Vraag nr. 363 van 2 juli 1998
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Bebossing – Stand van zaken
De Europese, federale en Vlaamse overheid geven subsidies als landbouwgrond wordt bebost. Deze subsidieregeling geldt zowel voor openbare bestu-ren als voor particuliebestu-ren.
Men kan subsidies aanvragen bij de administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer (Aminal) (besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996) als minstens een halve hectare landbouwgrond, in het Vlaamse gewest gelegen, werd bebost. Men is wel verplicht om het terrein voor minstens 20 jaar bebost te laten : nadien kan er weer landbouw-grond van worden gemaakt.
1. Wat zijn de resultaten van de bebossingsacties voor de verschillende aan te planten soorten in 1996 en 1997 per provincie ?
2. In welke mate gingen landbouwers in op het aanbod ? Openbare besturen ? Privé-eigenaars ? 3. In welke mate beantwoorden deze resultaten aan de door de minister vooropgezette doelstel-lingen in zijn beleidsbrieven (1.000 tot 2.000 ha/jaar) ?
4. Welke hindernissen ervaart men bij het uitvoe-ren van het vooropgestelde plan ?
Antwoord
De procedure voor het opnieuw omzetten van beboste terreinen na 20 jaar bebossing naar land-bouwgrond, is slechts van toepassing in agrarisch gebied volgens het gewestplan.
Het bosdecreet bepaalt immers in artikel 87 dat in agrarisch gebied kan worden ontbost na een een-voudige melding aan de afdelingen Bos en Groen en Land van Aminal en het legt de geldige termij-nen hiervoor vast. Bossen die werden aangelegd in andere gewestplanbestemmingen kunnen slechts worden ontbost na het verkrijgen van een bouw-vergunning conform het tweede lid van artikel 42 § 1 van het decreet betreffende de ruimtelijke orde-ning gecoördineerd op 22 oktober 1996. Artikel 90bis van het bosdecreet bepaalt bovendien dat een vergunning voor ontbossing slechts wordt ver-leend wanneer deze ontbossing gebeurt met het oog op de uitvoering van werken van algemeen belang die in overeenstemming zijn met de gelden-de plannen van aanleg.
1. De subsidieregeling voor bebossing van land-bouwgronden is sinds oktober 1996 van kracht. In 1996 werden geen bebossingsdossiers admini-stratief afgewerkt, zodat voor 1996 geen resulta-ten kunnen worden voorgelegd. In 1997 werden in het totaal 115 dossiers voor een oppervlakte van 175,7 ha afgehandeld door de afdeling Bos en Groen.
Wat de boomsoortenkeuze betreft, springt de dominantie van de zomereik in het oog. Deze soort vertegenwoordigt ongeveer 40 % van de beboste oppervlakte. De populier is met een oppervlakte-aandeel van 24 % de tweede meest aangeplante soort. De gewone es is goed voor ongeveer 12 % en de wintereik heeft een aan-deel van 7 %. De overige 17 % omvat een grote groep boomsoorten die over slechts kleine oppervlakten werden aangeplant.
In 1997 was de zomereik duidelijk de meest gebruikte soort in de provincies Antwerpen, Limburg en Oost-Vlaanderen. In Vlaams-Bra-bant is het de populier die de grootste opper-vlakte vertegenwoordigt. Dit heeft te maken met de zeer goede populierengronden die in deze provincie beschikbaar zijn. Ongeveer 2/3 van de polulierenaanplantingen werden tevens voorzien van een onderetage. Hiervoor is in een premie van 20.000 fr/ha voorzien, daar dit een meerwaarde creëert vanuit natuurbehoudsoog-punt. Algemeen is het dus zo dat het voorzien in hogere subsidies voor het gebruik van edele boomsoorten en voor maatregelen met meer ecologische perspectieven duidelijk effect heeft op de bebossingsdossiers.
Tabel 1 : De belangrijkste boomsoorten per pro-vincie bij bebossing van landbouwgronden in 1997
Oost-Vlaanderen zomereik 29,17 cultuurpopulier 11,45 gewone es 7,12 andere soorten 6,63 Limburg zomereik 9,9 cultuurpopulier 3,1 andere soorten 6,61
2. De openbare eigenaars dienen gemiddeld grote-re dossiers in dan de particuliegrote-ren. De 21 dossie-rs (18 %) van openbare eigenaadossie-rs die in 1997 werden afgehandeld vertegenwoordigen ongeveer 56 ha met een oppervlakte-aandeel van 32 %. De 94 dossiers (82 %) van privé-eigenaars verte-genwoordigen afgerond 120 ha (oppervlakte-aandeel 68 %).
Tabel 2 : Dossiers voor bebossing van land-bouwgronden door openbare eigenaars in 1997 Provincie Aantal Opper-
Gemid-dossiers vlakte delde
Antwerpen 9 15,69 1,74 Vlaams-Brabant 2 3,04 1,52 West-Vlaanderen 2 15,29 7,65 Oost-Vlaanderen 4 12,87 3,22 Limburg 4 8,90 2,23 Totaal 21 55,79 2,66
Tabel 3 : Dossiers voor bebossing van land-bouwgronden door particulieren in 1997
Provincie Aantal Opper- Gemid-dossiers vlakte delde
Antwerpen 14 22,74 1,62 Vlaams-Brabant 21 32,97 1,57 West-Vlaanderen 9 11,99 1,33 Oost-Vlaanderen 38 41,50 1,09 Limburg 12 10,71 0,89 Totaal 94 119,91 1,28
De landbouwers in hoofdberoep hebben een bescheiden aandeel van 3 dossiers voor een gezamenlijke oppervlakte van 5,51 ha. De ter-mijn van inkomenscompensatie, 25.000 fr/ha gedurende vijf jaar, blijkt te kort om een aan-trekkelijk alternatief te kunnen bieden aan de landbouwers.
3. Als doelstelling werd een bebossing van 10.000 ha vooropgesteld binnen een tijdspanne van vijf jaar tegen 2002. In een meerjarenprogramma heb ik hiertoe een programmering opgenomen. Op basis van een progressieve stijging in bebos-singsinitiatieven, die het gevolg moet zijn van een volgehouden sensibilisering, moet op die manier 10.000 ha bosuitbreiding worden gere-aliseerd. In 1997 werd een bebossing van 275 ha gepland. In realiteit werd slechts voor een oppervlakte van 175,7 ha aan bebossingsdos-siers afgehandeld. In 1998 is de realisatie van een oppervlakte van 500 ha gepland. Begin augustus '98 is hiervan slechts 110 ha gereali-seerd. De vooropgestelde doelstelling zal in het huidig tempo dus niet worden gehaald.
4. De uitgangssituatie in het Vlaamse gewest ver-toont verscheidene kenmerken die het succes van de subsidieregeling voor bebossing van landbouwgronden sterk temperen. Een eerste groep problemen is specifiek van toepassing op initiatieven vanuit de landbouwsector.
– Wanneer men bebost met subsidies in het kader van deze subsidieregeling, dient dit bos minstens 20 jaar behouden te blijven. Er ontstaat dus een inkomensloze periode die moet worden overbrugd. Specifiek voor landbouwers in hoofdberoep is daartoe in de federale inkomenscompensatie van 5 jaar voorzien. Vermoedelijk is deze inkomens-compensatie voor het merendeel van de landbouwers te beperkt in tijd om tot bebos-sing over te gaan.
– De jaarlijkse subsidiëring en inkomenssteun voor de landbouwteelten vormt ook in het Vlaamse gewest een substantieel deel van het landbouwinkomen. De verordening 2080/92 wordt dus in belangrijke mate door hetzelfde gemeenschappelijke landbouwbe-leid weggeconcurreerd.
– Een derde knelpunt vloeit voort uit de bedrijfsstructuur in de Vlaamse landbouw. De Vlaamse landbouwbedrijven kunnen als kleine, arbeids- en kapitaalsintensieve bedrij-ven worden getypeerd. De meeste bedrijbedrij-ven hebben bovendien een zware investerings-last, per ha, en ze produceren tegen hoge vaste kosten, waardoor bebossing slechts zel-den een economisch rendabel alternatief kan vormen.
Een tweede groep problemen heeft een negatie-ve impact zowel op initiatienegatie-ven van landbou-wers als van niet-landboulandbou-wers.
een activiteit met een lage rentabiliteit. Opbrengsten ontstaan bovendien pas na lange tijd. Vanuit financieel-economisch oog-punt is bebossing dus veeleer zelden een aantrekkelijk alternatief.
– De gemiddelde grondprijzen voor landbouw-gronden in het Vlaamse gewest zijn stabiel op een hoog niveau. De grondprijzen wegen gemiddeld zwaar door op de financiële resul-taten bij bebossing, zodat ook dit ontmoedi-gend werkt voor bebossing van landbouw-gronden. Bovendien treedt bij bebossing in de meeste gevallen een grondwaardedaling op. Dit verhoogt de algemene kosten ten gevolge van bebossing.
– Een volgend knelpunt is de rechtsonzeker-heid die bij de burger bestaat over de bestemming en het gebruik van gronden. Gelet op de reeds lage economische rentabi-liteit van bosbouw heeft het behoud of de verhoging van grondwaarden een belangrij-ke financiële betebelangrij-kenis. Aansluitend bij voor-gaand knelpunt, werkt ook dit beperkend op het aantal bebossingsinitiatieven.