Overzicht van wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen voor fysieke leefomgeving en ten opzichte van het ontwerp van de Omgevingsverordening
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen.
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In dit hoofdstuk staan alle begrippen bij elkaar. Het is vanuit de standaard voor het opstellen van de Omgevingsverordening (STOP/TPOD) verplicht om alle begrippen in één hoofdstuk op te nemen. De begrippen mogen dus niet aan het begin van ieder hoofdstuk van de OVO worden opgenomen. De begrippen zijn aangepast aan de terminologie van de
Omgevingswet.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Een aantal begrippen is naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen aangepast of
verduidelijkt. In sommige gevallen is een begripsbepaling inhoudelijk aangepast, dat wordt hieronder bij de inhoudelijke onderwerpen verder toegelicht.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Omgevingsbeleid.
In dit hoofdstuk zijn voornamelijk de bepalingen uit de huidige Verordening Romte opgenomen.
1. Verplichte onderdelen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving In hoofdstuk 2 wordt invulling gegeven aan twee instructies die provincies van het Rijk hebben gekregen. In de Omgevingsverordening moeten regels worden opgenomen over de bescherming van Werelderfgoederen die met name zijn genoemd in artikel 7.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. In Fryslân geldt dat voor de Koloniën van Weldadigheid.
Daarvoor zijn regels opgenomen.
Verder moeten regels worden opgenomen met betrekking tot de bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN, eerder EHS genoemd). De kaarten waarop het NNN is
aangegeven zijn aangepast aan de actualiteit. Naast NNN zijn ook bijzondere provinciale natuurgebieden aangewezen, dit zijn de weidevogelkansgebieden en de weidevogelparels.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Het onderdeel Werelderfgoederen is ten opzichte van het ontwerp niet gewijzigd. Het onderdeel NNN en de weidevogelkansgebieden en de weidevogelparels worden hieronder verder toegelicht.
2. Systematiek maatwerkregels en ontheffingen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
Bij het opstellen van de Omgevingsverordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met de principes ‘decentraal wat kan’ en ‘ja, mits’ uit de Omgevingsvisie. Dit heeft geresulteerd in een aantal ruime maatwerkbepalingen in de Omgevingsverordening. De bepalingen bieden ruimte voor het door ontwikkelen van een bestaande functie zonder dat vooraf eisen worden gesteld aan de maximale omvang. Voor dergelijke ontwikkelingen zal altijd een
Omgevingstafel aan de orde zijn waarbij de provincie aanschuift en de principes inbrengt.
In de regels van de maatwerkbepalingen is steeds expliciet als voorwaarde opgenomen dat de ontwikkeling een bijdrage levert aan andere opgaven en ambities, zoals herstel van biodiversiteit, energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid of landschapsversterking.
Naast de maatwerkbepalingen is in het ontwerp van de OVO ook een
ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Het gaat hier om algemene ontheffingen. Op grond van artikel 2.32, eerste lid van de Omgevingswet moet in de regels zelf worden opgenomen of ontheffing mogelijk is. Wettelijk gezien moet de ontheffingsmogelijkheid gespecificeerd worden, er kan niet worden volstaan met een algemene ontheffingsmogelijkheid. De bepaling is zo ruim mogelijk opgesteld. Voor reclamemasten en windturbines zijn geen ontheffingsmogelijkheden opgenomen, voor mestvergisters wel. Verder is de algemene lijn aangehouden dat wanneer een ruime maatwerkbepaling aanwezig is er geen
ontheffingsmogelijkheid is opgenomen, in andere gevallen wel.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Een aantal gemeenten vraagt in een zienswijze om nog ruimere maatwerkregels en een aantal belangenorganisaties vindt de maatwerkregels veel te ruim. Gemeenten kunnen hun gang maar gaan en alles kan straks zomaar. Ook zijn de voorwaarden waaronder volgens een aantal insprekers te vrijblijvend, die moeten in de OVO worden geconcretiseerd.
Voorstel is om geen wijzigingen aan te brengen in de systematiek. Maatwerkbepalingen en ontheffingsmogelijkheden sluiten aan bij de omgevingswet en passen goed bij de
uitgangspunten in de Omgevingsvisie.
N.a.v. zienswijzen en deels ambtshalve zijn de volgende ontheffingsmogelijkheden toegevoegd:
• van regel dat nieuw agrarisch hulpbedrijf op een voormalig agrarisch bouwperceel, een bedrijfsperceel, glastuinbouwlocatie of nutslocatie moet worden gerealiseerd (met ontheffing kan nieuwe locatie dus ook). van regels voor nevenactiviteiten (in ontwerp gold ontheffing alleen m.b.t. mestvergisting, nu geldt het voor alle
nevenactiviteiten dat ontheffing in voorkomend geval mogelijk is).
• van regel dat landbouwmechanisatiebedrijven met showroom op agro-locatie zijn toegestaan, mits deze is aangesloten op Bestaand Stedelijk Gebied (verder BSG). Er kan dus met ontheffing meegewerkt worden aan dit soort bedrijven als deze niet aansluit op BSG.
• van de regels voor hergebruik van voormalig (niet) agrarische bebouwing (eerder gold ontheffing alleen m.b.t. regel dat wonen alleen mag in voormalige
bedrijfswoning, nu geldt ontheffing voor alle functies).
• van regels ruimte-voor-ruimte (door aanpassingen regels ruimte-voor-ruimte (zie ook hierna) is een ontheffingsmogelijkheid gewenst)
3. Principes uit de Omgevingsvisie
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Er is sprake van een beleidsneutrale omzetting van de regels uit de huidige Verordening Romte, alleen waar de Omgevingsvisie nieuwe richting aangeeft is deze verwerkt. Zo zijn de inhoudelijke principes uit de Omgevingsvisie in hoofdstuk 2 opgenomen. Uitgangspunt is dat er meer mogelijkheden zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen, maar dat daarbij de inhoudelijke principes altijd in acht moeten worden genomen. Ze zijn richtinggevend voor alle
ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Aan een zogenoemde omgevingstafel kan samen met alle betrokken partijen worden gesproken over het zo optimaal mogelijk toepassen van de omgevingsprincipes. Het initiatief voor een omgevingstafel ligt bij de gemeente. De provincie schuift alleen bij grote initiatieven aan. bij een omgevingstafel. Bij kleine
initiatieven kijkt de provincie in het kader van het vooroverleg of de principes voldoende zijn afgestemd.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
De oorspronkelijke formulering van de bepaling over het principe “omgevingskwaliteiten als
basis” (artikel 2.1) gaf veel onduidelijkheid. Vooral over de bescherming van archeologische waarden en landschappelijke- en culturele kernkwaliteiten was onduidelijkheid. De definitie van kernkwaliteiten is daarom aangepast en het artikel is opnieuw geformuleerd, waarbij nadrukkelijker de verbinding is gelegd met de regels die al in Besluit kwaliteit leefomgeving staan. In feite staat er min of meer hetzelfde als in het ontwerp, alleen zijn de
landschappelijke en cultuurhistorische waarden expliciet benoemd en vallen ze niet weg als klein onderdeeltje van de omgevingskwaliteiten.
Gemeenten hebben vanuit de Rijksregels al veel verplichtingen om archeologische waarden en cultureel- en landschappelijk erfgoed te beschermen. In de OVO wordt voorgeschreven dat gemeenten FAMKE en Grutsk op ‘e Romte toe moeten passen bij het uitvoeren van de Rijksregels.
Verder is bepaald dat bij het toestaan van nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies de omgevingskwaliteiten, dit omvat ook de cultuurhistorische kernkwaliteiten en natuurlijke waarden, als ontwerpbasis worden gebruikt.
4. Woningbouw
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In de OVO staat nog steeds dat provincie woningbouwafspraken maakt met gemeenten. De regels uit de Verordening Romte zijn in Omgevingsverordening zijn grotendeels
gehandhaafd. Binnenstedelijk vrij bouwen wordt als optie genoemd. Dit kan worden afgesproken als onderdeel van de woningbouwafspraken. Het is dus niet nodig dit te regelen.
In de regio Noord Oost Fryslân zal de komende jaren op een experimentele manier worden gewerkt aan het maken van de woningbouwafspraken. De gemeenten in deze regio krijgen meer vrijheid om zelf te bepalen welke woningbouwopgave er voor de komende periode ligt.
Uitgangspunt is dat ook de gemeenten in deze regio een woonplan, met daarbij een woningbouwprogramma aan de provincie voorleggen. Het is daarom niet nodig om extra bepalingen op te nemen om ruimte te geven voor het experimenteel werken.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Gemeenten waren van mening dat de programmering van woningbouw te star was geregeld in het ontwerp van de OVO. De regels zijn daarom aangepast. Een woonplan is niet langer verplicht gesteld. Gemeenten mogen zelf keuzes maken m.b.t. hun woonbeleid. De provincie zorgt ervoor dat er regionale woningbouwafspraken worden gemaakt (met Waddeneilanden bilateraal). In de OVO wordt alleen nog als eis gesteld dat plannen voor woningbouw moeten passen binnen de afspraken. Indien projecten niet inpasbaar zijn binnen de regionale
afspraak dan kan in overleg met de regio en in afstemming met de provincie de afspraak worden aangepast..
5. Bedrijventerreinen en kantoren
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Net als nu blijft de provincie zorgen voor regionale afstemming van plannen voor
bedrijventerreinen en kantoorvolume. Belangrijk om te noemen is dat de kernenhierarchie (stedelijk centrum, regionaal centrum, bedrijfsconcentratiekern, overige kern) is verdwenen.
Gemeenten hebben meer vrijheid om zelf keuzes te maken. De inhoudelijke principes zijn daarbij van toepassing. Samen met gemeenten wil de provincie inzetten op een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor hoogwaardige innovatieve bedrijvigheid, onderwijs en
kennisinstellingen. Uiteraard steeds passend bij de aard en schaal van de kern.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Ook voor bedrijven en kantorenterreinen zijn, net als voor woningbouw, naar aanleiding van
ingediende zienswijzen de regels aangepast. Er wordt in de regels geen koppeling meer gelegd met een bedrijventerreinenplan of kantorenterreinenplan. Volstaan is met de instructieregel dat een nieuw bedrijventerrein of kantorenterrein moet passen binnen de programma afspraken (gemeenten/provincie). Door kleine wijzigingen in de
begripsbepalingen is een afwijkingsbepaling voor een of enkele bedrijven/kantoren die niet passen binnen de afspraken komen te vervallen. Het realiseren van een of enkele
bedrijven/kantoren is nu ‘bij recht’ mogelijk op basis van de regels voor bundeling stedelijke functies. Ook zijn de regels voor m.b.t. natte bedrijventerreinen geschrapt. Bij het opstellen van programma-afspraken voor bedrijventerreinen worden daarom specifiek afspraken gemaakt over watergebonden bedrijvigheid
6. Uitbreiden niet agrarisch bedrijf in landelijk gebied
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving In de Verordening Romte mocht een niet agrarisch bedrijf in landelijk gebied max. 50%
uitbreiden, dit blijft de basis. Maar in voorkomend geval kan een uitbreiding van meer dan 50% aanvaardbaar zijn. De Omgevingsverordening biedt hiervoor ruimte maar de
ontwikkeling moet dan wel een bijdrage leveren aan andere opgaven en ambities zoals bijvoorbeeld herstel biodiversiteit, energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid of landschapsversterking.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Bestaande agrarische hulpbedrijven zijn als niet-agrarische functie opgenomen in het ontwerp van de OVO. Dat heeft tot verwarring geleid. Agrarische hulpbedrijven worden daarom in de definitieve OVO meegenomen in het artikel dat gaat over agrarische – en aanverwante functies. Dat is veel duidelijker voor iedereen. Basis is dat uitbreiding van bestaande agrarische hulpbedrijven zijn toegestaan, waarbij het bouwperceel in eerste instantie met maximaal 50% mag worden uitgebreid. Met maatwerk is een groter bouwperceel mogelijk als de ontwikkeling een bijdrage levert aan andere opgaven en ambities, zoals herstel biodiversiteit, energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid of landschapsversterking. Dit is de standaardmaatwerkbepaling voor agrarische functie, zie ook hierboven bij maatwerkbepalingen en ontheffingsmogelijkheden.
De wijziging is een versoepeling ten opzichte van het ontwerp van de OVO. Het bouwperceel kan net als in de regeling in het ontwerp met 50% worden uitgebreid, maar de beperking dat max. 50% van de bestaande bebouwing mag worden toegevoegd geldt niet langer.
Daarnaast zijn de voorwaarden in de maatwerkbepaling voor niet-agrarische bedrijven ‘dat sprake moet zijn van een aanzienlijke verbetering van de omgevingskwaliteiten op het perceel’ en ‘dat de inrichting past bij de aard en schaal van de omgeving’ niet langer van toepassing. Uiteraard zijn wel de principes van toepassing.
7. recreatie
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
De mogelijkheden voor kleinschalige recreatie zijn iets ruimer geworden dan nu op basis van de Verordening Romte. Zo kan bij een woning een kampeerterrein van maximaal 25
standplaatsen worden toegestaan, is de verplichte zonering van kampeerterreinen
verdwenen en mogen logies/recreatiewoningen/groepsaccommodaties bij alle bouwpercelen in het landelijk gebied (dus ook wonen) gerealiseerd, mits gebruik wordt gemaakt van
bestaande bebouwing (vervangende nieuwbouw is nu tevens toegestaan)
Uitgroeien van kleinschalige recreatie tot reguliere recreatie is in principe niet toegestaan. Dit zou nl. als gevolg kunnen hebben dat er te veel grote kampeerterreinen in het landelijk gebied ontstaan, dit wordt niet gezien als slimme groei. Er geldt wel een escape, maar dit zal alleen zijn als de locatie van een bestaand kleinschalig recreatievoorziening gunstig ligt. Er kan dan gebruik worden gemaakt van de regels voor een nieuwe recreatieve ontwikkeling (zie hieronder). Er wordt dan vers naar de situatie gekeken. Er moet behoefte-onderzoek
worden gedaan om te zien of er een bijdrage kan worden geleverd aan een Gastvrij Fryslân.
Ook moet de ontwikkeling dan een bijdrage leveren aan andere opgaven en ambities.
In de Omgevingsverordening zijn geen recreatiekernen opgenomen. Nieuwe voorzieningen zijn in de basis toegestaan mits aansluitend op een kern of bestaande recreatieve
voorzieningen. De ontwikkeling moet passen bij de aard en schaal van de kern of de
bestaande voorzieningen en er moet een positieve bijdrage worden geleverd aan de gastvrij Fryslân(slimme groei: niet meer van hetzelfde maar aanvullend om aanbod compleet te maken).
In Omgevingsverordening zit ook een mogelijkheid om ‘los’ in landelijk gebied nieuwe ontwikkelingen te realiseren of wel ‘aansluitend’ maar niet passend bij aard en schaal (dit is nieuw t.o.v. de huidige regels).
Hiervoor gelden strengere eisen dan voor ontwikkelingen die aansluiten op het bestaande.
Voordat meegewerkt kan worden moet een behoefte-onderzoek worden gedaan. De ontwikkeling moet ook een bijdrage leveren aan andere opgaven en ambities (herstel biodiversiteit, energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid of landschapsversterking).
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
In het ontwerp van de OVO zijn ten opzichte van de Verordening Romte versoepelingen doorgevoerd waardoor gemeenten meer mogelijkheden hebben om mee te werken aan initiatieven. In de zienswijzen is door gemeenten en ondernemers naar voren gebracht dat de versoepeling niet ver genoeg gaat en de Recron vindt juist dat het te ver gaat.
Ten aanzien van kleinschalige recreatie wordt voorgesteld om in de definitieve OVO een nieuwe afwijking op te nemen zodat in een beperkt aantal gevallen kleinschalige
kampeerterreinen uit kunnen breiden naar 35 kampeerplaatsen en om het jaarrond kamperen mogelijk maken, onder voorwaarde dat alleen kampeermiddelen die ook daadwerkelijk op dat moment in gebruik zijn, aanwezig mogen zijn op het terrein in de winterperiode. In de toelichting is duidelijker neergezet dat kleinschalige kampeerterreinen met meer dan 35 kampeerplaatsen niet mogelijk zijn. Wel kan op basis van de artikelen met betrekking tot recreatieve voorzieningen worden afgewogen of de locatie geschikt is voor een regulier kampeerterrein (bijv. vanwege ligging nabij Friese Meren). Er kan dan alsnog worden meegewerkt aan een uitbreiding. Voor trekkershutten was in de Verordening Romte nog een maximale hoogte opgenomen, die is in het ontwerp van de OVO losgelaten, wel mag een trekkershut maar uit één bouwlaag bestaan. Voorgesteld wordt om naar aanleiding van ingediende zienswijzen nog een aantal wijzigingen in de regels door te voeren. In een trekkershut kunnen alle sanitaire voorzieningen worden toestaan. Er mag dus keuken, wc, douche aanwezig zijn en er mogen 3 trekkershutten bij een woning, bedrijf,
horecagelegenheid worden gerealiseerd als dit tot gevolg heeft dat cultureel erfgoed kan worden behouden.
De voorgestelde wijzigingen zijn landschappelijk verantwoord en passen binnen de uitgangspunten uit het Vitaliteitsonderzoek logiesaccommodaties Fryslân.
Een aantal regels m.b.t. het omzetten van de functie recreatiewoning naar permanente woning en het afgeven van gedoogbeschikkingen zijn geschrapt. Dit is ofwel wettelijk afdoende geregeld of elders in de OVO wel afgedekt.
8. Huisvesting seizoenswerkers
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In Omgevingsvisie staat dat de provincie met betrekking tot de huisvesting van
seizoenswerkers en tijdelijk personeel een positieve grondhouding aannemen tegenover kwalitatief goede huisvesting in steden en dorpen, in het buitengebied of op het terrein van
de werkgever zelf. Uit het Vitaliteitsonderzoek logiesaccommodaties Fryslân blijkt dat een deel van het aanbod aan recreatiewoningen gedateerd is en het risico loopt te verloederen.
Wanneer het geen reële optie meer is om een recreatieterrein weer geschikt maken voor verblijfsrecreatie zou het geschikt maken voor arbeidsmigranten een oplossing kunnen bieden. Daarom is dit nu mogelijk gemaakt.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
De OVO bevat de mogelijkheid om een recreatieterrein te veranderen in een woonlocatie voor arbeidsmigranten. Hiervoor is een maatwerkregeling opgenomen. Er is in zienswijzen naar voren gebracht dat onduidelijk is in welke situaties kan worden voldaan aan de eisen die hieraan worden gesteld. Hoe kan worden aangetoond dat een terrein niet meer geschikt kan worden gemaakt voor recreatie en wel voor bewoning door arbeidsmigranten. In de toelichting bij de OVO is dit duidelijker aangegeven. Met deze bepaling wordt aangesloten bij de passage uit de Omgevingsvisie waarin staat dat de provincie een positieve grondhouding aanneemt ten aanzien van de huisvesting van seizoenarbeiders en tijdelijk personeel.
9. Ontwikkelruimte agrarische bedrijven en regels m.b.t. mestvergisters
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving In de Omgevingsvisie staat dat extra inspanning voor bijvoorbeeld biodiversiteit,
natuurbeheer, (leef)milieu of duurzaamheid een plus kan opleveren in de vorm van extra ontwikkelruimte. Voor agrarische bedrijven (ook intensief, glastuinbouw etc.) geldt daarom dat een bouwperceel groter dan 3 ha. tot de mogelijkheden behoort als de ontwikkeling ook een bijdrage levert aan andere opgaven en ambities (herstel biodiversiteit, energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid of landschapsversterking). De Omgevingsverordening biedt hier dus meer mogelijkheden in vergelijking met de Verordening Romte.
In de Omgevingsvisie staat dat mestverwerking, mestvergisting en biovergassing bij een agrarisch bedrijf mogelijk zijn maar dat wanneer dit voor meer bedrijven gebeurt,
agrolocaties, bedrijventerreinen, en bijvoorbeeld voormalige gaswinlocaties en RWZI’s de aangewezen plekken zijn.
Dit is een wat ongenuanceerde formulering. Het zou betekenen dat alleen voor het eigen bedrijf vergisting/verwerking plaats zou mogen vinden. Het gebruiken van mest van derden is dan eigenlijk niet toegestaan. Dit is niet in overeenstemming met het landbouwbeleid van de provincie.
Er is voor gekozen om in de Omgevingsverordening de regeling in de VRF te handhaven.
Mestvergisting, mestverwerking is toegestaan als nevenactiviteit, mits de activiteiten ten dienste staan van of verband houden met de agrarische activiteiten en de activiteiten ondergeschikt blijven aan de agrarische activiteiten. Dit betekent dat in ieder geval gebruik moet worden gemaakt van eigen mest, maar dat ook mest van derden mag worden gebruikt.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Landbouwmechnisatiebedrijven waren in het ontwerp niet aangemerkt als agrarisch hulpbedrijf omdat ze vaak een showroom hebben, die willen we niet in het buitengebied hebben. Naar aanleiding van zienswijzen vallen landbouwmechanisatiebedrijven zonder showroom nu wel onder de definitie van agrarisch hulpbedrijf zodat deze ook in het landelijk gebied kunnen worden toegestaan. Verder is geregeld dat landbouwmechanisatiebedrijven met showroom zijn toegestaan op bestaande agro-locaties, mits deze locatie aansluit op het bestaand stedelijk gebied.
Vanuit gemeenten is aangegeven dat mestvergisting ook toegestaan zou moeten worden bij agrarische hulpbedrijven. Aan deze zienswijze wordt niet tegemoet gekomen. De
Omgevingsvisie is op dit punt duidelijk: “mestverwerking, mestvergisting en biovergassing bij een agrarisch bedrijf zijn mogelijk. Wanneer dit voor meer bedrijven gebeurt, zijn
agrolocaties in landelijk gebied, bedrijventerreinen, en bijvoorbeeld voormalige
gaswinlocaties en RWZI’s de aangewezen plekken.” Dit betekent dat er geen ruimte is om mestvergisting, die niet ten dienste staat van de eigen bedrijfsvoering, toe te staan op een agrarisch hulpbedrijf in het landelijk gebied. Als het agrarisch hulpbedrijf op een
bedrijventerrein, glastuinbouwlocatie of terrein voor openbare nutsvoorzieningen of agro- locatie is gevestigd dan is mestvergisting wel mogelijk.
Een strikte uitleg van de Omgevingsvisie zou betekenen dat de mestvergisting op agrarische bouwpercelen voor 100% bedrijfseigen moet zijn. Omdat dit niet de bedoeling is geweest, is in de Ontwerp-OVO weer dezelfde regeling uit de Verordening Romte opgenomen. De activiteiten moeten ten dienste staan en verband houden met de bedrijfseigen activiteiten en moeten ondergeschikt zijn aan de agrarische activiteiten. Dit betekent dat een agrarisch bedrijf wel voor meerdere bedrijven mest kan verwerken of vergisten. In de huidige Verordening Romte is het ook mogelijk om activiteiten m.b.t. mestvergisting die niet in hoofdzaak bedrijfseigen zijn toe te staan op een bestaand bouwperceel voor een voormalig agrarisch bedrijf of een voormalig bedrijf in het landelijk gebied. Dit gaat verder dan wat hierover in de Omgevingsvisie (alleen op bedrijventerrein, glastuinbouwlocatie of terrein voor openbare nutsvoorziening) is aangegeven. In de Ontwerp-OVO is deze optie daarom komen te vervallen. Wel blijft vestiging op een agro-locatie (conform de Omgevingsvisie) mogelijk.
De ontwerp-OVO is hier dus n.a.v. de duidelijke regels in de Omgevingsvisie iets strikter dan de Verordening Romte.
Met name gemeenten vragen in hun zienswijzen om soepeler beleid. Dit in het kader van de energietransitie. Dit is geen aanleiding om de regels voor mestvergisting aan te passen. De omgevingsvisie geeft hiervoor op dit moment geen ruimte. De komende jaren moet bekeken worden of de omgevingsvisie op dit punt aanpassing nodig heeft.
In het ontwerp van de OVO staat nog een technische fout. Daardoor is het niet mogelijk om op een agrolocatie mestvergisting die niet ten dienste staat van het agrarisch bedrijf (co- vergisting) mogelijk te maken op een agro-locatie, terwijl het juist wel de bedoeling is om toe te staan. Dit is gecorrigeerd.
10 Ruimte voor Ruimte
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving De ruimte voor ruimte regeling is iets soepeler geworden. Als minder dan 1000 m2 wordt gesloopt dan is een woning mogelijk als dit leidt tot een versterking van de
omgevingskwaliteiten. Nieuw is ook dat ook bij glastuinbouw de sloop van 1000 m2 aan glas al voldoende kan zijn in ruil voor een extra woning. Bij sloop van meer dan 3000 m2 mag een tweede extra woning worden gebouwd op de locatie.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Net als in de Verordening Romte is ook in het ontwerp van de OVO een ruimte voor ruimte regeling opgenomen. Er mag dan een woning worden gebouwd in ruil voor sloop van beeldverstorende bebouwing) Hierbij was ook een afwijkingsmogelijkheid opgenomen op basis waarvan een extra woning ook mogelijk was als 1000 m2 sloop niet wordt gehaald.
Tegen deze afwijkingsmogelijkheid is een zienswijze ingediend. Voorgesteld wordt om de afwijkingsmogelijkheid te laten vervallen en in de plaats hiervan een ontheffingsmogelijkheid op te nemen. Zo kan toch worden meegewerkt.
Daarnaast wordt voorgesteld nog een nieuwe afwijkingsmogelijkheid op te nemen in de ruimte-voor-ruimte regeling. Dit ook naar aanleiding van een zienswijze. Het is nu, onder voorwaarden, ook toegestaan om de nieuwe woning buiten het bouwperceel te plaatsen als dit vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit beter is.
11. Kwaliteitsarangement
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In de Omgevingsverordening zitten ruime mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende bebouwing in het landelijk gebied. In een enkel geval is sprake van een bijzonder initiatief, waarbij initiatiefnemers niet uit de voeten kunnen met de beperkte nieuwbouwmogelijkheden.
Daarom wordt het kwaliteitsarrangement geïntroduceerd. Voorwaarde is dat bijgedragen wordt aan vitaliteit platteland, aanzienlijke verbetering van omgevingskwaliteiten en een bijdrage aan andere opgaven en ambities.
Als voorbeeld kan worden gedacht aan het realiseren van een landgoed op een voormalig boerenerf of op een oude fabriekslocatie, in combinatie met natuurbouw/ bosaanleg, recreatieve beleving/ landschapsherstel en/ of waterberging.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
12 Reclame uitingen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In Verordening Romte zitten strenge regels ten aanzien van reclamemasten (max 6 meter in landelijk gebied en langs autowegen). Dit is losgelaten. Gemeente is voortaan bevoegd zelf beleid te maken (hoogte + locatie) mits zoveel mogelijk aansluitend bij Bestaand Stedelijk Gebied als het om niet grondgebonden masten gaat en passend binnen
omgevingskwaliteiten.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Ten opzichte van de huidige regeling in de Verordening Romte zijn er ten aanzien van reclamemasten versoepelingen doorgevoerd. Deze versoepelingen geven gemeenten meer ruimte om zelf beleid op dit punt te maken. In de toelichting bij de OVO is opgenomen dat het toestaan van niet – bedrijfsgebonden reclamemasten van gemeenten vergt om een eigen ruimtelijke visie te ontwikkelen, waarbij rekening wordt gehouden met de principes. Er staat tevens dat de provincie betrokken wil worden bij de totstandkoming van een dergelijke visie.
De provincie gaat er daarbij vanuit dat gemeenten in omgevingsplannen een maximale hoogte voor niet - bedrijfsgebonden reclamemasten in het landelijk gebied opnemen en dat ze een omgevingstafel verplicht stellen als de reclamemast een bepaalde hoogte
overschrijdt.
Met name de FMF vraagt om de oude regeling uit de Verordening Romte te handhaven en niet meer ruimte te geven aan gemeenten om reclamemasten toe te staan.
Voorgesteld wordt om de bepalingen voor reclamemasten niet te wijzigen. De provincie gaat er vanuit dat gemeenten in omgevingsplannen een maximale hoogte voor niet -
bedrijfsgebonden reclamemasten in het landelijk gebied opnemen en dat ze een
omgevingstafel verplicht stellen als de reclamemast een bepaalde hoogte overschrijdt. Met deze bepaling is maatwerk mogelijk.
13. NNN
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving In het Besluit kwaliteit leefomgeving is voorgeschreven dat geen activiteiten en
ontwikkelingen mogelijk gemaakt mogen worden die nadelige gevolgen voor de wezenlijke kenmerken en waarden kunnen hebben. Dit is opgenomen in de Omgevingsverordening. Dit lijkt strenger dan de eis die nu in de Verordening Romte staat. Nu geldt dat geen
ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden die significant negatieve effecten hebben. Het lijkt
er op dat de wetgever iets strenger heeft willen zijn, waardoor je sneller in het
compensatietraject terecht komt. Om niet onnodig vaak in het compensatietraject terecht te komen is het voorstel om in ieder geval voorlopig aan te houden dat pas sprake is van
‘nadelige gevolgen’ als er sprake is van significant negatieve effecten. Hier zit enig risico in als dit voor toetsing bij een rechtelijke instantie komt. Maar een andere interpretatie kan dan altijd nog gekozen worden. Aan een ontwikkeling kan worden meegewerkt als sprake is van een openbaar belang, voorheen moest sprake zijn van een groot openbaar belang.
Vooralsnog zal beoordeeld worden of een ontwikkeling nadelige effecten heeft. Als een project alleen mogelijk is na compensatie dan moet eerst worden beoordeeld of sprake is van een openbaar belang. Dit is iets soepeler dan in de Verordening Romte waarin staat dat sprake moet zijn van een groot openbaar belang. Het Besluit kwaliteit leefomgeving biedt ruimte om hier soepeler mee om te gaan.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
De regels voor het NNN en de natuur buiten het NNN zijn niet aangepast ten opzichte van het ontwerp van de OVO. Er zijn wel zienswijzen ingediend. Met name door gemeenten werd gevraagd om meer het principe van ja, mits te gebruiken. In de reactienota is aangegeven dat in het Besluit kwaliteit leefomgeving regels zijn gesteld. Dit biedt weinig mogelijkheden voor verdere versoepeling van de regels.
14. Weidevogelkansenkaart en Weidevogelparels
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
Weidevogelkansgebieden en weidevogelparels zijn bijzondere provinciale natuurgebieden.
Aanwijzing van deze gebieden heeft plaatsgevonden op grond van de Nota Weidevogels 2014-2020.
In of op korte afstand van de gebieden zijn nieuwe planologische ontwikkelingen in principe niet toegestaan. Agrarische ontwikkelingen zijn wel toegestaan. Van een nieuwe
ontwikkeling in of op korte afstand van een weidevogelkansgebied of een weidevogelparel moet worden beoordeeld of deze verstorend is. Dit wordt gedaan aan de hand van de
dynamische kaart “openheid en rust” en de verstoringstabel met afstanden. Als sprake is van verstoring is de ontwikkeling alleen mogelijk indien het een noodzakelijke ruimtelijke
ontwikkeling is. Wanneer gemotiveerd kan worden dat het gaat om een noodzakelijke ruimtelijke ingreep dan gelden vervolgens de volgende voorwaarden:
1. De natuurwaarden moeten worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep.
2. De mogelijkheden om met mitigerende maatregelen de schade te beperken moeten zoveel mogelijk worden benut.
3. Wanneer sprake is van verstoring van 0,5 ha of meer dan moet het areaalverlies worden gecompenseerd.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
In de teksten van de verordening zijn geen wijzigingen aangebracht, wel is de kaart waarop de gebieden zijn aangegeven een wijziging doorgevoerd. Dit naar aanleiding van de
zienswijze van de gemeente Leeuwarden en de behandeling van de Weidevogelnota in Provinciale Staten van 24 november 2021.
De kaart die bij het ontwerp van de OVO zat was al anders dan de kaart die bij de
Verordening Romte zat. De kaart was namelijk in overeenstemming gebracht met de kaart
“open grasland” in het Natuurbeheerplan. Dit heeft tot onduidelijkheid geleid over de status van het gebied Zuidlanden bij Leeuwarden. Dat was op de kaart bij de Verordening Romte niet aangewezen als weidevogelkansengebied, maar op de kaart bij het ontwerp van de OVO wel. Dat had geen gevolgen voor de stedelijke ontwikkeling van het gebied, er was al een weidevogelcompensatietraject doorlopen. Wel heeft dit geleid tot verwarring, immers het gebied is nog niet geheel ontwikkeld en het aanwijzen van het gebied wekt wel de suggestie
dat met name de ontwikkelingen bij de Hounspolder kunnen worden gestopt. Hoewel het de systematiek doorkruist, namelijk de kaart in samenhang brengen met de kaart “open
grasland” uit het Natuurbeheerplan wordt nu voorgesteld om Zuidlanden voor dat deel waarvoor al een compensatietraject is doorlopen toch niet aan te wijzen als
Weidevogelkansgebied.
PS hebben bij de vaststelling van de Nota weidevogels op 24 november 2021 een motie aangenomen over het aanscherpen van de compensatieregels in weidevogelkansgebied.
Voorstel is om nu geen wijzigingen aan te brengen. Het beleid weidevogelkansgebieden wordt de komende tijd geëvalueerd. Daaruit moet blijken of aanscherping nodig is. Dit kan dan in een partiële herziening van de OVO geregeld worden.
Hoofdstuk 3 Water
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen uit de huidige Waterverordening. Het hoofdstuk is samen met medewerkers van het Wetterskip opgesteld.
15. Verplichte onderdelen Rijksinstructie
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
Ook in dit hoofdstuk wordt inhoud gegeven aan instructies die provincies van het Rijk hebben gekregen. In de Omgevingsverordening moet verplicht het beheer van regionale wateren worden toebedeeld, moeten omgevingswaarden worden vastgesteld voor de veiligheid van regionale waterkeringen en moeten gebieden worden aangewezen waar de
omgevingswaarden gelden voorde kans op overstromingen van regionale wateren.
Het beheer van regionale wateren is toebedeeld aan Wetterskip Fryslân.
Aan de omgevingswaarde voor de veiligheid van regionale waterkeringen moet uiterlijk op 31 december 2027 zijn voldaan. Indien niet aan de waarde wordt voldaan moet het Wetterskip een programma met maatregelen maken. De normen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de huidige situatie.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
16. Normering regionale wateroverlast.
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Het Wetterskip maakt onder het regime van de Waterwet de kaart waarop de normering regionale wateroverlast is aangegeven. Dus een kaart waarop staat welk gebied hoe vaak onder water mag komen te staan. Onder de Omgevingswet ligt die plicht bij de provincie. De provincie moet die gebieden aanwijzen. In het kader van de startnotitie Regionaal
Waterprogramma is dit onderdeel als discussiepunt aangemerkt. Er moet worden gekomen tot goede omgevingswaarden, maar die moeten ook in praktijk uitvoerbaar zijn. Voorstel is om in de Omgevingsverordening vooralsnog de kaart op te nemen die door het Wetterskip is gemaakt en afhankelijk van de uitkomst van discussie te kijken of de Omgevingsverordening op dit punt moet worden aangepast. Dat kan dan met een wijzigingsverordening.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
17. Rangorde bij waterschaarste
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In de Omgevingswet is een rangorde voor watergebruik bij waterschaarste opgenomen. In de Omgevingsverordening zijn hierover nadere regels gesteld. Landelijk is hierover nog discussie, de uitkomst hiervan kan reden zijn om deze nadere regels aan te passen bij een volgende wijziging van de OVO.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
18. Eisen aan waterbeheerprogramma Wetterskip
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Het Wetterskip maakt onder de oude wetgeving een Waterbeheerplan, dat wordt straks onder de Omgevingswet een waterbeheerprogramma. In de Omgevingsverordening worden eisen gesteld aan dit waterbeheerprogramma
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
19. Peilbesluiten
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In de Omgevingsverordening zijn watersystemen aangewezen waarvoor de waterbeheerder peilbesluiten moet nemen.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Nader overleg met het Wetterskip heeft geleid tot aanpassing van de bepaling over het verplicht nemen van peilbesluiten. De verplichting om peilbesluiten vast te stellen geldt niet voor vrij afstromende gebieden zonder wateraanvoer.
20. Open bodemenergie-systemen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Voor open bodemsystemen geldt in principe een vergunningplicht. In de
Omgevingsverordening zijn vrijstellingen van deze vergunningplicht opgenomen. Zo wordt voorkomen dat onnodige administratieve lasten moeten worden gemaakt. Op grond van Rijksregels geldt er wel altijd een meldplicht voor de aanleg van open bodemsystemen, van deze plicht kan geen vrijstelling worden gegeven.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
21. Zwemwater
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In de Omgevingsverordening worden eisen gesteld aan de kwaliteit van het zwemwater en aan de kwaliteit van de zwemlocatie. Doel is om de veiligheid van de zwemmers te
beschermen. Er worden ook eisen gesteld aan het toezicht op de locatie. De eisen gelden voor officieel aangewezen zwemlocaties.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
Hoofdstuk 4 Milieu, Bodem en Ontgrondingen
In dit hoofdstuk zijn de bepalingen uit de huidige Provinciale Milieuverordening en de Ontgrondingenverordening opgenomen.
22. Verplichte onderdelen Rijksinstructie
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan de verplichting uit artikel 7.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving om regels op te nemen voor stiltegebieden en
grondwaterbeschermingsgebieden. De regels die nu in de Provinciale milieuverordening staan zijn vrijwel geheel beleidsneutraal overgenomen in de Omgevingsverordening.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
23. Ontgrondingen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
In principe geldt een vergunningplicht voor ontgrondingen wanneer de grond dieper geroerd wordt dan 3 meter. Er is gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de diepte van 3 meter aan te scherpen tot 2 meter. Binnen Fryslân geldt de vergunningplicht dus als de diepte van de ontgronding 2 meter is. Dit om de keileemlaag die aanwezig is te kunnen beschermen middels vergunningvoorschriften.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Voor ontgrondingen is in aanvulling op het Besluit activiteiten leefomgeving een aanvullende vergunningsplicht opgenomen. Deze aanvullende plicht stond al in het ontwerp van de OVO.
In zienswijzen is terecht naar voren gebracht dat wanneer in de OVO een vergunningplicht in het leven wordt geroepen daarbij ook beoordelingsregels moeten worden opgenomen. Deze beoordelingsregels zijn nu alsnog toegevoegd.
24. Bodemsaneringen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
De bevoegdheden voor bodemverontreinigingen gaan onder de Omgevingswet over naar de gemeenten. Provincies blijven op grond van het overgangsrecht bevoegd voor “oude”
bodemsaneringen. Daarom zijn hiervoor nog regels opgenomen. Op het moment dat dit overgangsrecht is uitgewerkt kunnen deze regels vervallen.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
25. Grondwatersaneringen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Er is door het Rijk niet voorzien in regels voor grondwatersaneringen. Daaraan is in de uitvoeringspraktijk wel behoefte.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
26. Gesloten stortplaatsen
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
Provincies zijn eeuwigdurend aansprakelijk voor de nazorg bij gesloten stortplaatsen. Om te voorkomen dat er op een gesloten stortplaats activiteiten worden uitgevoerd die de nazorg kunnen benadelen zijn hiervoor regels opgenomen in de Omgevingsverordening.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
27. Wet ammoniak en veehouderij
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
De Wet ammoniak en veehouderij vervalt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Wanneer provincies toch eisen willen stellen aan de vestiging van agrarische bedrijven nabij verzuringgevoelige gebieden moeten ze daarvoor regels in de
Omgevingsverordening opnemen. De mogelijkheid bestaat ook om beoordelingsregels voor de vergunningen van agrarische bedrijven nabij verzuringsgevoelige gebieden op te nemen.
Provinciale staten hebben in het verleden verzuringsgevoelige gebieden aangewezen. Deze gebieden wijzigen niet, in of rond een afstand van 250 meten van een verzuringsgevoelig gebied mogen zich geen nieuwe agrarische bedrijven vestigen ook mogen bestaande vergunningen niet worden aangepast of gewijzigd.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt vervalt de Wet ammoniak en veehouderij. Deze wet beschermt voor verzuring gevoelige gebieden tegen de uitstoot van ammoniak uit dierverblijven. In het ontwerp van de OVO was al een vergunningplicht
opgenomen in combinatie met een verbod om nieuwe bedrijven te vestigen. In zienswijzen is naar voren gebracht dat dit een verzwaring was ten opzichte van de Wav en dat ten onrechte geen beoordelingsregels waren opgenomen. Er waren inderdaad geen beoordelingsregels opgenomen. Die zijn in de definitieve OVO wel opgenomen. Daarbij is aansluiting gezocht bij de regels zoals die nu nog gelden onder de Wav. De regels zijn zoveel als mogelijk
beleidsneutraal overgenomen. Voor de berekening van de ammoniakuitstoot wordt wel aangesloten bij de meest recente rekenmethode. Het werkt niet goed om daarbij ook in de verdere toekomst te blijven uitgaan van de rekenmethode onder de Wav.
Hoofdstuk 5 Natuur
In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen uit de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017, Distelverordening, Jakobskruiskruidverordening provincie Fryslân 2007 en de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2015.
28. Opleggen kapverbod + herplant plicht binnen Fryslân
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
Invulling is gegeven aan de mogelijkheid tot het opleggen van een kapverbod. Toegevoegd is ten opzichte van de Verordening Wet natuurbescherming 2017 is dat de herplant in ieder geval binnen de grenzen van de provincie Fryslân dient plaats te vinden, om er voor te zorgen dat het totale oppervlakte aan houtopstanden in onze provincie gelijk blijft. Wij volgen hierin het voorbeeld van andere provincies.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Geen wijzigingen doorgevoerd.
29. Een zorgplicht specifiek voor weidevogels.
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
De bestaande regel om weidevogels te beschermen is uitgebreid met een verplichting om voor specifieke weidevogelgebieden die zijn aangegeven op een kaart een inventarisatie naar weidevogels(nesten/eieren en kuikens) te laten uitvoeren alvorens er werkzaamheden op het wei- of akkerbouwland mogen worden uitgevoerd. Het betreft hier de gebieden die zijn aangeduid als open weiland en open akker. Deze gebieden vallen onder de regeling voor Agrarische natuurbeheerpakketten waarop subsidies voor legselbeheer mogelijk zijn.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
Dit is het onderdeel uit het ontwerp van de OVO dat het meeste stof heeft doen opwaaien. In het ontwerp van de OVO was een maatwerkregel specifieke zorgplicht weidevogels
opgenomen. Hiertegen zijn erg veel zienswijzen ingediend. Dit heeft geleid tot
herstelbesprekingen met de landbouw en uiteindelijk tot een Afsprakenkader zorgplicht. In dit afsprakenkader heeft de agrarische sector vastgelegd op welke wijze zij de zorgplicht voor weidevogels in zullen vullen. De maatwerkregels specifieke zorgplicht weidevogels is daarom uit de definitieve versie van de OVO gehaald. De algemene zorgplicht die al in het Besluit activiteiten leefomgeving staat blijft onverkort van kracht.
30. Aanpassen bijlagen vanwege in geding zijn gunstige staat instandhouding.
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving
Enkele soorten zijn van de bijlagen verwijderd, omdat de gunstige staat van instandhouding in het in het geding is. Het betreft de kleine marterachtigen. De steenmarter staat nog wel op de lijst, de staat van instandhouding van de steenmarter is goed, er is dus geen reden om deze soort van de lijst te halen. De mol is ook van de lijst gehaald, dit omdat dit geen wettelijke beschermde soort is. Verder is ook de roek van de lijst gehaald, dit na onderzoek door Sovon in onze provincie.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
31. Bijlagen zijn toegevoegd met inheemse boomsoorten en met jaarrond beschermde nesten van vogels in Fryslân.
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving In de verordening Wet natuurbescherming was al geregeld dat herplant met inheemse soorten plaats moet vinden. Door GS kan ontheffing van deze verplichting worden verleend.
Aan de Omgevingsverordening is nu een lijst toegevoegd met inheemse boomsoorten die in elk geval in Fryslân worden beschouwd als zijnde inheems.
Algemeen zijn nesten van vogels beschermd. Meestal gaat het dan om nesten die dat broedseizoen in gebruik zijn door de vogels. Veel vogels maken namelijk elk jaar een nieuw nest, of zijn in elk geval in staat om een nieuw nest te bouwen. Er zijn ook vogelsoorten die juist terugkeren op het oude nest en heel locatietrouw zijn. De RVO heeft hiervoor in 2009 een lijst met vogelsoorten opgesteld waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd. Hierin zijn de vogelsoorten in 5 categorieën onderverdeeld. Het is echter een landelijke lijst waardoor er soorten opstaan die minder/niet relevant zijn voor onze provincie. Daarbij is de lijst verouderd en de gunstige staat van instandhouding van soorten inmiddels gewijzigd. In opdracht van de provincie heeft SOVON een analyse uitgevoerd en een afgeleide lijst opgesteld die zich toespitst op de Friese situatie. De lijst is in een bijlage bij de Omgevingsverordening
opgenomen. Door de soorten die worden beschouwd als jaarrond beschermd op te nemen op een lijst wordt inzichtelijk gemaakt welke nesten ook bescherming buiten het
broedseizoen genieten.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
32 Schadebestrijding door ganzen.
Definitieve OVO
Voorgesteld wordt om de huidige artikelen uit de Verordening Wet natuurbescherming op dit onderwerp (ganzenbestrijding) vooralsnog voort te zetten onder de huidige regelgeving en te wachten met mogelijke wijzigingen tot dat de huidige Fryske Guozzeoanpak is geëvalueerd en nieuw beleid is vastgesteld. Wij zullen de relatie tussen ganzen en weidevogels bij deze evaluatie betrekken. Dit betekent voor nu dat artikel 5.23 zoals deze in de ontwerp-OVO staat, vervangen wordt door de nu geldende regel uit de Verordening Wet
natuurbescherming.
Dit betekent ook dat de voorgestelde 150 meter zone rondom de gebieden waarop weidevogelbeheer rust (in het kader van de ANLb leefgebied open grasland) waar een ganzenverjaging verbod geldt, niet definitief wordt in de verordening. Het verbod op
ganzenbestrijding in die betreffende ANLb-gebieden in de periode dat er weidevogels zitten te broeden, blijft echter wel bestaan. Besloten is om deze bepaling wel definitief te maken in de omgevingsverordening om beter aan te sluiten bij de huidige beleidsregels. Om goed bij de tekst van de beleidsregels aan te sluiten, is ook besloten om er geen periode aan te koppelen, waar het gaat is of er ook daadwerkelijk weidevogels of grondbroeders zitten te broeden. Als er geen weidevogels of grondbroeders (meer) broeden mag ganzenbestrijding (onder voorwaarden) in het gebied plaatsvinden.
Hoofdstuk 6 Duurzame Energie
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving In dit hoofdstuk worden de bepalingen geplaatst die gelden voor het realiseren van windmolens en zonneparken. Dit onderdeel van de Omgevingsvisie is al uitgewerkt en vastgelegd in de Verordening Romte. Omdat deze onderdelen zeer recent door Provinciale Staten zijn vastgesteld worden ze niet opnieuw ter inzage gelegd maar straks integraal opgenomen in de definitieve versie van de Omgevingsverordening.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
De regels voor zon en wind waren niet in het ontwerp van de OVO opgenomen en hebben niet ter inzage gelegen. Het nieuwe beleid in de omgevingsvisie is net vertaald in een
partiële herziening van de Verordening Romte. Deze regeling is nu in de OVO overgenomen.
Daarbij zijn enkele kleine niet inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd zodat de regels passen bij de systematiek van de OVO.
Hoofdstuk 7 Infrastructuur
In dit hoofdstuk zijn de regels uit de Wegenverordening en de Vaarwegenverordening opgenomen. Beide genoemde verordeningen zijn beleidsneutraal omgezet. Wel is uiteraard aangesloten bij de nieuwe begrippen uit de Omgevingswet.
33. Beperkingengebieden
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Voor zowel wegen als vaarwegen zijn beperkingengebieden aangewezen. Binnen deze gebieden mogen bepaalde activiteiten niet worden uitgevoerd. Het gaat dan om het uitvoeren van werken, het plaatsen van stoffen of voorwerpen, het innemen van een standplaats, het realiseren van weggebonden voorzieningen, of het houden van evenementen. Andere werkzaamheden in het beperkingengebied kunnen bijvoorbeeld inhouden het beheer van langs de weg liggende sloten, bomen, struiken en ander groen.
Doel is dat het gebruik van de weg of de vaarweg niet wordt belemmerd en veilig is.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
34. Meren
Ontwerp OVO ten opzichte van huidige verordeningen fysieke leefomgeving Het beheer voor de Friese meren is in de Omgevingsverordening toebedeeld aan de provincie Fryslân. De provincie was al eigenaar van de meren en kon vanuit die
hoedanigheid ongewenste zaken keren. Door de provincie als beheerder aan te wijzen kunnen ook bestuursrechtelijke instrumenten worden ingezet om ongewenste zaken te keren of ongedaan te maken.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO Geen wijzigingen doorgevoerd.
Hoofdstukken 8, 9 en 10
Deze hoofdstukken bevatten geen inhoudelijke bepalingen maar bevatten regels over procedures en de slotbepalingen.
Voor nadeelcompensatie geldt dat de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met hoofdstuk 15 van de Omgevingswet een uitputtende regeling geeft. Dit betekent dat er geen (juridische) ruimte is om de Omgevingsverordening nog aanvullende regels op te nemen.
De hoofdstukken 9 en 10 worden bij de definitieve Omgevingsverordening ingevuld.
Definitieve OVO ten opzichte van het ontwerp OVO
De definitieve OVO kent uiteindelijk 9 hoofdstukken. De bepalingen over nadeelcompensatie worden in een aparte regeling opgenomen. In hoofdstuk 8 van de definitieve OVO staan de procedurenbepalingen. Hierin is geregeld in welke gevallen een ontheffing kan worden gevraagd en aan welke regels dan moet worden voldaan. In hoofdstuk 9 zijn de overgangs- en slotbepalingen overgenomen. In dit hoofdstuk is geregeld dat de huidige verordeningen voor de fysieke leefomgeving ook daadwerkelijk worden ingetrokken. Verder staat hierin het overgangsrecht, dit is aanvullend aan het overgangsrecht dat al in de Omgevingswet is opgenomen. Ten slotte wordt de inwerkingtreding geregeld en de citeertitel.