• No results found

Vlasrootlaan 8, Aalst. rapport 3551

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vlasrootlaan 8, Aalst. rapport 3551"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

rapport 3551

(2)
(3)

Vlasrootlaan 8, Aalst (gemeente Waalre)

Een Bureauonderzoek

J. Huizer

(4)

Colofon

ADC Rapport 3551

Vlasrootlaan 8, Aalst (gemeente Waalre) Een Bureauonderzoek

Auteur: J. Huizer

In opdracht van: Vermeer Architecten BV

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 6 februari 2014

Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Status onderzoek: definitief

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Autorisatie:

R.M. van der Zee

ISSN 1875-1067

ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email info@archeologie.nl

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting 5

1 Inleiding en administratieve gegevens 7

2 Bureauonderzoek 7

2.1 Doelstelling en vraagstelling 7

2.2 Methodiek 8

2.3 Resultaten 8

2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie 12

3 Aanbeveling 13

Literatuur 13

Geraadpleegde websites 13

Lijst van afbeeldingen en tabellen 13

(6)
(7)

Samenvatting

In opdracht van Vermeer Architecten BV heeft ADC ArcheoProjecten in december 2013 ten behoeve van de nieuwbouw van een woonhuis een bureauonderzoek uitgevoerd voor de locatie Vlasrootlaan 8 te Aalst (gemeente Waalre).

Op basis van het bureauonderzoek worden op een eventueel aanwezig voormalig

dekzandoppervlak (al dan niet bedekt door stuifzand) resten van onder meer jachtkampementen, nederzettingen en begravingen verwacht.

ADC ArcheoProjecten adviseert om een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek (IVO-O) uit te voeren. Dit heeft als doel het bepalen van de gaafheid en de diepteligging van het potentiële archeologische niveau. Indien uit het booronderzoek blijkt dat het potentiële archeologische niveau volledig verstoord is of dat de laag stuifzand dikker is dan circa 1,5 m (en het archeologische niveau zich dieper bevindt dan de ontgravingsdiepte), is geen verder onderzoek noodzakelijk.

Wanneer er uit het booronderzoek geen aanwijzingen zijn dat het potentiële archeologische niveau verstoord is, of dat zich dit dermate ondiep onder de oppervlakte bevindt, dat er aantasting dreigt voor eventuele archeologische resten, dan zal hierna een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) noodzakelijk zijn.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

(8)

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Afkorting Tijd in jaren Nieuwe tijd NT 1500 - heden Middeleeuwen: XME 450 – 1500 na Chr.

Late Middeleeuwen LME 1050 - 1500 na Chr.

Vroege Middeleeuwen VME 450 - 1050 na Chr.

Romeinse tijd: ROM 12 voor Chr. – 450 na Chr.

Laat-Romeinse tijd ROML 270 - 450 na Chr.

Midden-Romeinse tijd ROMM 70 - 270 na Chr.

Vroeg-Romeinse tijd ROMV 12 voor Chr. - 70 na Chr.

IJzertijd: IJZ 800 – 12 voor Chr.

Late IJzertijd IJZL 250 - 12 voor Chr.

Midden-IJzertijd IJZM 500 - 250 voor Chr.

Vroege IJzertijd IJZV 800 - 500 voor Chr.

Bronstijd: BRONS 2000 - 800 voor Chr.

Late Bronstijd BRONSL 1100 - 800 voor Chr.

Midden-Bronstijd BRONSM 1800 - 1100 voor Chr.

Vroege Bronstijd BRONSV 2000 - 1800 voor Chr.

Neolithicum (Jonge Steentijd): NEO 5300 – 2000 voor Chr.

Laat-Neolithicum NEOL 2850 - 2000 voor Chr.

Midden-Neolithicum NEOM 4200 - 2850 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum NEOV 5300 - 4200 voor Chr.

Mesolithicum (Midden-Steentijd): MESO 8800 – 4900 voor Chr.

Laat-Mesolithicum MESOL 6450 - 4900 voor Chr.

Midden-Mesolithicum MESOM 7100 - 6450 voor Chr.

Vroeg-Mesolithicum MESOV 8800 - 7100 voor Chr.

Paleolithicum (Oude Steentijd): PALEO tot 8800 voor Chr.

Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000 - 8800 voor Chr.

Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000 – 35.000 voor Chr.

Vroeg-Paleolithicum PALEOV tot 300.000 voor Chr.

Bron: Archeologisch Basis Register 1992

(9)

1 Inleiding en administratieve gegevens

In opdracht van Vermeer Architecten BV heeft ADC ArcheoProjecten in december 2013 ten behoeve van de nieuwbouw van een woonhuis een bureauonderzoek uitgevoerd voor de locatie Vlasrootlaan 8 te Waalre.

Het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting op de Erfgoedkaart van de Omgevingsdienst Zuidoost Brabant.1 Om in deze zone een omgevingsvergunning te kunnen verkrijgen, dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2

De volgende adminstratieve gegevens zijn van toepassing:

Opdrachtgever: Vermeer Architecten BV Steenfabriek 5

5126 PB Gilze

mschetters@vermeerarchitecten.nl

Soort onderzoek: Bureauonderzoek

Aanleiding: Bouw woning

Locatie: Vlasrootlaan 8

Plaats: Aalst

Gemeente: Waalre

Provincie: Noord-Brabant Kadastrale gegevens: WRE02D 00244G0000

Kaartblad: 51G Oppervlakte plangebied 2350 m2

Coördinaten: 160170/376090

160220/376120 160240/376090 160190/376050 Bevoegde overheid: Gemeente Waalre Deskundige namens de bevoegde overheid: Mw. R. Berkvens

Postbus 8035 5601 KA Eindhoven r.berkvens@odzob.nl ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 59717

ADC-projectcode: 4151130

Auteur: J. Huizer

Autorisatie: R.M. van der Zee

Periode van uitvoering: December 2013

Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort

Beheer en plaats digitale documentatie (e-depot): http://persistent-identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13-g9rm-dy

2 Bureauonderzoek

2.1 Doelstelling en vraagstelling

Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van het bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting.

1 http://atlas.sre.nl/archeologie/.

2 SIKB 2010.

(10)

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

• Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?

• Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

2.2 Methodiek

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek.

Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen:

1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik;

2. Aanmelden onderzoek bij Archis;

3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid;

4. Beschrijven huidig gebruik;

5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen;

6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond;

7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden;

8. Opstellen gespecificeerde verwachting;

9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek;

10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens;

11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot.

De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart.

De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.

2.3 Resultaten

2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik

De exacte locatie van het plangebied is weergegeven op afbeeldingen 1 en 2.

Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 1 km rondom het plangebied. De begrenzing van deze zone is gebaseerd op het gegeven dat hierbinnen sprake is van voldoende informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied.

In het plangebied zijn de volgende ingrepen gepland:

Aard ingreep: Verwijderen bomen, bouw woning Wijze fundering: Strokenfundering

Onderkeldering: Nee Diepte bodemverstoring: Ter plaatse van de fundering ca. 1 m -mv

Oppervlakte bodemverstoring: 408 m2, tevens bodemverstoring bij eventueel uitgraven boomstronken Verwachte wijziging grondwaterstand: Waarschijnlijk te verwaarlozen

Toekomstige ligging boven- en ondergrondse

infrastructuur: Nog onbekend

Toekomstige ligging verharding: Nog onbekend

(11)

De consequentie van de voorgenomen ingreep kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond mogelijk worden aangetast.

2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden

De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied:

Bron Informatie Geologische kaart van Nederland 1:50.0003 Formatie van Boxtel, Laagpakket van Kootwijk op Formatie

van Boxtel, Laagpakket van Wierden (holoceen stuifzand op pleistoceen dekzand dikker dan 2 m)

Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.0004 Lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten (4L8) Bodemkaart van Nederland 1:50.0005 Duinvaaggronden (Zd21), grondwatertrap VII

Erfgoedkaart6 Geologie: Roerdalslenk

Fysische landschap: Duinen en stuifzandkoppen Historisch landschap: Bosbouw in de periode 1850-1900 Verstoringen: geen.

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)7 Ca. 24 m +NAP

Het plangebied ligt in het zuidelijk zandgebied, in de randzone van de Roerdalslenk. De

Roerdalslenk, ook wel Centrale Slenk genoemd, is een tektonisch dalingsgebied dat door breuken, de Breuk van Vessem en de Breuk van Wintelre in het zuidwesten en de Peelrandbreuk in het noordoosten begrenst. De Breuk van Vessem en de Breuk van Wintelre, die in dit deel van Noord- Brabant de grens vormt met het tektonisch opheffingsgebied het Kempisch Plateau, ligt ten zuidwesten van het plangebied.

In het Vroeg- en Midden-Pleistoceen raakte de slenk gevuld met grove zanden en grind (Formatie van Sterksel) aangevoerd door de Rijn en Maas. Ten westen van de Feldbissbreuk worden deze afzettingen op geringe diepte of aan het oppervlak aangetroffen. Door de tektonische opheffing en kanteling van de Peelhorst werden de grote rivieren gedwongen hun loop naar het oosten te verplaatsen. Daarmee kwam in het gebied een einde aan de sedimentatie van de grote rivieren.

Gedurende de ijstijden van het Midden- en Laat-Pleistoceen (Elsterien, Saalien en Weichselien) werd de Roerdalslenk geleidelijk opgevuld met afzettingen van meer lokale oorsprong (Formatie van Boxtel). Hierbij hield de opvulling min of meer gelijke tred met de daling van de slenk. De afzettingen uit de genoemde perioden kunnen worden onderverdeeld in Brabants leem, fluvioperiglaciale afzettingen (smeltwaterafzettingen) en eolische afzettingen (löss en dekzand).

Brabants leem is in perioden met permafrost ontstaan uit door de wind aangevoerd materiaal waaruit door dooiwaterstroompjes de fijne deeltjes werden uitgewassen. Dit water verzamelde zich in ondiepe depressies (dooimeren), waarin het meegevoerde materiaal tot bezinking kwam.

Fluvioperiglaciale afzettingen, oftewel verspoelde dekzand- en rivierafzettingen, ontstonden wanneer aan het begin en eind van de glacialen, en dan voornamelijk in de zomermaanden, veel smeltwater vrijkwam. Dit water werd afgevoerd door een systeem van verwilderde geulen en beken, waarbij materiaal van de hogere delen naar de lager gelegen Centrale Slenk werd

verplaatst.8 De afzettingen die hierbij tot stand kwamen, bestaan uit min of meer gelaagde zanden, met eventueel leemlagen en/of planten- en houtresten.

Door het ontbreken van vegetatie werd in de droge en zeer koude glacialen door de wind sediment verplaatst en elders weer afgezet. In het Pleniglaciaal (Midden-Weichselien) werd zo het Oude Dekzand afgezet. In het Laat-Glaciaal (Laat-Weichselien) werd het Jonge Dekzand afgezet in de

3 Bisschops 1973.

4 STIBOKA 1975.

5 Steur, et al. 1981.

6 Geraadpleegd op: http://atlas.sre.nl/archeologie/

7 http://www.ahn.nl/viewer

8 Bisschops, et al. 1985..

(12)

vorm van langgerekte ruggen. Al deze afzettingen hebben in de Roerdalslenk een dikte van 15 tot (soms) 45 m.9

Aan het einde van het Weichselien en in het Holoceen werd het klimaat een stuk milder. Het systeem van ondiepe, verwilderde geulen en beken veranderde hierdoor in meanderende beken, zoals de Groote Beerze, de Kleine Beerze, De Ekkersrijt, De Gender en De Run, die zich aanvankelijk in het landschap insneden. In de beekdalen werd zand en klei afgezet en vond lokaal veenvorming plaats (Formatie van Boxtel; Laagpakket van Singraven). Ook de vegetatie nam toe, waardoor de verplaatsing van zand door de wind steeds minder werd en het zachtglooiende dekzandreliëf gefixeerd raakte. Door toedoen van de mens, zoals kappen, branden en ontginnen, alsmede het verzamelen van heideplaggen en strooisel voor gebruik in de potstal, trad plaatselijk opnieuw verstuivingen op en ontstonden stuifzandcomplexen (Formatie van Boxtel; Laagpakket van Kootwijk), onder meer in het plangebied en de omgeving daarvan. Stuifzandcomplexen worden, in tegenstelling tot dekzandgebieden, gekenmerkt door een zeer geaccidenteerd oppervlak. In de vorige eeuw werden veel stuifzandgebieden beplant met naaldbos om verdere uitbreiding te voorkomen.

Volgens de bodemkaart heeft zich een duinvaaggrond (code Zd21) ontwikkeld. Dit bodemtype is zeer algemeen in stuifzandgebieden en wordt gekenmerkt door een zeer dunne A-horizont. Dit laatste komt enerzijds doordat de stuifduinen geologisch gezien zeer jong zijn en anderzijds doordat de fysische en chemische bodemeigenschappen niet gunstig zijn voor bodemontwikkeling (goed doorlatend dus lage grondwaterspiegel en arm aan bodemmineralen).

De bodemkaart doet echter geen uitspraak over de aard van eventuele, onder het stuifzand begraven bodems. Onder de stuifzandlaag kan namelijk nog een humuspodzolbodem in het dekzand worden aangetroffen.

2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden

In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld10 (zie afbeelding 3):

AMK-terrein nr Omschrijving Datering11 Opmerking

1492 Urnenveld BRONSL-

IJZV

Ca. 1100 m ten ZW; zie waarneming 53486

Onderzoeksmeldings- nummer

Soort onderzoek Resultaat Advies

8508 Bureau-/booronderzoek op ca. 1300 m ten NW

Bodem bestaat uit vlakvaaggronden

Het plangebied is vrijgegeven 37524 Bureauonderzoek op ca.

400 m ten ZW

Uitblazingsbekkens, omringd door dekzandruggen en landduinen

Ingrepen dieper dan strooisellaag voorkomen

44299 Bureauonderzoek op ca.

1000 m ten ZW

Een deel van het plangebied is vergraven

Voor de vergraven delen is geen vervolgonderzoek nodig, voor de rest van het plangebied zijn geen gegevens ingevuld 56897 Bureau-/booronderzoek

op ca. 1000 m ten W

Niet ingevuld Niet ingevuld

9 Berendsen 2005.

10 De hier geraadpleegde informatie is afkomstig uit ARCHIS. Er zijn daarnaast geen andere instanties als bijvoorbeeld heemkundevereningingen benaderd voor informatie, er van uitgaande dat ARCHIS een compleet overzicht biedt.

11 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.

(13)

Waarnemingsnr Omschrijving Datering Opmerking 29922 Vuursteenafslagen

Fragmenten aardewerk

MESO ROM

Ca. 1100 m ten ZW; gevonden in zandafgraving

53486 Urnenveld BRONSL-

IJZV

Ca. 1100 m ten ZW; zie AMK-terrein 1492

14704 Urnenveld BRONSL-

IJZV

Ca. 1000 m ten ZW

31070 Fragmenten aardewerk in een V- vormige gracht

ROM Ca. 1100 m ten ZW; overige gegevens ontbreken

Op de landelijke en provinciale verwachtingskaarten staat de volgende archeologische verwachting voor het plangebied aangegeven:

Bron Verwachting Toelichting

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) middelhoog Gemeentelijke beleidskaart hoog

Samenvattend kan gesteld worden dat er in de omgeving van het plangebied met name resten van jachtkampementen uit het Mesolithicum, urnenvelden uit de periode Late Bronstijd – Vroege IJzertijd en aardewerkfragmenten uit de Romeinse tijd zijn gevonden.

2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden

De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt:

Bron Jaartal Historische situatie

Kadastrale minuut12 1820 Plangebied ligt in blanco gebied (wsch. woeste grond) Topografische kaart13 1850 Idem

Bonnekaart 1901 Naaldbos

Bonnekaart 1912 Naaldbos

Bonnekaart 1927 Naaldbos

Topografische kaart 1953 Naaldbos Topografische kaart 1963 Naaldbos Topografische kaart 1973 Naaldbos Topografische kaart 1984 Naaldbos

Topografische kaart14 1991 Naaldbos

Samenvattend blijkt uit de geraadpleegde kaarten dat het plangebied tot in de tweede helft van de 19e eeuw bestond uit niet in cultuur gebrachte grond (‘woeste grond’). Gezien de geologische situatie, welke is beschreven in paragraaf 2.3.2, moet men zich hierbij waarschijnlijk een heidegebied met enkele verspreid liggende zandverstuivingen voorstellen.

In ieder geval vanaf het begin van de 20e tot op heden is het plangebied in gebruik geweest als (aangeplant) naaldbos. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw was het in Nederland een

gebruikelijke methode om naaldbos aan te planten in heide- en stuifzandgebieden om om verdere uitbreiding ervan tegen te gaan. Op de topografische kaarten is te zien dat in het bos langs de Vlasrootlaan nog steeds hier en daar enkele stuifduinen aanwezig zijn.

In het algemeen kunnen door bosbouw bodemverstoringen ontstaan, bijvoorbeeld door het graven van plantgaten en rabatten, of door de groei van boomwortels.

12 www.watwaswaar.nl

13 Wolters-Noordhoff 1990.

14 www.watwaswaar.nl

(14)

2.3.5 Beschrijving huidig gebruik

Het plangebied is momenteel in gebruik als onbebouwd (bos)perceel.

Op basis van de opgevraagde gegevens met betrekking tot de milieuhygiënische situatie in het plangebied kan worden geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor bodemverontreiniging in het plangebied.15

2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie

De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag “Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?”

kan als volgt worden beantwoord:

Voor de gespecificeerde verwachting gelden de volgende karakteristieken:

Karakteristiek Omschrijving Datering: Laat-Paleolithicum – Nieuwe tijd

Complextype(n): Jachtkampementen, nederzetting, begraving Omvang: onbekend Landschappelijke en/of geologische context: In oorspronkelijke dekzandoppervlak. Begravingen en

nederzettingen op de hogere terreindelen

Diepteligging: Tot ca. 2 m -mv (indien overstoven door stuifzand)

Locatie: Hele plangebied

Soort vindplaats: Vindplaats met alleen een vondststrooiing van vuursteen (jachtkampementen); overige complextypen vindplaats met zowel grondsporen als een vondststrooiing Uiterlijke kenmerken: Vondststrooiing van vuursteen met matig hoge dichtheid

(jachtkampementen); overige complextypen

vondststrooiing van vuursteen en aardewerk met matig hoge dichtheid en matig hoge dichtheid aan sporen Voor vindplaatsen uit de late prehistorie geldt echter een lage vondst- en sporendichtheid

Conservering: Mogelijk aangetast door winderosie tijdens afzetting van stuifduinen en door bosbouwactiviteiten

Wordt het archeologisch relevante niveau bedreigd door de voorgenomen werkzaamheden:

Onbekend, maar uitgaande van een funderingsdiepte van ca. 80 cm beneden maaiveld, is er sprake van bedreiging van het archeologische niveau indien de diepte ervan minder dan 1 m –mv bedraag. Dit is echter op dit moment nog niet bekend

De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt:

• Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

Nee, het plangebied is nog niet voldoende onderzocht. In het plangebied worden geen of nauwelijks (sub)recente bodemverstoringen verwacht. Hooguit zullen beperkte

verstoringen van de bodem, gerelateerd aan bosbouwactiviteiten, aanwezig zijn. Wel kan het potentieel archeologisch niveau zijn afgestoven.

Om inzicht te krijgen in de aan- of afwezigheid van archeologische sporen en resten alsook in de inhoudelijke en fysieke kwaliteit ervan is een Inventariserend veldonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) noodzakelijk. In dit geval wordt geadviseerd om voorafgaand aan het sleuvenonderzoek een verkennend booronderzoek uit te voeren. Dit heeft als doel het bepalen van de gaafheid en de diepteligging van het potentiële archeologische niveau. Indien uit het booronderzoek blijkt dat het potentiële archeologische niveau volledig verstoord is of dat de laag stuifzand dikker is dan circa 1,5 m (en het archeologische niveau zich dieper bevindt dan de ontgravingsdiepte), is geen verder onderzoek noodzakelijk.

15 www.bodemloket.nl

(15)

3 Aanbeveling

ADC ArcheoProjecten adviseert om een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek (IVO-O) uit te voeren. Dit heeft als doel het bepalen van de gaafheid en de diepteligging van het potentiële archeologische niveau. Indien uit het booronderzoek blijkt dat het potentiële archeologische niveau volledig verstoord is of dat de laag stuifzand dikker is dan circa 1,5 m (en het archeologische niveau zich dieper bevindt dan de ontgravingsdiepte), is geen verder onderzoek noodzakelijk.

Wanneer er uit het booronderzoek geen aanwijzingen zijn dat het potentiële archeologische niveau verstoord is, of dat zich dit dermate ondiep onder de oppervlakte bevindt, dat er aantasting dreigt voor eventuele archeologische resten, dan zal hierna een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) noodzakelijk zijn.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

Literatuur

Bisschops, J.H., 1973: Blad Eindhoven Oost (51O). Toelichtingen bij de geologische kaart van Nederland 1:50.000. Rijks Geologische Dienst, Haarlem.

Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s. 3e druk.

Assen (Fysische Geografie van Nederland 4 ).

Bisschops, J.H., J.P. Broertjes & W. Dobma, 1985: Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland, schaal 1:50000, blad Eindhoven West, (51W) Rijks Geologische Dienst, Haarlem.

Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO-rapport NITG 05-043-A).

Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft.

SIKB, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems. Gouda.

Steur, G. G. L., W. Heijink & Bodemkartering Stichting voor, 1981: Bodemkaart van Nederland schaal 1 : 50.000 : toelichting bij kaartblad 51 Oost Eindhoven. Stiboka, Wageningen.

STIBOKA, 1975: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 51 West Eindhoven. Wageningen.

Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek.

Gouda (SIKB uitgave ).

Wolters-Noordhoff, Atlasprodukties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland, deel 4 Zuid- Nederland 1838-1857. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.

Geraadpleegde websites

http://archis2.archis.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.bodemloket.nl http://www.watwaswaar.nl

Lijst van afbeeldingen en tabellen

Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied

Afb. 3 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1927

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

(16)

Afb. 1 Locatie van het plangebied

(17)

Afb. 2 Detailkaart van het plangebied

(18)

Afb. 3 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen

(19)

Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1927

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ina: ‘Toen honderddertig bewo- ners naar Meppel verhuisden, werd afgespro- ken dat de plaatselijke predikant meteen ook als geestelijk verzorger voor deze groep werkzaam zou zijn

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

En geld is nu eenmaal nodig voor een Stadsschouwburg, die niet alleen een goed gerund be- drijf dient te zijn maar tevens dienst moet doen als culture-. le tempel en

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

Toch, als we hem dan opnemen, moet dat wel met grote wijsheid geschieden, want ook deze gehandicapte, en zeker diegene die 'alleen maar' blind is, zal overgevoelig

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de