Vergelijking van twee vragenlijsten voor
huidaandoeningen
M. Hermans-van den Akkerl, A. Burdorfl,
G.R.Wiemer2, J. Smit3
Summary
Trvo different questionnaires for dermatological symptoms were simu-l- taneously applied during a medical examination of 639 workers of a petro- chemical plant. The first questionnai- re, part of a larger standardized ques- tionnai¡e used in periodic medical examinations, consisted of two general questions about dermatological symp- toms. The second questionnaire consis- ted of twelve questions and was based upon a validated questionnaire of dermatological complaints, mainly focused on hand eczema. The preva- lence of dermatological symptoms was 17-9s rvhen measured with the Êrst questionnaire, and 44016 when measu- red with the second questionnaire. In the first questionnaire, the rvorke¡ is asked to administer symptoms like skin eruption and hand eczema. The questions in the second questionnaire are concerned with speciffc dermatolo- gical complaints. Agreement on preva- lence of dermatological complaints between both questionnai¡es was reasonably with a Cohen's kappa score of 0.37. The high sensitivity of the validated questionnaire presents oppertunities for screening of early dermatological problems by occupatio- nal health services.
lnleiding
Over de prevalentie van huidaf- wijkingen, met name eczeem,
in
veel beroepsgroepentast
men nagenoegin
het duister. Gegevenszijn
alleen bekenduit
onderzoekin
specifieke beroepsgroepen waarin men veÌ- wachtte dat deblootstelling
aan eczeemveroorzakende factoren hoo g was. Voorbeeldenzijn
verpleegkundi- gen, metaalbewerkers en werkers met epoxyharsen (Smit en Coenraadsl. Iretituut Arbeid en Gezondheid, Eræmus Univemiteit, Rotterdam.
2. BGD Shell Nederland Raffinaderij BV en Shell Nede¡land Chemie BV, Rotterdam.
3. Nederlands Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg-TNO, Leiden.
76
1990). De geringe bekendheid met huidaandoeningen
in
het beroep is deels te herleidentot
problemenbij
het opsporen van werknemers dielijden
aan een huidaandoening van minder ernstige aard.Uit
de ziekte- verzuim-cijfers kunnen ze niet wor- den gehaald aangezien de meeste personenniet
verzuimen voor een huidaandoening(Hovding
1970). Ook het aantal personendat
een arüs bezoekt met hun huidaandoeningÌigt
Iaag (Rea 1976).Het
is dus zeerwaarschijnlijk
dat beroepshuidaan- doeningen van minder ernstige aardrelatief
vaakbuiten
de oficiële regi-stratie
van beroepsziekten blijven.Een geschikte mogelijkheid om het voorkomen van huidaandoeningen te inventariseren, is gebruik te maken van een anamnese of vragenlijst.
Bij
de meeste bedrijfs gezondheidsdien- sten
maakt
eenvragenlijst
deeluit
van het periodiek geneeskundig on- derzoek.Veelal is deze
vragenlijst
het stan- daard groeneformulier
dat door de Commissie Standaardisatie van de Werkgroep Directeuren van gezamen-lijke
BGD'en is samengesteld (VanPutten
en Oversloot 1984) of een aangepaste versie hiervan.In
deze vragenlijst is ook een vraag opgeno- men over dehuid,
welke zichricht
op overgevoeligheid. Uitgebreid valide- ringsonderzoek naar de waarde van de vragenin
het groeneformulier
isnooit verricht
zodatinterpretatie
van een positief antwoord op de vraag over huidaandoeningenmoeilijk
is.Opzet van het onderzoek In
het kader van een groter onder- zoek was het mogeìijk te onderzoeken of gebruik van een gevalideerde vra- genìijst voor huidaandoeningen van de hand, met name eczeerr',leidttot
andere
informatie
over huidaandoe- ningen dan een vraaguit
een aange-paste versie van
het
groene formulierin
periodiek geneeskundig onderzoek (zietabel
1).Het
oorspronkelijke onderzoek,uit-
gevoerd
bij
een petrochemische in- dustrie, was opgezet om meer duide-lijkheid
teverkrijgen
over het voorkomen van huidaandoeningenbij
werknemersin
de petrochemische industrie.Hierbij
werd gebruik ge- maakt van een gevaÌideerde vragen-lijst,
opgesteld doorSmit
(NIPG- TNO)in
samenwerkingmet
Coen- raads (RU Groningen) (Smit e.a.1990). Deze
vragenlijst
heefttot
doel zoveel mogelijk potentiêle gevallen van handeczeem te identificeren. Om de resultaten van deze vragenlijst te kunnen vergelijken met de PGO- vragenlijst was het noodzakelijk aan de gevalideerdevragenlijst
voor handeczeem een tweetal vragen toe te voegen over huidklachten op andere lichaamsdelen.Op basis van deze nieuwe vragenlijst is de diagnose huidaandoening toege- kend aan personen die:
vtaag 4 minstens eenmaal
met'ja'
hebben beantwoord of
-
vtaag 11met'ja'hebben
beant- woord of-
vraag 12met 'ja'
hebben beant- woord.Tijdens hetzelfde periodiek genees- kundig onderzoek werden zowel een aangepaste versie van
het
groeneformulier
(PGO-vragenlijst) als de nieuwevragenlijst
voor huidaandoe- ningen ingevuld. Hierdoor was het mogelijk de antwoorden op vragen over huidaandoeningenin
beide vragenlijsten te vergelijken. De on- derzoekspopulatie bestonduit
639werknemers van hetzelfde
bedrijf
verdeeld over zes afdelingen, diein
de maandenjanuari tot
en metapril
werden opgeroepen voor hun PGO.Resultaten
Van de 639 opgeroepen werknemers hebben
uiteindelijk
550 werknemers deelgenomen aan het onderzoek, hetgeen een respons betekent van 860/o. De redenen waarom personen niet hebben deelgenomen aan het onderzoek wâren:- niet
meer werkzaam op de afdeling door overplaatsing naar een andere afdeling of vervullen vanmilitaire
dienst-
langdurige ziekte-
geen interesse voor het PGO-
vragenlijstniet
ontvangen tijdens PGO enniet
gereageerd op de toege- stuurde vragenlijst.Van de personen die aan het onder- zoek hebben deelgenomen,
zijn
de antwoordenin
de PGO-vragenlijst vergelekenmet
diein
de nieuwevragenlijst. In
tabel 2 zijn de resulta- ten hiervan weergegeven.Uit
deze tabelblijkt
dat44ln
van de werk- nemersin
de onderzoekspopulatie in de nieuwe vragenìijst aangavenin
hetTijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 4 (1991) nr 530. A.
Bent U ergens overgevoelig voor, heeft U bijv. last van:-
de huid (uitslag, eczeem)B.
Heeft U een andere huidaandoening?Vragen in nieuwe vragenlijst
4.
Heeft U in de afgelopen 12 maanden last gehad van:a.
rode, opgezwollen handen of vingers?b.
rode handen of vingers met kloofjes?c.
blaasjes op handen of tussen vingers?d.
ruwe ofschilferende handen met kloofjes?e.
jeukende handen of yingers met kloofjes?11.
Heeft U het afgelopen jaa¡ last gehad van andere huidklachten aan uw handen die hier niet vr¡erden genoemd?Tabel 1- Vragen over huidaandoeningen ¡n
het'groene formulier'
(Van Putten e.a. 1984), de PcO-vragenlijst (aangepaste vers¡e vanhet'groene formulie/)
en een nieuwe vragenli¡st (deels ontleend aanSmit
e.a- 1990) Vraag in'groene formulier'30.
Bent U ergeris overgevoelig voor?Zo ja,hebt U daarbij last van:
-
de huid (bijv. uitslag, jeuk) ja/nee Vraag in PGO-wagenlijst (aangepaste ve¡sie van 'groene formulier')overeenstemming als
matig
te be- oordelen.De nieuwe vragenlijst is gebaseerd op een aantal gevalideerde vragen voor huidaandoeningen van de huid, met name gericht op eczeem (Smit e.a.
1990), en een tweetal toegevoegde vragen over huidklachten op andere lichaamsdelen. Voor
het
gevalideerde deel van de nieuwevragenlijst
vondSmit
(1990) eensensitiviteit
van nagenoeg 100o/e en een speciflciteit var'64lo
voor de medische diagnose handeczeem door een dermatoloog.De antwoorden op
het
gevalideerde deel van de nieuwevragenlijst
resul- teerdein
een prevalentre van260/o (141) huidklachten van de handen waarvan 610/0 Q4 van de 141) als handeczeem is gekarakteriseerd. De respons op beide toegevoegde vragen (vraag 11 en 12) verhoogde de preva- Ìentie van algemene huidklachten naar 44o/ç. Hoewel deze twee vragen van de nieuwevragenlijst niet zijn
gevalideerd, geven de resultaten van de vergelijking met de aangepaste versie van het groeneformulier
aan dat de speciûekevragenlijst leidt tot
fors hogere schattingen van de om- vang van huidaandoeningen dan de vraag
in
het groene formulier.Een mogelijke oorzaak van het grote verschil tussen beide vragenlijsten (4416 en l7o/¡) is de ernst van de huidklachten.
Bij
de PGO-vragenlijst moeten de werknemers aangeven of ze huiduitslag of eczeem hebben. Deinvuller
zal deze vraag alleenmet 'ja'
beantwoorden indienhij
overtuigd is van de diagnose, diehij
zelf moet stellen of door een arts gesteld is.Hierdoor komen veel huidklachten van minder ernstige aard
niet
onder de aandacht van debedrijfsarts.
Het verschil met de nieuwe vragenlijst is dat deinvuller niet wordt
gevraagd om een diagnose te stellen, maar gevraagdwordt
naar specifieke huidklachten. Hierdoorwordt
het mogelijk huidklachtenin
een vroeg stadium op te sporen,dat wil
zeggen wanneer er door een leek nog geen diagnosewordt
gesteld. Een tweede oorzaak van de grote verschillen tussen beide vragenÌijsten isdat
door de minder explicieteformulering
van de vraag over huidklachten en de lengte van de PGO-vragenlijst de aandacht voor huidklachtenin
de PGO-vragenlijst gemakkelijk kan ondersneeuwenbij
andere klachten en aandoeningen. Op basis van de bere- kende specificiteit ensensitiviteit
van de PGO-vragenlijstmet
de nieuwe vragenlijst als valide diagnose,valt
te verwachten dat meü name de preva- Ientie van huidkÌachtenvan
lichte aardwordt
onderschatmet
de PGO- vragenlijst.jainee ja/nee
ja/nee/weet ik niet jalnee/weet ik niet ja/nee/.weet ik niet ja/nee/rveet ik niet ja/nee/weet ik niet
ja/nee/weet ik niet
L2.
Heeft U het afgelopen jaar last gehad van huidklach-ten op andere plaatsen dan de handen?
'
ja/neeafgelopen
jaar
last van huidklachten te hebben gehad. Volgens de PGO-vragenlijst
bleek slechts l7o/o van de werknemers huidklachten te hebben.Dit
verschil is significant (p < 0,05).Slechts lo/o var' de werknemers met huidklachten volgens de PGO-vragen-
lijst
rapporteerden geen huidklachtenin
de nieuwe vragenlijst.De mate van overeenstemming tus- sen beide vragenlijsten kan op twee manieren worden beoordeeld. De eenvoudigste maât voor overeen- stemming tussen beide vragenlijsten is cie
btale
proportie po van over- eenkomst,in dit
onderzoek 0,71. Een tweede maat is Cohens KappaK,
waarin de overeenkomst tussen twee observaties
niet
aileenwordt
bepaald door de observaties die goedzijn
ingedeeld maar ook door de observa- ties diefout zijn
ingedeeld. DezeKp
is dan ook een strengere maat dan de po (Hays 1981).
In dit
onderzoek is deKt, gelijk
aan 0,37 hetgeen alsmatig
te beoordelen is.Uitgaande van de nieuwe vragenìijst voor huidklachten als 'gouden stan- daard' kan de
sensitiviteit
en de specificiteit van de PGO-vraag naar huidklachten worden berekend. Desensitiviteit
bedraagt 360/6 hetgeen betekent dat veel mensen met huidklachtenniet
worden opgespoord door de PGO-vraag. De speciflciteit bedraagt 98o/o hetgeen betekent dat een ontkennend antwoord op de PGO-vraagin
9816 van de gevallen terechtleidt tot
de conclusie:huidklacht
afwezig.Discussie
enconclus¡e
De overeenkomst
in
gemeten preva- lentie van huidaandoeningenmet
de nieuwe vragenlijst en de PcO-vragen-lijst
is zeermatig
te noemen. SlechtsTlls
van de werknemers rapporteer- denin
beide vragenlijsten hetzelfde over de aanwezigheid of afwezigheid van klachten over huidaandoeningen.Volgens het strengere
criterium
van de CohensK1, :
0,37 is de mate vanTab¿l 2. Overeenkomst tussen de
Pco-vragenlijst
en de nieuwe vragen-lijst
(44Yr) (56'/") Nieuwe vragenlijst
PGO-vragenìijst Huidldacht Geen huidklacht Huidklacht
Gerin huitlklacht
88 (16%) L55 (28yo)
5(L%)
302 (569/0)
93
(
170/6) 457(
83o/a)243 307 5õ0
Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 4 (1 991 ) nr 500o/n)
77
Uit
deliteratuur blijkt
dathet
aan- deel van huidziektenin
hettotaal
aantal beroepsziektenvarieert
van9016 (Arbetarskyddsstyrelsen 1987)
tot
92o/o(Emmett
L984). Deze preva- lenties duiden op een aanzienlijke problematiek en hetverdient
aan- beveling om huidprobÌemen speciûek te onderzoeken.Het
probleem met huidziekten is dat de meeste personen die eraan lijdenniet
onder behande-ling
komen. Rea e.a. (1976) vondendat 4lo/o van de personen
met
eenmatig tot
ernstig eczeem daarvoor geen behandeling ondergingen. Coen- raads e.a. (1983) constateerden dat slechts 33o/o van de personenmet
een huidaandoening aan de handen een dermatoloog had geraadpleegd.Het
is dus zeerwaarschijnlijk
dat beroeps- huidaandoeningen van minder ern- stige aard vaakbuiten
de officiijle registratie van beroepsziektenblij-
ven,
Wanneer men
kijkt
naar de verzuim- cijfers door huidaandoeningen, dan zal er ook een onderwaardering plaatsvinden van de prevalentie van huidziekten. Een onderzoek vanHovding
(1970), uitgevoerdbij
werk-nemers
in
de bouwin
Noorwegen,liet
ziendat
dehelft
van de werknemers met een jarenlang aanwezige huid- aandoening daarvoor nognooit
van het werk had verzuimd.Uit
de ziek- teverzuimregistratie van de werk- nemers van de onderzoekspopulatie bleek de diagnose'huidaandoeningen' slechtsin
L,3%o van alle verzuim- gevallenin
het laatstejaar
als oor- zaak van het verzuim tezijn
gemeld.Uit
het voorgaandeblijkt dat
de officiële getallen van verzuim, ar- beidsongeschiktheid en beroeps- ziekten geen goedeinformatie
opleve- ren over het optreden vanhuidaandoeningen
in
het beroep.Landelijke cijfers over ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
in
Neder- landzijn
weinigbruikbaar
omdat zeniet
kunnen wordenuitgesplitst
naar beroepsgroep ofbedrijfstak
(Smit 1990). Om dus iets over een bepaaldebedrijfstak
te kunnen zeggerl, moeten door hetbedrijf
zelf ve¡zamelde cijfers worden gebruikt.Het
moment waarop eenbedrijf informatie
kan inwinnen over de gezondheid vanzijn
werknemers is tijdens het pGO. De manier waaropdit
meestal gebeurt is door middel van de pGO-vragenlijst.Uit
het voorgaande onderzoekblijkt dat
door deze vragenlijst veel perso- nen met huidklachtenniet
worden herkend. Deze methodeleidt tot
een forse onderschatting van de werkelij- ke problematiek van huidaandoe- ningen. Om een goedinzicht
tekrij-
gen in het voorkomen van
huidaandoeningen is het aan te beve-
7A
len de gevalideerde vragen als extra module aan de bestaande PGO-lijsü toe te voegen. De hoge
sensitiviteit
van de gevaÌideerde vragen biedt een betere mogelijkheid huidproblemenin
een vroeg stadium op te sporen.In
hoeverre de nieuwe vragenlijst inzicht kan geven
in
specifiek werkgebonden huidaandoeningen zalin
een aan- vullende studie moeten worden on- derzocht.Literatuur
-
Arbetarskyddsstyrelsen, Occupational injuries 1984. Statistics Sweden, Stock- holm 1987.-
Coenraads P. J., Nater J.P. & Lende R.van der; Prevalence of eczema and other dermatoses of the hands and arms in the Netherlands. Association with age and occupation. Clin. Exp. Dermatol.
1983;8:495-503. .
-
Emmett E.A.; The Skin and Occupatio- nal Diseases. Arch. Environ. Health 1984;39:144-149.
-
Hays W.L.; Statistics. Holt-saunders, Japan 1981.-
Hovding G.; Cement eczema and chro- mium allergy. An epidemiological in- vestigation. University of Bergen, Norway 1970.-
Putten D.J. van & Oversloot J.S.;Model bedrijfsgezondheidszorg, stan- daardformulie¡en voor het vastleggen van gezondheidsgegevens; werkwijze en pro- blemen in de praktijk. NIPG-TNO, Leiden t984.
-
Rea J.N., Newhouse M.L. & Halil T.;Skin disease in Lambeth. A community study of prevalence and use of medical care. B¡. J. Prev. Soc. Med. 1976; 30:107-
tl4.
Smit J. & Coenraads P.J.; Aard en voorkomen van huidaandoeningen bij werknemers. Tijdschrift Sociale Gezond- heidszorg 68 (1990) 79-86.
-
Smit J., Coenraads P.J. & Lavrijsen S.;Validering van een vragenlijstmethode voor het identificeren van personen met handeczeem in epidemiologisch onderzoek.
NIPG-TNO, Leiden 1990.