• No results found

Nader onderzoek fauna Drempel 1 en 2, Oosterbeek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nader onderzoek fauna Drempel 1 en 2, Oosterbeek"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Drempel 1 en 2, Oosterbeek

Arnhem, 23 oktober 2013

(2)

Colofon

Titel : Nader onderzoek Fauna

Subtitel : Drempel 1 en 2, Oosterbeek

Projectnummer : 13.019

Datum : 23 oktober 2013

Veldonderzoek : R. Pelzer

Auteur(s) : E. W. A. Janssen & R. Pelzer Goedgekeurd door : T. Kooij

Opdrachtgever : De Vaart - Vierbeek College Contactpersoon : E. Ooms

Bezoekadres : Tivolilaan 205

Postbus : 2

Postcode : 6800 AA Arnhem Telefoon : 026-8454583

info@ekoza.nl www.ekoza.nl

Ekoza is lid van het Netwerk Groene Bureaus: www.netwerkgroenebureaus.nl

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4

2. Wettelijk kader ... 5

2.1 Flora- en faunawet ... 5

3. Gebiedsbeschrijving ... 7

3.1 Gebiedsbeschrijving ... 7

3.2 Voorgenomen ingreep ... 8

4. Onderzoeksmethode ... 10

4.1 Veldonderzoek ... 10

4.1.1 Huismussen ... 10

4.1.2 Vleermuizen... 10

4.2 Uitwerking en rapportage ... 11

5. Resultaten ... 12

5.1 Huismus ... 12

5.2 Vleermuizen ... 12

5.3 Boominspectie... 13

6. Conclusies en aanbevelingen ... 14

6.1 Huismussen ... 14

6.2 Vleermuizen ... 14

6.3 Boominspectie... 14

Bronnen ... 15

Literatuur ... 15

Websites ... 15

(4)

1. Inleiding

Twee schoolgebouwen, Drempel 1 en 2, op het J.P. Heijeterrein aan de Utrechtseweg te Oosterbeek zullen worden gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe school. Eén van de haalbaarheidsstudies die hiervoor dient te worden uitgevoerd is toetsing aan de natuurwet- en regelgeving. In het kader van de Flora en faunawet is het van belang om inzichtelijk te krijgen of er beschermde planten- en/of dieren voorkomen, en welk effect de

werkzaamheden op deze soorten kunnen hebben.

Uit eerder onderzoek van BILAN (rapport 2007/130) en de Zoogdiervereniging VZZ (rapport 2008.60) is gebleken dat nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is. De quickscan update die Ekoza heeft uitgevoerd in april 2013 heeft bevestigd dat de gebouwen (nog steeds) geschikt zijn voor vleermuizen, maar daarnaast ook voor huismussen. Naast de sloop zullen enkele bomen worden gekapt. Inspectie van deze bomen op mogelijk aanwezige jaarrond beschermde verblijfplaatsen (m.n. holten/horsten) dient eveneens plaats te vinden.

De Vaart - Vierbeek College heeft Ekoza gevraagd nader ecologisch onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van vleermuizen en huismussen, naast een boominspectie.

Deze rapportage geeft de bevindingen van dit onderzoek.

In hoofdstuk 2 staat het wettelijke kader uiteengezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het onderzoeksgebied en de voorgenomen ingrepen. Hoofdstuk 4 geeft een korte

beschrijving van de onderzoeksmethodes die gebruikt zijn. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van het onderzoek vermeld en getoetst aan de Flora- en faunawet. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen gegeven.

(5)

2. Wettelijk kader

In dit hoofdstuk wordt in het kort het wettelijk kader en de toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen beschreven. Bij de bescherming van natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.

De gebiedsbescherming is reeds besproken in de quickscan Flora en Fauna (Ekoza, april 2013). Hieruit blijkt dat de werkzaamheden geen negatieve effecten veroorzaken in het kader van de Natuurbeschermingswet.

2.1 Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet vormt het wettelijke kader voor bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, zoals de Vogelwet, de Jachtwet, de Wet bedreigde uitheemse diersoorten en een deel van de

Natuurbeschermingswet (soortbescherming). Tevens is de Flora- en faunawet het nationale wettelijke kader waarin de bepalingen van EU-richtlijnen op het gebied van

natuurbescherming (soorten) zijn omgezet naar nationaal recht. Doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen.

Hiertoe is een groot aantal plant- en diersoorten beschermd. In principe mogen er geen handelingen worden uitgevoerd die schadelijk zijn voor de soort. Van de verbodsbepalingen is onder bepaalde voorwaarden een ontheffing mogelijk. Voor alle soorten geldt er een

‘zorgplicht’: een ieder dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren.

Verbodsbepalingen volgens de Flora- en faunawet:

Artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.

Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.

Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.

Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.

Daarnaast is artikel 13 eventueel nog van belang in verband met verplaatsen van soorten. Het vervoeren en onder zich hebben van beschermde inheemse soorten is verboden.

(6)

Zorgplicht volgens de Flora- en faunawet:

Artikel 2: 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Algemene Maatregel van Bestuur

Middels een Algemene Maatregel van Bestuur is de regelgeving rond de Flora- en faunawet nader ingevuld. Het belangrijkste gevolg is dat de procedures bij ruimtelijke ingrepen en bij bestendig gebruik en beheer aanzienlijk eenvoudiger worden, aangezien voor de meest algemene soorten er een vrijstelling van de verbodsbepalingen komt (voor onder meer ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer). Bij het toepassen van de Flora- en faunawet wordt voortaan een onderscheid gemaakt in drie categorieën van beschermde soorten:

Tabel 1: De algemene beschermde soorten waarvoor ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig gebruik en beheer een vrijstelling zonder nadere voorwaarden geldt.

Tabel 2: De bedreigde beschermde soorten: voor een aantal soorten planten en dieren geldt een strikter beschermingsregime. Omdat ze in Nederland als bedreigd worden beschouwd. Vrijstelling geldt als op basis van een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Tabel 3: De strikt beschermde soorten: alle vogelsoorten alsmede plant- en diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten (genoemd in Bijlage 1 van het betreffende besluit). Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling ten aanzien van de verbodsbepalingen in artikelen 8, 9, 11 en 12, mits men werkt op basis van een door de minister goed gekeurde gedragscode. Voor het overtreden van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen is voor aangewezen bedreigde soorten altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ontheffing kan alleen worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is, er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang en er geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn kan alleen nog ontheffing verkregen worden voor een belang dat is opgenomen in de Habitatrichtlijn. Hierdoor kan geen ontheffing meer aangevraagd worden op basis van ‘werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling’. Voor vogels kan alleen nog ontheffing verkregen worden op grond van een belang dat staat in de Vogelrichtlijn. Dit houdt in dat ook geen ontheffing meer aangevraagd kan worden op basis van ‘dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten’.

(7)

3. Gebiedsbeschrijving

3.1 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied is gelegen aan de Utrechtseweg 316 te Oosterbeek, gemeente Renkum, in de provincie Gelderland. De te onderzoeken schoolgebouwen Drempel 1 en 2 zijn gesitueerd aan de zuidkant van het Jan Pieter Heije terrein (figuur 1). Jan Pieter Heije is een

orthopedagogisch behandelcentrum voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen.

Ten westen grenst het plangebied aan een bosrijk gebied, dat onderdeel is van de Veluwe.

Aan de oostkant grenst het aan een woonwijk van Oosterbeek. Direct ten oosten van het plangebied staan recent gebouwde woningen.

Figuur 1. Het Jan Pieter Heije terrein met in de gele cirkels Drempel 1 (onder) en Drempel 2 (boven).

Bron: Google Maps

Beide gebouwen zijn laagbouw, waarbij Drempel 2 een pannendak heeft en Drempel 1 een plat dak. Figuur 2a en b tonen een impressie van het plangebied en de directe omgeving.

Figuur 2a. Impressie van het plangebied.Links de Drempel 2, rechts Drempel 1.

(8)

Figuur 2b. Impressie van het plangebied. Onderste foto's tonen de woningen uit de directe omgeving.

3.2 Voorgenomen ingreep

Het Jan Pieter Heije terrein is de afgelopen jaren heringericht. Daarbij zijn in een aantal fasen verschillende gebouwen gesloopt en heeft er nieuwbouw plaats gevonden. De laatste fase (4, zie figuur 3) moet nog uitgevoerd worden en omvat de sloop van de schoolgebouwen

Drempel 1 en 2, alsmede uitbreiding van de Ireneschool. Enkele bomen rondom de

Drempels 1 en 2 zullen eveneens worden gekapt. Na de sloop zal er een nieuw schoolgebouw worden gerealiseerd op de plek van de oude twee gebouwen.

(9)

Figuur 3. Plattegrond van het Jan Pieter Heije terrein. De schoolgebouwen Drempel 1 en 2 bevinden zich in de groene cirkel.

(10)

4. Onderzoeksmethode

4.1 Veldonderzoek

Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden tussen april en september 2013. Daarbij is onderzoek gedaan naar het voorkomen van huismussen en vleermuizen.

4.1.1 Huismussen

In de schoolgebouwen bevindt zich gelegenheid voor nesten van huismussen. Gaten tussen en aan de rand van de dakpannen bieden op meerdere plekken toegang tot de ruimte tussen het dakbeschot en de dakpannen.

Bij het onderzoek zijn de richtlijnen uit de Soortenstandaard van Dienst Regelingen (2011) gevolgd. Er is twee maal een inventarisatie uitgevoerd in de ochtenduren tussen 1 april en half mei. Daarbij is gelet op aanwezige huismussen rond en op de gebouwen en hun gedrag.

Alleen huismussen die territoriaal gedrag of anderszins broedindicerend gedrag vertoonden, werden genoteerd.

4.1.2 Vleermuizen

Het veldonderzoek voor de inventarisatie van vleermuizen is in 2013 volgens het vigerende Vleermuisprotocol uitgevoerd. De inventarisaties zijn uitgevoerd in de periode van mei tot en met september 2013.

In bovengenoemde periode zijn er vier ronden uitgevoerd om de aanwezige

vleermuissoorten te inventariseren. Er is twee keer in de kraamtijd en twee keer in de paartijd gecontroleerd. Het onderzoek in de kraamtijd vond plaats in de avond van 4 juni en de ochtend van 18 juni. Het onderzoek in de paartijd vond plaats in de avond van 22

augustus en 11 september. De weersomstandigheden waren in alle gevallen geschikt voor vleermuisonderzoek (droog en warmer dan 10 graden met weinig wind).Tussen de verschillende veldbezoeken zat minimaal 10 dagen. Zie ook tabel 1.

Het veldwerk is te voet uitgevoerd. Voor de inventarisatie is gebruik gemaakt van een batdetector met time-expension (Petterson D240x).

Kraam-/zomerverblijven

Globaal kan de periode van 15 mei tot en met 15 juli worden aangehouden voor de kraamtijd. Dit is wel afhankelijk van de weersomstandigheden. Bij mooi weer zullen

vleermuizen (met name gewone dwergvleermuis) al voor 15 mei actief zijn. Gedurende deze periode zijn twee veldbezoeken (4 en 18 juni) gebracht. Tijdens de bezoeken is onderzoek gedaan naar alle potentiële aanwezige vleermuissoorten. Er was sprake van een avond- en een ochtendronde. De verblijfplaatsen zijn namelijk over het algemeen beter te vinden in de ochtenduren, omdat de vleermuizen dan de neiging hebben om gedurende circa een half uur (afhankelijk van de soort) te gaan zwermen rondom de invliegopening. Gedurende deze periode vliegen ze een aantal keren langs hun invliegopening waarbij de invliegopening een aantal keren wordt aangetikt voordat ze naar binnen gaan.

(11)

Globaal kan de periode van 15 augustus tot en met 15 september worden aangehouden voor de vleermuispaartijd. In de paartijd zijn twee veldbezoeken (18 augustus en 11 september) in de late avond gebracht. Hierbij is onderzocht of er paarverblijfplaatsen in het

onderzoeksgebied aanwezig zijn. Tijdens de paartijd roepen de mannetjes van enkele vleermuissoorten, waaronder de gewone dwergvleermuis, gedurende bijna de gehele nacht vanuit hun paarverblijfplaats om de aandacht van vrouwtjes.

Winterverblijven

Met een batdetector kunnen vleermuizen in de winter niet worden opgespoord, omdat de dieren dan niet vliegen en zich meestal bevinden op nauwelijks onderzoekbare plekken zoals bv. spouwmuren. De winterverblijven kunnen echter wel in de paartijd worden gevonden.

Rond middernacht vindt in de paartijd zwermgedrag plaats op plekken waar massaal overwinterd wordt. Meerdere dieren zwermen daar rond middernacht en als het grote winterverblijven zijn, wordt er zelfs de hele nacht gezwermd.

Tabel 1. De omstandigheden tijdens de veldbezoeken

Datum Tijd Weer Wind

10 april 08.00u-10.00u Droog, helder,10°C W2

14 mei 07.30-09.30u Korte regenbui op einde bezoek, 12°C ZW3

4 juni 20.50u-23.15u Helder, 15°C N2

18 juni 03.10u-05.10 Helder, 12°C NO2

22 augustus 21.20u-23.20u Lichte regen, na 21.45u droog. 19°C ZW1 11 september 20.55u-22.55u Bewolkt maar droog, 15°C NW2

4.2 Uitwerking en rapportage

Toetsing aan de Flora- en faunawet (soortbescherming)

Onderzocht wordt of de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden, een ontheffing noodzakelijk is en of daaruit voortvloeiende verplichtingen in de vorm van mitigatie of compensatie noodzakelijk zijn. Hierbij is onderscheidt gemaakt in tabel 1 soorten en de tabel 2 en 3 soorten van de Flora- en faunawet.

Voor de tabel 1 soorten geldt een algehele vrijstelling voor het overtreden van enkele verbodsbepalingen wanneer sprake is van bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik of van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.

Wel geldt te allen tijde de zorgplicht (zie paragraaf 2.1).

Voor tabel 2 soorten, en bij bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting is het mogelijk om met een door het ministerie van MEZ goedgekeurde

gedragscode te werken. Als de beschreven maatregelen van een goedgekeurd gedragscode in acht worden genomen, is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.

De tabel 3 soorten zijn strikt beschermd. Indien er verbodsartikelen overtreden gaan worden is een ontheffing nodig.

(12)

5. Resultaten

De werkzaamheden die uitgevoerd zullen worden kunnen effect hebben op beschermde soorten. Dit onderzoek is gericht op de aanwezigheid van huismus en vleermuizen en de mogelijke invloed van de werkzaamheden op deze soorten. Daarnaast heeft er een inspectie plaatsgevonden van de te kappen bomen op mogelijk aanwezige vaste, jaarrond beschermde verblijfplaatsen, zoals boomholten of roofvogelhorsten.

5.1 Huismus

Veldonderzoek

Er zijn tussen april en eind juni geen huismussen waargenomen rond de scholen. In deze periode zijn de mannetjes duidelijk hoor- en zichtbaar aanwezig. De eerste twee ronden zijn speciaal in de ochtend afgelegd voor deze vogel.

Effectenbeoordeling

Omdat de huismus niet binnen de invloedsfeer van onderhavig initiatief aanwezig is, zal er ook geen overtreding van de Flora- en faunawet voor deze soort kunnen optreden. Eventuele ontheffingsaanvragen of mitigatie zijn daarmee niet aan de orde.

5.2 Vleermuizen

In de kraamtijd werden vijftal foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen rond de Drempels op de avond van 4 juni . Uitvliegers werden niet waargenomen. Daarnaast was er ook sprake van drie overvliegende laatvliegers, rond 21.30u van noord naar zuid. Ook een rosse vleermuis vloog over vanuit dezelfde richting, rond 21.15u. Twee grootoorvleermuizen werden in de bosrand kort foeragerend gehoord en gezien. Na 23.00u werden er geen vleermuizen meer waargenomen.

In de vroege ochtend van 18 juni werden drie gewone dwergvleermuizen foeragerend rond de Drempel 1 gehoord en gezien. Ook vlogen er diverse exemplaren over (zuid naar

noord)maar er was geen sprake van vleermuizen die zwermgedrag vertoonden of invlogen.

Het was stil vanaf 4.30u rond de scholen, de tijd dat juist het meeste zwermgedrag wordt vertoond. In dezelfde zuid-noord richting werden ook overvliegende laatvliegers

waargenomen.

In de paartijd was er sprake van een nu en dan roepend mannetje gewone dwergvleermuis rond de schoorsteen van Drempel 1. Intensiteit was laag, maar mogelijk bevindt zich er een paarverblijf rond deze schoorsteen. Er was sprake van 4-6 foeragerende gewone

dwergvleermuizen in de bosrand en boven het pleintje. Een grootoor werd wederom waargenomen in dezelfde bosrand achter Drempel 1.

In september werd het roepende mannetje gewone dwergvleermuis niet meer gehoord. Wel waren er maximaal tien gewone dwergvleermuizen rond het groen en met name Drempel 1 aan het foerageren. Twee tot drie jagende ruige dwergvleermuizen werden eveneens gehoord deze avond op diverse plaatsen in het plangebied. Kort werd een overvliegende

(13)

activiteit rond de Drempel 2.

Effectenbeoordeling

Er is geen sprake van een zomer- of kraamverblijf van vleermuizen in de scholen. Er is eveneens geen sprake van een paarverblijf van enige vleermuissoort. Een laag intensief roepend mannetje gewone dwergvleermuis in de eerste ronde, was afwezig in de tweede ronde en de roepjes hebben een sociale functie gehad.

5.3 Boominspectie

De bomen die bij de ingreep zullen verdwijnen bevatten geen mogelijkheden voor vaste verblijf-/rustplaatsen van roofvogels, vleermuizen of andere boombewonende beschermde soorten. Er was in deze bomen geen sprake van holten, grote nesten of loszittende schors.

(14)

6. Conclusies en aanbevelingen

Aan de hand van het voorgaande kan een aantal conclusies worden getrokken en worden aanbevelingen gegeven voor de te nemen vervolgstappen.

6.1 Huismussen

In het plangebied zijn geen huismussen aanwezig. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig.

6.2 Vleermuizen

Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied. Ook is er geen essentiële vliegroute of foerageergebied van vleermuizen aanwezig in het plangebied. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig. Daarmee zijn er ook geen

mitigatiemaatregelen in de vorm van bijvoorbeeld verblijfsmogelijkheden in de nieuwbouw, aan de orde.

6.3 Boominspectie

De bomen die bij de ingreep zullen verdwijnen bevatten geen mogelijkheden voor vast verblijf-/rustplaatsen van roofvogels, vleermuizen of andere boombewonende beschermde soorten. Er was in deze bomen geen sprake van holten, grote nesten of loszittende schors.

In het kader van de Flora- en faunawet dient wel de kap buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden, tenzij een laatste vogelnestinspectie, net vóór de kap uitwijst dat er geen sprake van nesten is. Dit geldt ook voor de verwijdering van struiken in het broedseizoen.

(15)

Bronnen

Literatuur

 Broekmeyer, M.E.A., F.G.W.A. Ottburg en F.H. Kistenkas, 2003. Flora- en faunawet, Toepassing van artikel 75 in de praktijk. Alterra, Wageningen.

 Kapteyn, K. 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding.

Schuyt & Co, Haarlem.

 Soortenstandaard huismus. Dienst Regelingen, dec. 2011. LNV loket.

Websites

 www.rijksoverheid.nl

 www.google.nl/maps

 www.netwerkgroenebureaus.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige

De zorg, bedoeld in artikel 191, eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, gelet op

De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen

De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora

De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora

De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen

‘Ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk

Hierin staat dat “dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt,