• No results found

Neuralgische amyotrofie bij neonaten: een zeldzame, vaak gemiste diagnose?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Neuralgische amyotrofie bij neonaten: een zeldzame, vaak gemiste diagnose?"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

6

220

NEUROLOGISCHE OBSERVATIE

1anios kindergeneeskunde, afdeling Kindergeneeskunde, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam (thans ASO Kindergeneeskunde, Universitair Ziekenhuis Antwerpen), 2neuroloog, afdeling Neurologie, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam, 3kinderarts MDL, afdeling Kindergeneeskunde, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam.

Correspondentie graag richten aan: dhr. J.P.A. Samijn, neuroloog, Maasstad Ziekenhuis, afdeling Neurologie, Maasstadweg 21, 3079 DZ Rotterdam, e-mailadres: SamijnJ@maasstadziekenhuis.nl

Belangenconflict/financiële ondersteuning: geen gemeld.

Trefwoorden: amyotrofische schouderneuralgie, Erbse parese, neuralgische amyotrofie, Parsonage Turner, plexus-brachialisneuritis.

Keywords: neuralgic amyotrophy, Erb’s palsy, Parsonage Turner, brachial plexus neuritis.

Ontvangen 23 juni 2017, geaccepteerd 14 mei 2018.

Neuralgische amyotrofie bij neonaten:

een zeldzame, vaak gemiste diagnose?

Neuralgic amyotrophy in neonates: a rare and frequently missed diagnosis?

Mw. dr. D.H.M. Heppe1, J.P.A. Samijn2, dr. M. Groeneweg3

INLEIDING

Een bovenste-plexuslaesie gaat gepaard met een beperkte exorotatie van de schouder, abductie en anteflexie van de arm, en in ernstige gevallen extensie van de pols (zie Figuur 1A, pagina 221). Bij een onderste-plexuslaesie ontstaat de

karakteristieke klauwhand als gevolg van paralyse van de intrinsieke handspieren en flexoren van pols en vingers (zie Figuur 1B, pagina 221). Bij een gecombineerde laesie is er sprake van een totale paralyse van de arm. Plexus-brachialis- uitval kan ontstaan als gevolg van tractie, compressie, SUMMARY

Neonatal brachial plexus impairment is often caused by obstetrical trauma. However, brachial plexus im- pairment may have other causes. One of the rarer causes is idiopathic neuralgic amyotrophy (INA). INA affects both children and adults. Incidence rates of neuralgic amyotrophy in children are unknown. In the current literature, around 60 cases have been descri- bed. We discuss 3 neonates who presented several weeks to months postpartum with a painful, proxi- mal paresis of the arm. INA was considered the like- ly diagnosis. Through these cases, we create a bet- ter understanding of the possible causes of subacute neonatal brachial plexus impairment and more specific of INA.

SAMENVATTING

Neonatale plexus-brachialisuitval wordt meestal veroorzaakt door obstetrisch trauma. Plexus- brachialis uitval kan echter ook andere oorzaken hebben. Een zeldzamere mogelijke oorzaak is neu- ralgische amyotrofie (NA). NA komt voor bij zowel kinderen als volwassenen. Incidentiecijfers van NA bij kinderen zijn onbekend. In de huidige literatuur zijn ongeveer 60 casus beschreven. In dit artikel worden 3 zuigelingen besproken die zich enkele weken tot maanden postpartum presenteerden met een pijnlijke, proximale parese van de arm. Differen- tiaaldiagnostisch werd sterk gedacht aan NA. Aan de hand van deze 3 patiënten wordt meer inzicht geboden in de differentiaaldiagnose van subacute neonatale plexus-brachialisuitval en het ziekte- beeld NA.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(6):220-4)

(2)

221

infiltratie of inflammatie. Neonatale plexus-brachialisuitval is meestal het gevolg van obstetrisch trauma. Een acute Erb- se parese wordt gezien bij 1,5 per 1.000 geboortes.1 Van an- dere oorzaken van plexus-brachialisuitval bij neonaten is de prevalentie veel lager, hoewel exacte cijfers ontbreken (zie Tabel 1). Wanneer er sprake is van een pijnlijke parese en een subacuut beloop moet differentiaaldiagnostisch gedacht worden aan een fractuur, epifysiolyse, hematoom of infectie.

Wanneer er geen aanwijzingen zijn voor trauma of lokale infectie moet worden gedacht aan neuralgische amyotrofie (NA). Wanneer een pijnlijke parese ontstaat na een infectie is de diagnose NA zelfs vrij waarschijnlijk. In recent pros- pectief onderzoek werd de incidentie onder volwassenen in de huisartspraktijk geschat op 1 per 1.000.2 Deze observatie doet vermoeden dat de aandoening vaak niet onderkend wordt. Incidentiecijfers van NA bij kinderen zijn onbekend.

In dit artikel wordt toegelicht waarom de diagnose overwo- gen moet worden als een neonaat zich presenteert met een subacute, pijnlijke, proximale monoparese aan de arm.

CASUSBESCHRIJVING

Patiënt 1 betreft een neonaat van 4 weken oud, die polikli- nisch werd gezien vanwege een slappe rechterarm en pijn bij aankleden. De patiënt was à terme geboren na een ongecom- pliceerde zwangerschap en had een geboortegewicht van 3.870 gram. De partus vond plaats middels vacuümextractie en de patiënt had een goede start. Postnataal bewoog de patiënt de rechterarm normaal, wat met foto’s werd beves- tigd. Er was nooit een hematoom of zwelling gezien. Vanaf de leeftijd van 2,5 week kon de patiënt de arm niet meer te- gen de zwaartekracht heffen en aankleden leek pijnlijk. Bij lichamelijk onderzoek lag de rechterarm enigszins in en- dorotatie en de rechterpols in flexie (zie Figuur 2A). Bewe-

ging van de rechterschouder was pijnlijk. Actieve flexie van de onderarm was verminderd, de deltoideusspier en de polsextensoren werden niet actief aangespannen. De moro- reflex was asymmetrisch ten nadele van rechts, de biceps- peesreflex (BPR) was -2/-2, de tricepspeesreflex (TPR) -2/-2 en de voetzoolreflexen waren symmetrisch indifferent. Bij palpatie waren claviculae beiderzijds intact.

Er werd een expectatief beleid gevoerd. Vanwege bezwaar van de ouders werd geen elektromyografie (EMG) verricht.

Na één maand namen de verschijnselen af; de arm was min- der pijnlijk en de kracht herstelde. Na 3 maanden was de zwakte bijna volledig verdwenen.

Patiënt 2 betreft een neonaat van 3 weken oud, opgenomen op de afdeling Kindergeneeskunde in verband met sepsis.

Tijdens de opname viel een slappe rechterarm en -hand op, evenals pijn aan de rechterarm bij oppakken. De patiënt was à terme geboren na een ongecompliceerde zwangerschap en had een geboortegewicht van 3.360 gram. De partus was vlot verlopen. Op de tweede dag postpartum ontwikkelde de patiënt koorts. De bloedkweek toonde een S. aureus, waarvoor 3,5 week intraveneuze antibiotische behandeling volgde. Zoals ook op foto’s te zien was, had de patiënt de rechterarm in de eerste 2 levensweken normaal bewogen. Bij eerder onderzoek door verschillende kinderartsen was geen parese gezien. Bij lichamelijk onderzoek stond de rechter- pols evident in flexie. Beweging van de rechterschouder en bovenarm was pijnlijk. Er was een parese van de deltoideus- spier en armflexoren. Bij de mororeflex flecteerde de rechter- arm niet, de BPR was 0/0, de TPR 0/0 de voetzoolreflexen waren symmetrisch indifferent. Aan de humerus en clavicu- lae waren geen fracturen palpabel. Een echo van de schou- der toonde geen bijzonderheden. Een echo van het cerebrum liet geen intracraniële bloeding zien. Er werd een expectatief beleid gevoerd. Na 2 maanden werd nog steeds een asym- metrisch bewegingspatroon gezien ten nadele van de rech- terarm (zie Figuur 2B). Na 3 maanden was het beeld nage- noeg volledig hersteld.

Patiënt 3 betreft een bijna 4 maanden oude zuigeling die plots haar linkerarm niet meer kon optillen. Er was geen trauma opgetreden. Armbewegingen waren pijnlijk, waar- voor de moeder paracetamol gaf. De patiënt was prematuur en dysmatuur geboren bij 34 weken en 4 dagen. Het beloop postpartum was ongecompliceerd. Bij lichamelijk onderzoek lag de linkerarm in endorotatie en werd een proximale pare- se van de linkerarm gezien (zie Figuur 2C). De kracht van de hand was normaal. De TPR en BPR waren 0/0. Aan de benen was de kracht symmetrisch en normaal, de kniepeesreflex was 0/0 en de voetzoolreflexen waren beiderzijds indiffe- FIGUUR 1. A. Erbse parese, B. Klumpke parese.

A. B.

(3)

6

222

NEUROLOGISCHE OBSERVATIE

rent. Het gelaat bewoog symmetrisch. De patiënt kreunde bij aankleden. Bij het EMG kon van de linker n. medianus en n. radialis geen sensorische actiepotentiaal gemeten wor- den, wel een (trage) motorische respons. Overig onderzoek en onderzoek van de rechterarm was niet afwijkend. Een echo en MRI van het cerebrum waren niet afwijkend. Een liquorpuntie werd niet verricht. Bij de poliklinische controle enkele weken later waren de verschijnselen afgenomen.

BESPREKING

De 3 beschreven patiënten presenteerden zich met een pijn- lijke, proximale parese van de arm weken tot maanden post- partum. Zowel het beloop in de tijd als het pijnlijke karakter deed aan NA denken. Direct postpartum was er geen zwak- te van de armen. Een Erbse parese zou de verloskundige of gynaecoloog opgevallen moeten zijn, maar kan gemist wor- den. Van alle patiënten waren echter foto’s van de eerste le- vensweken beschikbaar waarop een normale armfunctie zichtbaar was. Bij patiënt 1 werd bij de uitdrijving gebruik- gemaakt van vacuümextractie. Omdat de rechterarmfunctie in de eerste weken postpartum normaal was, is partustrau- ma niet de meest waarschijnlijke oorzaak. Bij patiënt 2 ver- liep de partus volledig ongecompliceerd, waardoor partus- trauma als verklaring onvoldoende is. Wel was er sprake van een infectie. De eerste dagen postpartum waren er naast de koorts geen klinische tekenen van een septische artritis of osteomyelitis, maar die kunnen subklinisch verlopen. De klachten van de arm ontstonden echter pas in de derde le- vensweek. Het is niet waarschijnlijk dat een septische artri- tis of osteomyelitis ontstaat gedurende 3 weken intraveneu- ze antibiotica of pas na 3 weken leidt tot een pseudoparese door pijn. Een para-infectieuze oorzaak met een reële plexopathie lijkt bij deze patiënt waarschijnlijker. Bij patiënt 3 was er postpartum zelfs in de eerste 3 maanden sprake

van een normale armfunctie. Gezien de kans op pijn gaven de ouders van 2 patiënten geen toestemming voor het ver- richten van een EMG, waardoor er geen elektromyografische ondersteuning van de diagnose NA kon worden verkregen.

FIGUUR 2. A. Patiënt 1. De rechterarm ligt enigszins in en- dorotatie, de elleboog in extensie en de pols in flexie. B. Patiënt 2. Op de leeftijd van 2 maanden blijft de rechterarm achter.

C. Patiënt 3. De linkerarm ligt in endorotatie en er is sprake van een proximale parese.

TABEL 1. Oorzaken van neonatale plexus-brachialisuitval ingedeeld naar etiologie.

Neurologisch Niet-neurologisch

Schouderdystocie/Erbse parese Fractuur clavicula/humerus

Neoplasma Hematoom

Polyradiculitis (auto-immuun, infectieus) Osteomyelitis

Neuralgische amyotrofie Septische artritis

Cervicale ruggenmerglaesie Epifysiolyse humerus

Erfelijke drukneuropathie

(4)

223

De klinische presentatie en het beloop, zonder alternatieve verklaring, maakten de diagnose waarschijnlijk. NA is een klinische diagnose die zonder aanvullend onderzoek gesteld kan worden, hoewel voorzichtigheid is geboden bij heel jonge kinderen.

NA is een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door pijnklachten van de schoudergordel gevolgd door mul- tifocale parese en atrofie. De aandoening wordt ook wel plexus-brachialisneuritis of Parsonage-Turnersyndroom ge- noemd. Hoewel recent onderzoek de incidentie onder vol- wassenen rond de 1 op 1.000 schatte, zijn er van kinderen met NA wereldwijd nog maar 60 gevallen beschreven.3,4 Het meest typerende in het klinisch beeld is de scherpe, bran- dende pijn in de schouder waarmee het zich manifesteert. In de daaropvolgende dagen tot weken ontstaat motorische en sensibele uitval in het innervatiegebied van de plexus bra- chialis. Bij kinderen worden de uitvalsverschijnselen slechts in twee derde van de gevallen voorafgegaan door pijnklach- ten. Afwezigheid van pijn sluit de diagnose NA dus niet uit.

Er kunnen milde gevoelsstoornissen zijn, wat bij kinderen niet goed vast te stellen is. De ernst van het ziektebeeld kan sterk variëren. Bij kinderen verloopt NA veelal milder dan bij volwassenen. Een bilaterale presentatie komt bij kinderen zelden voor. NA komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes, en er zijn 2 leeftijden waarop de incidentie piekt: de grootste piek wordt gezien binnen de eerste 8 levensweken, de twee- de van 7 tot 15 jaar.3 Vanaf de schoolleeftijd (de leeftijd waarop men een voorkeurshand ontwikkelt) is de rechter- arm vaker aangedaan.3

De oorzaak van NA is onduidelijk en waarschijnlijk multifac- torieel. NA wordt vaak voorafgegaan door koorts, een vacci- natie of een luchtweginfectie. Dit suggereert dat auto-immu- niteit een rol speelt. Bij meer dan een kwart van patiënten werden anti-gangliosideantistoffen aangetoond.5 Dit wijst op

‘molecular mimicry’ zoals bij het Guillain-Barrésyndroom.6

Mogelijk spelen ook genetische en biomechanische factoren een rol. De neonatale patiënten die Host et al. samenvatten hadden veelal voorafgaand een osteomyelitis of een septi- sche artritis van de schouder of de humerus.3 Dit suggereert dat niet alleen biomechanische factoren, zoals perinatale tractie op de schoudergordel, maar ook para-infectieuze fac- toren een rol spelen bij NA op neonatale leeftijd.

NA is een klinische diagnose. EMG kan een geleidingsstoor- nis van de bovenste plexus aantonen en lokaliseren. Bij pati- enten met geringe verschijnselen kan het EMG echter nor- maal zijn. Bovendien is een EMG bij een zuigeling moeilijk uitvoerbaar en beperkt betrouwbaar. Het EMG wordt daar- om vooral gebruikt om andere oorzaken van een perifere pa- rese uit te sluiten.7 Beeldvormend onderzoek kan nodig zijn om centrale of focale pathologie, zoals een fractuur, epifysio- lyse of neoplasma (hemangioom, sarcoom, teratoom, neuro- blastoom, neurofibroom) uit te sluiten. Bij ongeveer 25% van de patiënten worden bij laboratoriumonderzoek tekenen van een voorgaande infectie, een licht verhoogde concentratie creatinekinase of verhoogde leverenzymwaarden gevonden.

In de liquor kan het eiwitgehalte licht verhoogd zijn, wat ook kan passen bij een infectieuze of auto-immuunpolyradiculi- tis.5 Per patiënt moet worden afgewogen welk diagnostisch onderzoek bijdraagt aan het stellen van de diagnose.

De behandeling van NA bestaat uit pijnbestrijding, rust en fysiotherapie. In een retrospectieve case-serie van volwassen NA-patiënten leek een hoge dosis prednison effectief in het verminderen van de pijnklachten en het bevorderen van her- stel.8 In Japan werd in een kleine retrospectieve studie een positief effect gezien van intraveneuze immuunglobuline en methylprednisolon.9 Van geen enkele behandeling is de ef- fectiviteit echter overtuigend bewezen.10 De prognose van NA is bij kinderen beter dan bij volwassenen. Een review van 59 pediatrische patiënten toonde volledig herstel bij 63% van de kinderen na gemiddeld 8 maanden.3 Onder de AANWIJZINGEN VOOR DE PRAKTIJK

1 Neuralgische amyotrofie (NA) komt ook voor bij zuigelingen.

2 Onder kinderen kent NA een piekincidentie in de eerste 8 levensweken.

3 De precieze oorzaak van NA is onbekend. Een auto-immuunreactie na infectie speelt waarschijnlijk een rol.

4 NA is een klinische diagnose. Beeldvormend onderzoek en elektromyografie kunnen nodig zijn om andere pathologie uit te sluiten.

5 De behandeling van NA bestaat uit pijnbestrijding, rust en fysiotherapie. Er zijn aanwijzingen dat een hoge dosis prednison pijnklachten vermindert en herstel bevordert.

(5)

6

224

NEUROLOGISCHE OBSERVATIE

leeftijd van 8 weken herstelden 9 van de 11 kinderen volle- dig (82%) in een gemiddelde follow-uptijd van 3,8 maanden.

Neonatale NA herstelt dus sneller en vollediger.

CONCLUSIE

NA is een neurologische aandoening die ook bij zuigelingen voorkomt. Wanneer bij een pijnlijke, proximale parese van de arm geen aanwijzingen zijn voor partustrauma, een he- matoom, een fractuur, epifysiolyse of focale infectie moet gedacht worden aan NA. Op jonge leeftijd kan pijn ontbre- ken. Bij lichamelijk onderzoek, evenals op EMG, valt een multifocale uitval van individuele zenuwen of takken van de plexus brachialis op. De behandeling is ondersteunend, hoewel hoge dosis corticosteroïden de pijn mogelijk vermin- deren en herstel bespoedigen.

REFERENTIES

1. Chauhan SP, Blackwell SB, Ananth CV. Neonatal brachial plexus palsy: inci- dence, prevalence, and temporal trends. Semin Perinatol 2014;38:210-8.

2. Van Alfen N, van Eijk JJ, Ennik T, et al. Incidence of neuralgic amyotrophy (Parsonage Turner syndrome) in a primary care setting--a prospective cohort

study. PloS One 2015;10:e0128361.

3. Host C, Skov L. Idiopathic neuralgic amyotrophy in children. Case report, 4 year follow up and review of the literature. Eur J Paediatr Neurol 2010;14:467-73.

4. Jain S, Bhatt GC, Rai N, et al. Idiopathic brachial neuritis in a child: A case report and review of the literature. J Pediatr Neurosci 2014;9:276-7.

5. Van Alfen N, van Engelen BG. The clinical spectrum of neuralgic amyotrophy in 246 cases. Brain 2006;129:438-50.

6. Goodfellow JA, Willison HJ. Antiganglioside, antiganglioside-complex, and antiglycolipid-complex antibodies in immune-mediated neuropathies. Curr Opin Neurol 2016;29:572-80.

7. Van Alfen N, van Engelen BG. Neuralgische amyotrofie. Een praktische up- date. Tijdschr Neurol Neurochir 2007;108:161-9.

8. Van Eijk JJ, van Alfen N, Berrevoets M, et al. Evaluation of prednisolone treat- ment in the acute phase of neuralgic amyotrophy: an observational study. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:1120-4.

9. Naito KS, Fukushima K, Suzuki S, et al. Intravenous immunoglobulin (IVIg) with methylprednisolone pulse therapy for motor impairment of neuralgic amyotrop- hy: clinical observations in 10 cases. Intern Med 2012;51:1493-500.

10. Van Alfen N, van Engelen BG, Hughes RA. Treatment for idiopathic and he- reditary neuralgic amyotrophy (brachial neuritis). Cochrane Database Syst Rev 2009;(3):CD006976.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hiervoor wordt onderzocht of er in het bloed antistoffen aanwezig zijn tegen deze ondergroepen.. Als dit het geval is, zorgt het ziekenhuislaboratorium ervoor dat donorbloed

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, bel dan gerust naar de spoedeisende hulp:. 0413 - 40

In het centrum van Venray en Best is Acer cam- pestre ‘Zorgvlied’ als leiboom (geschoren haag- vorm op stam) toegepast door Boomkwekerij Ebben.. Vanwege de beperkte ondergrondse

Focale vulvitis komt voornamelijk voor bij jonge vrouwen en geeft klachten als branderige pijn in en/of om de vagina, gevoeligheid bij druk, en roodheid van het slijmvlies bij

Een residu-arme voeding zorgt ervoor dat het lichaam zo min mogelijk ontlasting produceert en/of voor een makkelijkere passage van de ontlasting.. Dit kan nodig zijn bij een

Deze sling moet u gedurende drie weken dragen.. Adviezen

Zo stelt de Hoge Raad dat – wanneer het binnen een VvE gebruikelijk is om bijvoorbeeld een besluitenlijst of notulen van een vergadering rond te sturen – uitgangspunt is

Uw gynaecoloog voelt hoe wijd de vagina is en bepaalt welke maat en welk model pessarium voor u geschikt is.. Uw gynaecoloog plaatst het pessarium in uw vagina (schede): aan