• No results found

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ORGAAN VAN DE

HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

(2)

Aold Hoksebarge

REDAKTIE:

ADMINISTRATIE:

W. E. ten Asbroek

F. G. M. Gebbink-Broekhuis J. G. L. Overbeeke

A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, 7481 HN Haaksbergen,

Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester Historische Kring Haaksbergen

„Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van de „Historische Kring Haaksbergen".

Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement f 15,— per jaar.

Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteurs.

Bestuur van de Historische Kring Haaksbergen

D. Jordaan J.G.H.zn.

J. G. L. Overbeeke

A. J. Temmink

B. E. Asbreuk W. E. ten Asbroek Mej. R. Brummelhuis F. G. M. Gebbink-Broekhuis H. J. J. ten Hagen

J. B. A. Leusink J. F. Overboek

Morsinkhofweg 34 Voorzitter Fazantstraat 13 Secretaris Eibergsestraat 108 Postrekening 2547699 Penningmeester Benteloseweg 23 Van Heemskerkstraat 11 Dr. Ariënsstraat 8 Kolenbranderweg 53 Mozartstraat 46 Nachtegaalstraat 13 Bevertstraat 14

7481 TT Haaksbergen tel. 11248

7481 BG Haaksbergen tel. 11634

7481 HN Haaksbergen

7482 PN Haaksbergen tel. 05405-214 7482 BS Haaksbergen tel. 14799 7481 JL Haaksbergen

7482 SE Haaksbergen 7482 VD Haaksbergen 7481 AT Haaksbergen 7481 CX Haaksbergen

tel. 13594 tel. 12559 tel. 13509 tel. 12023 tel. 11564

(3)

JAARVERSLAG 1982

Het hoogtepunt van dit verenigingsjaar was ongetwijfeld het verschijnen van deel IV van de serie Historie van Haaksbergen, dat onder de titel Veldnamen in Haaksbergen tevens deel 3 vormde van een serie Veldnamen in Overijssel, uitgegeven door de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Ge- schiedenis. Op 3 november werd het boek in een feestelijke door de gemeen- te Haaksbergen georganiseerde bijeenkomst in de trouwzaal van het gemeen- tehuis aangeboden aan burgemeester Drs. A. J. H. Stadhouders. De rijksar- chivaris van Overijssel, Mr. E. D. Eyken, hield in dit verband een warm plei- dooi voor het veldnamenonderzoek. Dankbaar was hij de plaatselijke belang- stellenden voor de hulp, die daarbij verleend werd. Ook de burgemeester sprak in zijn welkomstwoord zijn dank uit aan de veldwerkers en de schrij- vers van het boek.

Op zaterdag 12 juni vond dit jaar de eerste excursie plaats naar de Vliegbasis Twente met het daarbij gelegen historisch museum en de Hof Espelo. Het tweede uitstapje voerde op 9 oktober naar Stadtlohn. Beide tochten hadden veel belangstelling.

Er vonden dit jaar drie lezingen plaats:

1. Op l maart sprak de heer A. Wittgen over de ontwikkelingsgeschiedenis van het Twentse landschap.

2. Op 19 april sprak de heer G. J. Leppink over de Kerk van Haaksbergen en richter Dr. Joan van der Sluys.

3. Op 23 november hield de heer H . H . Achterhof een lezing met als titel

„Op en om het erf van de boerderij".

Op 31 december 1982 bedroeg het ledental van de Historische Kring 360.

VERENIGINGSNIEUWS

Op maandag 11 april j.l. hield de heer drs. G. J. Schutten, schrijver van het bekende boek „Varen waar geen water is" een lezing over de geschiedenis van de scheeepvaart in onze streek vanaf ca. 1300. De interessante causerie, die verhelderd werd met verschillende fraaie dia's en plaats vond in Hotel Morsinkhof, werd door de bijna 50 aanwezigen met grote aandacht beluis- terd.

Voorafgaand werd een korte jaarvergadering gehouden met de gebruikelijke agendapunten. Mej. R. Brummelhuis werd als bestuurslid herkozen. Aange- kondigd werden twee excursies in de komende zomer. Besloten werd tijdens lezingen voortaan niet meer te roken.

Het bestuur

(4)

1006

DE KLOKKEN IN DE TOREN VAN DE NED. HERV. KERK

Op woensdag 2 februari 1983 bezocht ik het archief van de N.H. Kerk.

te Haaksbergen, waar ik door de heer D. Jordaan te woord werd gestaan. De verlangde gegevens vond ik niet, maar wel deelde de heer Jordaan mee, dat de huidige klokken in de toren van de Ned. Herv. Kerk in 1950 met hulp van een lid van de familie Odink geplaatst konden worden. Ik zocht daartoe kontakt met de heer ir. M. H. Odink, die mij per brief van 9 maart 1983 de verlangde gegevens zond. Daar het nog geruime tijd kan duren, alvorens ik tot een publikatie „Torenklokken in Overijssel" zal komen, meen ik er goed aan te doen een en ander nu reeds in Aold Hoksebarge te publiceren. Het spreekt vanzelf, dat ik de heer M . H . Odink gaarne dank zeg voor zijn mede- werking alsmede de Kerkeraad, de Diakonie, de nazaten van ds. van Krieken en de koster, die speciaal daarvoor in de toren is geklommen.

In 1950 zijn de klokken in opdracht van de heer J. D. Odink, toenmalig pre- sident kerkvoogd, door van Bergen te Heiligerlee gegoten. Deze klokken zijn niet van een kroon voorzien. Ze werden naar aanleiding van de kerkrestaura- tie in 1950 geschonken, ze hebben geen versieringen en ze worden voor en na de kerkdiensten alsmede bij uitvaarten geluid. Op zondag 17 december 1950 zijn de klokken aan de Kerkvoogdij overgedragen, waarbij mevrouw Odink- van Tongeren door een druk op de knop eerst de kleine klok en daarna de grote in werking stelde.

De gegevens van de klokkken zijn als volgt:

1. de grote klok weegt 280 kg., heeft een diameter van 77 cm en geeft als toon de c2. Opschrift:

VAN BERGEN

MIJN STEM ROEPT ALS TOLK DE VADER HIERBOVEN ZIJN KINDEREN TER KERKE OM GODS NAAM TE LOVEN OCTOBER 1950

J.D.O. en E.v.T.

2. de kleine klok weegt 165 kg., heeft een diameter van 64 cm. en geeft de toon dis 2. Opschrift:

VAN BERGEN

OCH MOCHT IK EENS MET MIJN GESCHAL VERKONDIGEN OPRECHTE VREDE OVERAL OCTOBER 1950

J.D.O. en E.v.T.

De teksten voor beide klokken zijn bedacht door mevrouw Odink-van Ton- geren. Tot slot zij nog vermeld, dat de twee klokken afgestemd zijn op de drie van Bergenklokken in de Sint Pancratiustoren op de Markt. De klok- ken worden elektrisch geluid.

Rinus de Jong

(5)

DE TAAL VAN HAAKSBERGEN (LVI) BERNARD TE LINTELO (13)

Wi-j goat vedan:

Getjaan en Jannoa gongen, noo ze alles al eaven ezeene harren, ok es biej Eijsink kieken. Doar wazzen der wat an 't daansen en wat zatten der hier en doar um ne toafel. „Alloo Getjaan! Komt hier biej ons zitten. lej kont der nog wal biej tusgen met Jannoa!" reepen um een paar noaberjongs too, dee der al zatten met eure deerne. „Joa, dat doo we. Hoo meer zeelen, hoo meer vreugde!" Doar wodden edronken en eklonken en ezongen en e- schreeuwd. Joa dat geet zo, as 't jonge volk los is. Doar begon der eene te zingen: Daar reed er een ruiter al door het woud,

Wat vond hij er aan zijne wegen,

't Was een meisje pas achttien jaren oud en allemoale zongen ze merre, zoo good asse konnen.

„Jongs iej mosten der ok es biej etten, aanders hooi iej 't zingen neet vol", kwam Stoetentoonde der biej, den met nen korf vol möpkes rond leep um te verkoopen. ,J.ej mosten miej den heelen korf leug koopen, dan kon'k um weer vol halen. Iej loat ze oew mesken opetten en dan zui es preuven, wat 'n lekker, zeut mundeken asse her'. „Wat mok geven vuer de heele maande vol?" reep Jans oet 't Watergoor. Toone ston effen te prakkezeeren, krabden zik in 't hoar en zear too: „Nen riksdaalder mok der vuer hebben".

„Iej loat oew ok nog wal ofpingeln, zok deinken", zear Jans weerumme.

„Ik wil neet volle ofknibbeln, mer twee gulden", „'t Is vol te weinig, mer allah 't is ok mer éénmoal karmisse in 't joar" zeg Toone. „Iej zölt ze der vuer hebben". Allemoale grepen ze noo in de werre en haalden der nun buul met möpkes oet. Den korf was zoo leug. Jans haalden de knippe vuer den dag, gaf Toone twee kwartjes en stok de knippe weer in den noaszak. „Nee mien jongen, doar kom iej der neet merre of! Ik mot er nog nen daalder biej hebben. Ik hebbe ze oew vekof vuer twee gulden"

zeg Toone. „Iej hebt toch ooren an de kop Toone?" gaf Jans bescheed.

„Ik hebbe oew dudeluk genog ezeg, dak neet volle ofknibbeln wol, mer twee gulden, loat de aandern 't mer zeggen! Twee kwartjes komt oew too en gen cent meer. Wil iej ze neet annemmen, dat moi zelven wetten". De aandern zearen ok allemoale, dat Jans geliek harre. „Wiej de twee kwartjes, joa of nee?" „Nee, ik wil twee gulden hebben!" „Dan moi mer zeen, dai ze krieget, van miej zui ze neet hebben!" „Dat zak oew verd leeren!"

schreeuwden Toone en leep met den leugen korf en nen heiligen kop de stroate op.

Hee was nog neet lange weg, of doar kwamme ah weer an, mer noo wasse neet alleene, de veldwachter was biej um. „Jongs" zear te Kieft „wat heur ik, wil Jans neet betalen, wat ekof hef?" „Joawah" zeg Jans „ik wil wah betalen mer Toone wil 't geeld neet anpakken." „Wat is ter dan gebuerd?" En too vetelden Jans an den deender, hoo 't egoane was. „Is dat de woarheid,

(6)

1008

Toone?" vreeg te Kieft. „Joa zoo is 't gebuerd, mer ik meenen, datte miej twee gulden wol geven," zeg Toone. „Meenen lig in Vlaanderen, dat wet iej toch wah. As ik oew roan zol" zeg de veldwachter, „pakt de twee kwart- jes an, dan krieg iej wat oew too kump en aans krieg iej niks en 't is toch better wat as niks". Toone sputterden eers nog wal tegen, mer eandeluk stakke ze toch mer in den noaszak. Toote de duere oetgink, wasse in zik zelven an 't moppern en foetern. En gen wonder, want hee harre der schaa biej en 't was um ok vol te min of, dat den boer um doar effen biej den bok harre edoane. „Ai nog ees weer zukke goodkoope möpkes hebt Toone, komt er dan mer mèrre biej ons!" schreeuwden um de jonge moage nog achteran.

Wat Toone doarop zear koi neet good meer vestoan. Mans harre der wah zoovölle van eheurd, datte nen zaligen wuns harre oet esprokken, woarinne 't harre oever barsten en vretten. „Doar preuve wiej es op!" zear Jans, „'t kan'tlien!"

Stekelenborgs-Derk, den 'n joar of wat in de Pruuse harre warkt en ees wol loaten beuren datte ne mond vol Oolenkots-duuts kon, begon te zingen:

O Straszburg, o Straszburg!

Du wunderschone Stadt

Mer doar zong der gen eene mèrre en too heele van zelven weer op. Hee kon toch zoo na mooie zingen, met ne beevende stemme en nen roazenden oet- gaank. 't Was net of iej Piepert zienen ezel beurden. „Noo goawe daansen", zear Getjaan, nam Jannoa biej de haand en beide sprongen ze mèrre in 't ronde, al konnen ze den Duutsgen polka en den Mulderschots neet heele- moale daansen, zooas 't beurden. Ze harre toch wille, doar was 't ok karmis- se vuer. Ze gongen nog wal in meer harbargen, mer 't was ok al allemoale 't zelfde, 't Was oaveral: preuven, schreeuwen, blearen en daansen. Heuren en zeen zol oew vegoan, iej konnen oew eigen weurde hoaste neet vestoan.

Vuer dat ze noar 't hoes gongen, kof Getjaan nen grooten kooken biej den 'croam van „de Koste" oet Nee. Doar ston met mooie sokkerletters op

„Uit Liefde". Jannoa harre der schik van. En too sloogehe den arm der um- me hen en tradden ze met eur beiden op 't hoes an.

F. Gebbink-Broekhuis

WONINGEN OOSTENROT 1-10 (VI) HUIZEN lOa, lOben 10e

Op de in 1825 getekende percelen no's I 736 t/m 738 stonden overeenkom- stig het vérpondigsregister van 1602 vermoedelijk twee huizen. Op I 736 een huis bewoond door Hans ten Hoopen en op I 738 een huis bewoond door Hendrik Binckhorst. De historie van deze woningen is aanvankelijk erg duis- ter. Huis no. 10e op perceel I 736 werd door Hans ten Hoopen bij testament

(7)

van 14 december 1629 vermaakt aan zijn vrouw Fenne en aan „Godes Ar- men", de N.H. Diaconie. In hoeverre dit testament gerealiseerd is, is onbe- kend, want volgens de vuurstedenregisters van 1675 em 1682 woonde hier Gorris Werners, vermoedelijk een klein- of achterkleinzoon van de hierboven vermelde Hendrik Binckhorst. In de gerichtsprotocollen van 25 juni 1658 werd Gorris vermeld met zijn vrouw Griete Mullers. Hun zoon Jan Gorrissen Waanders huwde op 2 maart 1690 met Berentje Bassal Teutelink. Dit echt- paar verkocht op 26 januari 1697 hun ,Jiuisstede" I 736 aan Jan Jansen van der Sluys en diens vrouw Geertje Kuipers. Het huis of getimmerte was voor- dien verplaatst naar een plaats bij het Bouwmeestershuis. J. J. van der Sluys woonde op de achtergelegen Ruisschenborg en maakte van de huisstede met achterliggende gaarden een oprijlaan naar zijn villa.

Het huis no. lOb op perceel I 737 was in 1628 nog niet aanwezig. In 1645 was op deze plaats een huis, dat bewoond werd door Jan Werners, zoon van Hendrik uit no. 7. Jan was voor 24 maart 1645 getrouwd met Thadea Sana- grana, die voordien in concubinaat geleefd had met Berend Helmichs, zoals in de gerichtsprotocollen van deze datum vermeld wordt. Jan was een broer van Barthold Werners, de latere bewoner van huis no. 7 en van Fenneke Werners, die gehuwd was met pastoor Broekhuisen. Opvolger in huis no. lOb werd Jans zoon Franciscus Werners, die op 11 januari 1679 trouwde met Margaretha Cremers Alberts-dochter uit Diepenheim. Bij testament vermaak- ten zij hun huis en hof aan hun enige zoon Jan. Vier dochter kregen elk f 1200,—, voor die tijd een groot bedrag. Zoon Jan trouwde op 31 januari 1707 met Geertruid Waanders, dochter van Derk uit huis no. 11 en her- trouwde op 4 januari 1721 met Anna Wijnck, dochter van Berend uit Led- den (Dld.). Dit laatste echtpaar verkocht op 17 april 1730 de helft van hun huis no. lOb aan een broer van Jans eerste vrouw, genaamd Gerrit Derksen Waanders, die de eigendom op 22 februari 1735 doorverkocht aan Hendrika van der Sluys. De andere helft van huis lOb, die eigendom was van Jans onmondige kinderen uit zijn eerste huwelijk werd op 20 juli 1735 door deze eveneens verkocht aan Hendrika van der Sluys.

Van huis no. lOa op perceel 738 werd op 7 juli 1628 vermeld, dat Catharina Binckhorst-Rikkerink, vermoedelijk schoondochter van de hierboven vermel- de Hendrik Binckhorst, een huis met hof verkocht aan Lambert Potholdt, liggende tussen Henrick Michorius (no. 10) en Hans ten Hoopen (no. 10e).

Lamberts zoon, Gerrit Potholdt, trouwde als weduwnaar van Bertha Klein te Lintelo op 11 januari 1680 met een Anna Berendsen, weduwe var: Engbert Uytslach. Door dit tweede huwelijk verhuisde Gerrit Potholdt vermoedelijk naar de Zeedijk en verkocht hij no. lOa aan het echtpaar procureur Bar- thold Michorius en Geesken te Lintelo, die op 8 januari 1682 getrouwd wa- ren. Hun enige dochter Henrica trouwde op 26 december 1712 met Werner Ronneboom Claaszoon. In 1730 werd dit echtpaar nog genoemd, maar op 5 september 1737 verkocht de weduwe Henrica Ronneboom-Michorius het huis no. lOa aan Henrika van der Sluys voor f 1200,—. Deze was nu eigena- resse van de terreinen nrs. 737, 737a en 738.

(8)

lülC

Hciirica van der Sluys was de gefortuneerde dochter van de houthandelaar Jan van der Sluys, die op de Ruisschenborg woonde. Haar broer Johan,

•de Haaksbergse richter, had voor zich in 1720 de thans „Richtershuis" ge- naamde woning aan de Von Heijdenstraat gebouwd. Natuurlijk moest ook Henrica een kapitaal huis hebben en had daarom de genoemde percelen ge- kocht. Zij liet hierop een villa bouwen, genaamd „De Stoepe" die zijn naam vermoedelijk ontleende aan een fraaie ingangspartij. De gebeeldhouwde zandstenen deuromlijsting van deze werd in 1967 in de zijgevel van het hier- boven genoemde richtershuis geplaatst. Henrica huwde op 27 maart 1740 met de eveneens gefortuneerde Derk te Lintelo Hermanszoon. Bij de volks- telling van 1748 werden zij vermeld als Derk te Lintelo met vrouw en meid.

Kinderen hadden ze niet. Derk overleed na zijn vrouw op 25 juni 1776. Op 13 februari 1777 werd in het Haaksbergse gericht de inhoud van hun in 1755 opgemaakt testament bekend gemaakt. Erfgenaam van de Stoepe werd Har- mina Scholten, dochter van Derks zuster en zwager Cornelia te Lintelo en schoolmeester Willem Scholten. De waarde van de Stoepe werd getaxeerd op f 3500,— . Harmina was getrouwd met de commies en procurator Herman Rattink. Deze hadden een groot aantal kinderen, die echter geen van allen op de Stoepe gingen wonen. Zij verhuurden het huis, o.a. werd in 1795 Egi- dius Daniè'l Trip, ontvanger der landsmiddelen, als huurder vermeld. Eén van Rattinks kinderen, evenals zijn vader Herman geheten en ook commies, ver- kocht op 4 juli 1825 aan Derk Willem ter Hogt, timmerman, „het huis de Stoepe tot afbraak voor f1900,— en verder nog het bouw- of benedenhuis van de Stoepe met daarachter en terzijde liggende hof en ondergrond van de Stoepe zelf voor f 800,--."

Een week later op 11 juli 1825 verkocht Ter Hogt een hoekje grond van de Stoepe, groot ongeveer 2 roeden, aan de kooplieden Jude Wolf Levi Bloe- mendaal en Simon Izaak de Jongh, afgevaardigden van de Nederduitsch Is- raëlitische Gemeente van Haaksbergen. De verkoopprijs bedroeg f 200,—.

De afbraakmaterialen van de Stoepe werden op 27 augustus 1825 in 364 per- celen geveild. De opbrengst bedroeg slechts f 1810,96 1/2. Veel werd er door Joodse ingezetenen gekocht, blijkbaar met de bedoeling om de materialen te gebruiken voor de bouw van een kerkje, dat zij op het hoekje grond wilden plaatsen (Zie Historie der Kerken). Op 30 augustus van hetzelfde jaar werd bij kastelein Gerrit Morsinkhof (huis no. 11) het resterende bouwhuis met de daarachter en terzijde liggende hof, groot 12 roeden, geveild. Koper werd de hiervoor genoemde Juda Wolf Levi Bloemendaal voor f 950,—. Op 23 decem- ber veilde deze het bouwhuis „voor afbraak" in 164 percelen, die f 374,90 opbrachten. De grond werd op 8 augustus 1826 en later door Bloemendaal verkocht aan Derk Jordaan Janszoon. Derk Jordaans zoon Frederik Johan bouwde op dit terrein ca. 1860 de thans nog bestaande als notarishuis be- kend staande woning, Markt 7, sinds enige jaren eigendom van de gemeente Haaksbergen.

W. E. ten Asbroek - J. B. A. Leusink - J. G. L. Overbeeke

(9)

DE ERVEN BRUMMELHUIS IN BOEKELO (VI) HEEMEN OF TONNIS

Ook Egbert Wolberts, in 1694 gehuwd met Berendje ten Brummelhuis, kreeg uit de erfenis van zijn schoonvader Roelof een zevende deel Brummelhuis, waaruit het naar hem genoemd deel HEEMEN ontstaan is, dat later TöNNIS heette naar een volgende bewoner Tönnis Groothuis.

A. EGBERT WOLBERTS of WOLBERINK, zoon van Jan, Boekelo, gehuwd 1694 9/12 met BERENDJE BRUMMELHUIS, dochter van Roelof.

Kinderen:

1. ROELOF BRUMMELHUIS, zie B 2. Henricus Brummelhuis, peter in 1725 3. Hendrikje Brummelhuis, vermeld in 1743

De Wolberts waren kistemakers op de Kistert in Boekelo en hadden als bij- naam Heeme, vandaar dat Egbert in 1717 op Brummelhuis vermeld werd als Kistemakers Heeme. Uit een notitie in de protocollen van 25 mei 1696 blijkt dat hij Schutte of jachtopziener van de heer cp het Wegdam was. Op 11 mei 1696 leende hij f 175,— van de kinderen van Berend Havink op Schonen- borg, welke lening op 30 maart 1715 verhoogd werd tot f 325,—. Hij gaf toen een zevende deel Brummelhuis in onderpand. Op 27 augustus 1738 sloot hij een nieuwe lening van f 350,— af bij Wolter Pothof en loste de vo- rige af.

B. ROELOF TEN BRUMMELHUIS, overleden 1759 13/12, gehuwd 1724 10/9 met JANNA RIKKERINK, dochter van Jan te Boekelo.

Kinderen:

1. JOANNA BRUMMELHUIS, zie C

2. Jan Hendrik Brummelhuis, gedoopt 1725 18/12, gehuwd met NN, onderrichter te Diepenheim

3. Mogelijk Henrica Brummelhuis, meter in 1756 en Derk Brummelhuis, peter in 1761 en 1763

Roelof werd in het hoofdgeldregister van 1723 schutter van de heer van El- zen genoemd. In een brouw boek, waaruit zijn overlijdensdatum bh'jkt, heette hij jager van Elzen.

C. JOANNA BRUMMELHUIS, gedoopt 1725 16/12, begraven 1766 23/7, gehuwd 1756 4/1 met TöNNIS GROOTHUIS, zoon van Jan, Boekelo, die in 1768 14/2 hertrouwde met Hendrica ter Doest, overleden in 1801, dochter van Berend op Klein Breteler.

Kinderen uit het eerste huwelijk:

1. Egbertus Groothuis, gedoopt 1756 7/10, gehuwd 1786 12/2 met Jan- na ter Doest. Bouwman op Breteler Wönner in Boekelo.

2. Joannes Groothuis, gedoopt 1757 14/12

(10)

1012

3. Rudolphus Groothuis, gedoopt 1761 5/2 4. RUDOLPHUS GROOTHUIS, zie D 5. Joanna Groothuis, gedoopt 1766 17/4 Kind uit het tweede huwelijk:

6. Joannes Groothuis, gedoopt 1769 6/2

Tönnis Groothuis werd geboren op de Kanne in Boekelo en werd daarom meest Kannen Tönnis genoemd. Hij gaf de naam Tönnis aan het erve Hee- men, hoewel de Brummelhuis' peters en meters bij de doop van zijn kinde- ren nog tot 1763 „van Heeme" genoemd werden. Op 9 december 1777 leen- de Tönnis en Henrica f 400,— van koopman Gerrit Coster te Almelo en gaven Heemen of Klein Brummelhuis en zes schepel land in de Leemkuil tot onder- pand. De lening van Wolter Pothof werd ermee afgelost. Op 24 juni 1789 was Tönnis ziek en testeerde hij en zijn tweede vrouw. Eén derde van de na- latenschap was voor haar, één derde voor zoon Egbert en één derde voor zoon Roelof, die stiefmoeders portie na haar dood samen mochten delen.

De andere kinderen waren blijkbaar allen overleden. Tönnis werd echter weer beteren overleed pas 1799, 17 februari.

D. ROELOF GROOTHUIS, gedoopt 1763 12/3, gehuwd 1798 25/8 met Trijne Holthuis, die reeds eind 1800 overleed, waarop Roelof 1801 6/11 hertrouwde met JENNEKE MARKSLAG uit Oele onder Hengelo

Kind uit het eerste huwelijk:

1. Joannes, gedoopt 1799 22/11 Kinderen uit het tweede huwelijk:

2. WILHELMINA GROOTHUIS, zie E 3. Anna, gedoopt 1807 25/8

4. Arnoldus, gedoopt 1810 4/4 5. Arendina, geboren 1812 15/3 6. Engele, geboren 1814 27/12 7. Jan, geboren in 1820

De rentebetaling van de hypotheek aan G. Coster bleef vaak uit. Daardoor werd Tönnis op 18 april 1805 bij executoriè'le distractie verkocht aan de hypotheeknemer J. R. van Lennip Coster. Diens weduwe verkocht de boer- derij op 2 juni 1809 aam Gerrit Rouwenhorst op het Rouwenhorster Huuske in Boekelo, een nazaat van de onder „Roelof ten Brummelhuis of ten Kin- keier" vermelde Gerrit Rouwenhorst. De eerste Gerrit was in 1850 nog ei- genaar van Tönnis.

E. WILHELMINA GROOTHUIS, geboren 1804 28/12, overleden 1893 18/4, gehuwd 1835 13/6 met AREND BOTTERHUIS, geboren 1805 zoon van Engbert

F. ENGBERT BOTTERHUIS, geboren 1836 23/6, nog vermeld in het be- volkingsregister 1900/1920, gehuwd ca. 1870 met FENNEKE FRERIK SEN, geboren Diepenheim 1833 21/3, overleden 1874 21/2

(11)

met JOANNES BERNARDUS HUMMELINK uit Lichtenvoorde, gebo- ren 1874 23/9.

In het bevolkingsregister werd het echtpaar nog vermeld in 1920. Zij ver- trekken dan naar Buurse en Heemen of Tönnis werd afgebroken.

BRUMMELHUIZER HORST

De Kruisengaarden (nu Kroese) in Boekelo lag volgens de gerichtsprotocoUen van 1655 tussen de Brummelhuizer Horst en het erve Groothuisin Bentelo.

De Horst is een vroege ontginning in de marke, mogelijk gesticht door Brum- melhuis bewoners, gezien de naam Brummelhuizer Horst. Ten noorden van de Horst lag een gebied de Leemkuil, vermoedelijk zo geheten, omdat er leem gedolven werd voor de gevlochten wanden'van de oude losse huizen.

Op de Horst ontstond het erve Hors thuis (zie hieronder) én op de Leemkuil twee erven Annies en Pompe (zie ook hierna). Een vroege afstammeling van Horsthuis was Horst Gerrit en deze bewoonde een deel van Klein Brummel- huis, dat naar hem aanvankelijk Horst Gerritsplaatsje heette, maar later Schoenmaker genoemd werd. Dit deel Klein Brummelhuis behoorde niet tot de nalatenschap van Roelof ten Kinkeier, maar was reeds voordien van het oorspronkelijke Klein Brummelhuis afgescheiden.

HORSTGERRITSPLAATSJE, LATER SCHOENMAKER

A. HORST GERRIT, gehuwd ca. 1630 met NN, vermeld in de protocollen van 1651

B. AALTJE HORST, gehuwd ca. 1660 met JAN MEIJERINK alias BRUM- MELHUIS alias HORST JAN

Kinderen:

1. Wolter ten Brummelhuis, gehuwd 1681 9/10 met Anna te Grefte, dochter van Jan en hertrouwd 1695 18/6 met Anna van Nijkercke, weduwe van Jan in het Hag, dochter van Jan onder Delden. •

2. Gaken ten Brummelhuis, gehuwd 1684 30/11 met Hendrikje Vaan- holt, dochter van Hendrik, landbouwer o p-Horsthuis, zie aldaar.

3. GERRIT MEIJERINK, zie C

4. Jan Meijerink, zoon van Jan op het Brummelhuis, gehuwd 1700 10/2 met Geertje Rikkerink, dochter van Weimer

5. Berend Meijerink (onzeker). In 1707 vermeld als Sonder Berend, in 1714 als mede-bouwman op Sonder in Boekelo. In 1703 was hij borg voor Jans zoon Gerrit Meijerink.

6. Jenneke Meijerink, dochter van Jan op het Brummelhuis, gehuwd 1690 22/11 met Jan te Lintelo, zoon van Tijs, aan het Hobbenschot.

In 1667 besprak de weduwe van Roest Geert haar broer Horst Jan. Laatste werd in 1668 vermeld als meier van Andries Dull en Bernt Honhof, eigenaren van Klein Brummelhuis.

(12)

1014

C. GERRIT MEIJERINK, zoon van Jan op het Brummelhuis, gehuwd 21/10 met METTE TER SNAKENBORG, dochter van Derk.

Kinderen:

1. GEESKEN MEIJERINK, zie D.

2. Joannes Brummelhuis, gehuwd 1742 29/4 met Maria Rouhof. Land- bouwer op de Horsterie alias Klein Averbeeke alias Hubert in Bram- melo.

3. Henricus ter Horst, gedoopt 1710 22/1. Bij de doop van dit kind no- teerde de pastoor van het Slot bij Hengevelde als vader Gerhardus sutoris (schoenmaker) ter Horst.

Gerrit Meijerink alias ter Horst was dus schoenmaker en zijn beroep werd erfnaam. Op i 11 februari 1730 leende hij f 400,- van Arend Averbeeke en gaf zijn boerderij in onderpand.

D. GEESKEN MEIJERINK, gehuwd Delden 1727 19/1 met JANNES HAG- MAN alias Brummelhuis, zoon van Berend, Hengevelde.

Kinderen:

1. Bernardus Brummelhuis, gedoopt 1729 21/7, gehuwd 1753 15/7 met Frederica ten Heggeler, dochter van Arend uit Hengevelde. Deze woonde in het kerspel Goor en was voorvader van de Brummel- huizen op Snakenborg.

2. Jan Brummelhuis, gedoopt 1732 7/9, gehuwd 1760 2/3 met Aaltje ter Doest, dochter van Hendrik. Landbouwer op het Doester Schol- tenhuis in Boekelo.

3. Gertrudis Brummelhuis, gedoopt 1735 9/5, gehuwd 1760 9/7 met Jan ten Breteler in Boekelo.

4. Gerhardus Brummelhuis, gedoopt 1738 23/9.

5. GERHARDUS BRUMMELHUIS, zie E

6. Bernardina Brummelhuis, gedoopt 1741 27/10, overleden 1815 4/4, gehuwd 1768 10/4 met Weimer Kroese. Landbouwer op de Kroese in Boekelo.

7. Henrica Brummelhuis, gedoopt 1744 30/6.

E. GERRIT BRUMMELHUIS, gedoopt 1739 6/9, overleden 1819 16/12, gehuwd 1768 14/2 met DINA TEN BRUMMELHUIS, overleden 1822 27/2, dochter van Berend op Groot Brummelhuis.

Kinderen:

1. JOANNES HENDRIKUS, zie F.

2. Joannes Gerardus, gedoopt 1769 23/8.

3. Hermannus Brummelhuis, gedoopt 1771.13/5, gehuwd Delden 1797 20/10 met Eva Brummelhuis, dochter van Jan (zie Geuker). Zij her- trouwde 1801 18/8 met Jan Hendrik Mensink (zie Annies), J. H.

Brummelhuis was timmerman in de Blankenborg.

4. Bernardina, gedoopt 1774 27/12 5. Joanna, gedoopt 1777 27/11

6. Joanna, gedoopt 1781 12/10, gehuwd 1804 19/12 met Bernardus

(13)

Mensink van Annies (zie aldaar), overleden 1821 6/9.

7. Joanna, gedoopt 1785 14/3, overleden 1864 24/4, gehuwd 1816 24/5 met Jan Gerrit Groten.

F. JAN HENDRIK BRUMMELHUIS, gedoopt 1768 6/8, overleden 1838 11/5, gehuwd 1808 29/2 met BERENDINA MENSINK, dochter van Jannes (Annies), overleden 1843 5/3.

G. BERNARDINA BRUMMELHUIS, gedoopt 1808 17/2, overleden 1874 28/3, gehuwd 1832 24/2 met HERMAN HERMELINK, geboren 1798 te Hengelo (O).

H. JAN HENDRIK HERMELINK, geboren 1844 13/8, overleden 1913 18/10 ten gevolge van een val uit het slop, gehuwd ca. 1868 met ALEI- DA ROUWELER, geboren 1845 31/12. Als weduwe vertrekt zij 4 augus- tus 1914 naar Stad Delden.

J. Reeds vanaf 1910 21/12 werd het erve bebouwd door het echtpaar JAN LANSINK en GERHARDA GERRIDINA TEN VREGELAAR, die in het bevolkingsregister van 1920 nog op Schoenmaker vermeld werden.

Thans is J. A. B. Brouwer bewoner van het erve.

HORSTHUIS

Van de oudste bewoners van Horsthuis is weinig bekend. In 1659 werd Horst Herman vastgelegd in de protocollen. Van hem is bekend, dat hij Herman Booink heette en in 1641 gehuwd was met Lyse te Lintelo, zuster van Tijas te Lintelo. Het echtpaar testeerde op 13 oktober 1664 en daarbij was sprake van huwelijksvoorwaarden van 10 mei 1641. Omdat er in het testament geen sprake is van kinderen, waren deze er niet of niet meer. In 1674 werd een Hendrik, bouwman in de Horst vermeld. Gezien de namen van zijn kinderen heette deze Hendrik ten Vaanholt en met hem beginnen we de stamreeks op Horsthuis.

A. HENDRIK TEN VAANHOLT alias HORST HENDRIK, gehuwd ca.

1660 met NN Kinderen:

1. HENDRIKJE TEN VAANHOLT, zie B

2. Mette ten Vaalholt, dochter van wijlen Hendrik aan het Brummel- huis, gehuwd 1699 6/8 met Jan ten Korte Kinkeier, zoon van Geert.

B. HENDRIKJE TEN VAANHOLT, dochter van Hendrik aan het Brummel- huis, gehuwd 1684 30/11 met GAKEN TEN BRUMMELHUIS alias HORST GAKEN, zoon van Jan, geboren op het Horst Gerritsplaatsje.

Kinderen:

l. AALTJE TEN BRUMMELHUIS of HORST, zie C

(14)

1016

2. Hermken ten Brummelhuis, dochter van wijlen Gaken, gehuwd 1732 6/7 met Jan Hannink, zoon van Harmen uit Brammelo.

3. Gerrit Horst, ongehuwd, testeerde 1753 13/8 op Horsthuis ten gun- ste van Aaltjes kinderen, Jan, Hendrik, Gerrit, Engele en Janna.

C. AALTJE HORST, gehuwd 171119/3 met RUTGER ANNINK, zoon van . Gaken uit Bekkum.

Kinderen:

1. Johanna, gedoopt 171924/2 2. Gerardus, gedoopt 1721 31/10 3. Joanna, gedoopt 1724 2/1 4. Joanna, gedoopt 1726 18/2 5. Gertrudis, gedoopt 1728 27/11

6. Gerardus (tweeling), gedoopt 1731 4/5, gehuwd 1757 17/4 met Aal- tje Scherphof

7. JOANNES (tweeling), zie D.

8. Henricus, gedoopt 1733 23/12

9. Engele Horst, vermeld in 1753, meter in 1758

Op 7 mei 1733 leende Rutger Annink alias Horst Rutger f 1700,— van Hen- drica van der Sluijs, waarvoor hij Horsthuis en twee pas aangekochte Tonnis- gaardens in onderpand gaf.

D. JAN HORST, gedoopt 1731 4/5, gehuwd 1756 21/11 met JANNA TER HASSELT uit Woolde onder Delden en hertrouwd 1764 1/1 met Aaltje Duist van Duisman in Brammelo.

Kinderen uit het eerste huwelijk:

1. JOANNA HORSTHUIS, zie E

2. Ludgerus Horsthuis, gedoopt 1758 12/4 3. Aleida Horsthuis, gedoopt 1761 13/3

Jan Horst leende op 11 november 1755 f 2000,- van Catharina Muntz, wel- ke lening op 11 juli 1774 door hem verlaagd werd tot f 1700,—.

E. JOANNA HORSTHUIS, gedoopt 1759 15/4, gehuwd 1787 14/1 met BERNARDUS ROOSINK van de Deldener Es onder Delden, die in 1799 22/10 hertrouwde met Berendina ter Beek.

Kinderen uit het eerste huwelijk:

1. Bernardus, gedoopt 1788 28/5 2. JOHANNA HORSTHUIS, zie F 3. Berendina, gedoopt 1793 1/2

F. JOHANNA HORSTHUIS, gedoopt 1790 18/1, gehuwd 1813 20/5 met HERMAN DOESSCHATE uit Delden.

G. GERRIT JAN DOESSCHATE, geboren 1815 26/5, overleden 1872 29/12, gehuwd 1841 5/9 met REINELLA KEMERINK, dochter van

1

(15)

Gerrit, geboren 1814 19/6, overleden 1871 2/2.

H. JOHANNES DOESSCHATE, geboren 1853 22/7, ca. 1890 gehuwd met HENDRIK A TEN ELZEN, geboren 1861 10/11.

Hun 1894 12/4 geboren zoon GERRIT JAN DOESSCHATE werd erfop- volger.

LEEMKUIL POMPERIJ

Zoals, onder BLEUMER vermeld verkocht Gerrit ten Rouwenhorst, erfge- naam van Roelof ten Kinkeier alias Brummelhuis, op 20 mei 1727 de halve Leemkuil aan Jan Vonders en zijn vrouw Maria Elferink. Jan Vonders heette eigenlijk te Lintelo, maar werd naar zijn vader Arend in Hengevelde Vonders genoemd.

A. JAN TE LINTELO, zoon van Arend, Hengevelde, gehuwd 1715 11/8 met MARIA ELFERINK, dochter van Lambert uit Usselo en hertrouwd in 1718 9/7 als Jan Leemkuil met MARIA RUITER, die ook Van 't Brook, Brookhuis en Brookkate genoemd werd.

Kind uit het eerste huwelijk:

1. Lambertus, gedoopt 1717 28/7 Kinderen uit het tweede huwelijk:

2. Lamberdina, gedoopt 1718 29/11 3. Joanna, gedoopt 1724 19/3 4. Joanna, gedoopt 1725 23/6 5. Joannes, gedoopt 1727 23/11

Om de ,koop te financieren leende Jan te Lintelo in 1727 f 175,— van Jan Kleinsman en gaf de halve Leemkuil met de woning daarop in onderpand. Hij woonde dus voordien al op de Leemkuil, wat ook blijkt uit zijn naam Jam Leemkuil bij zijn huwelijk in 1718. Uit een brouwboek blijkt, dat Jan ten Brummelhuis de Pompe overleed op 6 maart 1761, zijn tweede vrouw op 14 oktober 1766 en dochter Lamberdina op l maart 1766. Zoon Jan en dochter Janna bleven ongehuwd en zij verkochten op 25 februari de Pomperij voor f 500,— aan Arend ter Haar en diens vrouw Janna Elferink, zie B.

B. AREND TER HAAR uit Deldenerbroek, gehuwd 1773 24/1 niet JANNA ELFERINK, overleden in 1799, uit Holthuizen en hertrouwd 1800 13/6 met Elisabeth de Witte van Essink in Brammelerbroek, die 1810 1/8 overleed zonder kinderen na te laten. Wel was uit het eerste huwelijk op 5 april 1784 een kind geboren, maar dat overleed reeds op 18 mei d.a.v.

Om de aankoop van de Pompe of Pomperij te financieren leende Arend op 8 februari 1781 f750,- van Werndly te Oldenzaal. Rentebetaling bleef natuur- lijk vaak uit en dit leidde tot gerichtelijke verkoop van het erve aan J. W. Ra- cer, schoonzoon van Werndly. Op 5 november werd deze eigenaar. Sinds ca.

(16)

1018

1808 woonde op de Pomperij ook Herman Volmerink, die op 17 februari 1787 met Hendrika Vonders, weduwe van Hendrik Wenderman in Bentelo getrouwd was. Daardoor werd Herman bouwman op Wenderman. Toen zijn vrouw overleed hertrouwde hij met Aleida de Witte, zuster van de hierboven vermelde Elisabeth, en verhuisde naar de Pomperij. Uit het laatste huwelijk overleed op 11 oktober 1809 een 2-jarige zoon Berend Jan en werd op 19 januari 1810 een zoon Jan geboren. Vermoedelijk zijn omstreeks 1818 zowel de familie Arend ter Haar als Herman Volmerink alias Wenderman op de Pomperij uitgestorven. Arend had in 1816 nog 30 el smal doel geweven voor Jan Smits, fabrikeur te Haaksbergen, maar deze vermeldde kort na deze aan- tekening in zijn koopmansboek „dood en weg". Van 1818 tot 1826 werden door Smits Roelof Visscher en vrouw als bewoners van de Pomperij geno- teerd. Bij de volkstelling van 1830 woonden er de gezinnen van Gerrit Fran- ken en Jan Groothuis, eigenaar was toen Herman Doesschate, de bouwman van Horsthuis. Door een grenscorrectie, die officieel pas in 1837 zijn beslag kreeg, maar in feite al voor 1825 had plaats gevonden, zoals uit de kadaster- kaart blijkt, kwam de boerderij in de gemeente Ambt Delden te liggen.

LEEMKUIL ANNIES

Zoals onder Bleumer gezien, verkocht Hendrik Gerritsen ten Rouwenhorst op 20 mei 1727 een gedeelte Leemkuil aan het echtpaar Hendrik Vonders en Fenneke ten Holthuis. Ook Hendrik was een te Lintelo en broer van Jan Vonders op de Pomperij. Hij leende f 225,- van Jan Kleinsman en gaf zijn huis en land als onderpand. Ook hij woonde dus al voor 1727 als pach- ter op de Pompe. Reeds op 9 december van hetzelfde jaar verkocht Hendrik zijn erf aan dezelfde Kleinsman, maar bleef er als diens meier wonen. Op 24 november 1746 kocht hij van Gaken ten Brummelhuis op de Geuker een stuk land, dat Gaken nog in de Leemkuil bezat. De prijs bedroeg f 395,—, maar Hendrik leende f 550,- van Berent ter Braak, vermoedelijk om nog wat te kopen of schulden af te doen.

A. HENDRIK TE LINTELO, alias Vonders alias Annies, gehuwd Delden 1718 8/4 met FENNEKE TEN HOLTHUIS uit Deurningen. Volgens het R.K. trouwboek Hengevelde kwam zij uit Hasselo, parochie Olden- zaal. Onbekend is, waarom Hendrik de bijnaam Annies droeg.

Kinderen:

1. JENNEKEN, zie B

2. Roelof, gehuwd 1746 18/3 met Harmina Leferink uit Eppenzolder.

Ook deze kreeg de bijnaam Annies.

3. Lambertus, RK gedoopt 17 22 7/11 4. Reynardus, RK gedoopt 1725 6/8 5. Reynarda, RK gedoopt 172718/7 6. Aleida, RK gedoopt 1730 15/1 7. Hermina, RK gedoopt 1732 30/1

(17)

B. JENNEKE BRUMMELHUIS d.v. Hendrik, gehuwd 1744 26/12 met BE- REND MENSINK uit Driene onder Enschede.

Kinderen:

1. Janna Mensink, gehuwd 1770 8/7 met Gerrit Lonink uit Beckum 2-. Hermina Mensink, meter in 1776

3. JANNES MENSINK, zie C

4. Fenna Mensink, gehuwd 1775 2/3 met Hendrik Hofmeijer uit Bente- lo

5. Gerrit Mensink, gehuwd 1782 2/4 met Hermina Mors. Landbouwer op Mors of Klein Snakenborg in Boekelo.

6. Hendrik Mensink, gehuwd 1780 4/5 met Janna ten Brummelhuis van de Bleumer. Landbouwer op het Slag van Kamphuis in Bentelo

Omdat Berend Mensink in tegenstelling met zijn vrouw en de meeste van zijn nazaten niet katholiek was, werden zijn kinderen niet in de kerk op het Slot bij Hengevelde gedoopt. Hij was behalve landbouwer ook tapper of „uitslij- ter" zoals hij vermeld staat. Zijn huis brandde in 1769 af. Op 31 mei 1780 kon Berend zijn boerderij kopen van Jan Kleinsman, waartoe hij f 600,—

van Gerrit Coster te Almelo leende.

C. JANNES MENSINK, zoon van Annies Berend, gehuwd 1771 1/9 met DINA HOFMEIJER uit Bentelo.

Kinderen:

1. Jan Hendrik Mensink, RK gedoopt 1772 5/7, gehuwd 1801 18/8 met Eva Brummelhuis, weduwe van Herman Brummelhuis, zie ook Schoenmaker.

2. BEREND MENSINK, zie D

3. Jan Mensink, RK gedoopt 1778 23/11

4. Bernardina Mensink, RK gedoopt 1781 8/3, gehuwd 1808 27/2 met Jan Hendrik Brummelhuis, zie ook Schoenmaker.

5. Herman Mensink, RK gedoopt 1783 9/5

6. Joanna Mensink, RK gedoopt 1786 20/6, gehuwd met Arend ter Braak in Bentelo.

7. Stephanus Mensink, RK gedoopt 1789 8/11

Jannes had de hypotheek van Gerrit Coster overgenomen. In 1800 was het weer zo laat, de rente was niet betaald en dus werd de boerderij door de erf- genamen Coster op 13 oktober van dat jaar openbaar verkocht. Op 10 no- vember 1801 slaagde Jannes er echter in f 1000,— te lenen van de weduwe Berent ter Meulen te Gronau en gebruikte dit geld „tot wederlosse" van zijn erf.

D. BEREND MENSINK of Annies, RK gedoopt 1776 25/7, overleden 1821 6/9, gehuwd 1804 19/12 met JOHANNA BRUMMELHUIS (zie aldaar), overleden 1832 1/2.

(18)

1020

Kinderen:

1. Jan Hendrik, geboren ca. 1805 2. Herman, geboren ca. 1807 3. Berendina, geboren ca. 1810 4. Johanna, geboren ca. 1812

Berend kon op 30 september 1810 het erve Annies „tegen kostcontract" vanA zijn vader overnemen. Door de hiervoor vermelde grenscorrectie tussen Haaksbergen en Ambt Delden kwam de boerderij op l maart 1837 in de laatstgenoemde gemeente te liggen.

W. E. ten Asbroek - J. G. L. Overbeeke KLEINE VOORVALLEN (X)

De drost van Twente Willem Bentinek, hoewel geen drost van Haaksbergen, had soms toch aanklachten tegen Haaksbergers.

Op 20 juni 1712 begon hij een proces tegen Jan Ernstink te Buurse over

„uittrekking van limitatien, paelingen offte steenen". Blijkbaar had deze wat aan zijn grond toegevoegd door de grens te verleggen. Op 16 juni 1714 was men er nog over aan het rechten.

Op 28 november 1712 sprak men over Assink bij de Assinkbrug. Men had evengoed kunnen schrijven Assinkbrug bij Assink. Voor een ter plaatse niet bekende was beide even onduidelijk. En toch zeggen wij nu nog Assink in het Assinkbos en dan weten de Hoksebargers, wie en wat bedoeld is.

Blijkbaar verhevigde in het begin van de 18e eeuw de plagerij van protestan- ten en katholieken. Op 10 mei 1713 vroeg Engelbert ter Kuile, die zelf katholiek gedoopt was en om zijn vrouw protestant geworden, verhoor van personen van de Roomse religie. Ook zijn advocaat verlangde, dat zij eerst

„alle mentale reservatien, indulgentien soo eenigsins het pausdom moghte meede komen te brengen, sullen hebben af f te s weeren".

Op 11 december 1713 werd vastgelegd, dat Berend Helmich, hofmeier te Borne, erfgenaam van wijlen pastoor G. Beer was. Helmich had de nalaten- schap gedeeltelijk- reeds verkocht ter plaatse van het sterfhuis, blijkbaar te Haaksbergen en de rest van de inboedel met paard en wagen weggevoerd.

Pas toen kwam men tot de ontdekking dat pastoor Beer 100 daalder geleend had van de weduwe Wissink te Haaksbergen, die daartoe reeds op 8 maart van hetzelfde jaar beslag had laten leggen op de inboedel. Wie de fout ge- maakt had, vermeldt de historie niet.

Claas Klein Rutbeek leverde op pinkstermaandag 1713 61 pond lammer- wol aan Jan Horstink voor 6 1 / 2 stuiver per pond. Op 12 maart 1714 was er nog niets betaald en kwam Claas in het Haaksbergse gericht verhaal halen.

W. E. ten Asbroek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geerstraat, Gasthuisstraat, Klompstraat, Schaesbergerweg en Kerkplein en voorts ook enkele weggedeelten in een paar gehuchten. Alleen in het centrum van het dorp

'Uiterlyk birmen veertien dagen na ontvangst dezer, zullen de Inspecteurs der nabuurige wegen ons hunne voorstellingen doen toekomen, wegens het getal der

Hier kwam het onderscheid tussen allodium (het kasteel) en leen (de Leenhof) · tot uitdrukking. Ook wijzen de laatgoederen van Palemig, die aan het kasteel

punten iets méér constructiefs op verantwoorde wijze kan worden be- toogd. Een pogin g om in de XIe - XIVe eeuw van Heerlen door te dringen voorziet bovendien

zondigd en hierop maakte deze bepaling geen uitzondering. De opgelegde boete per overtr eding bedroeg voor het Land van Valkenburg drie goud gulden , hetgeen voor

De meeste weversfamilies zijn in vergetelheid geraakt. S•lechts de familie EIJMAEL is algemeen hekellid gebleven.. Dit huis omvatte de tegenwoordige aan de

Hij ziet kronkelende slingerplanten in eindeloos netwerk, rose, satijnen, violette en grauwe bomen, honderden soorten palmen rank en hoog, recht als corinthische

"Conen, Anna Caecilia Viander". Uit de doopacte blijkt wel duidelijk, dat de ouders van afkomst zeker niet tot de adel behoord hebben. Het zou daarom