• No results found

Scheikunde Toets Hoofdstuk 7 5 Vragen Max 43 punten HAVO Versie A

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Scheikunde Toets Hoofdstuk 7 5 Vragen Max 43 punten HAVO Versie A"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scheikunde Toets Hoofdstuk 7 5 Vragen

Max 43 punten

HAVO Versie A

(8) 1 Teken de structuurformules van de volgende stoffen:

A Hexaan-2-ol B Propaandizuur

C Pentaan-2,2,3-triamine D 3-ethyl-2,3-dimethylheptaan

2 Gist

Gist kan in gedroogde vorm worden gekocht. Een fabrikant verkoopt deze gist in een doosje, met daarin vijf zakjes. Elk zakje bevat 10 gram gedroogde gist, een hoeveelheid die voor veel recepten geschikt is. Het zakje waarin de

gedroogde gist zit, bestaat uit aluminiumfolie met een laagje polypropeen aan de binnenkant.

Uit de tekst op een zakje gedroogde gist blijkt dat aan deze gist de emulgator E472c is toegevoegd. E472c is een

zogenoemde di-ester. In een molecuul van een di-ester komen twee estergroepen voor. Een molecuul van de di- ester E472c ontstaat door de reactie van één molecuul glycerol met één molecuul stearinezuur en één molecuul citroenzuur.

Hieronder zijn de structuurformule van glycerol en de vereenvoudigde structuurformules van stearinezuur en citroenzuur weergegeven.

C H2

C H

C H2

O O O

H H

H C

O OH

R1 C

O OH R2

glycerol stearinezuur citroenzuur

(2)

Er bestaan meerdere structuurformules die voldoen aan de beschrijving ‘een di-ester die is ontstaan door de reactie van één molecuul glycerol met één molecuul stearinezuur en één molecuul citroenzuur’.

(2) A Geef de structuurformule van een di-ester die kan ontstaan door de reactie van één molecuul glycerol met één molecuul stearinezuur en één molecuul citroenzuur. Gebruik daarbij bovenstaande vereenvoudigde structuurformules van stearinezuur en citroenzuur.

(3) B Leg uit hoeveel verschillende di-esters kunnen ontstaan wanneer één molecuul glycerol reageert met één molecuul stearinezuur en één molecuul citroenzuur. Neem aan dat de groepen R1 en R2 bij deze estervorming onveranderd blijven.

Brooddeeg bestaat voor een groot deel uit zetmeel. Wanneer gist aan het brooddeeg is toegevoegd, zal een deel van het zetmeel worden omgezet tot glucose (C6H12O6). De ontstane glucose wordt door de gist omgezet tot alcohol en

koolstofdioxide. Het koolstofdioxide zorgt voor het rijzen van het deeg.

De reactievergelijking voor de omzetting van glucose tot koolstofdioxide en alcohol is als volgt:

C6H12O6 ® 2 C2H5OH + 2 CO2

Joris heeft twee zakjes gedroogde gist gevonden.

gist I: gist waarvan de houdbaarheidsdatum nog niet is overschreden;

gist II: gist waarvan de houdbaarheidsdatum drie jaar is overschreden.

Om de werking van gist I te vergelijken met de werking van gist II voert Joris de volgende proeven uit.

Aan 100 mL van een 5% glucose-oplossing met een

temperatuur van 33 °C voegt Joris 1,0 gram van gist I toe.

Hij laat de glucose-oplossing met de gist net zolang staan, totdat hij de eerste gasbelletjes ziet ontstaan. Vervolgens vangt Joris het gas dat ontstaat op. Om de vijf minuten

(3)

noteert hij hoeveel gas er is opgevangen.

Joris neemt weer 100 mL van de glucose-oplossing en voert de proef opnieuw uit, maar deze keer met gist II.

Onderstaand diagram is gemaakt met de resultaten van de proeven van Joris.

Het aantal cm3 koolstofdioxide dat per tijdseenheid wordt gevormd, is een maat voor de activiteit van de gist. Uit

bovenstaand diagram blijkt dat de activiteit van gist II in het begin lager is dan de activiteit van gist I.

(3) C Bereken met behulp van het diagram voor elk van de twee soorten gist het aantal cm3 gas dat is geproduceerd tussen tien en twintig minuten vanaf het moment van opvangen.

Lees de aantallen cm3 koolstofdioxide af in één decimaal.

(2) D Bereken hoeveel procent de activiteit van gist II tussen tien en twintig minuten lager was dan de activiteit van gist I. Stel de activiteit van gist I op 100%.

(2) E De activiteit van gist II is na enige tijd even groot als de activiteit van gist I.

Hoe blijkt dit uit het diagram?

(3) F Na afloop van zijn proeven merkt Joris dat de geur van alcohol uit het reactiemengsel komt.

Bereken hoeveel gram alcohol (ethanol) is ontstaan op het moment dat er 0,18 gram koolstofdioxide is ontstaan.

(4)

(8) 3 Geef van de onderstaande structuurformules de systematische naam:

A C

B D

(6) 4 Geef de reactievergelijkingen van de onderstaande reacties.

Teken van alle stoffen de structuurformules.

A De reactie tussen ethaanzuur en pentaan-1-ol.

B De reactie voor het maken van zuiver 2,3-difluorpentaan.

(6) 5 Leg van elk van de onderstaande reacties uit of het een additie-, substitutie-, condensatie- of hydrolysereactie is.

A

B

H3C CH

C H2

H2 C

CH CH

CH3

CH3 CH3

CH3

H3C C

O OH

C H2

H2 C

C H

HC C H

HC CH3 H3C

H3C H2 C

CH C

C H2

CH3 F

F

Br

CH3

H3C Cl2 H3C

C H2

Cl HCl

+ +

H3C H2 C

C O

CH3 O

H2O

H3C H2 C

C OH

O

H3C OH

+ +

(5)

Scheikunde Toets Hoofdstuk 7 5 Vragen

Max 43 punten

HAVO Versie A

(8) 1 A

B

C

D H3C

CH H2 C

C H2

H2 C

CH3 OH

HO C

H2 C

C OH

O O

H3C C

CH H2 C

CH3 NH2

H2N

NH2

H3C CH

C H2 C

CH2 H2 C

CH3

H2C

CH3 CH3 CH3

(6)

2 Gist

(2) A Bijvoorbeeld:

Een andere di-ester is ook goed.

(3) B Er zijn 3 plaatsen waar een ester kan ontstaan. Dat geeft de volgende opties:

Optie 1 Optie 2 Optie 3 Optie 4 Optie 5 Optie 6

Plaats 1 R1 R1 R2 R2

Plaats 2 R2 R1 R1 R2

Plaats 3 R2 R2 R1 R1

Optie 1 en 6 zijn hetzelfde, optie 2 en 5 zijn hetzelfde en optie 3 en 4 zijn hetzelfde (spiegelbeelden van elkaar). Dus zijn er in totaal 3 verschillende di-esters mogelijk.

(3) C Gist I: 20,0-7,8 = 12,2 cm3 Gist II: 12,3-4,5 = 7,8 cm3 (2) D 7,8/12,2*100,0% = 63,9%

100,0-63,9 = 36,1% lager.

(2) E De lijnen lopen evenwijdig aan elkaar. Er wordt dus in dezelfde tijd evenveel gas gevormd.

(3) F C6H12O6 ® 2 C2H5OH + 2 CO2

0,18/44,01 = 4,1*10-3 mol CO2

Coëfficiënten zijn gelijk, dus er is ook 4,1*10-3 mol alcohol ontstaan.

4,1*10-3 * 46,068 = 1,9*10-1 g alcohol

H2C

HC

H2C O

O C

C R2 R1 O

O OH

(7)

(8) 3

A 2,3,6-trimethylheptaan C ethaanzuur B octa-2,4-dieen D 4-broom-3,3-

difluorhexaan

(6) 4 A

B

(6) 5 Leg van elk van de onderstaande reacties uit of het een additie-, substitutie-, condensatie- of hydrolysereactie is.

A Een H-atoom wordt vervangen door een Cl-atoom dus het is een substitutiereactie.

B De ester reageert met water waardoor er twee kleinere moleculen ontstaan. Dit is een hydrolysereactie (en eigenlijk ook een variant van een substitutiereactie).

H3C C

OH O

HO H2 C

C H2

H2 C

C H2

CH3

H3C C

O H2 C

C H2

H2 C

C H2

CH3 O

H O

H

+ +

H3C H C

C H

H2 C

CH3 F F H3C

CH CH

H2 C

CH3 F

F

+

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

− Wanneer een antwoord is gegeven als: „Negatief, want het koperplaatje wordt aangetrokken door het positieve nikkelplaatje.”, dit

• Hoe meer gecentraliseerd leidende organisatie en hoe minder contacten tussen perifere. organisaties, hoe meer effectiever

SCHILDERMANS PLUIMVEESLACHTERIJ EN VLEESVERWERKING NV, Toekomststraat 12 te 3960 Bree.. Gegevens van

Aan ieder type tRNA wordt een specifiek aminozuur gebonden?. 2p 15 „ Welk aminozuur is gebonden aan het tRNA van

Ook al moet ik gaan door het water met Hem, Maar ik maak me geen zorgen ook al zink ik

Geen enkele traan wordt vergeten, geen enkel gebed niet gehoord.. Geen enkele vraag onbegrepen, want Hij hoort en weet

Onderdelen die niet door of via de (bouw)ondernemer worden uitgevoerd (zoals bijvoorbeeld minderwerk), vallen niet onder de Woningborg Garantie en waar- borgregeling. Daarnaast

is niet aansprakelijk voor welke schade dan ook, die voortvloeit uit de omstandigheid dat de Opdrachtgever de aan hem in rekening gebrachte premies en/of renten voor door hem,