• No results found

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIEN EN ENERGIE

EN DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Betreft: - Verlenging van de looptijd van de huidige

energiebeleidsovereenkomsten voor de verankering van en voor blijvende energie-efficiëntie in de Vlaamse energie-intensieve industrie (niet VER-bedrijven & VER-bedrijven)

1. INHOUDELIJK

1 Situering

Op 4 april 2014 keurde de Vlaamse Regering de energiebeleidsovereenkomsten voor de verankering van en voor blijvende energie-efficiëntie in de Vlaamse energie-intensieve industrie (niet VER-bedrijven & VER-bedrijven) definitief goed, (verder in deze nota energiebeleidsovereenkomsten of EBO’s genoemd).

De energiebeleidsovereenkomsten zijn de belangrijkste beleidsinstrumenten om de energie - efficiëntie van de energie-intensieve industrie te verbeteren in Vlaanderen, zonder de groeikansen ervan te ondermijnen.

De industrie is in Vlaanderen goed voor ca. één derde van het totale energieverbruik. Met industriële activiteit zal altijd energieverbruik gepaard gaan. De manier waarop de industrie omspringt met energie is zeer belangrijk voor het behalen van beleidsdoelstellingen inzake energie-efficiëntie. Energie is voor de energie-intensieve industrie een belangrijke kostenpost.

De Vlaamse overheid ontwikkelde in het verleden reeds een aantal instrumenten ter verbetering van het rationeel energiegebruik binnen de Vlaamse industrie: de artikelen 6.5.1-6.5.8 van het Energiebesluit (het vroegere het besluit Energieplanning), de energieconsulenten voor bedrijven, het audit- en het benchmarkingconvenant, de ecologiepremie, groene waarborg, REG-premies, energiescan voor bedrijven, enz.

Binnen een veranderend Europees regelgevingsklimaat is het voor een regio zoals Vlaanderen belangrijk te blijven inzetten op energie-efficiëntieverbeteringen in de industrie. Recente initiatieven tot wijziging van Europese richtlijn betreffende energie-efficiëntie geven aan dat binnen de Europese Unie energie steeds kostbaarder zal worden en bijgevolg zo efficiënt mogelijk moet worden gebruikt.

De aandacht van het beleid gaat in de eerste plaats naar de energie-intensieve industrie met een

(2)

primair industrieel eindverbruik van 0,1 PJ. Binnen de NACE-BEL 2008 code 05 tem 33 (winning van delfstoffen en industrie) wordt hun aantal ingeschat op een 400-tal bedrijven, goed voor meer dan 90% van het totaal industrieel energieverbruik in Vlaanderen.

De beheersbaarheid van het instrument vormt een belangrijk argument om de doelgroep niet verder uit te breiden. Als bijkomend argument is er de overeenstemming die zo ontstaat met de artikelen 6.5.1-6.5.8 van het Energiebesluit (het vroegere besluit Energieplanning), waarin dezelfde ondergrens van 0,1 PJ wordt gehanteerd.

Tot de doelgroep van de energiebeleidsovereenkomsten behoort de volledige energie-intensieve industrie, zowel de VER-bedrijven als de niet VER-bedrijven. Er werd gekozen voor twee energiebeleidsovereenkomsten, enerzijds voor de VER-bedrijven en anderzijds voor de niet VER- bedrijven, omwille van het verschillend Europese kader voor deze doelgroepen.

De EBO’s traden in werking op 1 januari 2015, aansluitend bij het eindigen van en dus als opvolger van het benchmarking- en auditconvenant.

De Commissie EBO, samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen van de EBO’s, is het bestuursorgaan van de EBO’s en heeft o.a. als taak de bespreking van knelpunten van algemene aard, die zich bij de implementatie van deze energiebeleidsovereenkomsten in de praktijk voordoen, het bespreken van oplossingen en het zo nodig formuleren van richtlijnen hiervoor die gepubliceerd worden en bindend zijn voor de partijen (cfr. artikel 3 van de EBO-teksten, zie bijlage).

2 Context verlenging looptijd EBO’s

De EBO’s zijn de tweede generatie van vrijwillige overeenkomsten van de Vlaamse overheid met de energie-intensieve industrie.

De eerste generatie, het benchmarking- en het auditconvenant, hadden een looptijd tot respectievelijk eind 2012 en eind 2013. Omdat de EBO’s bedoeld waren als vervolg op zowel het benchmarking- en het auditconvenant, was voorzien dat bij het einde van de convenanten de betrokken bedrijven zouden kunnen overgaan tot de vrijwillige overeenkomsten van de tweede generatie.

Bij een vrijwillige overeenkomst wordt de inhoud van de overeenkomst voorafgaand aan de inwerkingtreding onderhandeld met de beoogde doelgroep om het nodige evenwicht te bekomen tussen additionaliteit en haalbaarheid van de vrijwillige overeenkomst. Onder additionaliteit wordt het engagement van de toegetreden bedrijven verstaan om verder te gaan dan de huidige wetgeving inzake verbetering van energie-efficiëntie. Onder haalbaarheid wordt verstaan dat dit engagement voor die toegetreden bedrijven ook als realiseerbaar gepercipieerd wordt. Op die manier wordt een hoge toetredingsgraad tot de vrijwillige overeenkomst gerealiseerd, wat belangrijk is voor het succes en de resultaten van de vrijwillige overeenkomst.

Het overlegproces om te komen tot de teksten van de tweede generatie vrijwillige overeenkomsten heeft langer geduurd dan initieel voorzien.

De eerste versie van de EBO-teksten hield rekening met een startdatum volgend op het aflopen van het benchmarkingconvenant; 1 januari 2013. Deze datum werd echter niet gehaald, waardoor de looptijd van het benchmarkingconvenant verlengd werd.

Ook het volgende tijdsdoel, zijnde inwerkingtreding van de EBO’s volgend op het aflopen van het auditconvenant, werd niet gehaald. Ook de looptijd van het auditconvenant werd verlengd.

(3)

de EBO’s. De toegetreden bedrijven zouden volgens de letter van de EBO-teksten in 2018 een tweede energieplan moeten opstellen. Dit energieplan zou dan gebaseerd moeten zijn op de eerste energieaudit uit 2015. In 2019 zouden ze dan een tweede energieaudit moeten laten uitvoeren, waarvan de resultaten echter niet opgenomen kunnen worden in een tweede energieplan aangezien dit al een jaar eerder ingediend moest worden.

Om de tweede energieaudit en het tweede energieplan zo zinvol mogelijk te maken (i.e. zoveel mogelijk energiebesparende maatregelen mee op te nemen en de maximalisatie van de energie- efficiëntie in het toegetreden bedrijf na te streven), wordt nu voorgesteld om de looptijd van de EBO’s te verlengen tot de origineel voorziene 8 jaar, dus voor de periode begin 2015 tot eind 2022. Zo krijgen de EBO’s hun origineel voorziene duurtijd van 8 jaar, die opgedeeld kan worden in twee periodes:

- een eerste periode (2015-2018) van 4 jaar, waarbij een energieaudit uitgevoerd werd in 2015 en de resultaten ervan opgenomen werden in het eerste energieplan 2015-2018;

- een tweede periode (2019-2022) van 4 jaar, waarbij een tweede energieaudit uitgevoerd wordt in 2019 en de resultaten ervan opgenomen worden in het tweede energieplan 2019-2022.

De te verwachten resultaten door de uitvoering van het eerste energieplan bij de toegetreden bedrijven zijn ondertussen bekend: de totale geplande primaire energiebesparing door het uitvoeren van bijna 2500 zekere maatregelen bij de 334 toegetreden bedrijven in de periode 2015-2018 bedraagt 17,4 PJ(primair). Dit is een geplande besparing van 3,61% van het totale primair energieverbruik in het referentiejaar 2014.

Door de verlenging van de looptijd van de EBO’s en het zinvol invullen van de tweede ronde van de EBO’s, mag verwacht worden dat de inspanningsverbintenis van de toegetreden bedrijven betreffende het besparingspotentieel aan maatregelen vergelijkbaar zal zijn aan dat van de eerste ronde.

3 Samengevat

Het verlengen van de looptijd van de EBO’s tot eind 2022 neemt de ongewenste situatie weg waarbij eerst het energieplan voor de tweede ronde opgesteld moet worden op basis van een energieaudit uit het verleden en het jaar nadien alsnog een tweede energieaudit moet uitgevoerd worden, waarvan de resultaten dan niet meer verwerkt zullen worden in een nieuw energieplan.

De verlenging van de EBO’s tot eind 2022 zorgt ervoor dat het origineel voorziene engagement van de bedrijven, om om de vier jaar een energieaudit uit te voeren en de resultaten ervan op te nemen in een energieplan, zinvol uitgevoerd kan worden. De kosten en de moeite die de toegetreden bedrijven zullen investeren in het uitvoeren van een degelijke energieaudit en het opstellen van een geactualiseerd energieplan, zullen te verantwoorden zijn door de rendabele maatregelen die gedetecteerd zullen kunnen worden en die de energie-efficiëntie in de toegetreden bedrijven verder zullen maximaliseren. Hierdoor kan aangenomen worden dat de tweede ronde als inspanningsverbintenis een besparingspotentieel aan maatregelen zal opleveren dat vergelijkbaar is met dat van de eerste ronde.

Gezien het belang van de EBO’s voor het halen van de Vlaamse en Europese klimaat- en energie- efficiëntiedoelstellingen is het welslagen van de tweede ronde van de EBO’s van groot belang. De verlenging van de looptijd van de EBO’s vormt hierin een zeer belangrijke schakel.

(4)

2. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE BEGROTING VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

De belangrijkste kost voor de Vlaamse overheid is de organisatie van het Verificatiebureau. De organisatie van het Verificatiebureau is opgenomen als een van de referentietaken in het beheersreglement met VITO.

De benodigde middelen voor het Verificatiebureau zijn als vergoeding voor deze referentietaak in de dotatie aan VITO opgenomen. De verlenging van de looptijd van de EBO’s brengt geen extra taken van het Verificatiebureau met zich mee.

Het gunstig advies van de Inspectie van Financiën werd verleend op 9 november 2017 en gaat in bijlage.

3. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE LOKALE BESTUREN

1 Personeel: voorliggende beslissing noodzaakt geen bijkomende inzet van het in dienst zijnde personeel van de lokale besturen, noch de werving van bijkomend personeel.

2 Werkingsuitgaven: voorliggende beslissing heeft geen weerslag op de lopende uitgaven van de lokale besturen.

3 Investeringen en schuld: de uitvoering van voorliggende beslissing veroorzaakt geen bijkomende investeringen voor de lokale besturen.

4 Ontvangsten: in uitvoering van voorliggende beslissing wordt geen bijkomende financiële middelen aan de lokale besturen ter beschikking gesteld.

5 Conclusie: voorliggende beslissing heeft geen weerslag op het personeel, de werkingsuitgaven, investeringen, schuld en ontvangsten van de lokale besturen.

4. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP HET PERSONEELSBESTAND EN DE PERSONEELSBUDGETTEN

Het voorstel van beslissing heeft geen impact op het personeelsbestand van de Vlaamse overheid.

Voorliggende beslissing heeft geen weerslag op het personeelsbestand of het personeelsbudget zodat het akkoord van de Vlaamse minister van bestuurszaken niet vereist is.

(5)

5. VOORSTEL VAN BESLISSING

De Vlaamse Regering beslist:

1° de looptijd van de energiebeleidsovereenkomsten voor de verankering van en voor blijvende energie-efficiëntie in de Vlaamse energie-intensieve industrie (niet VER-bedrijven & VER-bedrijven) te verlengen tot en met 31 december 2022;

2° de Commissie EBO te verzoeken de verdere praktische uitvoering van deze beslissing uit te werken voor 31 december 2017;

3° het Verificatiebureau te gelasten met de monitoring hiervan.

De viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van begroting, financiën en energie

Bart TOMMELEIN

De Vlaamse minister van werk, economie, innovatie en sport

Philippe MUYTERS

Bijlagen:

- EBO-teksten

- het advies van de Inspectie van Financiën

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In juli 2020 besliste de VR met betrekking tot de Uitvoering voor het jaar 2020 van het Open Science beleid voor Vlaanderen en de Flemish Open Science Board (FOSB)

Vervolgens zal het bedrag van 3000 euro vermeld in het ministerieel besluit van 20 november 2017 houdende de regeling van subsidies aan ondernemingen voor uitgaven ter bevordering van

De Vlaamse Regering hecht haar definitieve goedkeuring aan bijgaand ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot opheffing van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 21

Het ontwerp van besluit werd door de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse bepalingen van het Koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de

instemming met de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds, ondertekend te Brussel op 30

Overheveling van 35 miljoen euro van de provisie voor O&O naar het begrotingsartikel waarop de middelen voor de ondersteuning van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan

De Vlaamse minister bevoegd voor innovatie, zal vervolgens via ministeriële besluiten de verdeling van deze budgettaire opstap, voor respectievelijk de subsidie

4. Het Vlaamse Gewest zal de FOD Financiën, afdeling douane en accijnzen, van de nodige informatie voorzien opdat deze energiebeleidsovereenkomst bij de Europese Commissie