• No results found

Beleidsplan Sociale Veiligheid 2019

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Beleidsplan Sociale Veiligheid 2019"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beleidsplan Sociale Veiligheid 2019

(2)

Inhoud

1 Inleiding 3

1.1.Motto van De Basis Fluvius 3

1.2. Identiteit Lea Dasbergschool 3

2. Samen zorgen voor sociale veiligheid 4

2.1. Visie, uitgangspunten, doelen regels en afspraken 4

2.2. Sociale veiligheid 4

2.3. Wet sociale veiligheid 4

2.4. Sociale opbrengsten 4

3. Sociaal veiligheidsplan Lea Dasbergschool 5 3.1. Bevorderen van sociale veiligheid (preventie) 5 3.2. Grondwet, groepsregels en omgangsafspraken 7 3.3. Aanleren en handhaven van gedragsregels 8

3.4. Zinvol straffen. 8

3.5. Toezicht op de Lea Dasbergschool 9

4. Monitoring (SCOL) 10

5. Pesten, plagen en conflicten 11

6. De oplossingsgerichte pestaanpak (OPA) 12

6.1. Pestincidenten 14

6.2. Pesten personeel 14

7. Herstelgesprekken, schorsing en verwijdering 15

8. Sociale veiligheid en de rol van ouders 16 9. Aanspreekpunt 17 10.Klachtenprocedure 18

11. Meldcode 19

12. Waarborging 20

Bijlagen: 21

(3)

1. Inleiding

Voor u ligt het (concept) beleidsplan sociale veiligheid van de Lea Dasbergschool. Dit is een onderdeel van het schoolveiligheidsplan. Scholen zijn vanaf augustus 2015 bij wet verplicht om zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school. Uitgangspunt voor dit sociaal veiligheidsplan, is de visie van het bestuur. In hoofdstuk 1 kunt u het motto van De Basis Fluvius lezen en de identiteit van de Lea Dasbergschool. In de daarop volgende hoofdstukken kunt u lezen hoe we samen zorgen voor de sociale veiligheid op school.

1.1. Motto van De Basis Fluvius “Samen voor ieder kind”

Alle kinderen beschikken over talenten, kwaliteiten en capaciteiten. Waar ze ook vandaan komen en welke achtergrond ze ook hebben. Het is onze taak, hen die te laten ontwikkelen en

gebruiken. Bovenstaand motto omschrijft , hoe de scholen omgaan met de opdracht kinderen goed onderwijs te bieden. Met goed onderwijs bedoelen we; de brede, totale ontwikkeling waar kinderen recht op hebben om gelukkige wereldburgers te worden. Elk kind gelukkig, dat doen we samen. Om gelukkig te zijn is sociale veiligheid nodig en acceptatie van onze diversiteit. De drie pijlers:

- bieden van veiligheid - Stimuleren van relaties - Omgaan met emoties

helpen de natuurlijke veerkracht van kinderen te vergroten en die zorgen dat kinderen zich in de klas en op school veilig en gewaardeerd kunnen voelen. De scholen behorende bij de Basis Fluvius besteden aandacht aan burgerschap, waarbij sociale veiligheid en welbevinden van ieder kind een essentieel onderdeel is. Zij doen dit ieder, op een eigen wijze passend bij de wijk waarin de school staat.

1.2. Identiteit van de Lea Dasbergschool

De identiteit van de Lea Dasbergschool wordt bepaald door de mensen die samen de school vormen en de waarden die zij met elkaar delen. Identiteit is dus geen kwestie van kiezen, maar van delen. Op de Lea Dasbergschool is er ruimte voor de cultuur en overtuiging van elke leerling.

Door leerlingen kennis te laten maken met de levensbeschouwing en cultuur van anderen en elkaar, leren zij de meerwaarde van diversiteit te ontdekken. Leerlingen worden zich bewust van hun eigen identiteit en bereiden zich tegelijkertijd voor op de pluriforme samenleving. De Lea Dasbergschool wil een school zijn maar iedereen zichzelf kan zijn en zich prettig en veilig kan voelen.

(4)

2. Samen zorgen voor sociale veiligheid

2.1. Visie, uitgangspunten, regels en afspraken

Een sociaal veiligheidsplan start bij:

- de visie en uitgangspunten van de school;

- is opgesteld in samenwerking met alle betrokkenen; personeel, leerlingen en ouders;

- is bekend bij alle betrokkenen en is zichtbaar in het handelen;

- wordt levend gehouden door aandacht voor sociale veiligheid;

- laat zien wat de school doet om een veilig en prettig leer- en werkomgeving te creëren;

- is meer dan een verzameling protocollen en regels.

2.2. Sociale veiligheid

Bij sociale veiligheid gaat het om het tegen gaan van en het omgaan met ongewenst gedrag en om het bevorderen van sociaal gewenst gedrag. Kortom: een sociaal veilig klimaat waarin iedereen mag zijn wie hij/zij is. Dit streven is van wezenlijk belang voor het welzijn en

welbevinden en daarmee het leren van leerlingen. Zij moeten zich in de eerste plaats veilig en geaccepteerd voelen. Het scheppen van een sociaal veilig klimaat is essentieel voor het bespreekbaar maken van gevoelige en identiteit gerelateerde onderwerpen in de klas en op school.

2.3. Wet sociale veiligheid

Volgens de wet sociale veiligheid op school, zijn schoolbesturen sinds 1 augustus 2015 bij wet verplicht om zorg te dragen voor sociale veiligheid op school. Daarbij gaat het om zaken die direct of indirect met de veiligheid te maken hebben, zoals het Arbobeleid, BHV en calamiteiten. Meer hierover kunt u lezen in het sociaal veiligheidsplan van De Basis Fluvius.

De Inspectie van Onderwijs zal monitoren en nagaan of scholen een goed aanbod hebben als het gaat om de sociale veiligheid van leerlingen, inclusief het voorkomen en aanpakken van

pestgedrag.

2.4. Sociale opbrengsten

Wat verstaan scholen onder sociale opbrengsten? Kinderen leren en ontwikkelen op school competenties, die nodig zijn om in allerlei situaties, op een goede manier met anderen om te gaan en bij te dragen aan de samenleving. Dit zijn vaardigheden zoals samenwerken, conflicten oplossen en zelfredzaamheid. Sociale competenties dragen daarmee bij aan een positief en sociaal veilig klimaat op school en het verbeteren van de leerprestaties en de ontwikkeling op burgerschap.

(5)

3. Sociaal veiligheidsplan van de Lea Dasbergschool

Als onderdeel van het bredere veiligheidsplan staat hieronder beschreven, op welke wijze de Lea Dasbergschool werkt aan het bevorderen van de sociale veiligheid van de leerlingen. De

coördinatie en het aanspreekpunt ten aanzien van pesten. De monitoring van de sociale veiligheid van leerlingen, zodanig dat het een actueel en representatief beeld geeft. Hieronder valt ook het welbevinden van leerlingen. In de oplossingsgerichte pestaanpak (OPA) is vastgelegd, welke stappen de school zet in het geval van pesten. Het geeft leerlingen, leerkrachten en ouders duidelijkheid over hoe er gehandeld wordt wanneer er gepest wordt. Uitgangspunt voor dit beleid is het programma De Vreedzame School.

Figuur 1. De verschillende stappen om de sociale veiligheid te bevorderen.

3.1. Bevorderen van sociale veiligheid (preventie)

Uitgangspunt voor het beleid sociale veiligheid op de Lea Dasbergschool is het programma van De Vreedzame School. Dit is een programma voor sociale competentie en democratisch

burgerschap. Het helpt onze school een schoolgemeenschap te vormen waarin we de leerlingen actief aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor elkaar, hun omgeving en de samenleving.

Met DVS besteden we aandacht aan basale sociale-, emotionele- en burgerschapscompetenties, die wenselijk zijn in een democratische samenleving. Zoals je verplaatsen in een ander, op een democratische manier met elkaar beslissingen nemen, openstaan voor verschillen tussen mensen, constructief conflicten oplossen, omgangsvaardigheden en verantwoordelijkheid nemen voor de

(6)

Uitdragen van een positieve sociale en morele norm

Om positief gedrag van leerlingen te stimuleren willen wij expliciet een positieve sociale en morele norm uitdragen. Dit doen wij op de Lea Dasbergschool door:

❏ Iedere ochtend staat de leerkracht bij de deur van het klaslokaal om elke leerling individueel te begroeten.

❏ hangt het logo van de Vreedzame School zichtbaar in de school.

❏ hangt de Grondwet, de klassenregels en de groepsafspraken zichtbaar in ieder lokaal.

❏ hangt het stappenplan om een conflict uit te praten overal zichtbaar in de school en op het schoolplein.

❏ zitten jongens en meisjes zoveel mogelijk om en om in de kring.

❏ bij de hoofdingang staat 's ochtends iemand bij de deur om leerlingen ouders te verwelkomen.

De klas en school: een gemeenschap

Wij willen alle leerlingen het gevoel geven dat ze onderdeel zijn van de leefgemeenschap die de school en de klas vormen. Dat hun aanwezigheid ‘verschil maakt’. Dit doen we onder andere door kinderen te laten samenwerken met verschillende leerlingen( met behulp van coöperatieve werkvormen). Door samen omgangsafspraken te maken en te bedenken. Welke taken er in de klas zijn en die met elkaar te verdelen. In het begin van het schooljaar besteden we veel aandacht aan de vorming van een positieve groep in alle klassen ( lessen van blok 1 van De Vreedzame School ).

Investeren in relatie met de leerlingen

Wij vinden het belangrijk dat alle leerlingen een goede relatie hebben met de eigen

leerkracht(en). Dat is een belangrijke voorwaarde voor het gevoel van veiligheid. We vragen van onze leerkrachten dat ze investeren in het leren kennen van de eigen leerlingen en in de

onderlinge relatie. Iedere leerling moet voelen dat hij of zij er toe doet.

Leerlingen worden medeverantwoordelijk

Als de klas een gemeenschap is, dan voelen leerlingen zich betrokken bij en

medeverantwoordelijk voor wat er gebeurd in de klas. Wij willen dat zij een steentje bijdragen aan het algemeen belang. Daar zullen zij zich eerder verantwoordelijk voor voelen als zij ook echt mogen meedenken en als zij serieus worden genomen. Zo gaan we dit schooljaar werken met leerlingmediatoren. We leren de leerlingen dat ze op kunnen en moeten komen voor gepeste medeleerlingen.

Opstekers

Wij streven naar een positief sociaal klimaat, waarin iedere leerling zich veilig voelt. Waarin respect is voor elkaar en waar iedereen samenwerkt met iedereen. Een op het eerste gezicht eenvoudig, maar zeer belangrijk middel is het geven van opstekers of complimenten. Leerlingen (maar ook volwassenen) hebben de neiging om negatieve gedragingen te noemen, en het positieve als vanzelfsprekend te beschouwen. Met De Vreedzame School leren we iedereen heel

(7)

bewust positief gedrag te benoemen in de vorm van een opsteker. Als iedereen in de groep in staat is om elkaar complimenten te geven en zo hun waardering voor elkaar uit te spreken, ontstaat er een positieve sfeer in de groep. Zo ontstaat er een cultuur waarin het normaal is om de nadruk te leggen op wat goed gaat.

3.2. Een grondwet: basisregels in de school

Onze grondwet:

Wij zorgen dat iedereen zich veilig voelt

Wij helpen elkaar

iedereen hoort erbij

Wij zorgen goed voor onze materialen en omgeving

Pesten lijkt vaker voor te komen in een weinig gestructureerde omgeving en in een omgeving waar leerlingen onvoldoende voelen wat de sociale norm is. Duidelijke regels in de klas en in de school zijn dus belangrijk. Op de Lea Dasbergschool is er een grondwet : een set basisregels, die voor alle aanwezigen in de school gelden. Deze regels komen voort uit onze pedagogische doelstellingen. Deze zijn terug te vinden in de thema’s van de lesblokken.

1 We horen bij elkaar

2 We lossen conflicten zelf op 3 We hebben oor voor elkaar 4 We hebben hart voor elkaar 5 We dragen allemaal een steentje bij

6 We zijn allemaal anders

(8)

Van grondwet naar groepsregels en omgangsafspraken

Aan het begin van ieder nieuwe schooljaar introduceren wij de grondwet op een gezamenlijke bijeenkomst aan alle leerlingen en ouders. Zo wordt meteen aan het begin van het schooljaar de trend gezet: ‘Zo doen we het hier op school !´ Dit versterkt het besef dat deze regels van ons allemaal zijn. Deze regels vormen op deze manier een kader voor gewenst gedrag. De regels zijn zichtbaar in ieder lokaal en in de school. Daarnaast staan ze ook op onze website en in de schoolgids.

Deze​ basisregels​ vormen een soort ‘kapstok’ waaraan de groepsregels worden opgehangen. Aan het begin van het schooljaar maakt iedere leerkracht in zijn of haar groep bekend welke

groepsregels​ er gelden in de klas. Daarbij wordt de link gelegd met de grondwet op schoolniveau, zodat leerlingen begrijpen dat de groepsregels zijn afgeleid van de grondwet. In de lessen van De Vreedzame School (blok 1) wordt in iedere groep samen met de leerlingen ​(omgangs) afspraken gemaakt en op een afsprakenposter vastgelegd: ‘Zo willen wij het in onze groep’.

3.3. Aanleren en handhaven van gedragsregels

Gedrag dat bij een bepaalde regel hoort moet vrijwel altijd worden ​aangeleerd. ​Zeker bij jonge leerlingen oefenen wij de gedragsregels met de hele klas. Maar het opstellen van regels en het aanleren van het bijbehorende gedrag is op zich nog niet voldoende. Het ​handhaven​ van regels vraagt ook iets van ​het gedrag van de leerkracht. ​Bijvoorbeeld:

● modelverdrag vertonen;

● leerlingen herinneren aan de regel;

● leerlingen een opsteker geven als zij zich aan de regels houden;

● met de leerlingen meelopen;

● leerlingen aanspreken die zich niet aan de regels houden.

Om het naleven van gedragsregels te bevorderen, is het tevens van belang dat:

● Leerkrachten in de klassen (indien nodig) regelmatig terugkomen op één of meer regels waar de leerlingen moeite mee hebben door de gedragsinstructie in de klas te herhalen.

● Alle volwassenen in de school, helpen bij het toezicht houden op en het naleven van de regels; het team maakt afspraken over wie op welke plek toezicht houdt.

3.4. Bij het overtreden van de regels: zinvol straffen

Er zullen altijd situaties zijn waarbij leerlingen de regels overtreden en zich niet houden aan afspraken. Bij ernstige overschrijdingen van de grenzen zijn maatregelen of straffen nodig.

Uiteraard straffen wij op de Lea Dasbergschool af en toe leerlingen. We zijn ons er ook van bewust dat straffen niet altijd leidt tot de gewenste gedragsverandering. Het leidt dan eerder tot meegaandheid: het volgen van regels uit angst voor maatregelen. Het bezwaar hiervan is dat de leerling niet zelf nadenkt, niet reflecteert op zijn of haar eigen gedrag en op alternatieven voor dat gedrag. Het overtreden van de regels wordt tegengegaan door zinvol te straffen. Er zijn een aantal voorwaarde voor ‘een zinvolle straf’, een straf die wel kan leiden tot verandering van

(9)

gedrag. Wil een straf zinvol zijn, dan moet rekening worden gehouden met de behoefte van de leerling, relatie, autonomie en competentie:

Relatie:​ wij spreken de leerling individueel aan, op zo'n manier dat de relatie niet gebroken is. Wij laten zien dat het om het gedrag gaat en niet om de persoon. We helpen hem of haar de fout te herstellen.

Autonomie:​ we zorgen ervoor dat de leerling mede-eigenaar wordt van het probleem, van het vinden van een oplossing. Het maken van een plan en het uitvoeren van dat plan.

Competentie:​ wij gaan ervan uit dat de leerling zelf met een goede oplossing komt en die ook uitvoert. En we laten onze waardering blijken als dat lukt.

Een ander belangrijk aspect van een ‘zinvolle’ straf is ​eigenaarschap. ​Straffen kunnen tot gedragsverandering leiden als de dader de straf als zinvol ervaart. Dat gebeurt vaak, pas als de leerling ​mede-eigenaar ​wordt van het probleem en vervolgens zelf wil nadenken over de

oplossing ervan. We steken dus eerst tijd en energie in het bewust maken van de leerling, dat het vooral zijn of haar probleem is. Daarna kan de leerling gevraagd worden of hij of zij er iets aan wil doen. Als dat het geval is, luidt de vraag: ‘En, hoe denk jij het op te lossen?’ De straf zal dan in het licht komen te staan van herstellen. Soms daadwerkelijk de (fysieke) schade herstellen en soms het vertrouwen weer winnen.

3.5. Toezicht op de Lea Dasbergschool

Het houden van toezicht is van groot belang wanneer we willen werken aan de veiligheid binnen de school. Leerlingen hebben toezicht nodig. Leerlingen houden zich niet vanzelfsprekend aan regels en zijn soms geneigd de grenzen te verkennen. Ze hebben het nodig dat die grenzen worden aangegeven door volwassenen. Bovendien kan in een situatie waarin onvoldoende toezicht is, onveiligheid in een groep leerlingen ontstaan. Risicovolle periodes op een schooldag zijn : de overgang van bijv. de klas naar het gymlokaal of naar het schoolplein, de pauzes op het plein, het overblijven en de tijdstippen vlak voor of vlak na het begin van de school. We hebben met ons team duidelijke afspraken gemaakt, rondom het toezicht op verschillende plekken zoals;

● Schoolplein (bij het in- en uitgaan van de school)

● Schoolplein ( pauzes)

● De trappen in school ( bij binnenkomst, pauzes en naar huis gaan)

● Naar de gymzaal lopen

● Bij hal feesten en voorstellingen in de aula.

(10)

4. Monitoring

Elke twee jaar wordt aan de ouders van de Lea Dasbergschool gevraagd om een enquête in te vullen. Ook de leerlingen van groep 6 t/m 8 vullen de enquête in. Het meetinstrument van Bv Po wordt hiervoor gebruikt. Dit instrument wordt aangeleverd door De Basis Fluvius aan alle scholen die onder dit bestuur vallen. In de basisvragenlijst zijn de vragen van Vensters voor

verantwoording integraal opgenomen BvPO.nl, 2019). Hoe tevreden leerlingen en ouders zijn is voor de school een belangrijk gegeven. Door onderzoek naar tevredenheid te doen, krijgen we een indruk wat we als school goed doen, en wat er volgens de ouders en leerlingen beter kan op het gebied van sociale veiligheid. De geanalyseerde gegevens worden door de directie met de IB en de coördinator sociale Veiligheid voorbesproken en met het team gedeeld. Indien nodig worden er speerpunten gekozen om aan te pakken. Deze zijn terug te vinden in het

Schooljaarplan en worden jaarlijks geëvalueerd.

4.1. SCOL Sociale Vaardigheden

De Sociale Competentie ObservatieLijst (SCOL) is een leerlingvolgsysteem voor sociale

competentie, welbevinden en sociale veiligheid. Het meetinstrument SCOL is wetenschappelijk onderbouwd en voldoet aan de kwaliteitseisen die de onderwijsinspectie stelt.

De school vragenlijst wordt 2 keer per jaar ingevuld;: één keer rond de herfstvakantie en de tweede keer in het voorjaar.

De vragenlijst over sociale competenties is ondergebracht in 8 categorieën:

1. ervaringen delen 2. aardig doen 3. samen spelen en

werken

4. een taak uitvoeren

5. jezelf presenteren 6. een keuze maken 7. opkomen voor jezelf 8. omgaan met ruzie

Aangevuld met de categorie Welbevinden en de categorie Sociale veiligheid. Met de invoering van de wet sociale veiligheid op school , zijn scholen verplicht om sociale veiligheid jaarlijks te monitoren bij de leerlingen. Deze gegevens gaan tevens naar de onderwijsinspectie.

(11)

5. Plagen, pesten en conflict.

We spreken van pesten als er sprake is van:

● een negatieve intentie, bedoeld om een andere leerling leed te berokkenen.

● Herhaaldelijk en langdurige blootstelling aan negatieve gedrag zoals agressie van één of meer leerlingen.

● verschil in macht tussen pester en gepeste en wij maken onderscheid tussen pesten en plagen.

Leerlingen leren ook het onderscheid tussen pesten en een conflict.

Conflict​: Een conflict is een verschil van mening of belang. Soms ontaardt een conflict in een ruzie.

Plagen:​ gebeurt vaak spontaan, het duurt niet lang en gebeurt niet dag in dag uit. Bij plagen ben je gelijk aan elkaar, niemand is de baas. Plagen gebeurt zonder iemand pijn te willen doen. ​Plagen speelt zich soms af op de grens van het aanvaardbare en kan overgaan in een conflict of ruzie. Wij zijn attent op plaagsituaties in en rond de school. Als plagen serieus wordt, ondersteunen we de geplaagde leerling om het plagen te laten stoppen en spreken we de plager aan op zijn of haar gedrag.

Pesten:​ is van een andere orde. Bij pesten ben je niet gelijk aan elkaar en er is sprake van structurele gerichtheid op één persoon. Dit maakt het onvergelijkbaar met plagen. Pesten is weloverwogen en proactief, dit gebeurt niet per ongeluk of spontaan en is ook niet het gevolg van uitlokking.

Met de methode De Vreedzame School bieden wij op de Lea Dasbergschool een sterk tegenwicht.

Ons uitgangspunt is, dat de klas en de school, een positief sociale gemeenschap is, waar we oog hebben voor elkaar, waar we rekening houden met elkaar, dat we allemaal verantwoordelijkheid dragen voor de gemeenschap en dat je het recht hebt om jezelf te zijn. Maar dat je ook de plicht hebt, om ervoor te zorgen dat ieder ander dat recht heeft. Kortom: We willen een school zijn ​met een klimaat waarin sprake is van verbinding, met een inclusief groepsklimaat maar niemand wordt buitengesloten. Op die manier proberen we in veel gevallen ongewenst gedrag als pesten te voorkomen. Als er toch gepest wordt grijpen we snel in.

Schema: plagen pesten conflict ruzie

waar gaat het om?

aan elkaar gewaagd.

eenmalig

niet aan elkaar

gewaagd.(machtsongeli jkheid)

gebeurt steeds weer.

met opzet

negatieve gevolgen voor de gepeste leerling

een

meningsverschil Kan ontstaan door plagen.

een uit de hand gelopen conflict, er sprake is van schelden en/of slaan, schoppen.

wat doen we eraan.

interventie

geplaagde leerling vragen wat het heeft gedaan om plagen te stoppen.

Gesprek met beide leerlingen

ingrijpen

oplossingsgerichte aanpak

verwijzen naar stappenplan praat het uit.

of mediatie

aanspreken op ongewenst gedrag.

laten afkoelen mediatie

(12)

6. De oplossingsgerichte pestaanpak (OPA) bij pestincidenten.

In deze aanpak worden de volgende stappen onderscheiden:

Stap 1: Gesprek met de gepeste leerling.

Stap 2: Gesprek met de steungroep( zonder de gepeste leerling).

Stap 3: Tweede gesprek met de gepeste leerling Stap 4: Tweede gesprek met de steungroep

Stap 1: Gesprek met de gepeste leerling.

De eerste stap is een gesprek van de leerkracht met de gepeste leerling.( liefst zo snel mogelijk).

Het doel van dit gesprek is het verkrijgen van informatie over de beleving van het gepeste kind, de namen van de betrokkenen, van niet betrokkenen en van leerlingen die vriendelijk zijn ten opzichte van de gepeste leerling.

Aanwijzingen voor het gesprek:

● Vraag of de leerling geholpen wil worden.

● Leg de procedure uit ( samenstellen van een steungroep enz.).

● Vraag vertrouwen ( letterlijk)!

● Controleer wat wel en niet gezegd mag worden.

● Stel samen met de leerling de steungroep samen (4 tot 8 leerlingen)

● Zorg dat de steungroep is samengesteld uit behulpzame en betrouwbare leerlingen.

Stap 2: Gesprek met de steungroep( zonder de gepeste leerling).

Na het gesprek met de gepeste leerling, roept de leerkracht zo snel mogelijk de steungroep bij elkaar en gaat in gesprek. (De gepeste leerling is daar niet bij aanwezig.)

In dit gesprek zijn vier fasen:

1.Leg het probleem uit aan de groep:

Vertel de steungroep dat de gepeste leerling het moeilijk heeft op school en hoe hij/zij zich voelt.

2. Deel de verantwoordelijkheid:

Maak duidelijk hoe belangrijk deze groep is: we kunnen er samen iets aan doen. Leg de nadruk op

‘dat het pesten moet stoppen’! Leg de groep uit dat u weet dat zij kunnen helpen om het beter te maken voor de gepeste leerling. Laat weten dat u er op vertrouwt dat zij allemaal een goede bijdrage kunnen leveren.

3. Vraag de groep om ideeën:

Moedig de leden van de steungroep aan om met een idee te komen om de gepeste leerling te helpen, om gelukkiger te worden op school. Begin bij de helpers, daarna de pester(s) en meelopers. Vraag door om intenties concreet te maken. Benadruk dat hele kleine dingen al kunnen helpen. Pesters en meelopers gaan vaak iets laten en helpers gaan vaak iets extra's doen. Noteer de ideeën op het formulier (zie bijlage 2) om aan te geven dat je elk idee belangrijk vindt en niet om te gebruiken als controle. Soms komen ideeën traag op gang omdat het gepeste kind zelf vervelend gedrag laat zien.

(13)

De leerkracht kan aangeven dat, wanneer zij ander gedrag laten zien, het gepeste kind vaak ook ander gedrag gaat laten zien.

4. Laat het aan de groep over:

Draag aan het eind van de bijeenkomst de verantwoordelijkheid over aan de groep.

Geef de steungroep vertrouwen en spreek dit ook uit.

Leg uit dat, de gepeste leerling niet op de hoogte wordt gesteld van de gemaakte afspraken.

Na een week is er een terugkoppeling, om te horen hoe het gaat.

De leerkracht heeft geen bemoeienis maar blijft wel bereikbaar.

Wanneer het pestgedrag zich voordoet op het schoolplein, brengt de leerkracht, de collega's op de hoogte van het pestgedrag.

Stap 3: een tweede gesprek met de gepeste leerling Na een week volgt een tweede gesprek met de gepeste leerling.

Ga na wat er beter is gegaan, vraag ook na wat de gepeste leerling zelf heeft gedaan om de situatie te veranderen.

Soms is er binnen de steungroep gesproken over gedrag van de gepeste leerling, waar de leerling zelf aan kan werken. Benoem dit hier, maar ook dat het pesten nergens door gerechtvaardigd wordt.

Meestal is dit een kort gesprek, omdat de situatie al is verbeterd.

Spreek bij twijfel nog een keer af.

Vraag de leerling naar veranderingen en verwachtingen voor de toekomst, heeft de leerling nog iets extra's nodig?

Benoem dat je de situatie blijft volgen.

Stap 4: Een tweede gesprek met de steungroep Na een week volgt een tweede gesprek met de steungroep.

Ieders bijdrage wordt besproken, waarbij het niet van belang is of alle voorstellen uitgevoerd zijn, maar dat het pesten is gestopt.

Door met de gehele steungroep in gesprek te gaan, kunnen leerlingen elkaar stimuleren en op ideeën brengen om nog meer acties uit te voeren de komende week.

Als de pester nog niet alles heeft gedaan om zijn of haar gedrag bij te stellen kan er een positieve invloed van de groep uitgaan om deze leerling daar alsnog toe te bewegen.

Vaak is het pesten na week gestopt.

Soms is het nodig om de steungroep opnieuw acties te laten bedenken en nog een week de gelegenheid te geven om deze actie uit te voeren.

In sommige situaties kan het zinvol zijn voor nieuwe samenstelling van de steungroep te kiezen.

● De leerkracht stelt de ouders van de betrokkenen (pester en gepeste) op de hoogte en geeft aan hoe de school dit probleem gaat aanpakken en wat men verwacht van de ouders.

● Worden deze gesprekken door een collega gevoerd dan worden ouders altijd

geïnformeerd.Het doel van informeren is, ouders te laten weten dat de leerkracht/school actie onderneemt.

Bijlagen:

1. Stappenplan oplossingsgerichte pestaanpak 2. Formulier verslag steungroep

(14)

6.1. Pestincidenten

Op het moment dat een leerling gepest wordt op school, wordt er een formulier ingevuld waarop alle informatie rondom het pesten wordt geregistreerd.

Wanneer​ wordt het formulier ingevuld:

- gelijktijdig met het stappenplan oplossingsgerichte pestaanpak.

Wie​ vult het in:

- de leerkracht, maar ook diegene die niet persoonlijk betrokken is bij het pestincident, kunnen dit invullen. Dit kunnen dus andere leerkrachten, Intern begeleider, directie of pleinwacht zijn.

Wat ​wordt er ingevuld:

- zie bijlage 3. registratieformulier pesten

- Waar​ kun je het formulier vinden en waar wordt het ingeleverd?

- het formulier kun je vinden op de gedeelde drive, in de map SVP en bij de coördinator sociale veiligheid en de intern begeleider, na het invullen wordt het formulier in Esis gehangen bij de betreffende leerling. In de pest registratie map wordt ook een melding gemaakt. Waarbij de datum en naam melder ingevuld wordt.

- Wat​ is het doel:

- de coördinator sociale veiligheid maakt onderscheid tussen incidenteel pesten en structureel pesten. Bij incidenteel pesten is de OPA gestart. Structureel pesten maakt de school onveilig. Leerlingen die stelselmatig pesten en daar moeilijk mee kunnen stoppen zullen volgens het protocol geholpen worden.

Bijlagen:

3. re​gistratieformulier pesten

6.2.

​Pesten van personeel

Pesten komt niet alleen voor tussen leerlingen. Ook personeelsleden kunnen onderling hiermee worden geconfronteerd. Om pesten tegen te gaan wordt van iedereen binnen de school verwacht:

● maak de pester duidelijk dat hij/zij te ver gaat.

● zoek steun bij de schoolleider, contactpersoon of vertrouwenspersoon.

● Hou zelf een logboek bij. Zo weet u wanneer er ongewenste zaken plaatst hadden en wie er bij aanwezig waren. Het logboek kan dienen als bewijs maar ook om uw hart te luchten.

● Bedenk dat u niet alleen slachtoffer bent maar ook de organisatie, uiteindelijk heeft ook het bestuur belang bij goede onderlinge verhoudingen.

● Vraag je af wat de motieven zijn van de pester.

● Praat met mensen die getuigen zijn van het pestgedrag. Vaak vormen zij de zwijgende meerderheid.

● Neem contact op met de afdeling p&o van het bestuur.. Het bestuur is op grond van de Arbowet verplicht maatregelen te nemen.

6.3. digitaal pesten - is nog geen beleid op.

(15)

7. Herstelgesprekken

De oplossingsgerichte pestaanpak (OPA) is niet altijd mogelijk, of geeft niet het beoogde resultaat.

De pester stelt zijn/haar gedrag niet bij. Soms zijn de pestsituaties zo ernstig dat er iets anders moet gebeuren. Of soms wil de gepeste leerling niet meewerken. Als de pester in herhaling blijft vallen, komt de grens van het toelaatbare in de school in het vizier. Ter bescherming van de gepeste leerling zal de school , als alle pogingen ( inclusief extern hulpverlening) geen resultaat hebben gehad

denken aan schorsen of verwijderen. Een dergelijke noodoplossing is natuurlijk geen oplossing van het onopgeloste probleem en kan mogelijk een vervelend gevolg buiten school krijgen. Om die reden kan het zinvol zijn om, voordat de fase van schorsing en verwijdering wordt ingegaan de betrokken een laatste kans te geven, om de situatie te herstellen. Dat kan d.m.v. ​herstelgesprekken uit de methodiek van herstelrecht. Bij de herstelgesprekken komen de bij het conflict betrokken partijen bij elkaar. Met als doel de ‘schade’ te herstellen. Dan gaat het niet alleen om herstel van de (materiële of emotionele) schade, maar vooral om het herstel van de relatie. Voorwaarde voor een herstel gesprek is dat de pester en zijn/haar ouders verantwoordelijkheid willen nemen voor aangedane leed, het aanhoren van het verhaal van het gepeste kind en zijn/haar ouders, over de zware gevolgen van het pesten en dat zij bereid zijn excuses te maken.

De basis vragen die centraal staan bij herstelgesprekken zijn;

- Wat is er gebeurd?

- Wat dacht je op dat moment, en hoe denk je er nu over?

- Wie is er door het gebeurde beschadigd, benadeeld, en hoe?

- Hoe zorg je ervoor dat iedere betrokken zijn kant van het verhaal kan laten horen?

- Wat is er nodig om te herstellen wat er is gebeurd?

- Wat leren we hierover voor de toekomst ?

7.1. Time out, schorsing en verwijdering

Als de veiligheid van leerlingen, leerkrachten of ander personeel of ouders in het geding is, is optreden geboden. Een vreedzame school zijn betekent niet dat er niet wordt opgetreden als er grenzen zijn overschreden. Vooral als de veiligheid van leerlingen leerkrachten of ander personeel of ouders in het geding is. Het hoeft niet alleen om de fysieke veiligheid te gaan, het kan ook de sociale en emotionele veiligheid betreffen. Als de noodzaak er is, dan volgt de Lea Dasbergschool het protocol time out, schorsing en verwijdering van het bestuur.

(16)

8. Sociale veiligheid de rol van ouders:

Werken aan sociale veiligheid is een taak van school, leerlingen en ouders samen. Door samen actie te ondernemen zijn we in staat om iets aan de situatie te veranderen. Ouders spelen daarom een belangrijke rol bij de aanpak van pestincidenten. Zij hebben immers veel invloed op het gedrag van kinderen. Voor leerlingen is het beter als de school en ouders samen optrekken. Ouders kunnen zelf ook een bijdrage leveren aan het voorkomen en tegengaan van pesten door met hun eigen kinderen te praten over wat er op school gebeurt. Een goede relatie tussen school en ouders vormt een beschermende factor tegen pesten gedrag .

Wanneer een ouder een vermoeden van pesten heeft:

- bespreekt de ouder dit met de leerkracht en/of coördinator sociale veiligheid.

- De ouder wordt altijd serieus genomen.

- Starten met de oplossingsgerichte pestaanpak (OPA) bij pestincidenten.

- Daarbij is het belangrijk om ouders te laten weten dat er bij gewelddadig gedrag altijd ingegrepen wordt en er een sanctie volgt.

Adviezen aan de ouders:

ouders van gepeste kinderen:

a. Houd de communicatie met een kind open, blijf in gesprek met uw kind;

b. Pesten op school kunt u het beste direct met de leerkracht bespreken;

c. Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt.

ouders van pesters:

a. neem het probleem van een kind serieus;

b. raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden;

c. probeer achter de mogelijke oorzaak te komen;

d. maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet;

e. besteed extra aandacht aan uw kind;

f. corrigeer ongewenst gedrag en benoem goed gedrag van uw kind;

g. maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat.

alle andere ouders:

a. neem de ouders van het gepeste kind serieus;

b. stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan;

c. corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag;

d. leer uw kind voor anderen op te komen;

e. leer uw kind voor zichzelf op te komen.

Wij willen samen dat pesten stopt!

(17)

9. Aanspreekpunt en coördinatie

De stuurgroep De Vreedzame School heeft de taak om het beleid ten aanzien van pesten te coördineren en fungeert als aanspreekpunt in het kader van pesten.

De taken ten aanzien van coördinatie en aanspreekpunt zijn:

● Ontwikkelen, actualiseren en levend houden van beleid en aanpak m.b.t. De Vreedzame School binnen het curriculum en het sociaal pedagogisch klimaat van de school.

● Adviseren bij de keuze, aanpak en implementatie van nieuwe methoden of materialen gerelateerd aan de Vreedzame School.

● Fungeren als vraagbaak luisterend oor voor collega's, ondersteunen van beginnende collega's op het terrein van sociaal emotionele ontwikkeling.

● Zorgdragen voor afname van de vragenlijst van SCOL.

● De analyse van de resultaten van de vragenlijsten van SCOL, presenteren aan het team.

● De directie adviseren naar aanleiding van de analyse van de resultaten van de vragenlijsten van SCOL.

● Bewaken van de kwaliteit van de uitvoering van De Vreedzame School.

● De Vreedzame School agenderen in de teamvergaderingen.

● Coachen van nieuwe leerkrachten.

● Organiseren van een ouderbijeenkomst rondom de Vreedzame School.

● Verzorgen van de nieuwsbrieven voor ouders over de Vreedzame School

● Het zorgdragen voor de zichtbaarheid van De Vreedzame School in lokalen, gangen en andere plekken in en om het gebouw.

● Verzorgen van een jaarlijkse mediatoren training.

● Fungeren als contactpersoon voor de leerlingmediatoren, regelmatig evaluatie met mediatoren.

(18)

10. Klachtenprocedure

Wanneer er sprake is van een klacht:

1. bespreek de klacht met de leerkracht

2. bespreek de klacht met de ib'er en/of directeur

3. Klacht bespreken met de interne vertrouwenspersoon van de school. De interne vertrouwenspersoon doet altijd de check of stap 1 en 2 zijn gedaan

4. interne vertrouwenspersoon, mag sparren met en/of verwijst door naar:

4A. ​externe vertrouwenspersoon​ (ondersteunt klager) 4B. ​klachtenfunctionaris

5. Klacht melden bij de ​Landelijke Klachtencommissie​ (LKC) Mogelijk betrokken bij een klacht:

Interne vertrouwenspersoon ( school):

- Vraagt na of leerkracht dan wel IB/ directeur bekend is met de klacht

- vraagt na of verwijzing naar externe vertrouwenspersoon wenselijk is en ondersteunt hierbij indien nodig.

- namen staan in de schoolgids met mailadres en werkdagen Externe vertrouwenspersoon (neutraal):

- Een extern vertrouwenspersoon is een onafhankelijk persoon, die niets met de school te maken heeft, maar wel verstand heeft van zaken, die zich op school kunnen afspelen.

- Acteert los van het bestuur en ondersteunt de klager bij ‘klachtrecht’

- altijd vertrouwelijk - klankbord bij klacht

- mag bemiddelen als dat gewenst wordt

- indien nodig overleg met de klachtenfunctionaris of Shared Service Center - escaleert naar klachtenfunctionaris indien nodig

- namen staan op de website van DeBasisFluvius onder de klachtenprocedure Klachtenfunctionaris (namens bestuur ):

- vraagt na of de verwijzing naar externe vertrouwenspersoon wenselijk is - acteert vanuit het bestuur

- doet hoor- en wederhoor

- indien nodig overleg met klachten bemiddelingscommissie

- informeert, overlegt met het bestuur indien nodig, bijvoorbeeld zorg om functioneren - namen staan op de website van DeBasisFluvius

Wanneer ouders direct contact opnemen met het bestuur, dan worden ze altijd doorverwezen naar de klachtenfunctionaris.

(19)

11. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De meldcode is een stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld of

kindermishandeling. Het doel van de meldcode is om te zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld en/of kindermishandeling zo snel en duurzaam mogelijk in veiligheid komen. Aan de hand van de meldcode melden beroepskrachten vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling bij Veilig Thuis waardoor onveilige situaties eerder in beeld komen. Het afwegingskader helpt de beroepskracht door houvast te geven bij de afweging of the problematiek zodanig ernstig is dat het doen van een melding noodzakelijk is.

Er zijn vijf stappen:

1. : Signalen in kaart brengen 2. : Overleg met een collega 3. : In gesprek met de cliënt 4. : Wegen van geweld 5. : Neem twee besluiten

(20)

12. Waarborging

Om dit sociaal veiligheidsplan te waarborgen zijn er een aantal afspraken nodig.

Afspraak: ​Het plan doorloopt ieder jaar de PDCA-Cirkel : Plan:

Het sociaal veiligheidsplan is uitgewerkt en inhoudelijke veranderingen of toevoegingen worden besproken met het team en de MR.

Do:

Als het team en de MR het eens zijn met het sociaal veiligheidsplan, wordt dit in de praktijk zo goed mogelijk nageleefd.

Check:

Naast ieder teamlid, observeert de coördinator sociale veiligheid ,samen met de stuurgroep De Vreedzame School, specifiek of het SVP wordt nageleefd, helpt personeel herinneren en

inventariseert de gegevens van de instrumenten waarmee de sociale veiligheid gemeten worden.

(zoals beschreven onder de kop SCOL/monitoring)

(21)

Act:

2 maal per jaar, in november en in mei, wordt het SVP met het team bekeken. Er wordt bepaald wat goed gaat en waar meer aandacht naar uit moet en wat veranderd, toegevoegd of verbeterd kan worden.

Daarmee begint de PDCA-Cirkel weer van voor af aan.

Iedere keer als er gestart gaat worden met een nieuw lesblok van DVS, worden de blok afspraken in een leerkracht vergadering(of uit wisselmoment) doorgenomen. In de Blok afspraken staan de speerpunten en basis gedragingen die wij als leerkracht aannemen om dit blok goed te kunnen geven. Daarnaast staan er afspraken in die bij dat blok horen. zie bijlage III

Bijlagen:

Bijlage 1:

(22)

Bijlage 2:

FORMULIER VERSLAG STEUNGROEP ​ (bij de Oplossingsgerichte pestaanpak) Datum: Naam leerling die geholpen wordt:

(23)

Namen steungroep: Acties:

Gesprek met de leerling

Gesprek met de steungroep

Gesprek met de leerling

Gesprek met de steungroep

Gesprek met de leerling

Gesprek met de steungroep

Bijlage 3: Pest registratieformulier Lea Dasbergschool

Wie ben je? Wanneer is er gepest?

(24)

❏ Leerling

❏ Ouder

❏ Leerkracht

❏ anders, namelijk:

❏ Vandaag

❏ Gisteren

❏ een andere dag, namelijk:

Waar gebeurde het?

❏ in de klas met de leerkracht erbij

❏ in de klas zonder de leerkracht erbij

❏ in de gang/hal

❏ op de trap

❏ in de gymzaal

❏ in de kleedkamer

❏ op het toilet

❏ op een schoolplein

❏ online/digitaal

❏ ergens anders, namelijk:

Wat is er gebeurd? Je kunt hier je verhaal kwijt. Vertel wie wat deed.

Was het de:

❏ eerste keer

❏ tweede keer

❏ is het vaker gebeurd

❏ Het gebeurt bijna dagelijks

❏ dat weet ik niet

Wie is​/​zijn er gepest ? zet achter iedere naam, de groep van de leerling. Naam​/Namen:

Wie heeft/hebben er gepest? Zet achter iedere naam, de groep van de leerlin​g​. Naam/Namen:

Wie ben je zelf? Je mag ook anoniem blijven!

Naam:

Datum van invullen:

(25)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In onze school is zorg voor ieder kind heel belangrijk. Daarom doet het team alle mogelijke inspanningen om de ontwikkeling van je kleuter in de beste omstandigheden te

” Dat de vertegenwoordigers van de diverse godsdiensten en levensbeschouwingen in Brussel een optocht voor vrede en verdraagzaamheid houden (lees het artikel

‘Een ander voorbeeld: er zijn nu kankerpatiënten die vijftien, zelfs twintig jaar lang behandeld

PRECUIT Ce produit a été cuit partiellement pendant le processus de fabrication et doit encore être cuit pour un service parfait. À CUIRE Ce produit n’a pas été cuit pendant

De evaluatie is uitgevoerd in opdracht van de vier colleges van burgemeester en wethouders, waarbij deze evaluatie tevens dient om, te worden gebruikt in het kader van in

Vier jaar geleden kwam ik voor het eerst in contact met het ENKA Mannenkoor Ede.. Dat was in

Onze taak hierbij is de leerling zich optimaal te laten ontwikkelen door er zorg voor te dragen dat er een vertrouwde omgeving is met goed op elkaar afgestemde materialen en

Dat betekent dat er goed moet worden samengewerkt tussen school en ouders en dat kinderen moet worden geleerd hoe zijn kunnen aangeven dat zij zich gepest voelen, of merken dat er