Ook hier gaat het om een lan-ge traditie, die teruggaat tot het Oude Testament, maar die na de Franse en de industriële revolutie zeer actueel werd omdat de traditi-onele, feodale legitimeringen van verschillen tussen arm en rijk waren vervallen en de moderne industrie de verschillen zeer schrijnend aan het licht bracht (vgl. Banning, 1964, 145v.).

Er was een tweedeling in de maatschappij ontstaan die onverhuld was gebaseerd op bijna uitsluitend economische factoren. De twee-deling van de maatschappij in laag en hoog viel goeddeels samen met die van arm en rijk, arbeid en kapitaal, uitgebuiten en uitbuiters. Het ongebreidelde marktmechanisme was de voornaamste kracht achter deze nieuwe tweedeling. De problemen waren zo schrijnend, dat nie-mand eraan voorbij kon gaan.

(5)

mecha-nismen zouden er uiteindelijk voor zorgen, dat alles goed zou komen (o.e. 40v,151v). In deze theorieën is de komst van een rechtvaardige samenleving dus niet een kwestie van ethisch handelen maar van ziel-loze mechanismen. Sociale moraal speelt geen enkele rol, of zelfs een averechtse. Immers, in liberale en Marxistische theorieën is het egois-tisch najagen van het eigenbelang een voorwaarde voor de werking van het mechanisme en het uiteindelijke ontstaan van een rechtvaar-dige ordening. Daarmee zijn deze theorieën een uitdrukking van het probleem van de positie van het individu ten opzichte van de collec-tiviteit. De betekenis van het moreel handelend individu voor het ontstaan van een rechtvaardige samenleving is immers volstrekt ver-dwenen: een blinde collectiviteit gaat zijn gang, en we kunnen de uit-komsten wél voorspellen, maar niet verhinderen.

Dit mechanistische collectivisme is een bron geweest van onbehagen. Vooral vanuit de Christelijke hoek werden dan ook alternatieve theo-rieën ontworpen over een rechtvaardige verdeling van goederen en diensten, waarin het indivdu, en dat wil dus ook zeggen de ethiek, wél een rol speelde. Zowel vanuit Rooms-katholieke als vanuit refor-matorische kring werden in deze zin internationaal zeer sophisticated theorieën ontwikkeld, sommige daarvan zeer orthodox, andere huma-nistisch-vrijzinnig.

2.

In Nederland had de Anti-thèse van Abraham Kuyper geleid tot een sterke polarisatie tussen alles wat gebaseerd was op een moderne, en wat gebaseerd was op een traditioneel-christelijke levensovertuiging. Dit werd de basis van de Verzuiling. De tegenstelling modern-christe-lijk was in het dagemodern-christe-lijks spraakgebruik van die dagen identiek aan die tussen links en rechts. De grootste gemene deler van de bezwaren te-gen de modernen was dat ze zich niet lieten leiden door hun geloof en hun ethiek, maar door anonieme materiële krachten. Daartegen-over stond de kritiek dat "rechts" de mensen gevangen wilde houden in oude, achterhaalde loyaliteiten, uit misplaatste nostalgie of met de doortrapte intentie om zo bij de lagere klassen een vals bewustzijn in stand te houden (ter Borg, 1985, 66v). Dat katste was de visie van de socialisten, en die was niet van grond ontbloot.

(6)

maar omdat het in overeenstemming was met hun Christelijke we-reldbeeld. Zij konden daardoor geen aansluiting vinden bij de telijke arbeiders en die mogelijkheid werd nog geringer, toen er Chris-telijke arbeidersbewegingen kwamen.

In de eerste helft van de twintigste eeuw was er dus niet alleen sprake van dat er twee bekngengroepen tegenover elkaar stonden; er ston-den ook twee wereldbeelston-den tegenover elkaar. Een traditioneel ethisch wereldbeeld, volgens welke de wereld verbeterd moest wor-den door religieus geïnspireerd ethisch handelen, stond tegenover een modern mechanistisch wereldbeeld. De belangentegenstelling liep dwars door de tegenstelling in wereldbeelden heen.

Hierdoor bleef de arbeidersbeweging verdeeld en dus relatief zwak. Ze slaagde er — zeker in het interbellum — dan ook niet in haar be-langen door te drukken. Dat betekende dat de Christelijke elites niet veel haast hoefden te maken met het in de praktijk brengen van rechtvaardige sociale structuren of van een goede sociale wetgeving. Vandaar dat deze in Nederland langer op zich liet wachten dan el-ders (ter Borg, 1986, 191v.).

3.

Mijns inziens is de historische betekenis van Willem Banning erin gele-gen dat hij meer dan wie ook heeft gedaan om deze, voor de Neder-landse arbeiders en dus voor Nederland hoogst schadelijke impasse te doorbreken. Hij deed dit door in een twintig jaar durende titanen-strijd de belangen van de arbeiders en de voornaamste aspiraties van de Christenen telkens weer op één noemer te brengen. Die strijd be-gon goed met zijn proefschrift in 1931 over "Jean Jaurès als denker" en werd zo'n 15 jaar later met succes bekroond bij het ontstaan van de Partij van de Arbeid als grote regeringspartij.

(7)

van het sociaal-ethisch handelend individu wist hij zo te herformule-ren dat het als aanvaardbaar en zelfs als wenselijk of noodzakelijk werd gezien binnen een op dood spoor zittende socialistische bewe-ging. Hierbij werd hij geïnspireerd of gesteund door andere

socialis-ten, zoals Jaurès en Herman de Man.

Tegelijk met het stellen van het primaat van de ethiek, die geworteld is in een levensbeschouwelijke traditie, herdefinieerde Banning de so-cialistische idealen. Het ging niet langer om een historisch automatis-me, maar om een ethische, in Christendom en Humanisme wortelen-de opdracht (Banning, 1945, 17v.).

Zo brancht hij het Christendom en het ethisch-humanisme op één lijn met het socialisme. Deze operatie ging hij op een gegeven mo-ment "personalistisch socialisme" noemen. Het kwam daarmee te staan in een brede Europese geestelijke stroming, waarvan voor Ban-ning Martin Buber de belangrijkste vertegenwoordiger was. Voor het op één lijn krijgen van zo uiteenlopende wereldbeschouwingen en belangengroepen was een grote mate van vrijzinnigheid en tolerantie noodzakelijk. Die bezat Banning dan ook. En wat ook nodig was: vaagheid, onduidelijkheid en zweverigheid. Die eigenschappen waren een kenmerk van het Europese personalisme (vgl. Zunneberg, 1978, 124v.). We mogen zeggen dat Banning die eigenschappen heeft uitge-buit. Vaagheid is onontbeerlijk wanneer men zeer uiteenlopende groeperingen op één noemer wil brengen: zweverigheid, zo zouden we kunnen zeggen, is een principe in de bruggenbouw. En dat was waar het Banning in de eerste plaats om ging:2het inspireren van een beweging en niet het formuleren van een fraaie theorie.

(8)

Hij staat ook positief tegenover planning, maar ook hier wordt de manier waarop deze zich moet verhouden tot de zozeer gewenste persoonlijke verantwoordelijkheid wel in heel grote lijnen geschetst (Banning, 1964a, 193). De abstracte principes van de sociale filoso-fie worden vaak tot hinderlijke vaagheden, wanneer men ze onmid-dellijk in verband brengt met de actuele problemen. Bij Banning zien we dat soms gebeuren, en daar liggen prachtige onderwerpen voor doctoraal-scripties en dissertaties. Daarbij dient dan niet — zoals he-laas te vaak gebeurt - de gebrekkigheid van de praktische uitwerkin-gen verward te worden met de zinnigheid van de principes.

Hoe dit verder ook zij. Bannings personalistische socialisme was aan-trekkelijk voor grote groepen meer of minder linkse intellectuelen. Maar het was ook aantrekkelijk voor de Christelijke arbeidersklasse. Het socialisme werd zo voor hun meer dan respectabel: het werd een plausibel alternatief. Omgekeerd verloren de bezwaren die altijd te-gen het socialisme waren ingebracht en die de Christelijke arbeiders ervan hadden weerhouden naar de socialisten over te lopen, hun ge-loofwaardigheid. Dit betekende dat de Christelijke elites haast moes-ten gaan maken met het honoreren van de wensen van die klasse. Maar dat was niet zo'n groot probleem, want door de herdefinities was er tussen delen van de elite van de socialisten en van de Christe-lijke politici tevens een gemeenschappelijk discours ontstaan. Het uiteindelijke resultaat was dat er na de Tweede Wereldoorlog in hoog tempo een verzorgingsstaat uit de grond werd gestampt die zijn weer-ga in de wereld nauwelijks kende (ter Borg, 1986, 206v.).

Mede dankzij Banning werkten de socialisten van harte mee aan al-lerlei min of meer corporatistische constructies van het soon, waar-tegen ze zich in de periode Talma nog fel hadden verzet (ter Borg, 1985, 70v.) en waarvan de bedoeling was de persoonlijke verantwoor-delijkheid gestalte te geven.

(9)

Deze verzoening maakte iets mogelijk, dat Banning vurig had ge-wenst : een menswaardig bestaan voor de arbeidersklasse, gemateriali-seerd in een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid. Maar de snelle uitbouw van de verzorgingsstaat verhinderde iets anders, dat hij even-zeer wenste, namelijk een snelle doorbraak, dat wil zeggen het ver-dwijnen van de vooroorlogse, op confessie gebaseerde zuilenstelsel. Immers, juist door tegemoet te komen aan de wensen van de arbei-ders wisten de Christelijke elites de noodzaak voor hen om uit de zuilen te stappen, weg te nemen. Dat neemt niet weg dat de door-braak er is gekomen, alleen twintig jaar later dan Banning gehoopt had. Ze werd toen ontzuiling en deconfessionalisering genoemd. Deze was wel degelijk mede het resultaat van het bruggen bouwen, zoals Banning dat gedaan had. Had het wegnemen van een aantal verschil-len tussen Christenen en socialisten aanvankelijk óók de noodzaak om de zuil te verlaten weggenomen, langzamerhand leidde het ver-dwijnen der verschillen tot het verver-dwijnen van de noodzaak om nog in de zuil te blijven.

Banning en de zijnen hebben de mogelijkheid en het belang van een onmiddellijke doorbraak overschat en daardoor het belang van wat wél bereikt werd, onderschat. Maar, als de resultaten tegenvallen, ligt dan dan aan de resultaten, of aan de te hoog gespannen verwach-tingen? In ieder geval heeft het ertoe bijgedragen dat tot op heden Bannings rol in de Nederlandse politiek wordt onderschat. Overigens heeft dit meer oorzaken, zoals de nog steeds bestaande neiging om de rol van ideeën, principes en wereldbeelden in de geschiedenis te on-derschatten en de neiging om vooral te kijken naar de mensen op het pluche, en niet naar de politieke intellectuelen.

4.

(10)

Dit brengt ons terug bij de twee tradities in het denken over de maat-schappij, die ik als uitgangspunt nam van mijn beschouwing. Het ide-aal van een rechtvaardige herverdeling van de middelen schijnt door de verzorgingsstaat een stuk dichterbij gebracht te zijn, maar het evenwicht tussen individu en collectiviteit schijnt nog steeds, of op-nieuw, zoek te zijn. De rechtvaardige verdeling staat weliswaar ter discussie, maar niet principieel: het gaat om de mate waarin, niet om de rechtvaardigheid als zodanig.4 Het lijkt vooral een kwestie te zijn van de verhouding tussen individu en collectiviteit, en dat wil tegen-woordig zeggen: tussen burger en staat.

Toch wordt deze discussie nauwelijks gevoerd. Dat komt omdat het gemakkelijker is terug te vallen op de cijfers van bezuinigingen en op de effecten van concrete maatregelen voor bepaalde groepen. Dat dat gemakkelijker is, komt weer, omdat men geen training heeft in het denken over de verhouding individu-collectiviteit. En dat brengt ons dan weer bij Banning. Kan Banning nogmaals, via zijn werken, optreden als volksopvoeder in dezen en kan zijn personalisme van be-lang zijn voor een reconstructie van de verzorgingsstaat, zoals het ook van belang was voor het ontstaan ervan?

Daartoe bestaan, lijkt mij, nogal wat belemmeringen, die hun oor-sprong hebben in de aard van het werk van Banning zelf en in de ef-fecten, die dat werk mede bewerkstelligd hebben.

Eerst kijken we naar het werk zelf. Banning was een politieke intel-lectueel, en dat betekent dat zijn werk aansloot bij de actualiteit. Zelf zegt Banning dat hij ernaar streefde een bijdrage te leveren aan de oplossing van concrete problemen in plaats van aan een abstract gedachtengoed (Banning, 1958, 67). Hij heeft heel duidelijk gezien dat de prijs daarvan is dat het werk niet klassiek wordt, maar geda-teerd. Willen we in de actualiteit iets aan Banning hebben, dan moe-ten we door die gedateerdheid heenlezen. Dat is niet zo eenvoudig, want de gedateerdheid heeft niet alleen te maken met feiten, die ver-anderd zijn, maar ook met een mentaliteit, die verver-anderd is. Banning was een man van het interbellum, en in die tijd drukte men zich wat hoogdravender uit dan thans. Die hoogdravendheid kenmerkt ook enigszins het werk van Banning, en dat hindert ons soms. Daarmee hangt samen de al genoemde vaagheid van het personalisme. Die had in die tijd dat Banning zijn werk deed, een duidelijke functie. Dat is nu voorbij.

(11)

gehad, die hij niet heeft voorzien en gewenst en die nu de receptie van zijn ideeën verder belemmeren.

Allereerst kijken we naar de verzorgingsstaat. Aanvankelijk werd deze inderdaad door velen gezien als de vervulling van een ethische op-dracht (ter Borg 1985a). Maar er zijn twee verraderlijke mechanis-men, die deze bedoelingen doorkruisen. Om te beginnen is wat voor de ene generatie een moeizaam bevochten morele verworvenheid is, voor de volgende generatie een vanzelfsprekendheid, een randvoor-waarde, ledere ethiek is eruit geweken; het is een sociaal mechanis-me geworden, zoals andere sociale mechanis-mechanismechanis-men. Voor deze ontwik-keling is eigenlijk niet eens een nieuwe generatie nodig. De wisse-ling van een elite kan al voldoende zijn. Zoals bekend wisselen de elites in de hectische moderne samenleving elkaar sneller af dan de generaties. En zo wordt wat begon als een ethische opdracht van ver-antwoordelijke individuen in korte tijd tot een collectivistische, au-tomatische solidariteit.

Die automatische solidariteit maakt dat men de verantwoordelijk-heid die men voelt voor de medemens, zonder enige gewetenswroe-ging kan afwentelen. De verzorgewetenswroe-gingsstaat vergroot dus niet de per-soonlijke verantwoordelijkheid, maar verkleint hem op dramatische wijze. Dit werkt vervolgens extra schaalvergroting in de hand. Was vroeger een voortgaande groei nog wel eens belemmerd doordat men persoonlijke verantwoordelijkheid voelde, nu die verantwoordelijk-heid op de verzorgingsstaat is afgewenteld kan men zich geheel con-centreren op expansie. De corporatistische instanties die zijn ontwor-pen om de persoonlijke sociale verantwoordelijkheid gestalte te ge-ven worden daarbij óf instrumenteel opgevat als machtsmiddelen die men toevallig in de schoot geworpen heeft gekregen, óf als overbodi-ge bureaucratische tussenlaoverbodi-gen, die alleen maar overbodi-geld en energie ver-slinden. Deze afwentelingsmechanismen werken een groei van de kos-ten van de verzorgingsstaat in de hand, waarvoor ook niemand per-soonlijk verantwoordelijk is, zodat ze uitsluitend als collectieve las-ten worden opgevat. Zo ontstaat een samenleving waaruit persoon-lijke verantwoordelijkheid is geweken, en waarin de collectiviteit in toenemende mate wordt gezien als een belemmering voor het be-werkstelligen van privébelangen.

(12)

Ontzuiling wil zeggen dat men zich in steeds mindere mate organi-seert rond een religie of een levensbeschouwing. Maar als godsdienst of levensbeschouwing niet langer de kern is waarom het leven draait, dan wordt zij sociaal minder relevant. De ontzuiling is dan ook ge-paard gegaan met een geweldige ontkerkelijking en met gezagsverlies van kerkelijke ambtsdragers. Maar dit betekent dat Banning de men-sen aanspreekt op iets, waarop ze nauwelijks nog aanspreekbaar zijn. Hier kan dus geen aanknopingspunt voor het personalisme gevonden worden.

5.

Maar we moeten dit gebrek aan aanknopingspunten niet dramatise-ren. Het neemt niet weg dat de problematiek die nu speelt dezelfde is als die, waar Banning zijn hele leven mee bezig is geweest. Op drie punten is dat het geval.

Het meest fundamenteel is de vraag of de problemen voortkomen uit de wetmatigheden van de historische ontwikkeling, de structuren of hoe men dat ook noemen wil, of dat er ook min of meer bewuste ethische keuzes aan ten grondslag liggen. Die vraag is nog steeds actu-eel. Het ethische karakter van de problematiek wordt door velen ont-kend of misont-kend. Dan raakt de sociale verantwoordelijkheid buiten beeld. Er wordt alleen gedacht in termen van privé-verantwoordelijk-heden en het lot van het geheel wordt aan de sociale mechanismen overgelaten. Dat wordt gezien als de resultante van de strijd tussen de deelbelangen. Net als in Bannings tijd staan dus een ethische en een mechanistische opvatting tegenover elkaar.

(13)

Daar-door gaat het hier om waarden die voor een groot deel de identiteit van het Westen bepalen.

Vanuit deze vage levensbeschouwing zou het best eens kunnen zijn, dat het evenwicht tussen enerzijds gerechtigheid, en anderzijds de verhouding individu-collectiviteit, zoals die Banning voor ogen stond, als het ontdaan was van alles wat er gedateerd aan is, op een vrij grote instemming zou kunnen rekenen. Maar als men het niet met Banning eens zou zijn, dan zou men zijn eigen beeld van dat evenwicht eraan kunnen afmeten. Want daarom gaat het in het personalisme van Ban-ning: het vinden van dat evenwicht. Banning, aldus geactualiseerd, kan op deze wijze dan ook opnieuw een gesprekspartner, ja, een volksopvoeder worden.

(14)

rigens toepast op een politieke intellectueel van een ander slag dan Banning: Machiavelli.

2. Van Doorn verwijt Banning en de personalisten terecht zweverig-heid (NRC-Handelsblad, 18 februari 1988). Hij ziet hierin één van de oorzaken van Bannings "falen". Kennelijk ontgaat hem de sociale functie van zweverigheid en dat is merkwaardig voor een socioloog die als analysant van Christelijke politiek zijn sporen verdiend heeft. Hoe dit ook zijn, ik stel hier tegenover dat er bij Banning van falen geen sprake is en dat zijn succes als bruggen-bouwer ondenkbaar is zonder die zweverigheid.

3. Hiermee is niet ontkend dat er veel meer factoren bij het ont-staan van de verzorgingsstaat een rol hebben gespeeld, zoals de populariteit van de Keynesiaanse economie, de ontwikkelingen in het buitenland, met name in Engeland, de eisen die de wederop-bouw en de industrialisering van ons land aan het arbeidsbestel stelde, het teloor gaan van onze hulpbronnen in de koloniën en zo meer.

(15)

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

Banning, W., Terugblik, Amsterdam, 1958. Banning, W., De dag van morgen, Amsterdam, 1945. Banning, W., Het vraagstuk van de arbeid, Den Haag, 1946(2). Banning, W., Machten en mensen, Haarlem, 1958.

Banning, W., Om mens en menselijkheid in maatschappij en politiek, Amsterdam, 1960.

Banning, W., Hedendaagse sociale bewegingen, achtergronden en begin-selen, Arnhem, 1964(8).

Banning, W., Moderne maatschappijproblemen, deel I, Haarlem, 1964a(6).

Borg ter, M.B., Op zoek naar de ideologie van de verzorgingsstaat, in: Filosofie en praktijk, 6/2,1985.

Borg ter, M.B., Publieke religie als compromis, in: L.Laeyendecker en O.Schreuder, red.: Religie en politiek, Kampen, 1985a. Borg ter, M.B., Het confessionalisme en de sociale zekerheid, in: Sociale

wetenschappen, 29/3, 1986.

Doorn van, J.A.A., De onvermijdelijke presentie van de confessionelen, in: J.A.A. van Doorn en J.W. de Beus, red., De interventie-staat, Meppel, 1984.

Doorn van J.A.A., Het gezicht van de oude sociaal-democratie, in: NRC-Handelsblad, 18 februari 1988.

Flora, P en Heidenheimer A.J., The Development of the Welfare State in Europe and America, New Brunswick, 1981.

Kossmann, E.H., De Lage Landen, 1780-1940, Amsterdam, 1979. Manning, A.F., Geen doorbraak van de oude structuren, in L.W.G.Schol

ten e.a., De confessionelen, Utrecht, 1968. Nisbet, R.N., The Social Philosophers, London, 1974.

Pels, D., Hendrik de Man en de psychologie van het socialisme, een samenvatting voor de jaren tachtig, in: Vijfde jaarboek voor het democratisch socialisme, 1985.

Ruitenbeek, H.M., Het ontstaan van de Partij van de Arbeid, Amsterdam, 1955.

(16)

Schoffer, I., De Nederlandse confessionele partijen 1918-1939, in L.W.G.Scholtene.a., De confessionelen, Utrecht, 1968. Thoenes, P., De elite in de verzorgingsstaat, Leiden, 1971(2). Thurlings, J.M.G., De Wankele Zuil, Deventer, 1978(2).

Veldkamp, G.M.J., Sociaal Palet, In het spanningsveld tussen economische en sociale politiek, Utrecht, 1964.

Walsum van, G.E. Vernieuwing der politieke verhoudingen, in: L.H.Ruiten-berg e.a., De maatschappij'van nu en morgen, Amsterdam, 1958.

Wilensky, Harold L., Leftism, Catholicism en Democratie Corporatism, in: P.Flora & A.J.Heidenheimer, eds.: The Development of the Welfare State, New Brunswick, 1981.

Woldring, H.E.S., en Kuiper D.Th. Reformatorische maatschappijkritiek, Kam-pen, 1980.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The decision is argued to move away from the fact that the LOSC Parties have ‘moved decisively away from the freedom (…) not to be subject in advance to dispute

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Met deze wijziging worden de beleidsregels aangepast aan de Tweede nadere aanwijzing van de Minister voor Medische Zorg (MZ).. De

Vooral hoogproductieve koeien zijn veelal niet in staat om voldoende extra ruwvoer op te nemen om de conditie op peil te houden.. Wellicht door het jaarrond ver- strekken van

• Richt de meter verticaal omhoog op de lampen en houdt de meter waterpas (zoveel mogelijk) • Eventueel kan de lichtmeter op een plukkar gemonteerd zijn (let op waterpas

Bovendien kan een toevertrouwd belang volgens de memorie van toelichting niet alleen zijn gelegen in rechtstreeks uit de wet verkregen taken, maar even- eens in

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of