• No results found

Blootstelling aan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Blootstelling aan"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Blootstelling aan microbiële agentia b¡i GFT-composteerders

Jeroen Douwesl, Helianthe Dubbeldr, Leanne van

Zwietenl,

Gert Doekesl, lnge Wouterst, peter Steerenberg2, O¡ct Heeáer¡t1

Samenvatting

lnleiding

Mcthet

oog op vermindering van de totale hoeveelheid afval

vindt

sinds enkelejaren op grote schaal gescheiden afvalinzameling plaats.

Bij

de compostering van groente_,

fruit-

en

tuinafval

(gft-afual) wordf

via eenticrobiolo_

gisch proces compost gevormd dat

in

de land_ en tuin_

bouw kan worden

gebruikt

als grondverbeteraar en als voedingss.tof De hoge concentratie micro_organismen die

lih:.9"_t

is aan

dit

proces, kan leid.en

tot

eeã hoge micro_

biële belasting van werknemers en tot gezondheidrisico,s

bij

deze mensen. Met het stellen van spãcifieke vragen door leden van de Tlveede Kamer

"u., ã"

ministers van VROM en SZW, werd

in

de zomer

van

1gg5 de aandacht gevestigd op mogelijke gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan biologische agentia

bij

afvãlophãlers en composteerders.

Eerdere studies onder composteerders van

gft-aftal

geven aan dat hoge concentraties organisch stof, micro-

tieve bacteriën en de voor het composteerproces onont- be-erlijke thermofiele actinomycetei en de pathogene schimmel aspergilus Fumigøtus (Van Tonjeren et al., 1992,1994; Lacey

&

Crook, 19gg; Olver, tÞ94). Herhaalde blootstelling aan endotoxinen kan leiden

tot

het zoge_

appen, Leerstoelgroep AX Wageningen. Telefoon Dr

jr..DickHeederik,"-,""u,u.0.n;lååïålljå:îî1#":ö

website: www.slm.wau.nVeoh

2 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu-trygiêne, Bilthoven.

18

Summary

naamde Organic Dust Toxic Syndrom (ODTS). ODTS is

ont-

t

n

Het

doel van

dit

onde¡zoek was het vaststellen van bloot- stellingniveaus aan microbiële agentia

in

een compo_

ïjdschrift

voor toegepaste Arbowetenschap 6 (1999) nr 2

(2)

6

(60Vo)

29,2 (8.2) Mannen

Ieeftijd

in

jaren

(s.d.) rok-ers-(7¿)--

Gemiddelde

werkduu¡t

(maanden)

íl in

de compostecrbranche

**

p<0.05, Fischer'S Exact Test

'**

p<0.01-, F\:scher's Exact Tesü

Tabel 1. Beschrijving van de stud¡epopulat¡es (controles en composteerdersl

steerinrichting

en de mogelijk ten gevolge daarvan optre- dende effecten.

NAL

werd toegepast om inzicht te

krijgen in

eventuele acute en sub-chronische ontstekingsreacties als gevolg van de blootstelling aan microbiële agentia.

Materiaal en methoden

B I o ot ste I I i n g s m et ¡ n g e n

Gedurende drie weken

in

november 1995 werden op maandag en

vrijdag

zowel persoonlijke als stationaire inhaleerbaar stof-metingen verricht.

Bij

14 composteer- ders (productie- en technische dienst medewerkers, sho- velmachinisten en wachtchefs) werd tijdens de ochtend- en avonddienst 8

uur

persoonlijk gemeten. Ook werden 8- uurs

stationaire

stofmetingen overdag, op verscheidene plaatsen zowel binnen als buiten de loods,

verricht.

Daarnaast werden op dezelfde dagen en plaatsen schim- melsporen, totale aantallen bacteriën en gram-negatieve bacteriën gemeten. Voor de inhaleerbaar stof-metingen werden

Gilian Giliair

en Dupont pompen (type P-2500

of

5-2500), inhalee¡baar stofPAS-6 filterhouders en glasve- zelfrlters (Whatman GF/A) met een diameter

van2,5

cm

gebruikt

(ter

Kuile,

1984).

Hei

debiet van de pompen werd ingesteld op 2,0 Vmin en voor en na de meting gecontro- lee¡d.

Endotoxine werd

in

extracten van het

stofop

de

filters

bepaald met de Limulus Amoebocyte Lysaat test (LAJ,) volgens het protocol van de Gezondheidsraad

(Gezondheidsraad, 1998). Stof en endotoxine metingen beneden de detectiegrens kregen een waarde 213 van de detectiegtens toegeschreven.

. Bij

de schimmel- en bacterie monstername werd gebruik gemaakt van de N6-modifrcatie van de Andersen sampler.

Lucht

werd aangezogen met behulp van een Becker VT-3 pomp, gekoppeld aan

.

een Schlumberger G 1,6 gasmeter. De metingen wer-

I

den

verricht

volgens de directe en indirecte meetme-

'

thode (Van Tongeren

&

Heederik, 1994). Voor schim-

I

mels en bacteriën werden respectievelijk Dichloraan

I

Glycerol

Agar

18 (schimmels) en Tryptone Soya Agar

:

(TSA) (totaal bacteriën)

gebruikt

als voedingsbodem.

Het aantal op de voedingsbodem vastgestelde aantal

I

levensvatbare kiemen werd voor meerdere'inslagen'

;

op dezelfde plaats gecorrigeerd met de'positive hole

'

conversion factor table'.

Neuslavages

Veertien werknemers en

tien niet

geëxponeerde con- troles (medewerkers en studenten van de

Landbouwuniversiteit) ondergingen neuslavages (NAL).

De

NAl,

werd uitgevoerd volgens standaardprotocollen van het R[VM,

waarbij

de werknemers op maandag en

vrijdag

gedurende drie weken voor en na de werkperiode een lavage ondergingen en de controles alleen op maan- dag voor en na de werkdag. Lavage vond plaats

bij

dezelf- de werknemers als

bij

wie de persoonlijke blootstelling bepaald werd.

In

ieder neusgat werd 5 ml van een

tot

37 oC verwarmde fysiologische zoutoplossing gebracht, die na 10 seconden

in

een reageerbuis werd opgevangen. De vloeistof en cellen werden direct na monstername door middel van centrifugeren gescheiden (500 g gedurende 10 minuten).

In

de vloeistof werd met behulp van immuno- chemische en colorimetrische methoden de concentratie cytokine en exsudatie biomerkers bepaald (Steerenberg et al., 1994):

-

MPO (oxiderend enzym dat wordt uitgescheiden door geactiveerde neutrofiele granulocyten);

-

ECP

(eiwit

dat door geactiveerde eosinofiele granulocy- ten wordt uitgescheiden);

- IL8

(geproduceerd met name door macrofagen en een chemotactische factor voor neutrofiele granulocyten);

-

NO (marker voor oxidatieve respons van zowel macro- fagen als granulocyten);

-

ureum,

urinezuur

en albumine (plasmacomponent, waaryan extravasculaire aanwezigheid een merker is voor exsudatie).

De cellen werden met behulp van een lichtmicroscoop geteld (vergroting 400 x

Bürker

telkamer) en na

kleuring

Composteerclers

(n=14)

conh 0.6 0.8 0.6 0.9 f.0 1.1 f.0 f.0

wo*: l.S"r 1.3 l.i' l.O 1.2 1.4* 1.0

aa a

o_

a.

a a

a

-¡-

a

Figuur 1 Post/pre-shift ratio's voor inflammatie en exsudatie merkers (cellen; totaal aantal cellen, MPO; mVelope- roxidase, lL8; interleukine-8, ECP; eosinophil cation¡c prote¡n, NO; stikstofox¡de, Ureumzuur, Ureum, Albumine) in NAL vloei- stof van controles (open symbolen; n=10 voor alle parameters behalve cellen, n=9 voor cellen) en compost werkers (gesloten symbolen; n=î4), Ratio's > 6 hebben een waarde van 6 gekregen in de grafiek. NO en ECP concentfaties waren n¡et detecteerbaar in NAL vloeistof van alle controles en 6 con- troles en 7 compost werkers respectievelijk.

Mediaan waarden per groep zijn in het vier- kant in het bovenstê deel van de figuur gegeven. (* p<0,1, ** p<0,05, *+* p<0,011.

a

'3-t

Oa

@

ol-t- o'

^..-...-.-..

.--{

w

a-a

Ð É'

o@

Tiidschrift voor toegepaste Arbowetenschap 6 (19991 nr 2 19

(3)

GM* (GSD)

0,5 (3.1)

1.,5 (2.2)

1,8 (3.0) 7,3 (2.L)

0,4 (1,5)

0,4 (2,5)

0,6 (2,1)

Spreidings- breedte

<oþ+

-12,2

0,7

-7,3

IUTL 0,5.22,8 3g/42

<0,3+

-

5,3

tlt]_7

<0,3+

-

0,8

115 <03+ -2,2 23133

<0,3+

-

3,8

Stof

(mg/m3)

75

(3,0) L3lr4

<6+

-

357

Endotoxine

(EU/m3)

GM*(GSD)

n¡l

373

(3,7)

515 418

(2,3)

919

Ioods, de shovelmachinisten

in

de overdrukcabines van de shovels en de technische dienstmedewerkers

in

de werkplaats en de loods. De geometrisch gemiddelde statio- naire inhaleerbaar stof- en endotoxineconcentratie waren beduidend lager dan de per- soonsgebonden gemeten con- centraties (tabel 2).

Shovelmachinisten waren sig- nificant lager blootgesteld aan endotoxinen en stof dan pro- ductiemedewerkers,

wachtchefs en het technisch personeel (p<0,05). Buiten de proceshal werden ook verhoog- de concentraties stof en endo- toxinen gemeten

in

de aan- grenzende kantoren en werk- plaats en de kantine.

De totaal bacteriën- en schim- melconcentraties waren hoger dan 1*105 kolonievormende eenheden (KVE) per m3, de bovengrens van de directe meetmethode. Volgens de indi- recte methode gemeten con- centraties totale aantallen bacteriën en schimmels liepen op tot respectievetijk 1*10e en 1*106 KVE/ms. De correlatie tussen endotoxine en inhaleer- Persoonlijk

Bulldozer machinisten

Technische dienst

Chefs Productie- medewerkers

Ruimtelijk

Kantine en kantoren $

Spreidings- breedte

L47

-

3544

107

-

1678

8

-

2016

74 (7,9)

133 (2,5)

527

(1,7) 3434

220

-

L7r2

101

(1.9) tur4

30

-

231

Proces

haljl

*

Geometriseh gemiddelden zijn berekend door niet detecteerbare waarden op 2i/3 van de detectiegrens te stellen

ù Aantal monsters met detecteerbare concentratie / totaal aant¿l monsters

f

Beneden detectiegrens(inhaleerbaar stof-concentraiie, 0,3 mglm3; endotoxineconcentratie, 8,5 EU/ms)

$ Kantine en kantoren waren in mobiele eenheden naast de proceshal ondergebracht rr De werkpìaats is direct naast de proceshal gesitueerd

Í

Ruimt¿ voor lossen van GF"I afoal, zeven, composteren en opslag

Tabel 2. Persoonlijke en

ruimtelijke

concentrat¡es lGeometrisch Gemiddelde (GM)) inhaleerbaarstof en endotoxine met geometrische standaard deviaties (GSDs)'

29129

10

-

366

baar stof was laag en bedroeg voor de verschillende func- tiecategorieën ongeveer 0,6-0,7 (p<0,01).

Neuslavages

In totaal

werden 10 ochtend- en middagneuslavages ver-

richt bij

controlepersonen en 84

bij

de composteerders.

Bij

het differentiêren van de cellen

in

de neuslavage wer- den voornamelijk neutrofrele granulocyten (= 357r¡ *.uott- den. Eosinofiele granulocyten en mononucleaire cellen werden nauwelijks

geteld.

Er werden geen significante verschillen gevonden tussen controles en werknemers

in

percentages van de verschillende celtypen aanwezig

in

de ochtendlavage,

terwijl

het percentage neutrofielen

in

de middaglavage sigrrif,icant verhoogd was voor de werkne- mers (86 vs 60 7o). Ook het absolute aantal neutroflrele granuÌocyten was verhoogd

bij

blootgestelde werknemers

in vergelijking

met de controles (5600 vs 300). Deze toe- name is toe te schrijven aan een actieve

infrltratie

van neutrof,relen

in

de bovenste luchtwegen.

Om

inzicht

te

krijgen in

de uitgangswaarden voor de bio- merkers

in

de neuslavagevloeistof

(NAI) bij

de controle- en werknemersgroep zijn de maandagmorgenmetingen vergeleken. De op groep gebaseerde mediane concentra- ties biomerkers en cellen voor controles en blootgestelden

zijn

te vinden

in

tabel 3. Op ECP, ureumzuur en ureum na, werd voor iedere biomerker op maandagmorgen een hogere concentratie gevonden

bij

de werknemersgÌoep.

De middagwaarden voor de biomerkers

in

de neuslavages waren over het algemeen hoger dan de ochtendwaarden voor de blootgestelden vergeleken met de controles.

Vergelijking van de NAJ, middagwaarden met de och- tendwaarden aan de hand van ratio's geeft dan ook aan dat de concentratie voor de meeste merkers was gestegen over de werkdag

(figuur

1; ratio's zijn veelal groter dan 1). De ratio's waren veelal

kleiner

dan 1 voor de contro-

Tidschrift voor toegepaste Arbowetenschap 6 (1999) nr 2

(May-Grunwald/Giemsa) gedifferentieerd naar celtype (epitheelcellen en verschillende typen leukocyten: neutro- frele granulocyten, eosinofrele granulocyten en mononu- cleaire cellen) na

fixalie in

formaldehyde (4Vo).

Omvast

te stellen

ofer

sprake was van chronische ofsub-chroni- sche ontstekingsreacties

in

de luchtwegen van de compos- teerders werden controles en werknemers vergeleken op basis van hun

initiële

concentraties gemeten op maan- dagmorgen. Avond-/ochtendratio's van de biomerker con- centraties werden berekend om inzicht te

krijgen in

acute dageffecten. Om de controlegroep en de composteerders te kunnen vergelijken, werden medianen berekend voor beide groepen van de absolute concentraties van de och- tendmetingen en van de genoemde ratio's. Omdat de werknemers herhaalde neuslavages hadden ondergaan, werd voor de werknemers eerst per

individu

een mediane waarde voor elke biomerker berekend, waarna een groep- smediaan werd berekend over de 14 individuele media- nen. Verschillen werden getoetst met de Wilcoxon-test.

Resultaten

Tabel 1 geeft een beschrijving van de controlegroep en de groep composteerders. De grootste verschillen tussen deze twee groepen betroffen de aantaÌlen mannen en vrouwen (607¿ mannen versus 100% mannen) en de aan-

tallen

rokers en niet-rokers (107o rokers versus 64%

rokers).

Blootstelling

In

totaal zijn 53 stationaire en 75 persoonlijke inhaleer- baar stof-metingen uitgevoerd. De stationaire metingen werden uitgevoerd

in

een productieloods,

in

het kantoor, de kantines en de werkplaats. De composteerders werden

in

functiecategorieën ingedeeld, omdat verschillende taken werden uitgevoerd. Productiemedewerkers werkten voor- namelijk

in

de loods, de wachtchefs

in

het kantoor en

in

de

20

(4)

Ontste.

kings- markers

Controles

(n=10)

Composteerders

(n=14)

Cellen +103

MPO nglml

IL8

nglml

ECP nClml

NO pmoUml

Urine

zuur nmoUrnl

Ureum nmoVml

Albumine nmoVml

(range) (0,2 - 120,3) (0,2 - 1,5)

(-118,9 - 590,3) Ochtend

Middag Ochtend

Ochtend Middag Ochtend

Ochtend Middag Ochtend,

middag

middag

13,5

(6,4 - 73,0)

10,3

(5,6 - 203,8)

-1,6

(-58,4 - 192,3)

34,8

(8,0 - 416,3)

27,4

(7,0 - 166,7)

7r,4#

ç249,6 - 33,2)

1,8

(1,3 - 9,5)

1,3

(1,3 - 6,3)

-0,5

(-9,2 - 0,9) Ochtend

Middag Ochtend

Ochtend Middag Ochtend

middag

middag

Ochtend Middag

Ochtend - middag

Ochtend Middag

Ochtend - middag

(6,7 - 6,7) (6,7 - 6,7) (0,0 - 0,0)

(3,4 - 15,9) (3,8 - 18,0) (-6,5 11,1)

(0,2 - 0,4) (0,2 - 0,7) (-0,1 - 0,2) 6,7

6,7 0,0

6,2 8,3 0,3

0,3 0,3 0,0

Ochtend Middag Ochtend

62,0

(59,2

-

102,3)

62,7

(59,3 - 78,2)

0,8

(-24,I - 7,6)

middag

Mediaan

(range)

4,3**

(0,7

-r7,0)

7,0*x'r

(1,0 -76,2)

2,r**,#

(-7,0 - 10,6)

46,7*'s

(g,6 -131,2)

52,5*x

(7,g

-

154,0)

11,0

(-68,1 - 89,4)

159,7***

(46,7 - 374,2)

173,3**

(53,0 -409,4)

8,8

(-81,6 - 117,2)

(I,3

- 7,2) (1,3 - 6,3) (-6,4 - 1,9)

2g,g*xx

(g,o - 57,6)

61,4*x*

(6,7

-

1?3,1)

27,2*x*

(0,0 - 132,7) ,###

8,6

(2,2

-

t7,3)

I2,0

(1,9 - 30,5)

3,1##

(-2,0

-

20,6)

0,4

(0,2 - 0,6)

0,5**

(0,2 - 1,0)

0,1"*,#

(-o,o - 0,7)

#

70,7"*

(62,7

-

gg,7)

69,0**

(62,6 - g6,5)

0,1

(-7,4 - 6,4) 1,5

1,9 0,0

+* p<0,05, *** p<0,01; cornposteerders vs controles; Wilcoxon rank su¡n test

# p<0,1, fl# p<0,05, ### pcn0,01; ochtend- minus niddagconcentraties ongelijk aan,0'; WiÌcoxon signed rank t¿st

Tabel 3. Mediane ochtend- en middagconcentraties and ochtend - middagconcen-

traties

lmet min-max tussen haakies) voor ontstekingsmarkers (totaal cellen; cellen/ml, MpO;

ng/ml, lL8; pS/ml, ECP; ng/ml, NO; pmol/ml, urine zuur; nmol/ml, ureum; mmol/ml, albumine;

mg/ml) in NAL van composteerders en controles,

Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap 6 (1999) nr 2

Ies. Signifrcante verschillen tus- sen controles en blootgestelden werden gevonden voor het totaal aantal cellen, NO, ureum (allen p<0,05), MPO en

IL8

(beide p<0,10). De ratio's voor de ochtendwaarden verschilden niet indien deze werden bere- kend op basis van de maandag- en vrijdagmeting (geen weekef- fect). Verschillen tussen contro- les en werknemers

in

hun rook- gewoonten zouden hebben kun- nen bijdragen aan de verschil- len die werden geobserveerd

in

de biomerker ochtendconcentra- ties en ratio's.

Er

waren echter geen signifrcante verschill.en

in

ochtendconcentraties tussen rokende (n=9) en niet-rokende werknemers (n=5). De ochtend- concentraties bleken zelfs wat lager

in

de groep van rokers (niet weergegeven). Ook de acute toename

in

concentraties biomerkers over de werkdag was kleiner voor de groep rokers dan voor de groep niet- rokers (niet weergegeven), maar aÌleen statistisch signifrcant voor MPO (p<0,05).

Om effectparameters te kunnen vergelijken met het niveau van individuele blootstelling, werd de werknemersgroep opgedeeld

in

een hoog en een laag blootge- stelde groep. Op basis van de voor iedere werknemer geome- trisch gemiddelde endotoxine- concentratie werd de groepsme- diaan als klassegrens genomen (461 EU/m3).

In

de groep met hoge blootstelÌing werden voor alle biomerkers hogere concen-

traties

gevonden dan

in

de con- trolegroep (frguur 2). Behalve voor NO en IL8, waren de bio- merker concentraties ook ver- hoogd

in

vergelijking met de g:roep met Iage blootstellingsca- tegorie. Voor IVIPO en ureum was

dit

verschil significant, voor urinezuur en albumine was

dit

zwak significant. Voor

IL8

en NO is

bij

de groepen met hoge en lage blootstelling een duide-

Iijke verhogingte

zíen

in

verge-

lijking

met de controlegroep, een groot verschil tussen de groepen met hoge en lage bloot- stelling was echter

niet

waar te nemen,

Discussie

Dit

onderzoek toont aan dat composteerders

in dit bedrijf

een sterk verhoogde blootstel-

ling

hadden aan micro-organis- men en endotoxinen. De resul- taten van het lavageonderzoek

21

(5)

Þ e

looo

=

100

ctl

g

o

o-

=

,t0

13.5 24.1

71 .s**',, #

1 00000

1 0000

1 000

100

c

looo

â

100

o,

4

co

J10

34.g 157.7*'

161 .7'.*

o o

+ o o o o

¡A ^aa +È -&

D

1oo

â10

E ct)c

o

È

uJ1

0,1

1.8 1.3

2.8

&

qIID o

A

-+ ^

l I

r.âF

E

1oo

=

E

o

E10 ê o z

6.7 29.6**"

27.7*'**

+

A

4+

+ 4

^

æ ^

F

1oo

â

E o E

r10

f 5N EJ

(¡) L

=

6.2 7.3

10.8*

+ ^

*

^

^^

^ ^

^

G 0.3 0.3

0.4**,'##

â

E o

E

Ef Ef

4+

Ê-

01

Figuur 2 Pre-shift concentraties voor inflammatie en exsudatie merkers (A; total cells; B; MPo, c; lL8, D; ECP' E; No, F; ureum' zuur, G; ureum, H; albuminel in NAL vloeistof van controles (open cirkelsl, werkers met een mediaan endotoxine blootstelling van meer dan 460 EU/m3 (gevulde driehoekenl, en we¡kers met een mediaan endotoxine blootstelling van minder dan 460 EU/m3 (open driehoeken). P¡e-

shift NO en ECP concent¡at¡es waren niet detocteerbâar in NAL vloeistof van alle controlês, en 5 controles en 7 werkers, respectieveliik.

Mediaan waarden per groep ziin in,het bovenste deel van de figuur gegeven (* p<0,1,

*r

p<0,05, +** p<0,01; voor de vergel¡¡k¡ng tussen contro- Ies met compostwêrkers, # p<0,1, ## p<0,05; voor de vergeli¡king tussen laag en hoog blootgestelden)'

H

looo

â

E ctt

¿

.g

100

E5

¡¡

G'

10

62.0 66.1*

75.5*"

& o * ^^

22 Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap 6 (1999| nr 2

(6)

tonen een

duidelijke

biologische respons aan.

In

de mees- te gevallen lagen de maandagmorgenconcentraties van ontstekings- en exsudatiebiomerkers

bij

de composteer- ders hoger dan

bij

de controles. De exsudatie biomerkers ureum en het grotere molecuul albumine wijzen op exsu- datie van

kleine

en grotere moleculen door middel van verhoogde

permeabiliteit

van de vaatwand.

Dit

verhoogde maandagmorgenniveau

bij

composteerders betekent dat na een

blootstellingvrije

periode tijdens het weekend de concentraties nog steeds waren verhoogd, wat

duidt

op (sub)chronische biologische respons

in

de luchtwegen.

De MAC-waarde (Maximale Aanvaarde Concentratie) voor

hinderlijk

inhaleerbaar stof (10 mg/m3, 8 uur)

wordt

incidenteel overschreden.

Afhankelijk

van de aard van en de actieve componenten

in

het stof, kunnen echter

bij

lagere blootstellingen al gezondheidseffecten optreden (Heederik,1990). De door de Gezondheidsraad voorgestel- de gezondheidskundige grenswaarde voor endotoxine

in

de

lucht

van 50 EU/mS wordt regelmatig en ruimschoots overschreden. Op grond van deze uitkomsten

zijn

acute en mogelijk chronische respiratoire effecten te verwach- ten (Gezondheidsraad, 1998). Wat de concentratie micro- organismen

in

de

lucht

betreft werden door de

Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne voorgestel- de vuistregels voor de concentratie

in

de

lucht

regelmatig overschreden (CGBF, 1989). De concentratie aan bacte-

riën

en schimmels was regelmatig zeer veel hoger dan 10.000 KVE/m3. Overigens is de onderbouwing van deze vuistregels

niet

op gezondheidskundige argumenten gebaseerd. Omdat alle metingen werden

verricht in

de maand november,

bij

lage temperaturen, is de blootstel-

ling

aan biologische agentia

bij

hogere temperaturen

in

de zomer naar verwachting ook hoger. De verschillen

in

persoonlijke en

ruimtelijke

concentratiemetingen kunnen eenvoudig

verklaard

worden door de afstand

tot

de bron.

Bij

persoonlijke metingen is deze afstand

in

de regel kor-

ter

en worden hogere concentraties gevonden. De shovel- machinisten hadden een lagere blootstelling door het gebruik van overdrukcabines. De concentraties endotoxi- ne en micro-organismen

in

de kantoren en kantine waren

relatief

hoog, vermoedelijk door de beperkte afstand

tot

de productiehal en mogelijk ook door de beperkte hygië- nische maatregelen om penetratie van microbiologische

verontreiniging

tegen te gaan.

De correlatie tussen de endotoxine en stofconcentratie is matig (pearson correlatie 0,6-0,7), dus slechts 36 à 497o van de spreiding

in

de endotoxineconcentratie wordt ver-

klaard

door de stofconcentratie. Op zich is

dit niet

verba- zend,

want

endotoxine is één van de bronnen van stofuor- mige verontreinigingen op de werkplek

in

deze

industrie.

Er zijn

ook andere bronnen aanwezig (niet endotoxine bevattende compoststofdeeltjes, schimmels, dieseldampen en vloerstoÐ die resulteren

in

een geringe correlatie tus- sen endotoxine en stof. Het is daardoor

niet

mogelijk om op basis van de stofconcentratie de endotoxineconcentra-

tie

binnen redelijke grenzen te schatten. Bewaking van de concentratie endotoxine

in

de werkomgeving kan daardoor alleen plaatsvinden door endotoxinemetingen

uit

te voeren.

Na een dag werken was

bij

de werknemers een toename te zien

in

het

totaal

aantal cellen (voornamelijk neutro- frele granulocyten), de concentratie biomerkers,

terwijl bij

de controlepersonen sprake was van een afname.

Dit

sug- gereert een zogenaamd wash-out effect, zoals eerder beschreven door onder anderen Koren (1990) en Hauser (1994).

Dit

suggereert dat na uitspoeling van de neus een herstelperiode nodig is om het celniveau te herstellen.

Gezien de door Koren en Hauser gevonden herstelperiode

Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap 6 (19991 n¡ 2

van72 uur

ten opzichte van de 8

uur

tussen de ochtend- en avondneuslavage

in dit

onderzoek, geven de hoge ratio's van de composteerders aan dat het wash-out effect teniet wordt gedaan door een sneÌle en sterke toename van de ontstekingsmediatoren gedurende de werkdag.

Daarnaast geven de hogere ratio's van groep composteer- ders ten opzichte van de controlegroep aan dat er sprake is van een snelle biologische respons van bepaalde media- toren

in

de luchtwegen van composteerders tijdens een werkdag.

Het rookgedrag

lijkt in

deze studie een onderdrukkende werking te hebben op de

ontwikkeling

van ontstekingsre- acties ten gevolge van blootstelling aan biologische agen-

tia. In

eerdere studies werd ook een dergelijk effect gevonden, doordat alleen

bij

niet-rokers na blootstelling aan vliegas

uit

boilers het aantal leukocyten

in

de neus- lavagevloeistof was verhoogd (Hauser et al., 1995). Voor de resultaten

in dit

onderzoek betekent

dit,

dat

bij

een evenredig aantal rokers

in

de controle- en werknemers- groep sterkere effecten waargenomen zouden zijn.

De lage concentratie ECP en eosinofiele gtanulocyten en de toename van het aantal neutrofiele granulocyten met de hieraan verbonden concentraties

IL8

en MPO, sugge- reren dat

waarschijnlijk

geen sprake is van type

I

(IgE

gemedieerd) allergische reacties. Blootstelling aan micro- organismen en hun componenten zoals endotoxine indu- ceren

blijkbaar

ontstekingsreacties

in

de bovenste lucht- wegen, waarbij neutrof,rele

infrltratie

en activatie een belangrijke

rol

spelen,

terwijl

eosinohele IgE gemedieer- de reacties van ondergeschikt belang

lijken

te z!jn.

Speciflreke IgE serologische bepalingen tegen een mix van schimmels (Penicilium notatum, Clødosporiurn herb ørum, Aspergillus fumigatus,

Alternaria

tenuis) waren voor allen (behalve 1 werknemer) negatief, wat ook suggereert dat werkgerelateerde

IgE

gemedieerde type

I

ontstekin- gen niet

waarschijnlijk

zijn. Non-immunologische ontste- kingsreacties, die door toxische agentia zoals endotoxinen worden geïntroduceerd,

lijken

dus een belangrijke rol te spelen.

Aangenomen mag worden dat epitheel cellen en geacti- veerde neutrofielen

in

de neus

IL8

produceren na bloot- stelling.

IL8

is een belangrijke chemotaxische stof voor neutrofielen, en een toename

in

de neus van

IL8

resul- teert

in

een toename van het aantal geactiveerde neutro- frele granulocyten, wat weer resulteert

in

een toename van het aantal cellen,

IL8

en MPO. NO

wordt

zeer waar-

schijnlijk

geproduceerd door epitheelcellen en mogelijk macrofagen. NO gemeten

in

de neuslavages kan echter ook afkomstig zijn van exogene bronnen en hoeft

niet

noodzakelijkerwijs endogeen geproduceerd NO te

zijn

(concentraties NO waren

namelijk

erg hoog

in

de compos- teerhal 1,0

-

L,7 ppm

in

composteerhal

in

vergelijking

tot

10

-

40 ppb

in

een controleruimte). De relatie tussen exo- geen NO en NO

in NAL

is echter op

dit

moment

niet

helemaal duidelijk.

Door de composteerders

in

een hoog en een laag blootge- stelde groep te splitsen, werd een

positiefverband

gevon- den tussen de maandagmorgenmetingen en de blootstel- ling. Hoe hoger de endotoxineblootstelling was, hoe hoger de concentraties aan ontsteking en exsudatiebiomerkers.

Bij IL8

en NO was wel

bij

beide blootstellingsgroepen een duidelijke verhoging te zien ten aanzien van de controle- groep, maar geen

duidelijk

verschil werd gevonden tus- sen hoog en laag blootgestelden.

Dit

komt mogelijk door- dat het verschil

in

blootstelling

in

de twee groepen te

klein

was om een

afirijkend

effect teweeg te brengen.

23

(7)

We kunnen dus concluderen dat

bij

composteerders werk- gerelateerde reacties

in

de bovenste luchtwegen optre- den. De ontstekingsreacties wijzen

richting

een'niet- immuun-speciflreke reactie en

niet

op een allergische ont- stekingsreactie.

Dit

is

later

ook bevestigd middels serolo- gisch onderzoek.

Er

werden geen antilichamen gevonden (IgE) tegen schimmelantigen, waarmee

het

onwaarschijn-

lijk wordt

dat een Type

I

allergie optreedt. De luchtweg- ontstekingen worden zeer

waarschijnlijk

veroorzaakt door blootstelling aan hoge concentraties micro-organis- men en

hun

componenten.

Literatuur

- CGBF, Contactgroep Biologische Faktoren, studiegroep meet- methoden. Protocol onderzoeksmethoden (microJbiologische bin- nenlucht verontreiniging. NVvA/NVAB, Den Haag, 1989.

- Clark, C.S., Rylander, R., Larsson, L., Levels of gramnegative bacteria, Aspergillus fumigatus, dust, and endotoxin at compost plants. AppI. Environ. Microbiol. 45:1501-L505, 1983.

- Gezondheidsraad. Endotoxins: Health based recommend.ed occupational exposure limit. Report of the Dutch Expert Committee on Occupational Standards. Gezondheidsraad, Rijswijk,1998.

- Edwards, J.H., Organic dust diseases and endotoxins. Rev Epide. et sante Publ., 29,t99-207,198L.

- Hauser, R., Christiani, D.C., Variability of nasal lavage poly- morphonuclear leukocyte counts in unexposed subjects: It's potential

utility

for epidemiology. Arch.Env.Health, vol.49(4):267 - 272, 1994.

- Koren, H.S., Hatch, G.E., Graham, D.E., Nasal lavage as a tool in assessing acute inflammation in response to inhaled pollu- tants. Toxicology, vol60:15-25, 1990.

- Kuile, WM., ter, Vergleichsmessungen mit verschiedenen Geraten zur Bestimmung der Gesamtstaubkonzentration am Arbeitsplatz: Teil II. Staub-Reinhaltung der Luft, 44:2ll-216, 1984.

-Lacey, J., Crook, B., Fungal and actinomycete spores as pollu- tants of the workplace and occupational allergens. Pergamon, 1988.

- Olver, W.M., The aspergillus fumigatus problem. Ass.'iVoodard

& Curam, Bangor, 1994.

- Rylander, R., Christiani, D.C., Peterson, Y., Report of the com- mittee on organic dust of the international commission on occu- pational heallth. Inst. for hygien, Goteborgs Universitet, 1-12, 1989.

- Steerenberg, P.4., Fische4 P.H., Gmeling Meyling, F.,

Willighagen, J., Geerse, 8., Vliet, H. van de, Ameling, C., Boink, A.B.T.J., Dormans, J.A.M.A., Bree, L. van, Loveren, H. van, A search for biomarkers in nasal lavage as a tool for the asses- sment of health effects of photochemical air pollution. RIVM, Bilthoven, 1994.

- Tongeren, M.J.A. van, Heederik, D.J.J., Kromhout, H., Blootstelling aan biologische factoren in de afvalverwerkende industrie. Tijdschrift voor toegepaste Arbowetensch ap, 5 I 4, 1992.

- Tongeren, M.J.A., van, Heederik, D.J.J., Onderzoek naar de blootstelling aan biologische factoren in een compost-zeeffabriek, SDU, Den Haag, 1994.

24 Tjdschrift voor toegepaste Arbowetenschap 6 (19991 nr 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de correctie voor herhaalde metingen worden de verschillen in blootstelling tussen functies iets minder groot, maar blijven nog steeds duidelijk aanwezig, waarbij de functies

juices, oils and powders in reducing Meloidogyne incognita (Kofoid and White, 1919) Chitwood, 1949 population densities and enhancing tomato plant growth and yield under

Cohen stelde in 1962 voor de effectgrootte bij een vergelijking van twee groepen als volgt te berekenen: neem het verschil tussen de gemiddeldes en deel dat door de

• Van twee even grote groepen zijn de gemiddeldes van een variabele bekend. 63 We illustreren de effectgrootte aan de hand van de lengte van jongens en meisjes. Zet je een groep

werkzaamheden in de vrije-uitloopstallen blijkt de blootstelling laag. In een stal met kooihuisvesting kan bij intensieve werkzaamheden, dat wil zeggen gedurende 4 uur huidcontact

Bij deze vraag kregen alle respondenten een vel papier, waarop ieder voor zichzelf op diende te schrijven welke factoren zij meenamen bij het beoordelen van de kwaliteit bij het

Genesis 6:4: “In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn

Op basis van deze bevindingen wordt er ten eerste verwacht dat bovengemiddelde leerlingen meer ‘kennis van strategieën om met onbekende problemen om te gaan’ dan gemiddelde