Bijlage 1 - Artikel 57, 58 en 108 uit de Bolivariaanse Constitutie.
1Artículo 57. Toda persona tiene derecho a expresar libremente sus pensamientos, sus ideas u opiniones de viva voz, por escrito o mediante cualquier otra forma de expresión, y de hacer uso para ello de cualquier medio de comunicación y difusión, sin que pueda establecerse censura. Quien haga uso de este derecho asume plena responsabilidad por todo lo expresado. No se permite el anonimato, ni la propaganda de guerra, ni los mensajes discriminatorios, ni los que promuevan la intolerancia religiosa. Se prohíbe la censura a los funcionarios públicos o funcionarias públicas para dar cuenta de los asuntos bajo sus responsabilidades.
(= Artikel 57. Elk individu heeft het recht om vrijelijk zijn gedachten, ideeën of meningen hardop, geschreven of via welk andere vorm van expressie te uiten, en om hiervoor gebruik te maken van welk middel van communicatie of verbreiding dan ook, zonder dat dezegene censuur kan plegen. Wie gebruik maakt van dit recht, wordt geacht om de volle verantwoordelijkheid te nemen voor al hetgeen is geuit. De anonimiteit, noch de propaganda voor een oorlog, noch discriminerende boodschappen, noch aanzettingen tot religieuze intolerantie worden toegestaan. Er geldt een verbod op censuur voor mannelijke of vrouwelijke ambtenaren opdat er rekenschap gegeven kan worden van zaken die onder hun verantwoordelijkheid vallen).
Artículo 58. La comunicación es libre y plural, y comporta los deberes y responsabilidades que indique la ley. Toda persona tiene derecho a la información oportuna, veraz e imparcial, sin censura, de acuerdo con los principios de esta Constitución, así como el derecho de réplica y rectificación cuando se vean afectados directamente por informaciones inexactas o agraviantes. Los niños, niñas y adolescentes tienen derecho a recibir información adecuada para su desarrollo integral.
(= Artikel 58. De communicatie is vrij en meervormig en gedraagt zich volgens de
plichten en verantwoordelijkheden die de wet aangeeft. Eenieder heeft recht op juiste
informatie, waarheidsgetrouw en onpartijdig, zonder censuur, in overeenstemming met
Artículo 108. Los medios de comunicación social, públicos y privados, deben contribuir a la formación ciudadana. El Estado garantizará servicios públicos de radio, televisión y redes de bibliotecas y de informática, con el fin de permitir el acceso universal a la información. Los centros educativos deben incorporar el conocimiento y aplicación de las nuevas tecnologías, de sus innovaciones, según los requisitos que establezca la ley.
(= Artikel 108. De sociale, publieke en private communicatiemedia moeten bijdragen aan
de maatschappelijke vorming van de burger. De staat garandeert daarom publieke
diensten als radio, televisie en netwerken van bibliotheken en informatica, ten einde
universele toegang tot informatie toe te staan. De educatieve centra moeten de kennis
opnemen en toepassen aangaande nieuwe technologieen en ontwikkelingen, volgens de
vereisten die deze wet uiteenzet).
Bijlage 2 – Overzicht van 9 tot 14 april 2002 in Venezuela.
Samengesteld door de nationale ombudsman van Venezuela, de zogenoemde Defensoria del Pueblo.
2April 9, two days prior to mass anti-Chavez protests:
• Chavez repeatedly used the presidential right to broadcast on radio and television outlets to speak out against the growing general strike led by Fedecameras and CTV;
• Private television stations regularly interrupted their programmes to broadcast anti-government information in favour of the opposition;
• No circulation of major newspapers, in support of the opposition’s general strike.
April 11, day of protests leading to coup d’etat:
• Continuous, blanket coverage by private media of the opposition protests and virtual cheerleading of the protest leaders’ decision to redirect the masses toward Miraflores presidential palace (where the clash with police and armed Chavez supporters took place);
• Coverage by state television of growing support for the government
• Interruption of the transmission signal of private televisions on the part of the government during the President’s address
• Blackout of state television during the night by police of the pro-opposition Miranda state government.
April 12 – 14:
• Coup government imposes controls on community broadcasters such as TV
Caricuao, Catia TV, Radio Catia Libre, Radio Perola and Radio Alternativea de
Caracas, and shuts state television altogether;
played no news whatsoever on April 13, and most newspapers chose not to
publish on April 14, after the return of Chavez.
Bijlage 3 - The Op-Ed Assassination of Hugo Chávez
3Mediabias wordt gebruikt om (vermeende) gekleurdheid van berichtgeving in de media aan te duiden. Een mediawatchinstituut houdt zich bezig met het in kaart brengen van deze mediabias. De Verenigde Staten zijn bij uitstek het land waar mediawatchinstituten welig tieren. Deze mediawatchinstituten beroepen zich op de First Amendment uit de Amerikaanse Grondwet. In dit amendement is ondermeer de persvrijheid vastgelegd.
Hieronder volgt een samenvatting van bijdrages over de Venezolaanse president van rechtse en linkse mediavolgers uit de VS.
Een van de fanatiekste Chávez-haters is de Amerikaanse dominee en Republikein Pat Robertson.
4In de zomer van 2005 kwam het tot een heftige woordenwisseling in de media tussen Robertson en Chávez. Robertson had namelijk opgeroepen om Chávez te vermoorden. Cliff Kincaid, voorzitter van Accuracy in Media (AIM) schrijft dat de aandacht voor Robertson een afleidingsmanouevre van de ‘linkse’ Amerikaanse media was. “And the paper [New York Times, JP] would prefer to beat up on Robertson rather than America’s enemies”, schrijft Kincaid op 12 september 2005 in ‘Why the Media Cover Pat Robertson’. Kincaid maakt zich er druk over dat de media expres niet vermelden dat Chávez een “tyrant” is. Daarom eindigt Kincaid zijn artikel met “Chávez is the issue, not Robertson”.
5Een favoriet argument in bijdrages op de website van AIM is het nazisme en de
Holocaust. Chávez zou connecties hebben met terroristische groeperingen in het
Midden-Oosten, omdat Venezuela ook olie in de bodem heeft. Daarom is de vermeende
samenwerking tussen Chávez en Osama Bin Laden gevaarlijk, er zou een nieuw genocide
op touw gezet kunnen worden. En net als de Arabische wereld Al Jazeera tot haar
beschikking heeft, initieerde Chávez in 2005 een TV-station, Telesur, waarmee deze
president zijn “anti-freedom rhetoric throughout Latin America” kan verspreiden.
6Kincaid valt bovendien zijn vijanden in de mediawatchwereld aan. “However, Jeff Cohen, founder of the left-wing Fairness & Accuracy in Reporting, thinks the media in Venezuela are doing just fine.”
7Dit gaat over Telesur en over onafhankelijke media in Venezuela. Dat Chávez bevriend is met Cuba’s leider Castro, wijst volgens de bijdragen op de website van AIM op de groei van het ‘rode gevaar’ in Venezuela. Daarnaast suggereert AIM – overigens zonder bronvermelding - dat Chávez zowel Al Qaeda als Hezbollah zou steunen.
8Linkse argumenten over Chávez wijzen juist op de versteviging van de democratie onder Chávez’ bewind. Het decembernummer van Extra!, het maandblad van de mediawatchgroep Fairness & Accuracy in Reporting (FAIR), is gewijd aan “Venezuela, Hugo Chávez & the Press”.
9De kritiek op deze website over de staatsgreep tegen Chávez in 2002 luidt dat redacties van Amerikaanse kranten Bush’ beleid lijdzaam zouden hebben gevolgd en zelfs het nieuws over de coup tegen Chávez met enthousiasme zouden hebben verslagen. In artikelen op de website van FAIR wordt gewezen op het taalgebruik in hoofdredactionele commentaren in de New York Times, Chicago Tribune, Miami Herald, Washington Post, Los Angeles Times. Daarbij zouden woorden als ‘strongman’,
‘a ruinous demagogue’, ‘would-be dictator’ niet zijn geschuwd, maar het woord ‘coup’
juist wel.
10Norman Solomon vraagt zich af welke betekenis het woord democratie eigenlijk heeft: “But in Medialand, how does a democratically elected president become a
“strongman”? And when is a coup not a coup but a “change-over”?”
11Op de website van FAIR worden bovendien vragen gesteld over de berichtgeving in de Amerikaanse media over de doden die vielen tijdens de protesten in de aprildagen.
In ‘Spotlighting (Some) Venezuela Killings. Deaths during pro-Chávez protests don’t interest New York Times’ constateert Rachel Coen dat er maar weinig artikelen de “real situation” beschreven.
12Het nieuws ging vooral over de doden in het anti-Chávezkamp maar nauwelijks over de doden aan pro-Chávez zijde, terwijl het dodenaantal aan beide kanten ongeveer rond de veertig lag. Op deze manier is het beeld gecreeërd dat de doden
7
Kincaid C., ‘The New Hitlers’, http://www.aim.org/media_monitor/4843_0_2_0_C/.
8
Ibidem.
9
http://www.fair.org/index.php?page=4.
10
‘U.S. Papers Hail Venezuelan Coup as Pro-Democracy Move’, http://www.fair.org/index.php?page=1867.
11
Solomon N., ‘Alice’s New Adventures In Medialand’, http://www.freepress.org/columns/display/5/2002/375.
12