• No results found

Adri Gorissen, Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Adri Gorissen, Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten · dbnl"

Copied!
304
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten

Adri Gorissen

bron

Adri Gorissen, Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten. Prof. dr.

Timmersstichting, Sittard 2012

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/gori024noor01_01/colofon.php

© 2017 dbnl / Adri Gorissen

(2)

binnenkant voorplat

(3)

5

Een woord vooraf

‘Als ik ooit een keer veel tijd en geld heb, reis ik naar Bergen in Noorwegen om te proberen het spoor van Sophie terug te vinden. Want het blijft natuurlijk een dijk van een verhaal, die romance tussen die twee.’ Aldus Adri Gorissen in een mail van 12 december 2005. De drukinkt van zijn boek over de relatie tussen Marie Koenen en Felix Rutten, De abdis en de zwerver, was toen nog maar net droog. Zijn verlangen, zo gauw al daarna, om de gesublimeerde liefdesverhouding te beschrijven tussen ‘die twee’, tussen Felix Rutten en Sophie Unger, was gewekt door het lezen van Sophie's brieven aan Felix in de vertaling van de scandinavist dr. Diederik Grit.

Felix Rutten en Sophie Dreyer, zoals zij na haar huwelijk in 1910 heette, waren voor ondergetekende geen onbekenden. Toen ik in 1999 voor de bundel Sittardse cultuurdragers het leven van Felix beschreef, had ik bij het grasduinen in ‘de koffer van Darley’ waarin zich Felix' ongeordende literaire nalatenschap bevond, de Noorse brieven van Sophie terzijde gelegd. Later ontmoette ik Diederik Grit, die bij zijn bibliografie van de Deense letteren in Nederland en Vlaanderen (1986) Felix Rutten was tegengekomen als vertaler van de Deense dichter Johannes Jørgensen.

Toen de inventaris van het Archief Felix Rutten in december 2002 gereed was gekomen, stuurde ik Diederik een exemplaar, hem nadrukkelijk wijzend op nr. 107 (de brieven van Sophie), volgens mij een verleidelijke bron voor een aantrekkelijke publicatie. Diederik had daar wel oren naar. De betrekkingen tussen de Nederlanden en Scandinavië waren onderwerp geweest van zijn dissertatie (Driewerf zalig noorden, 1994) en de bijzondere ‘betrekking’ tussen een romantisch dichter uit Sittard en een Noorse schone uit Bergen zou daaraan een waardevolle toevoeging zijn. Ik moest even geduld hebben; pas in het voorjaar van 2005 vond hij de tijd om de brieven te vertalen. Het bleken liefdesbrieven van een intrigerende persoonlijkheid die een integrale publicatie verdienden.

Intussen was Adri Gorissen in beeld gekomen als de aangewezen persoon om op basis van de door Diederik vertaalde brieven de relatie tussen Sophie en Felix te reconstrueren. De opdracht van de Timmers Stichting om deze Noorse liefde te beschrijven werd door Adri enthousiast aanvaard. Hij toog onmiddellijk aan het werk. Hij nam kennis van de voorhanden achtergrondliteratuur, deed

archiefonderzoek, maakte in 2007 en 2008 studiereizen naar Noorwegen, en zette zich aan het schrijven. De voltooiing van het werk werd ernstig vertraagd door onvoorziene ziekte. Maar nu het boek er ligt, mogen de auteur en de Timmers Stichting trots zijn op het resultaat. Helaas wordt de vreugde om de verschijning overschaduwd door het verscheiden van Diederik Grit. Zonder diens onbaatzuchtig vertaalwerk was dit boek er niet geweest. Op 6 maart 2012 is hij gestorven, nog pas 62 jaar oud.

Adri Gorissen is journalist. Dat is een garantie voor leesbaarheid. Maar het boek

is zeker niet uit de losse pols geschreven. Het componeren, beter gezegd: het creëren,

is geen sinecure geweest. Behalve de brieven van Sophie heeft Adri ook andere

bronnen uit het Archief Felix Rutten gebruikt. Naast zeer persoonlijke notities van

Felix waren dat vooral zijn reisbrieven die hij als correspondent van De Maasbode

uit en over Noorwegen geschreven heeft. Ze zijn door Adri gebruikt om achtergrond

en kleur te geven aan de beschreven romance. Voor de manier waarop hij zijn bronnen

(4)

6

de accurate verantwoording in de noten, verdient hij lof. Zijn boek vormt een waardevolle bijdrage tot de Limburgse literatuurgeschiedenis.

Adri's boek bestaat uit drie duidelijk onderscheiden delen. Het eerste speelt zich grotendeels af in het jaar 1910, toen de liefde tussen Felix en Sophie in Sittard ontwaakte en in Noorwegen toppen beleefde. Het eindigt met een pijnlijk uiteengaan.

Het derde deel verhaalt Felix' leven vanaf 1911 tot zijn dood in 1971. Een leven van reizen, onderbroken door een Limburgs periode met glanzende successen en de tragiek van een mislukt huwelijk, van trekken opnieuw, nu door Oost-Europa, en tenslotte neerstrijken in Italië, in Rome, waar hij als de Limburgse Romein en als schrijver van proza en poëzie in het Sittards dialect, nieuwe bekendheid zou verwerven. Daartussen, centraal, als gevat tussen twee boekensteunen, het tweede deel: de brieven van Sophie, onverkort, een ontroerend document.

De Noorse liefde tussen Felix en Sophie was als een opvlammend vuur. Daarna volgde de pijn om het alleen zijn, de blijvende tragiek van het niet vervulde. Sophie koos voor het moederschap, Felix voor de vrijheid. Gelukkig zijn ze beiden niet geworden.

Ik hoop dat het grote verhaal van Adri Gorissen en de brieven van Sophie Dreyer u zullen boeien, zoals ze dat mij gedaan hebben.

Lou Spronck,

i.t. vice-voorzitter van de Timmersstichting

(5)

7

Inleiding

Negenentwintig brieven en briefkaarten zijn het. De eerste dateert van 24 maart 1910, is verstuurd vanuit Parijs en begint als volgt: ‘Je bloemen uit Luik hebben me hierheen gevolgd - en ze zijn nog vers. Ze sturen je een groet.’ De laatste is van 14 maart 1941, komt uit het Noorse plaatsje Norheimsund en eindigt op deze manier: ‘Ik voel me eenzaam. Ik hoop dat deze briefje bereikt. Schrijf me als je kunt.’

In de inventaris van het Felix Rutten Archief, bewaard in het Euregionaal Historisch Centrum Sittard-Geleen, zijn ze zo omschreven: ‘Brieven en briefkaarten van Sophie Dreyer, een Noorse vriendin’. Ze worden vergezeld van twee foto's. De ene is een geposeerd portret met daarop Sophie, die lachend wordt aangekeken door haar dochter Gerd, een tafereel dat van bovenaf welwillend wordt aangezien door zoon Gustav.

De andere foto is spontaner en toont Sophie en haar kinderen met een onbekend meisje voor een houten, waarschijnlijk Noors, huis.

De brieven en briefkaarten hebben inventarisnummer 107. In totaal telt het archief van Felix Rutten 1073 nummers, die zijn opgeborgen in 54 dozen. Samen nemen ze bijna zeven strekkende meter plankruimte in het archiefdepot in beslag. Het mapje met nummer 107 is daar maar een bescheiden deel van en het lijkt alsof de betekenis ervan gering is. De aanduiding ‘een Noorse vriendin’ doet ook maar weinig

vermoeden.

In werkelijkheid is het belang van de negenentwintig met een onregelmatig handschrift volgeschreven brieven en briefkaarten groot. Ze documenteren de liefde tussen de Nederlandse schrijver, dichter en journalist Felix Rutten (1882-1971) en de Noorse Sophie Unger (1874-1962, na haar huwelijk in 1910 Dreyer geheten). Een liefde die decennia standhoudt. Met de omschrijving ‘een Noorse vriendin’ wordt Sophie Unger dan ook behoorlijk tekort gedaan.

Jammer genoeg zijn niet alle brieven en briefkaarten van Sophie aan Felix overgeleverd. In correspondentie met anderen verwijst hij soms naar exemplaren die niet in het mapje zitten. Ook zitten er vaak grote gaten tussen de momenten waarop zij van zich laat horen, zo'n grote dat het haast niet anders kan dan dat er in de tussentijd toch contact is geweest. Ontbreken er brieven en briefkaarten van haar, van hem is helaas niets bewaard gebleven. Haar familie in Noorwegen zegt niet over brieven, foto's of andere documentatie te beschikken die herinnert aan hun

vriendschap. Wel is het zo, dat hij zich in brieven aan zijn ouders, autobiografische documenten en gedichten heeft uitgelaten over zijn sterke gevoelens voor Sophie.

Er is echter meer dan de liefde alleen. Felix Rutten is dankzij Sophie reisjournalist

en schrijver van reisboeken als Spanje (1924), Polen, een herboren land (1931) en

Toscane Druivenland (1962) geworden. Door haar heeft hij haast alle landen van

Europa en Noord-Afrika gezien en beschreven in vele honderden artikelen in kranten

als De Tijd, De Nieuwe Rotterdamse Courant, De Nieuwe Venlosche Courant en De

Maasbode. Sophie, kortom, heeft op

(6)

8

meerdere manieren invulling gegeven aan zijn bestaan en haar bijzondere schrijfsels zijn daar de onbedoelde getuigen van.

De brieven en briefkaarten - welwillend en kundig vertaald door de helaas overleden

Diederik Grit uit Maastricht, zonder wie dit boek er niet zou zijn - vormen het

uitgangspunt voor een zoektocht naar de liefde tussen Felix en Sophie, naar het

ontstaan van zijn passie voor Noorwegen en heel speciaal de stad Bergen, naar zijn

journalistieke ontwikkeling, naar de wording van zijn reisschrijverschap, naar zijn

enorme vrijheidsdrang en naar het leven van beiden.

(7)

9

Deel 1: Felix en Sophie

(8)

10

(9)

11

1 Een dilemma

Samen zijn ze de hoogten rond Bergen ingetrokken. De stad aan de westkust van Noorwegen, zo fraai gelegen aan de Puddefjorden, omgeven door de zeven

rotsgevaarten die voor haar naam hebben gezorgd. Het is halverwege augustus 1910 en de zon schijnt zoals die al weken doet, eigenlijk bijna vanaf het moment dat Felix Rutten er op 30 mei is aangekomen. Met zijn Noorse vriendin Sophie Unger, die hij in februari in zijn geboortestad Sittard heeft leren kennen, is hij omhooggeklauterd naar de berg Ulriken. En verder nog.

Kronkelende veldwegen voeren hen vanuit de stad tussen huizen en boerderijen door en brengen hen langs bebouwde en met muurtjes van gestapelde stenen omheinde stukken grond naar boven. Daar verdwijnen de dennen, berken en jeneverbes en maken ze plaats voor varens, bramen, heidekruid en mos. Waar ze hun voeten neerzetten, schieten stenen weg. Water sijpelt bijna ongezien door en onder het groen.

Nog hoger gaat het en zelfs de struiken verdwijnen. Rotsig is het nu, met losse steenplaten en keien. Hier bloeit nog de witte ijsranonkel, waarvan de blaadjes snel afvallen als ze de bloemen plukken. Schapen en geiten kijken verrast als ze naderen en gaan er dan snel vandoor.

Dit is het echte hoogland: stil en verlaten. Hier ondergaat de bergwandelaar een melancholische eenzaamheid. Gelukkig zijn Felix en Sophie samen. Ze zoeken een plek om de stok en de rugzak neer te zetten, zich neer te vlijen en uit te kijken over Bergen en de zee. Die plek is echter niet zo snel gevonden. De route voert langs hellingen, over kleine hoogvlakten, door ravijnen en voorbij aan meren en

watervalletjes. Al maar verder omhoog gaat het en heel in de verte zien ze iets blauws over de toppen schemeren, het blauw van de sneeuwlanden. In een gekke bui rent Felix Rutten telkens bergop naar de routemarkeringen die er zijn neergezet. Daar wacht hij dan al puffend op zijn Sophie.

Dan is er plotseling het dalletje waar ze een mooi plekje vinden op het mos. Ze

kijken naar de bergen aan de overkant, naar Lövstaken en Lüderhorn. Heel ver in de

diepte ligt de stad tussen het water van de Puddefjorden en de Byfjorden. Het water

schittert hen tegemoet, is als een oneindige vlakte van fonkelend zilver. Van de stad

uit loopt een dal naar het zuiden, kilometerslang, met daarin meren en plassen, bossen

en rotspartijen, landhuizen en dorpen. Maar alles is nu zo klein dat het een grote tuin

met bloemperken lijkt.

1

Al vaker hebben ze tochten gemaakt in de omgeving van de

stad. Altijd vinden ze wel een plek om samen te zijn, om stilletjes dicht bij elkaar te

zitten, om zo maar gekke dingen te doen omdat ze verliefd zijn. Ze zijn gelukkig en

onbekommerd. Felix vlecht vergeet-mij-nieten in haar haren, terwijl zij hem vertelt

over haar land en de stad Bergen. Of over de eilandengroep de Lofoten voor de

westkust van Noorwegen, waar haar familie vandaan komt en waar ze enige tijd heeft

gewoond. Over literatuur, bijvoorbeeld de toneelstukken van Ibsen, zoals zijn

beroemde Peer Gynt, en de gedichten van Björnson. Over de muziek van de drie jaar

eerder overleden grote zoon van Bergen: Edvard Grieg.

2

(10)

12

Ze legt hem uit wat lengsel is. Het verlangen van de Noor om altijd ergens anders te zijn dan de plek waar hij op dat moment is, om te zien wat er achter de bergen is die zijn blikveld beperken en die hem benauwen. Een streven naar een wijdere, verdere, ruimere en bredere horizon, dat hem niet alleen de wereld instuurt, maar ook aanzet tot leergierigheid en het maken van muziek en schilderijen en het spelen van toneel.

Het is een verlangen dat Felix tot het zijne heeft gemaakt, zeker na zijn in Noorwegen gezette eerste schreden op het pad van de journalistiek en zijn reizen door het fjordengebied en naar de Noordkaap.

3

Ook vertelt Sophie hem over haar avonturen tijdens de rest van haar reis door Europa. Een maanden durende reis om haar talenkennis te vergroten, waarin Sittard slechts een korte tussenstop is geweest. Niet zo maar een tussenstop, anders zou Felix nu niet naast haar zitten. De reis heeft haar naar Parijs gevoerd en vandaar naar Marseille. In die Zuid-Franse stad is ze op de Pollux gestapt, een Noors

passagiersschip dat haar via de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan en de Noordzee uiteindelijk naar Bergen heeft teruggebracht. De stad waar ze als telefoniste en telegrafiste werkt op het postkantoor.

Op de boot, zo laat ze hem af en toe weten, heeft de kapitein geprobeerd haar voor zich te winnen. Felix neemt hem niet serieus en maakt grappen over zijn

toenaderingspogingen. Eerst maakt zij die ook. Als ze over hem praten, noemen ze hem gekscherend Pollux, naar het schip waarvan hij de baas is. Deze kapitein, Vilhelm Dreyer luidt zijn naam, is echter vasthoudend. Na haar terugkeer in Bergen stuurt hij haar een brief, en nog een, en nog een, steeds meer.

Nu ze daar zo hoog in de bergen rustig zitten en hij een beetje wegdroomt, begint ze plotseling weer over de kapitein. Ze heeft een nieuwe brief gekregen. Niet zo maar een, want in die brief heeft hij om haar hand gevraagd. Hij wil met haar trouwen.

Zelf is ze daar ook aan toe. ‘Ik ben op de leeftijd gekomen dat ik aan trouwen behoor te denken’, stelt ze ferm. Sophie benadrukt nog eens dat ze op 28 mei 36 jaar oud is geworden. ‘Een vrouwenleven zonder moederschap, zonder kinderen, mist zijn natuurlijke kroon’, voegt ze er even stellig aan toe. Felix Rutten, die op 13 juli nog samen met haar zijn 28

ste

verjaardag heeft gevierd, blijft stil. ‘Wat denk je ervan?’

vraagt ze.

4

Eindnoten:

1 Felix Rutten - Handschrift (drie schriften) voor boek Bergen, Bergen. In: Archief Felix Rutten, inventarisnummer 584; F.R. in autobiografisch document Narcis. In: Archief Felix Rutten, inv.

nr. 657. Het Archief Felix Rutten bevindt zich in het Euregionaal Historisch Centrum

Sittard-Geleen en zal verder worden aangeduid als AFR. Felix Rutten wordt verder F.R. genoemd.

2 F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657; mail van Gustav Dreyer, zoon van Sophie Unger, d.d. 4 maart 2008.

3 Manuscript lezing over Noorwegen, met als titel De ziel van Noorwegen. AFR, inv. nr. 757.

4 F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657.

(11)

13

2 Kennismaking in Sittard

Meer dan een half jaar eerder, zo eind december 1909, komt Sophie Unger voor het eerst in beeld bij Felix Rutten. Zijn mentor, de jezuïetenpater Jos van Well

(1866-1943), stuurt hem vanuit retraitehuis Manresa in Venlo, waar hij werkt en woont, een brief. Dat gebeurt wel vaker, want ze onderhouden al jarenlang een uitvoerige correspondentie waarin de pater zich niet alleen opwerpt als zijn geestelijke leidsman, maar ook als zijn literaire geweten. Hij geeft uitvoerig commentaar op de gedichten van Rutten en vertelt precies wat hij anders moet doen.

De twee kennen elkaar van het door jezuïeten geleide Sittardse Aloysiuscollege, dat Felix van 1893 tot 1900 bezoekt en waaraan Jos van Well tussen 1893 en 1896 Duits, Nederlands en aardrijkskunde doceert. Vanaf 1900 werkt de pater opnieuw enige tijd in Sittard, waar hij een goede vriend van de aan de Markt wonende familie Rutten wordt. Hij heeft meer van die beschermelingen, zet zich bijvoorbeeld enkele jaren later ook in voor de Maastrichtenaar Pierre Kemp, waarvan hij eerst de schilderskwaliteiten bevordert en vervolgens diens poëtische talent.

1

In zijn brief van eind december meldt Van Well in Venlo drie Noorse dames te hebben leren kennen. Ze zijn in de kost bij de ursulinen, die op een steenworp afstand van retraitehuis Manresa hun klooster hebben. De vrouwen zijn telegrafistes en hebben van de Noorse overheid een half jaar vrijaf en geld gekregen om in het buitenland talen te gaan

Pater Jos van Well.

leren, iets wat in hun beroep natuurlijk goed van pas komt. Veel Noorse meisjes die niet van welgestelde afkomst zijn, proberen op die manier toch een prima scholing te krijgen.

Van Well heeft met één van de drie het meeste contact. Waarschijnlijk geeft hij haar Duitse les, want dat is een van de talen die ze onder de knie probeert te krijgen.

Hij is vrij positief over haar, want hij schrijft aan Felix Rutten: ‘Zij is Luthersch,

(12)

met haar in aanraking te brengen: 't zou dan een ideaal-vrouw voor je zijn. Ook de

beide anderen, die ik slechts oppervlakkig ken, maken een zeer gunstigen indruk,

ofschoon zij ook Luthersch zijn.’

2

(13)

14

Januari 1910 is hij in een volgende brief nog positiever. ‘Ik heb met mijn Noorsche kennisje een beetje Deensch en Noorsch gelezen: Jörgensen en liederen van Ibsen.

Maar onze lessen liepen bijna altijd uit op godsdienstige disputen. Als dat kind ooit Roomsch werd (maar dat zal nog zoo gauw niet gebeuren) dan zou ik onder alle meisjes die ik ooit ontmoet heb geen betere vrouw voor je weten. Ze is zo'n goed nobel, braaf, rein kind, met groote talenten, met een passie voor schoonheid en een nog grooteren ijver om steeds beter te worden.’

Het ursulinenklooster in Venlo.

Ondanks Van Wells huiver om Felix met de Noorse in contact te brengen, overweegt hij toch even haar naar de Franse zusters in Sittard te sturen. Zijn

beschermeling kan haar dan Frans leren en zij hem Noors. Ze gaat echter op 1 februari naar Brussel om er Franse conversatie te oefenen en een aantal literatuurlessen te volgen. ‘Maar 't is misschien goed dat het plan niet te verwezenlijken was’, stelt hij dan. Om te vervolgen: ‘Als zij Kath. werd voordat gij kennis hebt, dan geef ik jullie zeker eens gelegenheid elkaar te leren kennen. Ik geloof, dat zij voor u een

ideaal-vrouw zou zijn. Zij denkt nooit te trouwen, of zij moest een man vinden waar zij heel hoog tegen op kan zien.’

3

De mogelijkheid van het wederzijds lesgeven blijft blijkbaar door het hoofd van

de jezuïet spoken. Als een van de andere bij de ursulinen verblijvende Noorse meisjes

plotseling niet naar Parijs kan om er Frans te leren en een maand langer in Nederland

moet blijven, zorgt hij ervoor dat ze bij de Franse zusters in Sittard terechtkan. Ze

kan daar echter maar één uur per dag Franse les krijgen en nog wat conversatie. Dat

vindt hij wat weinig en daarom denkt hij opnieuw aan zijn Sittardse pupil. In een

brief van begin februari vraagt hij om hulp.

(14)

15

‘Ik sprak haar over u en zei haar dat ik je wel wilde voorstellen: dagelijks een paar uren Fransch te geven aan haar, indien zij u dan een paar uren Noorsch daarvoor in ruil wilde geven. Ja, dat wilde zij heel graag. Zij moet het een beetje zuinig aanleggen.

Voel je daar iets voor? Zij is 35 jaar oud, Luthersch juist als de beide anderen. Zij is, voor zoover ik haar ken, minder sympathiek dan degene die is vertrokken en ook dan de derde die nu achterblijft. Er is dus voor u, geloof ik, geen gevaar om verliefd te worden. Je moet echter vragen wat Pa en Ma er van denken.

Je kunt zeker in één maand, met wat zelfstudie erbij, van haar vrij veel Noorsch leeren. Zij zou Ibsen etc. met je lezen. Zij is, al staat ze intellectueel veel lager dan mijn eigenlijke kennisje (die nu naar Brussel is) toch hoog genoeg om wat te begrijpen en te voelen van poëzie. Die Noren lijken mij een echt dichterlijk ras en allemaal sympathieke gevoelsmenschen. Antwoord mij onmiddellijk (...).’

4

In een volgende brief heeft de pater opeens weer wat koudwatervrees, weet hij niet of hij beiden wel met elkaar in contact moet brengen. Eerst vertelt hij echter, waarschijnlijk op verzoek van Felix Rutten, wat meer over haar. ‘Neen, ze is niet té onsympathiek; integendeel. Maar ik ken haar zoo weinig, veel minder dan de beide andere. Doch ze maakt van de drie de minst diepe indruk. Ze is ook armer aan talenten dan de beide andere, oordeelend naar de indrukken die het drietal op mij en hunne omgeving maakte.

Ze is niet jong meer, ± 10 jaar ouder dan jij, schat ik. Haar familienaam is Unger, haar voornaam weet ik niet eens. Ik ben met haar nog niet over “Fräulein” of “Frøken”

heengekomen, en dat zal ook zoo wel blijven. Ze is anders een eenvoudig, tegoedertrouw kind.’

Dan wordt Van Well echter heel serieus. ‘Maar nu moet ik eens even heel ernstig met je praten ter voorbereiding van je heele verhouding tot haar’, schrijft hij. ‘Jij bent een onstuimige enthousiast en optimist (en daar heb ik je des te liever om, dat weet je wel). Maar toch maakt me dit altijd een beetje bezorgd over je omgang met vrouwen. Ik heb een heimelijke angst, dat Frøken Unger, die mij “ein wenig schwärmerisch angehaucht” schijnt, misschien een tikje verliefd zou worden, en daardoor zou op zijn minst hare gemoedsrust uit het evenwicht worden gebracht. En dat alleen zou mij levenslang leid kunnen doen.’

De jezuïet gelooft niet dat Felix op haar verliefd zal worden. Die kans bestaat

volgens hem bij de twee anderen wel. Frøken Unger is daarom naar zijn mening het

minst gevaarlijk voor zijn beschermeling. Met andere woorden, hij is niet bang voor

diens gemoedsrust, wel voor die van haar. ‘Daarom moet gij mij beloven, dat gij de

alleruiterste voorzichtigheid en gereserveerdheid in acht zult nemen’, vervolgt hij

zijn brief. ‘Ik ben het, die die combinatie heb uitgezocht tot uw beider litterair

voordeel. Ik neem daardoor op mij ook ene zware verantwoording. Ik wil haar en u

enkel goed doen. Ik ben mij zeer goed bewust van het min of meer gevaarlijke der

positie waarin ik haar breng, maar ik weet ook, dat ik volkomen rekenen kan op uwe

ridderlijkheid en dat gij liever sterven zoudt dan wetens en willens een schaduw te

werpen op den levensweg van een vrouw, en zeker van zulk een vrouw met een nobel

hart en die u bovendien door mij wordt toevertrouwd om haar enkel goed te doen en

nog beter te maken.’

(15)

16

De markt in Sittard.

Van Well waarschuwt dat Sittard een stadje is waar veel babbelzieke mensen wonen. Hij zou het verschrikkelijk vinden als er over haar of hem wordt gepraat.

Niet zozeer voor hen, maar vooral omdat het geklets als een boemerang bij hemzelf terug zal komen als de mensen er achter komen dat hij hen bij elkaar heeft gebracht.

Hij mag vanwege zijn priesterschap niet voor ophef zorgen. Hij adviseert Felix dan ook nadrukkelijk haar niet van het station te halen, haar nooit naar het klooster te brengen en voor haar altijd leraar te blijven en niet méér. Ook haar zal hij vragen geen aanstoot te geven.

De pater gaat zelfs zo ver - hij moet toch wel erg bang zijn voor amoureuze perikelen - om een eis aan zijn pupil te stellen. ‘Zij moet van u een hoogen, heiligen, versterkenden indruk krijgen (temeer omdat jij Katholiek bent, zij Lutersch) en tegelijkertijd den indruk van iets absoluut ongenaakbaars’, noteert hij. ‘Dit is een eisch die ik stel 1. om de vriendschap tusschen u en mij; 2. om het vertrouwen dat die dame in mij schijnt te stellen en in degenen die ik haar aanbeveel; 3. om de zware verantwoordelijkheid die ik op mij heb genomen.’

5

Voorzichtigheid blijft in zijn volgende brief troef bij Van Well. Ook haar heeft hij er nu op gewezen dat er veel wordt gepraat in Sittard. Als een ongetrouwde man en vrouw een paar keer met elkaar worden gezien, is dat al genoeg voor commentaar, vertelt hij. Het feit dat Felix haar lesgeeft, zal de tongen zeker losmaken. Daarom heeft hij haar tot omzichtigheid gemaand. Bovendien is haar duidelijk gemaakt dat het geen onhoffelijkheid is als Felix haar niet op straat zal begeleiden.

In dezelfde brief geeft hij alvast adviezen voor de lessen. ‘Ik heb haar gezegd, dat jullie de lesuren maar eerlijk moet verdeelen b.v. 4 uur per dag (2 uur Fransch, 2 uur Noorsch, of 6 uur: 3 u. Fr. en 3 u. N., liefst om 't uur of om 't anderhalf uur

afwisselend). Zij heeft geen

(16)

17

andere Noorsche boeken bij zich dan een deel brieven van Kielland en Ibsen's “Peer Gynt” en “Brand”. Koop uit Reclam's Universalbibliothek de Duitsche vertaling van Peer Gynt 2309/10 en Brand 1531/32 oningebonden (20 pf. per nummer). Dat zal je bij de les goed te pas komen.’

6

Nu beiden goed voorbereid en geïnstrueerd zijn, kan Frøken Unger van het ursulinenklooster in Venlo afreizen naar dat van de Franse zusters in Sittard. Ze pakt de trein op maandag 7 februari en wordt door een zuster van het station gehaald. Al diezelfde avond gaat ze op bezoek bij de Ruttens. Het is maar een klein eind lopen van het klooster aan de Heinseweg naar het huis van de familie aan de Markt.

Hoe die eerste ontmoeting tussen Felix Rutten en zijn Noorse leerling is verlopen, blijft gissen. Het kan bijna niet anders of beiden hebben alle waarschuwingen van pater Van Well onmiddellijk overboord gegooid. Er moet meteen sprake zijn geweest van een grote aantrekkingskracht, misschien wel van liefde op het eerste gezicht, al zullen beiden dat natuurlijk nooit direct hebben uitgesproken.

7

In elk geval schrijft Felix vrij snel na de ontmoeting al aan zijn mentor om na te gaan hoe streng de door deze uitgevaardigde omgangsregels zijn bedoeld. Die antwoordt: ‘Ja, je hebt mij goed begrepen. Ik heb dien modus vivendi zo streng mogelijk opgezet in theorie, wel wetende dat die in de praktijk niet zóó pruisisch zou doorgevoerd worden. Als ge het “fortiter” en “suaviter” in juiste doses laat mengen door de wikkende en wegende “prudentia” dan ben ik vanzelf met alles tevreden.’

8

Meer hebben Felix en Sophie Unger niet nodig. In de weken die volgen, in februari en maart 1910, zoeken ze zoveel mogelijk elkaars gezelschap op, en niet alleen om flink samen te studeren. In de brieven die Sophie hem in de jaren erna stuurt, refereert ze veel aan hun tijd samen in Sittard. Op die manier wordt duidelijk dat ze de Ruttens ook zomaar bezoekt. Dat gebeurt vooral op zondag en moeder Rutten schotelt haar dan zelfgebakken vlaai voor. Het is op die zondagen erg gezellig, want het is dan druk in huis. Drie vriendinnen van moeder, de dames Breuning, zijn ook van de partij. Er wordt samen muziek gemaakt en na de koffie staat er een gezamenlijke wandeling op het programma. Al snel trekken Felix en Sophie zich niks aan van de sommatie om niet samen over straat te lopen in het in die tijd nogal kleinsteedse en benauwde Sittard. Ze maken tal van zwerftochten door het stadje, maar vooral in de omgeving. Het zijn zonnige weken. Tijdens de wandelingen wil ze hem vertellen over Noorwegen en de Noorse literatuur, maar meestal schiet het erbij in. Ze voelen de lente komen en die doet wat met hen. Soms vergeten ze de tijd en komen pas na zevenen 's avonds terug, waardoor de Franse zusters in angst zitten over hun logee.

9

Het vaakst maken ze uitstapjes naar de Kollenberg, een heuvel aan de zuidoostkant

van de stad waarop de uit 1675 daterende Kapel van de Heilige Rosa staat. Zeven

kleine voetvallen flankeren het pad ernaar toe. Er zijn nog meer holle wegen die

bergopwaarts klimmen. ‘Met den Kollenberg vangt Zuid-Limburg aan’, schrijft Felix

Rutten zelf een jaar later. ‘De rimpelende beweging, die wentelt door de velden

rondom, is hier plotseling opgestaan als in een bolle golf, in heur breed gebaar verstild

tot een koepelvormige

(17)

18

hoogte. 't Is de eerste grondverheffing van 't zuidelijk immer hooger-heuvelende land, het eerste uitzichtspunt over het eigenaardig Limburgsche.’

De natuur gaat zijn gang op de Kollenberg. Er staan knotwilgen, olmen, beuken en populieren, omslingerd door klimop en bramen, en er zijn hier en daar zandgaten.

Vanaf de heuvel zie je Sittard liggen en de dorpjes en gehuchten in de omgeving.

Het is er nog zo ongerept, dat Sophie de heuvel al snel heeft omgedoopt tot ‘ons Noorwegen’. Ze herkent er veel van de woeste natuur van haar thuisland.

10

Ze zitten veel samen op de Kollenberg en zien - ondanks de angst van de zusters voor het te laat komen - de zon ondergaan. Als ze de eerste, nogal vroege, anemoon van het jaar vinden, plukt Felix haar, houdt haar voorzichtig in beide handen en kust de bloem dan. Het is een prachtige lente, die Sophie later als de gelukkigste tijd van haar leven zal betitelen. Tijdens hun zwerftochten en bezoeken aan de heuvel nemen de gevoelens voor elkaar toe.

11

Hoewel hij in Venlo op een afstand zit, ontgaat het pater Van Well niet dat er iets opbloeit tussen beiden. Precies wat hij heeft willen voorkomen lijkt te gebeuren. Al zijn waarschuwende woorden zijn mogelijk voor niks geweest. Dat kan hij niet zomaar toestaan en daarom reist hij af naar Sittard. Van tevoren heeft hij Sophie en Felix geboden hem te ontmoeten op het station. Daar kijkt hij beiden onderzoekend aan, maar kan niet echt achterhalen wat er speelt. Na zijn bezoek lopen beiden lachend naar huis. Er is veel meer aan de hand dan de pater vermoedt.

12

De Kollenberg: het ‘Noorwegen’ van Felix en Sophie.

(18)

19

Aan de mooie tijd samen komt echter een eind. Omstreeks 20 maart moet Sophie Sittard weer verlaten om haar studietoer door Europa te vervolgen. Frankrijk is, zoals eigenlijk al eerder, het doel. Eerst bezoekt ze nog samen met Felix Luik. Samen dwalen ze door de stad, voordat ze op de trein naar Brussel stapt. Hij geeft haar bloemen bij het afscheid, dat waarschijnlijk niet echt gemakkelijk is.

13

Wat er emotioneel met hen is gebeurd tijdens de weken in Sittard, wordt heel goed duidelijk uit de drie brieven die zij hem stuurt vanuit Parijs, waar ze op dinsdag 22 maart is gearriveerd. In de aanhef van de drie brieven noemt ze hem achtereenvolgens:

Silly Boy!, Allerliefste Felix en Lieve Felix.

Sophie's eerste brief vanuit Parijs.

In haar eerste brief, van donderdag 24 maart, schrijft ze: ‘Ik ben absoluut niet enthousiast hier te zijn. Het is zo moeilijk om mooie dingen te vinden nu ik alleen ben. Weet je, ik ben zó verwend in Sittard. Ik wens elke dag dat je hier was en dat we samen konden wandelen zoals in Luik. Dan zou de zon vast weer schijnen! Denk je niet? Dank voor je kaart. En nog eens dank voor alles, voor alle heerlijke dagen die we samen hebben doorgebracht. Ik zal ze nooit vergeten. (...) Het is zo moeilijk om hier mezelf terug te vinden. Dat is misschien omdat “ik een lieflijke droom heb over de zon en over de geur van viooltjes”. Doe de groeten aan “Noorwegen” en de zon en onze trollen.’

14

De tweede brief, een dag later geschreven, is veel stelliger: ‘Elke avond voordat

ik ga slapen, lees ik je twee gedichten en in Heine - en dadelijk ben ik in mijn

gedachten en dromen weer in Sittard en bij onze heerlijke tochtjes. Ik besefte nog

niet hoe goed ik het met jou had, voordat ik hier kwam en alles voorbij was. “Voorbij”,

kun je je zo'n gruwelijk woord voorstellen? Wat ik allemaal heb gehad en heb

verloren, dat besef ik nu pas - en ik lijd. Ik lijd omdat ik alleen ben en zo ver weg

van jou. Hier schijnt de zon, maar dat schenkt me geen vreugde - er is überhaupt

niets dat me vreugde schenkt.’

(19)

De brief vervolgt ze een dag later: ‘Wat heb ik verlangd naar een brief van jou,

en vanmiddag, net toen ik uit zou gaan, kwam ik op de trap de postbode tegen, van

wie ik je brief kreeg. Duizendmaal dank, mijn beste. Dank voor de viooltjes - dank

voor alles wat je schrijft, en ook voor wat je niet schrijft maar wat ik aanvoel en

tussen de regels door lees. Je hebt me blij gemaakt met je brief, maar toch ben ik

ontzettend droevig, en ik moest huilen

(20)

20

toen ik hem las. Is het menselijk hart niet iets onbegrijpelijks? Ja, Felix, nu ben je vrij, weer vrij - waarom ben je dan niet blij? Jij bent dom, ik ben dom, en de hele wereld is ontzettend dom! - Oef! Je zegt dat ik zoveel van je heb afgenomen, dat je je nu vreemd en eenzaam voelt in je eigen land. Ja, dat is waar, ik heb veel genomen, maar niet meer dan wat jij me hebt gegeven en wat ik met een goed geweten mag nemen, op grond van wat ik zelf heb gegeven. Mijn vriend, ik geloof dat je geen idee hebt wat ik bij jou heb achtergelaten van mijn ziel en van heel mijn wezen. Jij was zo sterk, je eiste zo veel - en ik heb je zoveel van al mijn rijkdom geschonken dat ik op het laatst bijna niets meer over had voor mezelf. Slechts één keer eerder in mijn leven heb ik zoveel van mezelf gegeven. Zoals ik je al eerder heb gezegd, open ik me niet gemakkelijk voor iemand, maar áls ik dat eenmaal doe, doe ik het volledig, zonder voorbehoud - en zonder het op een akkoordje te gooien.’

Gelukkig krijgt pater Van Well deze brief niet onder ogen, want duidelijker kan iemand die verliefd is zich niet uitspreken. Maar de brief is nog niet af: ‘We hebben geleefd in schoonheid en harmonie - jij en ik; zal die tijd ooit weer komen? En zul jij ooit zo schoon worden als degene die je was? Jij zegt: “au revoir”! Ja, dat kan ik ook zeggen, maar ik geloof nooit iets, hoop nooit iets, want het ontglipt me. Je vraagt of ik niet terugkom. Och lieve, op dit ogenblik zou ik met vreugde mijn koffer pakken en terugkomen met de eerste trein, als jij geroepen had - en als de wereld niet zo was als ze is! Er is immers een wet die boven mijn hart staat, dat weet je.’

Hoe Felix Rutten op deze ontboezemingen reageert, is zoals gemeld helaas niet overgeleverd. De kaarten en brieven die hij Sophie schrijft, zijn niet bewaard. Wel is het duidelijk dat hij haar in het Noors schrijft. De lessen die ze hem heeft gegeven zijn niet voor niets geweest. In de brieven van Sophie duikt ook voor het eerst zijn plan op om naar Noorwegen te gaan. Ze is bang dat hij teleurgesteld zal zijn over haar land en haar volk, want hij verwacht er veel van.

15

Een week later begint ze aan haar derde brief uit Parijs, die ze echter pas op 10 april 1910 voltooit. De tijd ontglipt haar in Parijs, laat ze hem weten. Opnieuw komt zijn mogelijke tocht naar Noorwegen ter sprake: ‘En wanneer komt Noorwegen nu aan de beurt? Ik verheug me erop om je daar te ontmoeten, want ik heb je zoveel te vertellen, zowel over mijn gedachten als over mijn belevenissen. En ik heb geen tijd om alles op te schrijven, snap je. Als ik terugdenk aan de tijd in Sittard, herinner ik me duizenden dingen. Ik had je moeten vertellen over Noorwegen en onze literatuur.

Maar mijn gedachten werden zo in beslag genomen door de lente en de

zonsondergang, dat ik mij niet kon losrukken.’ In de tussentijd heeft ze ook met Van Well gecorrespondeerd. Hij heeft geprobeerd om hen via zijn brieven aan te sturen, maar dat is, getuige haar brief, mislukt. ‘Maar het verbaast me dat hij geen diepere mensenkennis heeft. Of komt het misschien doordat wij Noren iets nieuws en onbekends voor hem zijn, zodat het hem moeite kost om ons helemaal te doorgronden.’

16

Ze zit mis. De geestelijke heeft nu wel degelijk in de gaten wat er speelt. In een

brief van begin april laat hij aan Felix weten nog eens contact met haar op te nemen

om eindelijk duidelijkheid te scheppen. In een pennenvrucht van haar heeft ze de

pater laten weten

(21)

21

Felix Rutten ongeveer 25 jaar oud.

niet verliefd te zijn. Uit het vervolg daarvan blijkt volgens hem echter dat ze het wel degelijk is. Hij wil nu voor ieders gemoedsrust klaarheid en vraagt hem om een ontmoeting op 12 april in Venlo.

17

Of dat treffen er is gekomen, is niet duidelijk. Wel ontvangt de pater niet veel later een briefkaart van zijn pupil en daarmee de klaarheid die hij zoekt. Felix schrijft hem te geloven dat Sophie verliefd is en hijzelf waarschijnlijk ook. Per kerende post reageert de pater op die ontboezeming. ‘Als ik zeker wist, dat zij een goede geschikte vrouw voor u zou zijn en dat gij elkander zeer gelukkig zoudt maken, dan zou ik daar niet zooveel op tegen zijn. Zij staat van de drie het dichtst bij het Katholicisme en zij zou, àls ze onze godsdienst bestudeerde, zeker in een korten tijd met volle overtuiging te brengen zijn tot de waarheid. Maar is zij de vrouw die gij hebben moet? Zij heeft zeker een hart van goud. Dat is zeker heel veel, maar is dat genoeg voor u? Zij is tien jaar ouder dan gij, heeft betrekkelijk weinig of geen artistieken aanleg en kan u dus slechts oppervlakkig bewonderen en begrijpen. (...) Nu zijt ge al, ondanks uwe en mijne voorzorgsmaatregelen, in moeilijkheden gekomen met de uiterlijk minst sympathieke van allen.’

Tot slot vraagt hij Felix hem eens heel eerlijk te schrijven hoe het met zijn hart en

zijn ideeën voor de toekomst staat.

18

Een antwoord is niet bekend, maar wel pakt zijn

beschermeling de plannen voor de nabije maanden voortvarend aan. Hij is in snel

tempo een reis naar Noorwegen aan het regelen. Daarbij houdt hij haar tijdens haar

verblijf in Sittard gegeven advies in gedachten. Als ze tijdens een gesprek over de

toekomst zijn mogelijkheden bepraten, stelt ze hem voor naar haar land te komen en

reisbrieven voor Nederlandse kranten te schrijven. Op die manier kan hij in zijn

levensonderhoud voorzien. ‘Om mij staan er al de huizen van mijn vrienden voor je

open’, verklaart ze. ‘Wees geen ezel en kom.’

(22)

Hoewel hij als dichter wat schrijfervaring heeft, is hij in de journalistiek een

onbeschreven blad. Toch weet hij drie Nederlandse kranten van zijn kwaliteiten te

overtuigen. Met De Nieuwe Rotterdamsche Courant, De Maasbode en De Tijd, het

eerste een liberaal dagblad en de twee laatste katholiek, maakt hij afspraken over het

aanleveren van artikelen over zijn reis naar en door Noorwegen. De contracten gaan

in als hij vertrekt en gelden in ieder geval tot september van dat jaar.

(23)

22

Nu is er nog maar één horde te nemen en dat is vader Rutten. Die slaat achterover als hij van de plannen hoort. De contracten met de kranten overtuigen hem niet. Zijn mening staat vast. Wat zijn zoon wil gaan doen, is krankzinnig, en hij wil er geen cent aan uitgeven. Dat hoeft ook niet, want Felix heeft het geld voor de heenreis al bijeen gespaard. Moeder Rutten is in tranen. Ze waant haar zoon voor altijd verloren.

Die ziet evenwel de vrijheid wenken en zet door. Op donderdag 28 april 1910 springt hij in IJmuiden op het dek van vrachtboot de Sunpulp. Die voert hem naar het land van de middernachtzon en van Sophie.

19

Eindnoten:

1 De brieven van pater Johannes (Jos) van Well aan Felix Rutten bevinden zich in AFR, inv. nr.

186; Lou Spronck - Felix Rutten (1882-1971). In: Div. auteurs - Sittardse Cultuurdragers 1299-1999 (Sittard, 1999). Blz. 233; Guy J.M. Jägers - Pater en poëet: Johannes van Well (1866-1943) en Pierre Kemp (1886-1967). Een literatuurhistorische studie. In: Publications de la société historique et archéologique dans le Limbourg, 1992 (Maastricht, 1992). Blz. 84-86;

Wiel Kusters - Pierre Kemp. Een leven (Nijmegen, 2010). Blz. 77-109.

2 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien verwijzing erin naar Kerstmis en Nieuwjaar waarschijnlijk van eind december 1909. AFR, inv. nr. 186.

3 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien inhoud waarschijnlijk van januari 1910. AFR, inv. nr. 186.

4 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien inhoud waarschijnlijk van begin februari 1910.

AFR, inv. nr. 186.

5 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien inhoud waarschijnlijk van begin februari 1910.

Dit is een andere brief dan die uit noot 4. AFR, inv. nr. 186.

6 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien inhoud waarschijnlijk van begin februari 1910.

Dit is een andere brief dan die uit de noten 4 en 5. AFR, inv. nr. 186.

7 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien inhoud waarschijnlijk van begin februari 1910.

Dezelfde als uit noot 6. Uit deze brief gecombineerd met een briefkaart van Van Well van 14 februari blijkt dat Sophie Unger hoogstwaarschijnlijk op maandag 7 februari 1910 naar Sittard is gereisd en dat ze elkaar die avond voor het eerst hebben ontmoet. De briefkaart is te vinden in AFR, inv. nr. 100.

8 Van Well aan F.R., afgestempeld Venlo 14 februari 1910. AFR, inv. nr. 100.

9 De gegevens voor deze alinea's zijn bijeengesprokkeld uit de brieven die Sophie Unger vanaf 1910 tot 1941 aan Felix Rutten heeft geschreven. AFR, inv. nr. 107.

10 F.R. - De Kollenberg. In: Programma van den 13den Limburgschen Katholiekendag te Sittard op den 5 juni 1911. Blz. 62-66.

11 De gegevens voor deze alinea's zijn bijeengesprokkeld uit de brieven die Sophie Unger vanaf 1910 tot 1941 aan F.R. heeft geschreven. AFR, inv. nr. 107.

12 Sophie Unger aan F.R., d.d. 6 december 1932 en december 1934. AFR, inv. nr. 107.

13 Sophie Unger aan F.R., d.d. 24, 25 en 31 maart 1910. AFR, inv. nr. 107.

14 Sophie Unger aan F.R., d.d. 24 maart 1910. AFR, inv. nr. 107.

15 Sophie Unger aan F.R., d.d. 25 maart 1910. AFR, inv. nr. 107.

16 Sophie Unger aan F.R., d.d. 31 maart 1910. AFR, inv. nr. 107.

17 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien inhoud waarschijnlijk van begin april 1910. AFR, inv. nr. 186:

18 Van Well aan F.R., ongedateerd maar gezien inhoud waarschijnlijk van half april 1910. AFR, inv. nr. 186:

19 F.R. - Narcis. Blz. 3 en 4. AFR, inv. nr. 657.

(24)

24

(25)

25

3 Ontluikend dichterschap

Als hij in februari 1910 in Sittard Sophie Unger ontmoet, is Felix Rutten 27 jaar. Hij wordt op 13 juli 1882 in Sittard geboren als eerste kind van Martin Emanuel Rutten (1844-1917) en Theresia Maria Hubertina Imkamp (1854-1917). Bijna drie jaar later, op 17 februari 1885, komt zijn broer Jules ter wereld.

1

Zijn vader heeft in de buurt van Luik een opleiding tot leerlooier gevolgd en zijn bedrijf gevestigd bij de woning aan de Markt 31, in het hartje van Sittard.

2

In zijn terugblik op de jaren tussen 1880 en 1930 herinnert Felix zich die plek als volgt: ‘Wij woonden op het marktplein, ruim in het vierkant uitgemeten, middelpunt van het middeleeuwse Sittard. We zagen uit op het stedelijke gemeentehuis met monumentale trap naar een flink bordes, een guitig torentje boven de lessenaarsdaken uit, iet of wat feestelijk. Voor wie in een verouderd vestingstadje moet verblijven - nauwe kronkelstraatjes binnen een walring, schaars doorbroken met openingen naar buiten - is het een voorrecht op een dergelijk plein te mogen wonen, een marktplaats met drukte van wagens en karren, hetgeen een gevoel van ruimte geeft, van vrijheid.’

3

De familie Rutten staat redelijk in aanzien en heeft onder meer een huisknecht en een dienstbode aan het werk.

4

Moeder is een rustige vrouw die graag vertelt. Niet alleen over

Vader Rutten.

(26)

Moeder Rutten-Imkamp.

(27)

26

wat ze meemaakt, maar ook over de feuilletons die ze leest in De Limburger Koerier, de provinciale krant waarop het gezin is geabonneerd. Die feuilletons knipt ze uit en ruilt ze met de vervolgverhalen die haar vriendinnen uit andere kranten knippen.

Vader heeft een abonnement op het Belgische Franstalige dagblad La Gazette de Liège. Zijn opleiding in Saint-Roch bij Luik is daar niet vreemd aan. Bovendien speelt Frans aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw nog een belangrijke rol in Limburg.

Boeken zijn er niet of nauwelijks in huize Rutten. Vader bezit enkele exemplaren uit zijn Luikse leerjaren en moeder haalt geregeld de Sprookjes van Moeder de Gans voor de dag, in een uitgave die van fraaie tekeningen is voorzien door de Franse illustrator Gustave Doré. Voor zijn vorming heeft Felix in eerste instantie genoeg aan de beide kranten die dagelijks in huis komen. Vader helpt hem bij het lezen van het Franstalige dagblad, waardoor hij buiten het Nederlands en het Roermonds (van zijn moeders familie) en Sittards dialect al vroeg ook met Frans overweg kan. De krantenlectuur kan hem op den duur niet bij de boeken weghouden. Ze worden een levensnoodzaak voor hem. Hij leest alles wat hij te pakken kan krijgen.

5

Aan zijn culturele opvoeding draagt verder nog vaders liefde voor muziek bij.

Daardoor is er een piano in huis, waarop Felix leert spelen. Ook doet één van de dames Pothast, die naast de familie Rutten op de Markt wonen, een duit in het zakje.

Zij leert hem alles wat hij niet op de lagere school krijgt bijgebracht.

6

Die lagere school is de stadsschool aan de Kloosterstraat. Graag gaat hij daar niet naar toe, want in zijn herinneringen noemt hij het naar school gaan ‘de eerste machtige rampzaligheid van mijn jeugd’.

7

Gelukkig voor hem doorloopt hij de lagere school vrij vlot en kan hij in januari 1893 de overstap maken naar het door jezuïeten geleide Aloysiuscollege aan de Markt in zijn woonplaats, ook wel Saint-Louis genaamd.

8

Waarschijnlijk begint hij toch wat te vroeg aan de collegeopleiding, want hij moet de tweede voorbereidende klas voor het gymnasium overdoen. Het gymnasium zelf gaat hem goed af, want als de jezuïeten het college in 1900 overplaatsen naar Nijmegen heeft hij vijf leerjaren zonder noemenswaardige problemen doorlopen.

9

Het zesde jaar doet hij op Rolduc, waarnaar hij nog datzelfde jaar als intern leerling verhuist. Het is een groot avontuur voor de achttienjarige, want hij is tot dan toe nog nooit echt ver van huis geweest. Na het gymnasium te hebben afgerond, volgt hij er de cursus filosofie.

Daarna doemt een groot probleem op. Felix Rutten is er tijdens zijn Rolducse jaren achter gekomen dat hij geen priester wil worden, zoals de familie van vaders kant en vader en moeder verwachten. Want wat moet zo'n gevoelige jongen nou anders worden? Felix, die de school toch al als een gevangenis ziet, vermoedt na een bezoek aan het grootseminarie in Roermond dat de priesteropleiding nog veel erger zal zijn.

Een zeer gebonden bestaan als pastoor lijkt hem niet aanlokkelijk. Aan ‘oom’ Jules, een neef van zijn vader, die priester is in het land van Luik en bij wie hij vaak op vakantie gaat, vertelt hij dan ook dat het met zijn roeping is gedaan. Diens laconieke reactie brengt hem ertoe het vervolgens thuis te bekennen.

‘Mijn moeder schreide bittere tranen, mijn vader zat met de handen in het haar.

Wat doe

(28)

27

Het Aloysiuscollege in Sittard, dat Felix vijf jaar bezoekt.

je met die jongen? Weer werd mijn toekomst tot jammerlijk voorwerp van een ontstelde familieraad.’ Een tante stelt voor dat hij tekenaar wordt, terwijl zijn vader aan decorateur of etaleur denkt. Felix wordt gered door een oom van moederskant.

‘Je lijkt wel krankzinnig’, bijt die vader toe na zijn etaleursuggestie. ‘Je stuurt hem naar de universiteit, en niks anders.’

10

Het verblijf op Rolduc is overigens niet alleen maar vervelend. Zijn liefde voor muziek wordt er flink verstevigd, onder meer door een bezoek aan de opera van Aken, waar hij Wagners Meistersinger von Nürnberg ziet en hoort. Daarna blijft hij voor altijd Wagneriaan. Ook gaat hij er verder met zijn pianolessen, treedt toe tot het koor en fungeert als voorzanger in de abdijkerk.

11

Belangrijker is echter dat juist in Rolduc zijn liefde voor Limburg ontstaat, een liefde die nooit meer over zal gaan. De jongens op het instituut mogen slechts twee keer per week naar buiten. Onder strenge begeleiding worden wandelingen in de omgeving gemaakt. Heel blij is Felix dan als hij weer witte boerenhoeven, grote herenwoningen en kastelen ziet liggen in het Limburgse land, met op de achtergrond korenvelden en heuvels. Ook de religieuze festiviteiten waaraan de Rolduc-bevolking meedoet, zoals de bedevaart naar de Leenhofkapel van Schaesberg en het op grootse wijze vieren van Sacramentsdag, dragen aan die liefde bij.

12

Omzwervingen in de buurt van Sittard hebben een kiem gelegd voor die liefde.

Het begint al in zijn vroegste jeugd met wandelingen, vooral in het gezelschap van

zijn moeder. Als het kan, maken ze dagelijks samen een tochtje. Vaste prik is in elk

geval de zondagse wande-

(29)

28

ling. De drie dames Breuning, vriendinnen van moeder, komen de familie Rutten dan op de Markt ophalen voor een voettocht door de omgeving. Die wandelingen worden steeds langer en na verloop van tijd speelt zelfs de trein naar Heerlen een rol in de uitstapjes.

13

Eenmaal wat ouder trekt Felix Rutten er in

Markt 31: het huis van de familie Rutten.

zijn eentje op uit, eerst nog te voet, later met de fiets. ‘Ik bleek een geboren wandelaar te zijn en gewende me geleidelijk aan de eenzaamheid, die mij, temidden van de natuur, weer altijd tot een nieuw genot werd. In heel de omtrek kende ik weldra al de punten vanwaar men diep en ver in het land kon uitzien. Mijn fiets werd mij het dierbare middel tot telkens weer een verdere verovering op het onbekende, het nog niet bereikte van de heuvelachtige landouw.’

14

De passie voor de natuur, voor Limburg en voor het landschap zal één van de belangrijkste fundamenten van zijn

schrijverschap worden.

De universiteit waar Felix Rutten in 1903 naartoe gaat, is die van het Vlaamse Leuven, waar echter in het Frans wordt lesgegeven. Het is een redelijk nabijgelegen katholieke universiteit, waar al eeuwenlang veel Limburgers naartoe trekken. De inmiddels 21-jarige Sittardenaar gaat er germanistiek studeren. Hij vindt er aansluiting bij Vlaamse medestudenten, die hem 's avonds meetronen naar de kroegen in de stad.

Veel moet hij niet hebben van de drinkgelagen. Daarom zoekt hij zijn toevlucht in de muziek. Hij huurt een piano en bezoekt concerten in Brussel.

Pas nadat hij bevriend is geraakt met medestudent Frans van Cauwelaert

(1880-1960), begint hij zich in Leuven op zijn gemak te voelen. Van Cauwelaert,

die na zijn kandidaats geneeskunde voor wijsbegeerte heeft gekozen, is één van de

voormannen van de indertijd nog jonge Vlaamsche Beweging, die strijdt tegen de

overheersing door de Franstaligen in België. Hij introduceert Felix Rutten daarin,

want hij ziet voor hem een verbindende rol weggelegd tussen de Vlamingen en hun

Hollandse taalgenoten. Zo wordt hij ook lid van het strijdbare studentengenootschap

(30)

‘Met tijd en vlijt’, treedt hij toe tot de redactie van het tijdschrift De Groene Linde en maakt hij kennis met tal van dan bekende Vlamingen, onder wie Jules Persijn, de broer en zus van schrijver Stijn Streuvels en de hoogleraren Scharpé en Verriest.

Van Cauwelaert versterkt bovendien bij Rutten de liefde voor zijn geboortegrond.

Felix Rutten geniet van de tijd aan de Leuvense universiteit en waardeert vooral

de vrijheid die hij er krijgt. ‘Nieuwe einders ontvouwden zich, dieper werelden gingen

open. Je

(31)

29

leerde tegen moeilijke bergen opklimmen, zag over wijder vlakten heen, mocht allengs op eigen wieken drijven. Je voelde dat je, onderscheidend en samenbindend, nu eigenlijk mens werd.’

De mooie tijd duurt echter niet lang. Franstaligen onderkennen het gevaar van de jonge Vlaamse garde en zorgen ervoor dat Van Cauwelaert vanaf 1906 in Duitsland verder moet studeren. Felix Rutten heeft na diens vertrek geen zin meer in een langer verblijf te Leuven.

15

Hij vertrekt datzelfde jaar naar Luik en maakt aan de universiteit van die stad zijn studie af. Op 16 juli 1909 promoveert hij met de hoogste

onderscheiding (magna cum laude) op het proefschrift Algemeene Inleiding tot Vondels Johannes de Boetgezant.

Tijdens die Luikse jaren brengt hij veel tijd door bij de al genoemde ‘oom’ Jules.

Met deze in Sittard ter wereld gekomen levenslustige pastoor, die erg van zijn geboortestad en Limburg houdt, kan Felix het enorm goed vinden. De geestelijke vertelt veel over zijn jeugd en vormt daarmee ongemerkt zijn logé. Wanneer oom begint met het ophalen van herinneringen, dan is het ‘alsof er een film werd afgedraaid van heel lang terug. (...) Een bont carnaval van louter onschuldige vermakelijkheid, je eigen verwanten op de eerste plaats: heel dat echte, grappige, oude Limburg, dat Limburg-van-ouds dat heengaat’.

16

Daarbij komt nog dat zijn tochten door de omgeving van Luik, het gebied tussen de riviertjes de Ourthe en de Amblève hem nogmaals leren ‘in dankbaarheid en volle overgave de schoonheid te zien van het eigen, lieve Limburg, langs de Maas gelegen’.

17

In 1905, in de periode dat hij te Leuven woont, verschijnt de eerste gedichtenbundel van

Felix Rutten als student in Leuven.

(32)

30

Felix Rutten, met de voor de hand liggende titel Eerste Verzen.

18

Daarin bundelt hij een groot aantal eerder in bladen als Dietsche Warande en Van onzen Tijd verschenen gedichten. Met het schrijven is hij op zijn achtste begonnen en tijdens de verdere lagere school- en gymnasiumperiode doorgegaan. De drang daartoe is zo groot dat hem, als hij naar Rolduc gaat, wordt verboden tijd aan poëzie te besteden. Maar dat verbod is aan dovemansoren gericht.

19

Hoewel er in huize Rutten maar weinig boeken zijn, ondergaat hij in de loop der jaren toch de invloed van diverse boeken en schrijvers. In zijn herinneringen refereert hij aan boeken als Woudloper van de Amerikaanse auteur James Fenimore Cooper en Reis om de wereld in 80 dagen van de Fransman Jules Verne, maar ook aan onbekende titels als De maaiers van den dood en De martelaars van Siberië.

20

Van veel groter belang dan deze spannende boeken uit zijn jongensjaren is Méditations poétiques (uit 1820) van Alphonse de Lamartine (1790-1869). Felix Rutten ontdekt de Franstalige bundel in de bibliotheek van de drie Duitse

wandelvriendinnen van zijn moeder en is meteen verkocht. In zijn 24 gedichten tellende Méditations poétiques schrijft Lamartine over liefde, eenzaamheid, het leven en de natuur. Geen al te vrolijke, maar meer melancholische en romantische poëzie, gevat in mooie beelden en muzikale versregels. ‘Welk 'n genot die klank van fluwelen woorden, van citers en van harpenslag, mij vreemd en nieuw; parels die rolden en zongen’, weet hij later die eerste indringende poëticale ervaring terug te roepen. Niet vreemd dus dat hij in de geest van Lamartine probeert klankrijke en muzikale gedichten te schrijven.

21

De debuutbundel.

Rond zijn vijftiende is het gedaan met de verafgoding van de Franse romanticus.

Op het college brengen de leraren hem in aanraking met werk van Willem Kloos en

Hélène Swarth. Tijdens de jaren op Rolduc raakt hij verder vertrouwd met het werk

(33)

van de Tachtigers, ondanks de openlijke afkeer die de leraren van hen hebben vanwege hun ‘goddeloze’ poëzie. Hij leest werk van Frederik van Eeden en opnieuw Kloos.

In de nachtelijke uren schrijft hij Mathilde en Iris van Jacques Perk over. Iets later leert hij het werk van Guido Gezelle kennen. Dat alles zet hem opnieuw aan tot schrijven. Veel gedichten uit Eerste Verzen komen op Rolduc tot stand.

22

Zijn poëziedebuut maakt Felix Rutten in 1900 in Dietsche Warande onder het

pseudoniem Ulr. J.F. den Tex. Spoedig vindt hij met zijn werk ook de weg naar Het

Jaar-

(34)

31

boekje van Alberdingk Thijm, Almanak voor Nederlandsche Katholieken en Van onzen Tijd, daarbij gebruikmakend van de schuilnaam W. d'Hoop. Pas zijn

debuutbundel Eerste Verzen durft hij onder eigen naam te publiceren. Daarna zal hij niet anders meer doen.

23

De debuutbundel is verdeeld in vier secties: Jaargetijden, Voor de liefste, Uit het boek der bruid en In Memoriam. De onderwerpen van de gedichten zijn heel divers.

Het gaat zowel om natuurlyriek, liefdespoëzie, stemmingsgedichten, religieus werk als de romantische verwoording van zielenroerselen. De vorm waarin hij ze vervat, is vaak die van het sonnet. Net als zijn eertijdse inspirator Lamartine probeert hij ze een muzikaal ritme mee te geven. Een goed voorbeeld is het negentiende gedicht uit de sectie Voor de liefste:

Gelijk in 't blanke diep de hooge zon Zich spiegelt, paarlen plengend en koraal En zuiver goud in zilvren waterschaal, De wel omtoovrend tot een wonderbron:

Zoo start gij in mijn ziel met schoon gestraal Van teedre liefde en met uw glimlach won Ik, die tot nu toe enkel droomen kon, Paarlend geluid en gouden godentaal.

Volhandig put ik uit mijn purpren vliet, En sprenkel pracht van woorden om mij heen, Met gulle golven gulpt mijn gulden lied.

Ik weet waaraan 'k dien overvloed ontleen, Al vat ik nauw wat wonder me is geschied:

Gij spraakt het tooverwoord, en anders géén.24

Die liefste is Mia Meuwissen (1880-1907) uit Susteren, een nichtje van zijn

oud-klasgenoot Guus Lommen, dat geregeld bij de familie Rutten over de vloer komt.

Niet duidelijk is sinds wanneer hij haar kent, maar waarschijnlijk al voor 1900. De eerder genoemde ‘oom’ Jules meent namelijk dat zij één van de redenen is voor Felix' besluit om geen priester te worden. In elk geval correspondeert hij met haar tijdens zijn studiejaren in Leuven en Luik. In haar brieven noemt ze hem ‘mijn dichter’ en toont ze zich steeds blij en trots als hij weer een gedicht voor haar heeft geschreven.

25

De reacties van de literaire kritiek op Eerste Verzen zijn verdeeld. M. Poelhekke laat in het blad Stemmen onzer Eeuw weten dat de verschijning van de bundel hem

‘een ware vreugde’ is geweest ‘en de lezing ervan niet minder’. Hij vindt alleen dat

de dichter af en toe wat te uitbundig is en te veel woorden nodig heeft.

26

Maria Viola

daarentegen kraakt in Van onzen Tijd de bundel. Ze is bepaald niet mild en spreekt

van ‘de oppervlakkigheid van Rutten's niet zoozeer onzuivere als wel doorgaans

grove en bonte versmuziek’. Hij gaat

(35)

32

volgens haar te zeer in op de ‘verlokkingen van schijn-rijkheid en uiterlijk gerucht’.

27

De al genoemde pater Van Well denkt er heel anders over. Blijkens een artikel van zijn hand in Dietsche Warande heeft Felix Rutten ‘eene bijna huiveringwekkende vaardigheid van verzen schrijven’. Van Well is echter niet objectief. Hij kent de debuterende dichter en geeft hem nogal indringende adviezen op schrijftechnisch gebied.

28

De naam van Felix Rutten als veelbelovend katholiek dichter is met Eerste Verzen gevestigd. Zijn muze Mia Meuwissen kan er niet lang van meegenieten. Zij sterft op 27 september 1907 aan tuberculose. Hij is er kapot van en uit zijn verdriet door het schrijven van een nieuwe stroom aan haar gewijde gedichten.

29

Eén ervan heet eenvoudigweg Aan Haar en bevat de volgende slotstrofen:

Geliefde, gij, die als een gulden ster Nu op den stroom van tonen en geluiden, Die mij omdeinen, drijft en stil en ver Mijn aardsche wegen blijft bestendig duiden, 'k Leg u juweelgen naam, mijn koningin, Mijn Muze, in 't goud des lieds voor eeuwig in.

Want gij, wier Schoon werd voor den tijd gedoofd Maar stralend voor mijn droom staat en gedachten, Moet leven na mijn leven en geloofd

Als daagraad zijn in schoone zomernachten, Waar uw gedenken over Limburg zweeft.

Want ik zal sterven, maar uw lofzang leeft.30

De gedichten vinden pas enkele jaren later hun weg naar de bundel Avondrood, die in 1913 uitkomt. Pater Van Well zorgt ervoor dat de bundel verschijnt en voorziet hem van een inleiding, waarin hij onder meer stelt dat haar dood ‘voor hem de opgang tot het priesterschap der hooge kunst, het groot-dichter zijn’ betekent.

31

De critici denken daar niet allemaal zo over. Volgens Karel van de Woestijne in De Amsterdammer is ‘echte dichterlijke persoonlijkheid bij Rutten zoo goed als afwezig’. Israël Querido vindt in het Algemeen Handelsblad dat het de bundel ontbreekt aan ‘ziel en levensdiepte, en den zuiveren adem van den geboren

kunstenaar’.

32

Hoe dat ook zij, de verschijning van Avondrood is voor Felix Rutten de verlate afsluiting van een moeilijke periode in zijn leven. De bundel is grotendeels al in 1909 klaar, want in dat jaar liet hij zijn vriend Guus Lommen weten dat hij twee jaar lang ‘uitsluitend maar mét Haar en voor Haar geleefd’ heeft en dat het resultaat daarvan het ‘Boek van Herinnering voor Haar’ is.

33

Voor Avondrood het licht ziet, gebeurt er veel in het leven van Felix Rutten dat

hem wegvoert van de tragische gebeurtenis met Mia Meuwissen. Nadat hij in 1909

de universiteit heeft verlaten, weet hij niet wat te gaan doen. In het leraarschap, wat

gezien zijn oplei-

(36)

33

ding voor de hand ligt, heeft hij geen trek. Zijn vader is zo vriendelijk hem de tijd te geven over zijn toekomst na te denken. Hij krijgt een jaar om een besluit te nemen.

34

In dat jaar ontmoet hij Sophie Unger, de Noorse waar veel minder over bekend is dan over de Sittardenaar. Ze wordt op 28 mei 1874 in het dan Kristiania geheten Oslo geboren als dochter van de architect Olaf Unger en Karen Lund. Vader is eveneens in Oslo geboren, terwijl moeder afkomstig is uit het plaatsje Reine op de eilandengroep Lofoten in het noorden van Noorwegen.

Olaf Unger staat - en dat zou pater Van Well deugd hebben gedaan als hij het geweten zou hebben - bij de burgerlijke stand ingeschreven als katholiek. Dat is heel bijzonder, want in die tijd is maar één promille van de Noorse bevolking katholiek.

Karen Lund is protestant en haar kinderen ook. Buiten Sophie, het oudste kind, hebben Olaf en Karin nog een zoon (Erik) en drie dochters (Vally, Molle en Olga).

Waarschijnlijk bestaat er zoiets als een kunstzinnig klimaat in huize Unger, waardoor Sophie behoorlijk wat opsteekt van de cultuur en de literatuur van haar vaderland.

Nadat vader Unger op jonge leeftijd overlijdt, verhuist moeder met de kinderen terug naar Reine op de Lofoten. Grootvader Lund is vishandelaar. Hij droogt vis en exporteert die naar Zuid-Europa. Ook bezit hij grote stukken grond op de eilanden.

Als grootmoeder Lund sterft, huwt hij opnieuw. Vervolgens overlijdt ook opa en is de familie Lund al haar bezittingen kwijt aan diens tweede vrouw.

Kabeljauw hangt op de Lofoten te drogen en wordt zo stokvis.

(37)

34

Op de Lofoten volgt Sophie Unger een opleiding tot telegrafiste. Ze werkt enkele jaren in de havenplaats Lødingen om vervolgens rond 1909 naar Minde bij Bergen te verhuizen. Daar woont ze bij familieleden. Ook in de stad aan de Noorse westkust is ze actief als telegrafiste. Van de Noorse overheid mag ze niet veel later een half jaar door Europa gaan reizen om diverse talen onder de knie te krijgen.

35

Eindnoten:

1 EHC Sittard-Geleen. Bevolkingsregister Sittard.

2 F.R. - Terugblik 1880-1920. Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Peter Schulpen en Lou Spronck. (Sittard, 2003) Blz. 40.

3 Terugblik, blz. 47.

4 Terugblik, blz. 40.

5 Terugblik, blz. 40-47; F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657.

6 Terugblik, blz. 40; Lou Spronck - Felix Rutten (1882-1971). Uit: Div. auteurs -Sittardse Cultuurdragers 1299-1999. (Sittard, 1999) Blz. 232.

7 Terugblik, blz. 59 en 60.

8 Terugblik, blz. 71 (speciaal aantekening 15) en 80; F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657.

9 Terugblik, blz. 87 (aantekening 1).

10 F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657; Terugblik, blz. 133 en 134.

11 Terugblik, blz. 131-133.

12 Terugblik, blz. 130 en 131.

13 Terugblik, blz. 48.

14 F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657.

15 Terugblik, blz. 150 en 151, 155 en 156 (aantekeningen 31-33); F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657;

Spronck, blz. 258, noot 25; Felix Rutten in autobiografisch document met als titel Felix Rutten.

AFR, inv. nr. 56; Over schrijvers en kunstenaars. Uit: De Nieuwe Eeuw, 12 november 1921.

16 Terugblik, blz. 98.

17 Terugblik, blz. 159.

18 F.R. - Eerste Verzen. (Amsterdam, 1905)

19 Benard Verhoeven - Literatuur en leven: Dr. Felix Rutten. Uit: Het Centrum, 8 juli 1922.

20 Terugblik, blz. 80.

21 Terugblik, blz. 82 en 83; F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657; Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, deel 5. (Bussum, 1982). Blz. 243-244.

22 Terugblik, blz. 82 en 83; F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657.

23 Terugblik, blz. 83, 112, 132 en 156 (aantekening 34).

24 F.R. - Eerste Verzen. Blz. 165.

25 Terugblik, blz. 134; Brieven van Mia Meuwissen aan F.R. AFR, inv. nr. 99.

26 M.A.P.C. Poelhekke - Felix Rutten. Eerste Verzen. Uit: Stemmen onzer Eeuw, 1905, nr. 52, blz. 415. Knipsel ervan in AFR, inv. nr. 413.

27 Maria Viola - Literaire kroniek. Uit: Van onzen Tijd, 6ejrg. 1905-1906, blz. 227-233.

28 Spronck, blz. 233; Jägers, blz. 84-86.

29 Spronck, blz. 234.

30 F.R. - Avondrood (Roermond, 1913). Blz. 93.

31 F.R. - Avondrood. Blz. XII van de inleiding.

32 Karel van de Woestijne - Felix Rutten. Uit: De Amsterdammer, weekblad voor Nederland, 28 december 1913; Isr. Querido - Felix Rutten Avondrood. Uit: Algemeen Handelsblad, 9 januari 1914.

33 Spronck, blz. 234.

34 F.R. - Narcis. AFR, inv. nr. 657.

(38)

35 Bevolkingsregister Bergen Noorwegen; Volkstelling Kristiania 1875; Volkstelling Lødingen 1900; Mails van Gustav Dreyer, zoon van Sophie Unger, d.d. 10 januari 2008, 4 maart 2008, 17 maart 2008, 11 juni 2008 en 20 januari 2009; Mededeling Statsarkivet Oslo, d.d. 30 september 2010.

(39)

37

4 Naar Noorwegen

Felix Rutten vaart zijn vrijheid tegemoet als hij op donderdag 28 april 1910 in de haven van IJmuiden aan boord stapt van het vrachtschip Sunpulp, dat hem als passagier tegen zeer billijk tarief mee zal nemen. Zijn vader, die hem altijd zegt wat te doen en aan wiens regels hij zich in het jaar na zijn terugkeer van de universiteit in Luik moet houden, is plotseling ver weg. Een bestaan als leraar is eveneens uit beeld.

1

Voor hem liggen enkele maanden Noorwegen, maanden waarvan hij niet precies weet wat ze hem zullen brengen. Het is de bedoeling dat hij lessen Frans en Duits gaat geven aan vriendinnen van Sophie, die zich steeds meer naar het zuiden van Europa begeeft, terwijl hij juist naar het noorden trekt. Mogelijk bezoekt ze in Italië en Spanje twee van haar ooms die daar wonen en de Lofoten vertegenwoordigen.

Hij hoopt haar snel in Bergen, de plaats die zijn uiteindelijke doel in Noorwegen is, te ontmoeten.

2

Buiten het lesgeven is er natuurlijk nog zijn journalistieke werk voor de drie Nederlandse kranten. Veel ervaring heeft hij niet op dat vlak. In zijn studententijd in Leuven heeft hij weliswaar bijdragen geleverd aan het maar kort bestaande literaire tijdschrift De Groene Linde en het eveneens letterkundige blad Vlaamsche Arbeid, maar daarbij gaat het vrijwel alleen om poëzie. Of hij zich daarom nog wat heeft geschoold in journalistieke beginselen is niet bekend. In elk geval hoeft hij zich niet te bekwamen in kort schrijven, want van De Maasbode, De Tijd en De Nieuwe Rotterdamsche Courant krijgt hij alle ruimte.

Dat hij voor alles een dichter is, verloochent Felix Rutten niet als hij een

krantenartikel over het begin van zijn reis naar Noorwegen schrijft. Het stuk, getiteld Van Amsterdam naar Christiania, verschijnt op dinsdag 10 mei in De Maasbode.

Eerder, op 6 mei, heeft De Nieuwe Rotterdamsche Courant al een artikel van hem gepubliceerd uit Oslo, maar dat uit De Maasbode is waarschijnlijk het eerste waarin hij probeert journalistiek te bedrijven. Het stuk staat bol van de ronkende zinnen, waarin hij zijn beschrijvingslust uitleeft.

Het vertrek uit de haven van IJmuiden geeft hij als volgt weer:

‘De brug van Velzen, hoe onwillig ook, moest wijken waar wij kwamen: wijken moest de sluis, en de trots heurer hooge poorten neerhalen voor onzen gang, die streefden ter ruime zee.

Daar sloeg de vuurtoren van IJmuiden zijn stralenbanen door den nacht, als een spookachtige windmolen met lichtende wieken: de stralenbundels wentelen door 't donker met beangstigende beweging, wijd rijkend van kim tot kim. Hoe dichter wij naderen, hoe sneller hun ommegaan, hoe lichter hun licht, dat ons bestrijkt met slag op slag. De boot gaat onbekommerd steeds en sterker overschijnt 't kantelende licht der waarschuwing: “terug, terug”.

(...) Daar wijkt ter beide zijden de donkere massa der oevers: het vaste land legert zich in een lange zwarte lijn langs de heldere grijsheid die het schip omschijnt. De stille vaart wordt zachte dobbering. De steven huppelt over de zwoegende baren.

Ons heft de vloed,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

doch hoe men zijn weg ook neemt, over Ulestraten en Schimmert naar Houthem, - of met een bocht door Amby heen over Berg en Terblijt, nu is alles verder prachtig, waar men rost of

‘Ja maar, bracht Hary in, daar zijn toch altijd ook lui van hier naar Pruisen getrokken, om steenen te bakken bij voorbeeld.’.. ‘En wat zijn die

Ze zullen me zeggen wanneer ik eruit moet. Dat er een vreemdeling tussen hen zit, maakt niet de minste indruk, en mijn rugzak verwekt geen opzien. Ze weten van toeristen hier, langs

Felix werd oud genoeg om als profeet in eigen land te worden geëerd: bij zijn 80e verjaardag verleende Sittard hem het ereburgerschap; ietwat verlaat (op 25 januari 1963)

O Maas, hoe voel 'k me uw milde pracht vertrouwd, Stroom van mijn Limburg, vreugd van mijn gedachten, Droom van mijn ziel, die slechts voor schoonheid leeft. 't Is me of mijn ziel

269 opzocht en opperde dat de Vereniging Veldeke Felix' nalatenschap misschien in bewaring zou kunnen nemen tot het moment dat de collectie aan de op te richten universiteit

Diederik ging verder weg, de beek langs en toen de anderen hem niet meer konden zien, begon hij hard te loopen.. ‘Ik durf nooit’,

Felix Rutten, Beatrijs, mysteriespel in vier taferelen.. verlaat de sakristie, door de koorknapen voorafgegaan. Wanneet Beatrijs de kerkdeur achter hen gesloten heeft, is de muziek