• No results found

R AAD VAN S TATE afdeling Wetgeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "R AAD VAN S TATE afdeling Wetgeving"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R AAD VAN S TATE afdeling Wetgeving

advies 62.513/1 van 20 december 2017

over

een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering „tot regeling van de samenstelling en de werking van het Comité voor

Kleinhandel‟

‡LW-CAMRLDDBJ-GCFBDUQ

(2)

2/4 advies Raad van State 62.513/1

Op 20 november 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering „tot regeling van de samenstelling en de werking van het Comité voor Kleinhandel‟.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 7 december 2017. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Chantal BAMPS en Wouter PAS, staatsraden, Michel TISON, assessor, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Paul DEPUYDT, eerste auditeur-afdelingshoofd.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 20 december 2017.

*

‡LW-CAMRLDDBJ-GCFBDUQ

(3)

62.513/1 advies Raad van State 3/4

1. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

*

S

TREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP

2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt ertoe om in nadere regelen te voorzien inzake de samenstelling en de werking van het Comité voor Kleinhandel, bedoeld in artikel 8 van het decreet van 15 juli 2016 „betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid‟.

3. Rechtsgrond voor de ontworpen regeling wordt geboden door artikel 8, tweede lid, van het voornoemde decreet van 15 juli 2016, dat de Vlaamse Regering opdraagt om de nadere regelen omtrent de samenstelling en de werking van het Comité voor Kleinhandel (hierna

“Comité”) te bepalen.

O

NDERZOEK VAN DE TEKST

Artikel 3

4. In artikel 3, vierde lid, van het ontwerp, wordt bepaald dat, op verzoek van de minister of op eigen initiatief, de voorzitter van het Comité leden van andere adviesorganen of deskundigen uitnodigt voor het behandelen van specifieke dossiers, in welk geval die leden of deskundigen voor het behandelen van die dossiers met raadgevende stem in het Comité zitting hebben. Een dergelijke bepaling heeft veeleer op de werking van het Comité betrekking en niet zozeer op de samenstelling ervan. Het bepaalde in artikel 3, vierde lid, zou dan ook het best worden geïntegreerd in hoofdstuk 3 van het ontwerp, dat nadere regels betreffende de werking van het Comité bevat.

Artikel 8

5. In artikel 8, eerste lid, van het ontwerp wordt bepaald dat “[a]an de minister (…) delegatie [wordt] verleend om een huishoudelijk reglement voor te stellen” dat minimaal een aantal bepalingen moet bevatten over aangelegenheden die in dat lid worden opgesomd.

Daarnaast wordt in artikel 8, tweede lid, van het ontwerp bepaald dat de minister wijzigingen of aanvullingen van het huishoudelijk reglement goedkeurt op voorstel van het Comité.

Uit de voornoemde bepalingen valt niet voldoende duidelijk af te leiden door wie het huishoudelijk reglement moet worden vastgesteld. De minister wordt overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van het ontwerp, immers enkel een delegatie verleend om een huishoudelijk reglement “voor te stellen”. Daarenboven kunnen vragen rijzen bij de coherentie van de

‡LW-CAMRLDDBJ-GCFBDUQ

(4)

4/4 advies Raad van State 62.513/1

ontworpen regeling op dat punt: kan de minister immers overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van het ontwerp, enkel een huishoudelijk reglement “voorstellen”, dan wordt hij in artikel 8, tweede lid, van het ontwerp, weliswaar bevoegd gemaakt om zijn goedkeuring te verlenen, maar enkel wat de wijzigingen en de aanvullingen van het huishoudelijk reglement betreft.

Wat voorafgaat doet ervan blijken dat de regeling die inzake het vaststellen en het wijzigen van het huishoudelijk reglement in artikel 8 van het ontwerp is vervat, dient te worden herzien. De stellers van het ontwerp dienen er zich wat dat betreft over te beraden of daarbij niet het best wordt geopteerd voor een meer gebruikelijke regeling die erin kan bestaan dat het huishoudelijk reglement door het Comité zelf zou worden opgesteld, gewijzigd of aangevuld, waarna het aldus opgestelde, gewijzigde of aangevulde reglement nog zou moeten worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering of de minister.

DE GRIFFIER

Wim GEURTS

DE VOORZITTER

Marnix VAN DAMME

‡LW-CAMRLDDBJ-GCFBDUQ

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 10 november 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies

Op 23 april 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport verzocht binnen een termijn van dertig dagen

Op 27 maart 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport verzocht binnen een termijn van dertig dagen een

In zoverre bij het te nemen besluit taken worden opgelegd aan het Fonds, kan ervoor worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid, gelezen in samenhang

In artikel 9, eerste lid, 4°, van het ontwerp, wordt bepaald dat de raad van bestuur van het FWO op basis van het advies van de commissie Strategie finaal beslist “voor welke

Op 24 juli 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport verzocht binnen een termijn van dertig dagen,

Voor de opheffing van het ministerieel besluit van 22 april 2010 „betreffende het beroep van beenhouwer en spekslager‟ (artikel 1, 7°, van het ontwerp) wordt rechtsgrond gezocht in

Op 6 april 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport verzocht binnen een termijn van dertig dagen