Genootschap. Deel 66
bron
Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 66. Kemink en Zoon, Utrecht 1948
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bij005194701_01/colofon.php
© 2012 dbnl
i.s.m.
Verslag over het jaar 1947
Het jaar 1947 kenmerkt zich voor het Historisch Genootschap door een gestadige wederopbouw der werkzaamheden.
Het Bestuur heeft geen mutaties ondergaan, hetgeen aan de belangen van het Genootschap ten goede is gekomen. Langzamerhand hebben de nieuwe bestuursleden zich geheel ingewerkt. Secretaris en penningmeester zijn weer ‘bij’, zodat met een schone lei het jaar 1948 kan worden ingegaan. Slechts het ruilverkeer met de buitenlandse wetenschappelijke instellingen en genootschappen liep nog niet vlot.
Wel viel vooruitgang, vergeleken bij het vorige jaar, te bespeuren, maar het aantal binnenkomende periodieken was toch nog te gering om de leeskringen buiten de stad nieuw leven in te blazen.
Voor de staat der financiën van het Genootschap en het Leesgezelschap verwijzen wij als gewoonlijk naar de achter dit verslag afgedrukte bijlagen.
Onder de namen der buitenlandse ereleden treft men die van onze Belgische vriend Cuvelier niet meer aan. Hij is ons helaas aan het eind van dit jaar ontvallen. De jongeren van ons kenden hem persoonlijk niet meer, bij de ouderen leeft zijn herinnering voort; met zijn voortreffelijke bronnenpublicaties is echter iedereen op de hoogte en de vakgenoten zullen er nog in lengte van dagen hun voordeel mee kunnen doen. Zij, die het lijstje der ereleden vergelijken met dat van het vorige jaar zullen aanstonds bemerken, dat 2 namen werden toegevoegd. Het Bestuur prijst zich gelukkig, dat Professor Dr Werner Kaegi van de universiteit te Basel, die dit jaar nog zoveel indruk maakte met zijn voortreffelijke lezingen, welke hij in ons land hield, en bovendien ons verplichtte door zijn studies over Huizinga, het
erelidmaatschap heeft willen aannemen. Ook door de vertaling van het werk van Huizinga heeft de Zwitserse hoogleraar zich voor de verbreiding van onze cultuur verdienstelijk gemaakt. Het tweede nieuwe erelid Prof. Mr E.I. Strubbe van de Gentse Universiteit behoeft slechts bij degenen die niet geregeld met onze Zuiderburen in contact staan, te worden geïntroduceerd. Strubbe's voorkeur gaat naar de
Rechtsgeschiedenis uit. Hij gaf een groot aantal bijdragen over rechtstoestanden en
instellingen uit ons verleden en maakte zich verder voor het Genootschap bijzonder
verdienstelijk door zijn waardevolle uitvoe-
rige adviezen bij het herzien der Regels voor het uitgeven van historische bescheiden.
Ook zijn opneming in de erelijst acht het Bestuur een bijzonder gelukkig feit.
Het aantal leden van het Genootschap, dat door de tijdsomstandigheden bedenkelijk was geslonken, neemt gelukkig weer aanzienlijk toe. Weliswaar ontvielen ons in dit verslagjaar 24 getrouwen door de dood of andere redenen, maar 113 nieuwe leden, wier namen met de op 1 Januari 1947 benoemden in bijlage A zijn afgedrukt, vormen de aanwinst, die het totaal op 1 Januari 1948 brengt op 641. De wens wordt hier uitgesproken, dat de stijgende lijn zich ook in het komende jaar voortzet, daar het Genootschap slechts door de belangstelling van vakgenoten en liefhebbers onzer Vaderlandse Geschiedenis tot volle ontplooiing kan komen.
Tot de liquidatie van het Fonds, dat door moeilijkheden met de plaatsruimte, die het inneemt, grotendeels van de hand moest worden gedaan, is niet eerder overgegaan dan nadat een aantal bibliotheken, die oorlogsschade hadden geleden, in de
gelegenheid waren gesteld het ontbrekende zoveel mogelijk gratis aan te vullen en aan de leden was gevraagd, of zij nog tegen aanmerkelijke reductie publicaties van het Historisch Genootschap wilden bestellen.
Hiervan is een ruim gebruik gemaakt. Van de oudere uitgaven werden, voor zover zij niet reeds waren uitverkocht, gemiddeld 10 exemplaren bewaard, van de nieuwere uit de oorlogsjaren en later circa 25. Dit restant, thans overzichtelijk in Leeuwenberg opgesteld, zal slechts in heel bijzondere gevallen worden aangesproken. Enkele documentatie-exemplaren zullen bovendien steeds bewaard moeten blijven.
Het onderzoek naar de collectie familiepapieren, die aan particulieren toebehoort, wordt op onbekrompen wijze, dank zij het subsidie van het Prins Bernhard Fonds, ingesteld door de voor dit doel aangewezen heer Henri A. Ett, die zijn vondsten in een kaartsysteem registreert. Het werk is zo omvangrijk, dat het ook in het volgend jaar zal moeten worden voortgezet.
Moeilijkheden met de drukker, die zich aanvankelijk ernstig lieten aanzien en in elk geval stagnatie veroorzaakten, konden worden opgelost, waarbij echter werd afgezien van een overeenkomst op lange termijn. Het was derhalve mogelijk kort achter elkander het Verslag van de Algemene Vergadering der leden van het Historisch Genootschap, gehouden te Utrecht op 9 November 1946, de Bijdragen en
Mededelingen (1943-1946) deel
Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 66
65 en de Krijgskundige aantekeningen van Johan den Middelste van Nassau door Dr J.W. Wijn (Werken Derde Serie No. 76) te verzenden. Bijzondere vermelding verdient, dat speciaal voor de in het Verslag afgedrukte voordracht van Prof. Dr P.
Geyl inzake Toynbee's Systeem der Beschavingen grote belangstelling bestond in binnen- en buitenland.
Aan het eind van dit jaar zijn de perspectieven op drukkersgebied nog weinig rooskleurig, doch er is gegronde hoop, dat het programma dat voor 1948 is vastgesteld, kan worden afgewerkt.
Tot de publicaties, die persklaar liggen, behoren in de eerste plaats de herziene Regels. In de ruim 30 jaar, die verlopen zijn sinds het Bestuur van het Historisch Genootschap Regels voor het uitgeven van historische bescheiden in het licht gaf, rezen in de practijk meermalen moeilijkheden, waarin zij bleken niet te voorzien, of waarbij hun oplossing niet bevredigde. De omstandigheid dat de voorraad uitgeput raakte, bood het Bestuur dan ook een gerede aanleiding om aan 2 van zijn leden Prof.
Dr D.Th. Enklaar en Dr A.J. van de Ven, opdracht te geven tot een grondige
herziening. Genoemde heren hebben zich met grote ijver en nauwgezetheid van hun taak gekweten en waren aan het eind van het verslagjaar zo ver gevorderd, dat ook een aantal nuttige adviezen door deskundigen in binnen- en buitenland gegeven, kon worden verwerkt. In de loop van het volgende jaar zullen deze Regels dan ook ongetwijfeld kunnen verschijnen. Het ligt in de bedoeling de leden van het
Genootschap in staat te stellen zich tegen een gereduceerde prijs een exemplaar aan te schaffen.
Daar de bruikbaarheid der Regels vooral aan de ervaring te toetsen is, zouden de gebruikers ervan ons verplichten, indien zij opmerkingen en voorstellen tot
verbetering, waartoe de practijk hun mogelijk aanleiding geeft, aan het Bestuur van het Genootschap zouden willen kenbaar maken, opdat bij een volgende uitgave daarmee rekening kan worden gehouden.
Van de uitgaven, die bestemd zijn voor plaatsing in de serie Werken, moet allereerst het Archief-Thorbecke worden vermeld. Het Bestuur is er in geslaagd een
overeenkomst aangaande dit archief te treffen met Mr J.R. Thorbecke te
's-Gravenhage, de kleinzoon van de staatsman, die als de grondlegger van onze
moderne staat is te beschouwen, en in wiens bezit zich de papieren van de grootvader
bevinden.
Het contract houdt in, dat het Genootschap de beschikking krijgt over het gehele archief met de bedoeling om het historisch belangrijke ervan in zijn Werken uit te geven. Met de leiding van de uitgave, die vermoedelijk uit 7 delen zal bestaan, waarvan het laatste de biografie van Thorbecke moet bevatten, is belast Mr Dr L.W.G.
Scholten, het afschrijven der benodigde stukken is aan Mejuffrouw A. Thorbecke opgedragen, terwijl Prof. Dr A.J.C. Rüter als toezichthoudend bestuurslid fungeert.
Wij hebben het plan met bijzonder veel genoegen opgezet, omdat het hier een historische figuur betreft, die veel te lang in het halfduister is verscholen gebleven.
Wanneer, zoals wij hopen, omstreeks het eeuwjaar van zijn grondwetsherziening het eerste deel van het Archief-Thorbecke zal verschijnen, vertrouwen wij daarmede een uitgave te brengen, die niet slechts vakhistorischemaar ook nationale betekenis zal hebben. Voor het welslagen van de onderneming moeten grote financiële offers gebracht worden; het is daarom van bijzondere betekenis, dat het Thorbecke-Fonds en Dr Hendrik Muller's Vaderlands Fonds geldelijke steun verlenen voor dit werk, dat in het Nederlandse gemeenschaps- en gedachtenleven een belangrijke plaats zal innemen.
Verheugend is het ook te kunnen berichten, dat Mr B. van 't Hoff met de
correspondentie Marlborough-Heinsius goede vorderingen maakt, zodat verwacht kan worden, dat in het najaar van 1948 de kopy wordt aangeboden. Het
toezichthoudend lid is Prof. Dr P. Geyl. Het zou tot vreugde stemmen, als Churchill deze uitgave nog kon beleven.
De bronnen voor de economische geschiedenis van het Beneden-Maasgebied zijn nog niet in zulk een ver gevorderd stadium gekomen. Het zal aanbeveling verdienen het gedeelte, dat door Prof. Dr J.F. Niermeyer wordt behandeld, in verband met de chronologische verdeling der stof, vóór te laten gaan. Geen bericht is ontvangen over de uitgave van de Amsterdamse Kroniek van 1572 door Dr J.J. Henneman. Gevreesd moet worden, dat hier van uitstel afstel komt, hetgeen ongetwijfeld te betreuren zou zijn.
Een uitvoerig rapport van Mej. Dr M. Simon Thomas gaf de stand van het werk over het archief Daniël van der Meulen weer. Zij heeft hard gewerkt en is bezig alle bescheiden te copiëren en naar datum van ontvangst te ordenen. Eerst nadat een overzicht van het geheel is verkregen, zal een deel (grotendeels de levensbeschrijving van Daniël van der Meulen) voor de
Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 66
druk gereed worden gemaakt. De schifting der stukken zal met veel inzicht dienen te geschieden; de nu gevolgde methode zal die schifting trouwens gemakkelijker maken. Als toezichthoudend lid is Prof. Dr A.A. van Schelven aangewezen, terwijl ook de 1e Secretaris in deze materie thuis is. Naar schatting moet Mej. Simon Thomas nog 2300 brieven copiëren; vermoedelijk zal over 5 jaar een deel voor de druk gereed zijn. Het is een geluk, dat de bewerkster zoveel tijd aan deze gigantische arbeid kan besteden.
Dr A.G. Jongkees heeft medegedeeld, dat de tijd hem ontbreekt voor de uitgave van de Kroniekenlijst. Een geschikte opvolger is nog niet gevonden.
Met Dr J.J. Westendorp Boerma is weer contact verkregen over de Van den Bosch-correspondentie. Aan het eind van het verslagjaar gingen de onderhandelingen in de richting van een uitgave van 90 brieven, die Van den Bosch en Baud aan elkaar geschreven hebben in de jaren 1829-1832 en 1834-1836, een uitgave die met de inleiding ongeveer 20 vel druks zal beslaan.
Mej. A.W. van de Bunt had aangeboden de publicatie van een collectie brieven van Margaret Turner te verzorgen. Bij nader onderzoek bleek echter, dat Mej. Mulder bezig was deze - in groter verband - voor de R.G.P. uit te geven, zodat dit
aantrekkelijke project het Historisch Genootschap ontging.
Prof. Mr C.W. de Vries stelde ter beschikking van het Historisch Genootschap een koffer met bescheiden over het Constitutionele Koningschap, welke stukken bij een oppervlakkige beschouwing uiterst interessant bleken te zijn. Prof. Dr I.J.
Brugmans werd bereid gevonden de bundel nader te bestuderen. Door zijn benoeming tot hoogleraar te Amsterdam heeft hij echter weinig tijd om de uitgave ter hand te nemen.
Aan Prof. Dr Z.W. Sneller en Dr H.J. Smit is de uitgave van een collectie Brieven van een aan Robert Fruin toevertrouwd, voorafgegaan door een verhandeling van zijn broeder Jacques Fruin over het ouderlijk huis. Het is nog niet uitgemaakt of deze publicatie één of twee delen van de Werken zal vergen.
De bijdragen, welke een plaats in dit 66e deel der Bijdragen en Mededelingen
hebben gekregen, zijn in 1946 en 1947 aanvaard. Wegens vroegtijdige inlevering bij
de zetterij worden de inleiding en de noten in de bijdrage van de heer Henri A. Ett
nog in de oude spelling aangetroffen. Enkele andere inzendingen moesten worden
teruggezonden wegens te geringe betekenis, of omdat zij reeds waren gepubliceerd.
Bij uitzondering willen wij ditmaal van de relatie met het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen gewag maken, vanwege het feit dat onze
vertegenwoordiger tevens bestuurslid van dit Comité, Dr W.A.F. Bannier gemeend heeft zijn plaats voor een jongere kracht te moeten inruimen. Het Bestuur van het Historisch Genootschap heeft dit verzoek natuurlijk ingewilligd en zijn voorzitter aangezocht zich met de vertegenwoordiging te belasten. Het Bestuur van het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen kon zich hiermede volkomen verenigen en maakte van de gelegenheid gebruik om zijn grote waardering uit te spreken over de vele waardevolle diensten, die Dr Bannier aan het Comité had bewezen.
Inzake het geschiedenis-onderwijs aan de Gymnasia heeft het Genootschap gemeend zijn taak in het belang der historie het beste te kunnen behartigen, door te zorgen voor toezending van het Adres der hoogleraren in de geschiedenis, alsmede van de desbetreffende passage uit het Rapport over Taak en Inrichting van het Gymnasium van Juni 1947 aan alle leden der Eerste- en Tweede Kamer.
Vermelden wij aan het einde van ons Verslag gekomen, dat de beide
Bibliothecarissen van het Genootschap de bibliotheekzaken weder in normale banen hebben geleid. Het werk aan de catalogus, ondernomen door Mevrouw E.R.
Brouwer-Kluyver, vordert flink. De 8
oen 4
oafdeling heeft zij gereviseerd en opnieuw gecatalogiseerd. Blijft nog te verwerken de 2
oafdeling en de brochures. Met de laatste materie houdt zij zich thans bezig.
Tot besluit spreken wij de wens uit, dat de onrust, die ook in de naoorlogse jaren de wereld in haar ban houdt, zal verminderen in het belang van de gehele mensheid.
Het behoeft geen nader betoog, dat ook de belangen van het Genootschap ten nauwste verbonden zijn aan de rust en de bezinning, die nodig zijn om ons met volledige overgave aan het vak te kunnen wijden, dat ons allen lief is. Immers dan zal de actieve belangstelling der leden weer toenemen, op wier bijdragen het Genootschap bij uitstek is aangewezen.
Het Bestuur van het Historisch Genootschap, C.D.J. BRANDT, Voorzitter.
J.H. KERNKAMP, 1ste Secretaris.
Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 66
[Bijlage B
Kasoverzichten 1947]
Bijlage B 1
Rekening Historisch Genootschap 1947
UITGAVEN
.
ONTVANGSTEN
.
f 145, - Contributies
genootschappen f 9.562,77
Saldo 1946
f 1.087,24 Administratiekosten
f 1.781,53 Kapitaalsontvangsten
f 72, - Reiskosten
f 166,77 Rente spaarbanken
f 3.854,06 Salarissen
f 1.914,92 Rente effecten
f 1.629,55 Copieerkosten
f 7.660,85 Contributies
1)f 479,05 Honoraria
f 750,83 Verkoop werken
f 182,03 Aankoop boeken en
tijdschriften f 52,25
Diversen
f 60,30 Verzekering
f 2.000, - Prins Bernard
Fonds
f 6.756,41 Drukken der werken
f 30, - Bindwerk
f 2.805,54 Kapitaalsuitgaven
f 17,50 Diversen
f 6.771,24 Voordelig saldo
_____
_____
f 23.889,92 Totaal
f 23.889,92 Totaal
Rekening kapitaal
f 60.000, - Effecten nominaal
f 62.197,57 Beurswaarde per 31 Dec. '47
f 6.771,24 Saldo per 31 Dec.
_____
f 68.968,81 Totaal
1) Achterstallige contributies f 2.832,40
f 4.828,45
Contributies over 1947
Bijlage B 2
Kasoverzicht van het Leesgezelschap 1947
UITGAVEN
.
ONTVANGSTEN