memo
aan: Buro SRO
van: Laneco
datum: 26 oktober 2013
betreft: Quick scan flora en fauna Koningsstraat te Opheusden
1 Inleiding
Aan de Koningsstraat te Opheusden, direct tegen de dijk, is de sloop van een voormalig
restaurant/woongebouw voorgenomen. Op deze locatie is de nieuwbouw een appartementencomplex met 11 appartementen beoogd.
Voor deze ingreep mag plaatsvinden, moeten de effecten op beschermde natuurwaarden in beeld zijn gebracht middels gericht onderzoek. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming (Natuurbeschermingwet 1998 en EHS) en soorten- bescherming (Flora- en faunawet). Deze memo be- handeld de resultaten van dit onderzoek, dat als een verkennend onderzoek, een quick scan, is uitge- voerd.
2 Onderzoeksmethode
In deze quick scan worden op basis van een eenmalig veldbezoek op 5 juni 2013, biotoopin- schattingen en verspreidingsgegevens, uitspraken gedaan over de mogelijke aanwezigheid van en effecten op beschermde natuurwaarden.
3 Gebiedsbeschrijving en beoogde ingrepen
De planlocatie aan de Koningsstraat te Opheusden ligt aan de rand van de bebouwde kom, tussen de Rijnbandijk en de Koningsstraat in. Ten zuiden van de planlocatie ligt de bebouwde kom van Opheusden. Ten noorden bevinden zich de uiterwaarden van de Neder-Rijn, die ter hoogte van de Opheusden vrij breed zijn en nog veel kleinschalige elementen bevatten. De bebouwde kom van Opheusden heeft in de omgeving van de planlocatie een gevarieerd be- bouwingsbeeld met vooral oudere bebouwing. Achter de woningen aan de zuidzijde van de Koningsstraat zijn ruimte groene tuinen aanwezig.
Begrenzing plangebied te Opheusden
De locatie zelf bestaat uit een restaurant (straatzijde) en een woonhuis) dijkzijde) in één ge- bouw. Aan de westzijde ligt een halfverharde parkeerplaats. Om de woning heen is een hoog opgaande verruigde grassige vegetatie aanwezig met daarin o.a. enkele jonge lindes en wat opslag van schietwilg. Tussen het pand en de parkeerplaats staat een jonge beukenhaag.
Indrukken van het plangebied (foto’s Laneco).
In dit plangebied is de bouw van een appartementencomplex voor starters voorgenomen.
Waarschijnlijk worden 11 appartementen gerealiseerd. Er is nog geen definitieve inrichting bekend. Onderstaande situatietekening betreft nog een schetsontwerp.
Schetsontwerp nieuwe situatie (Buro SRO, februari 2013)
4 Gebiedsbescherming Natura2000
Het dichtstbijzijnde gebied wat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is het Natura2000 gebied Uiterwaarden Neder-Rijn op ongeveer 10 meter afstand van het plangebied.
Gebiedsbeschrijving
De Neder-Rijn is een rivier die door een gevarieerd landschap loopt; onder andere langs enkele stuwwallen, maar ook door uitgestrekte poldergebieden. De overgangen naar de hogere zand- gronden zijn van speciale betekenis vanwege de hier voorkomende randen met restanten hardhoutooibos. Het gebied is verder een belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning) en van belang voor soorten van bosrijke waterge- bieden met voldoende vis (ijsvogel). De Neder-Rijn vormt verder een belangrijk rust- en foera- geergebied voor kleine zwaan, kolgans, meerkoet en kievit, fuut, aalscholver, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, pijlstaart, slobeend, tafeleend, kuifeend, nonnetje, grutto en wulp. Voor de kievit is het één van de belangrijkste pleisterplaatsen in Nederland.
Toetsing
Het plangebied, wat aan de andere zijde van de dijk ligt ten opzichte van het Natura2000 ge- bied, heeft geen directe relatie met de uiterwaarden vanwege de ligging in de bebouwde kom.
Echter, gezien de korte afstand tot het Natura2000 gebied, is er wel sprake van mogelijke verstorende effecten. Deze worden in deze paragraaf kort behandeld.
Verstorende effecten kunnen tijdens de bouw en in de nieuwe situatie bestaan uit geluidsver- storing, lichtverstoring en verstoring door menselijke aanwezigheid en mechanische effecten.
In het plangebied wordt de bouw van een appartementencomplex met ongeveer 11 apparte- menten voorzien. Gezien de ligging in een al bebouwde omgeving met ook woningen op de dijk, en het voormalige gebruik van de locatie als restaurant, is geen toename van verstoring te verwachten als gevolg van een toename van geluid (door menselijke aanwezigheid en ver- keersbewegingen) in de nieuwe situatie. Tijdens de bouw zijn echter bij zwaarder verstorende ingrepen als de sloop, heien e.d. geluidseffecten op het Natura2000 gebied niet uit te sluiten, ondanks de beschuttende werking van de dijk. Deze effecten zullen niet significant en tijdelijk van aard zijn. Door zwaar verstorende werkzaamheden buiten het winterseizoen en het broed- seizoen uit te voeren kunnen deze effecten worden voorkomen.
De definitieve invulling van het plan is nog niet bekend. Indien de bebouwing tot boven de dijk komt (3 lagen) met ramen aan de zijde van de dijk, zijn effecten van een toename van lichtuit- straling te verwachten. Als maatregelen worden genomen om lichtuitstraling te beperken (bij- voorbeeld door aangepast glas te gebruiken, geen of beperkt lage buitenverlichting te plaat- sen), kan dit effect worden voorkomen. Ook vanuit het dorp zal al een basisverstoring van achtergrondlicht komen die het effect enigszins zal dempen. Met deze maatregelen kan daar- mee worden voorkomen dat er effecten in het kader van Natura2000 optreden. Indien de bebouwing 2 lagen hoog wordt en daarmee niet boven de dijk uit komt zijn geen maatregelen nodig.
Ecologische Hoofdstructuur
Het gebied wat als Natura2000 gebied is aangewezen, is ook aangewezen als onderdeel van de EHS. Het plangebied ligt daarmee direct tegen de EHS aan. Vanwege de bovenstaande redenen zijn ook geen effecten op de EHS te verwachten als de maatregelen om lichtuitstraling te voor- komen worden toegepast.
5 Soortenbescherming
In het kader van soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing.
Algemeen voorkomende beschermde soorten
Omdat er op het verruigde perceel veel dekking aanwezig is, kunnen algemeen voorkomende beschermde soorten (Tabel 1 Flora- en faunawet) als muizen en spitsmuizen, egel, kleine mar- terachtigen, bruine kikker en gewone pad in het plangebied voorkomen. Aantasten van ver- blijfplaatsen van deze soorten mag op basis van een algemene vrijstelling.
Strikt beschermde soorten Planten
Tijdens het veldbezoek tijdens het groei- en bloeiseizoen van planten, zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen in het plangebied. Gezien de aanwezige plantensoorten en de begroeiing is er sprake van een enigszins voedselrijk en door mensen beïnvloed milieu. Strikt beschermde plantensoorten worden hier uitgesloten.
Grondgebonden zoogdieren
Strikt beschermde soorten stellen ook meer strikte eisen aan hun leefomgeving. Gezien ver- spreidingsgegevens (Broekhuizen, 1992, www.zoogdieratlas.nl) kan de bever (tabel 3 Flora- en faunawet en bijlage IV Habitatrichtlijn) voorkomen in de omgeving. Deze soort is gebonden aan rivieren en andere natte gebieden. Binnendijks in de bebouwde kom kan deze soort wor- den uitgesloten. Andere strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten worden op basis van verspreidingsgegevens en aanwezige biotopen niet verwacht.
Vleermuizen
Vleermuizen zijn op te delen in gebouw- en boombewonende soorten. Daarnaast zijn er soor- ten die van beide elementen gebruik maken. Verder is er onderscheid te maken in zomer en winterverblijven. Sommige soorten overwinteren in gebouwen, andere in grotten, bunkers, forten en kelders, en een derde groep overwintert in dikke bomen.
Gezien de binnenstedelijke ligging, in een groen gebied met oudere bomen en de versprei- dingsgegevens (Limpens, 1999, Zoogdieratlas.nl) kunnen hier soorten als gewone dwergvleer- muis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, franjestaart, watervleer- muis, rosse vleermuis en baardvleermuis in de omgeving voorkomen.
Het plangebied zelf is gezien de ligging in een omgeving met groene achtertuinen en tegen de uiterwaarden, geen essentieel foerageergebied.
De dijk kan echter dienst doen als vliegroute. Door het (indien nodig) toepassen van de maat- regelen die lichtuitstraling beperken zoals in hoofdstuk 4 omschreven kunnen effecten op deze vliegroute worden voorkomen.
De bebouwing in het plangebied is maar beperkt geschikt voor vleermuizen. Alleen onder een gevelbetimmeringsplank is beperkt ruimte voor verblijfplaatsen aanwezig. Kraamverblijfplaat- sen moeten meerdere tientallen vleermuizen kunnen herbergen, en moeten een forse buffer- capaciteit hebben wat betreft microklimaat. De gevelbetimmeringsplank voldoet hier niet aan.
Zomer- en paarverblijfplaatsen kunnen echter niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek kan de aan- of afwezigheid van deze functie in beeld brengen.
Vogels
Tijdens het veldbezoek zijn in en om het plangebied alleen de vogelsoorten kauw, tjiftjaf en huismus gehoord en gezien. Alle vogels, en dan specifiek hun verblijfplaatsen (nesten) zijn strikt beschermd in de Flora- en faunawet. Aantasting en verstoring van actief gebruikte nesten is niet toegestaan.
Van de jaarrond beschermde vogelsoorten (LNV, 2009) kunnen de steenuil, de huismus en de gierzwaluw deze locatie voorkomen. De steenuil kan gezien de ligging tegen de uiterwaarden, en in de nabijheid van enkele veldjes tussen woningen en een boomgaard op korte afstand in de omgeving voorkomen. In de woning en de bomen in het plangebied zijn echter niet zodani-
Bij de verdwenen pan zijn verder geen sporen gezien die duiden op de aanwezigheid van nes- ten van deze soorten. Nestplaatsen worden daarom niet verwacht.
Vissen
Omdat er geen watergangen in en in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig zijn, zijn effecten op beschermde vissoorten uit te sluiten.
Amfibieën
Amfibieën hebben twee typen biotopen in hun leefgebied, een waterbiotoop voor de voortplan- ting en een landbiotoop. Het waterbiotoop bestaat over het algemeen uit een ondiepe water- gang of poel met natuurlijke begroeiing. Het landbiotoop bestaat uit begroeiing en ruigte met enige dekking. Strikt beschermde soorten stellen ook strikte eisen aan hun leefomgeving.
In de bebouwde kom zijn over het algemeen nauwelijks biotopen voor strikt beschermde soor- ten aanwezig. Aan de andere zijde van de dijk zijn echter waterelementen aanwezig (ook direct tegen de dijk) die geschikt zijn voor strikt beschermde soorten die hier in de omgeving voor komen (www.ravon.nl). Het gaat dan om kamsalamander en poelkikker (tabel 3 Flora- en fau- nawet en bijlage IV Habitatrichtlijn). Deze kunnen de poelen in de uiterwaarden als voortplan- tingsplaats gebruiken. Beide soorten overwinteren over het algemeen in hoger gelegen gebie- den; en hebben de voorkeur voor bosjes, houtwallen en singels. Het plangebied is niet geschikt voor deze soorten vanwege de verharding en de hoge grassige vegetatie. Ze worden hier niet verwacht.
Reptielen
Reptielen zijn over het algemeen gebonden aan grotere eenheden natuurlijke ruigtes en bos- randen. Het enige reptiel wat ook in een waterrijke omgeving voorkomt is de ringslang (www.ravon.nl). De bebouwde kom is geen geschikt leefgebied voor deze soort. De woning met haar erf tegen de dijk vormen geen geschikt biotoop voor deze soort, die veel in en om watergangen en in natuurlijke elementen leeft.
Insecten en overige soorten
Beschermde soorten uit de soortgroepen insecten, en overige soortgroepen als mollusken, kreeften en tweekleppigen, komen alleen maar in natuurlijke omgevingen voor, die meestal liggen in of aansluiten op natuurgebieden. Beschermde soorten uit deze soortgroepen worden op het verruigde veldje in de bebouwde kom niet verwacht.
6 Conclusie
Gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is van toepassing op dit plan. Afhankelijk van de definitieve invulling van het plan en of de bebouwing tot boven de dijk komt met ramen aan de zijde van de dijk, zijn maatregelen nodig om effecten van lichtuitstra- ling te voorkomen. Eventuele effecten zijn niet significant:
• Om eventuele effecten te voorkomen zijn (afhankelijk van de definitieve invulling) maatre- gelen nodig als de bebouwing drie bouwlagen hoog wordt. Er kan worden gedacht aan
aangepast glas in de ramen en het plaatsen van geen of beperkte, lage verlichting rondom de panden. Deze maatregelen moeten in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Als de bebouwing 2 lagen hoog wordt komt deze niet boven de dijk uit, en zijn geen maatregelen nodig. De lichtuitstraling wordt dan door de dijk gebufferd.
• Als deze maatregelen niet genomen worden is een vergunningaanvraag is het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk.
• Verder moeten zwaar verstorende activiteiten als slopen buiten het winterseizoen (novem- ber tot maart) en in het geval er broedplaatsen zijn, het broedseizoen (half maart tot half juli) worden uitgevoerd om tijdelijke effecten op het Natura2000 gebied te voorkomen. Ook deze effecten zullen niet significant van aard zijn gezien de lokale aard van de werkzaam- heden.
• Om effecten op de EHS te voorkomen worden de bovenstaande maatregelen ook aanbevo- len.
• De meeste (mogelijk) voorkomende beschermde soorten vallen onder de lichte bescher- mingscategorie van de Flora- en faunawet. Vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soorten mogen op basis van een algemene, landelijk geldende vrijstelling worden aangetast, zon- der dat sprake is van procedurele consequenties;
• Van de meer strikt beschermde soorten uit de Flora- en faunawet kunnen vleermuizen een vliegroute hebben langs de dijk. Als de bovenstaande maatregelen in het kader van Natu- ra2000 nodig zijn, en deze maatregelen worden genomen zijn geen effecten op vliegroutes te verwachten.
• Het pand is ongeschikt als kraamverblijfplaats voor vleermuizen, maar zomerverblijven en paarplaatsen kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Er is daarom nader veldonder- zoek nodig naar:
• Vleermuizen (Tabel 3 Flora- en faunawet en bijlage IV Habitatrichtlijn). Onderzoek naar zomerverblijfplaatsen en paarplaatsen dient te worden uitgevoerd conform het vleer- muisprotocol.
• Alle vogelnesten zijn alleen in het broedseizoen strikt beschermd in de Flora- en faunawet.
Er dient daarom buiten het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot half juli) te worden gestart met werkzaamheden. Bij start in het broedseizoen moet door gericht on- derzoek worden aangetoond dat er geen vogels broeden in en om het plangebied;
• Verder geldt altijd de zorgplicht, op basis waarvan door iedereen voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaap seizoen) te starten met werkzaamheden, het plangebied eerst kort te maaien en het gefaseerd wer-
• Ook kan worden gedacht aan het geschikt maken van het pand voor huismussen en gier- zwaluwen door het aanbrengen van neststenen in de muur (minimaal 3 meter hoog) of het 1 dakpan hoger dan normaal aanbrengen van vogelschroot.