• No results found

Vraag nr. 29 van 7 december 2004 van de heer BART CARON

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 29 van 7 december 2004 van de heer BART CARON"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 29

van 7 december 2004

van de heer BART CARON Eurovignet – Marktwagens

Van het belang van de “markten”, zowel op economisch als op sociaal vlak, moet ik wellicht niemand overtuigen. Maar de meeste markten en marktkramers bevinden zich niet in een floris-sante situatie. Integendeel, ze worden onder aller-lei regels en marktreglementen “bedolven”, die dan wel niet speciaal voor hen bedoeld zijn, maar waar ze wel aan onderworpen worden. Eén ervan is het eurovignet.

Reeds enige tijd is er sprake van om voor markt-wagens een uitzondering te maken bij de ver-plichte aankoop van een eurovignet. Marktwa-gens vallen onder de categorie van de winkelwa-gens en kunnen worden getaxeerd tot ongeveer 1.000 euro. Marktwagens maken echter slechts beperkt gebruik van onze wegen (van en naar de markt), waardoor men de verplichting van een eurovignet als een onrechtvaardigheid kan beschouwen ten opzichte van internationaal vrachtvervoer, dat ook onder die regeling valt en veel meer van onze wegen gebruikmaakt.

In de vorige legislatuur werd door Dirk De Cock een gelijkaardige vraag gesteld naar de mogelijke afschaffing van het eurovignet voor marktwagens (vraag nr. 124 van 30 april 2004, Bulletin van Vra-gen en Antwoorden nr. 17 van 11 juni 2004, blz. 2582). In zijn antwoord zegt de minister dat de be-slissing tot afschaffing en wijziging van de regelgeving daarrond een exclusieve bevoegdheid is van de drie gewesten.

Ook verwijst hij in zijn antwoord naar de bestaande vrijstelling van een eurovignet voor voertuigen die in België ingeschreven zijn, die slechts af en toe op de openbare weg in België rij-den en die gebruikt worrij-den door natuurlijke of rechtspersonen die het goederenvervoer niet als hoofdactiviteit hebben, mits het vervoer dat met deze voertuigen plaatsvindt zich tot het Belgisch grondgebied beperkt.

Welnu, bij navraag aan marktkramers stel ik vast dat zij slechts 1.000 kilometer per maand rijden. Dit kan volgens mij beschouwd worden als een beperkt gebruik van de openbare weg.

De minister verwijst in zijn antwoord, wat het ontstaan van de mogelijke geruchten tot afschaffing van het eurovignet betreft, naar een arrest van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen waarbij de rechter oordeelde dat, aangezien in casu vaststaat dat de algemene bestemming van winkel- (of markt)wagens bestaat in enerzijds het vervoer van goederen over de weg en anderzijds het te koop aanbieden van deze goederen, zij niet onderworpen zijn aan het eurovignet : dergelijke wagens zijn immers niet “uitsluitend” bestemd voor het vervoer van goe-deren over de weg.

Tegen dit vonnis werd echter beroep aangetekend door de federale administratie op basis van de ar-gumentatie dat, om te beoordelen of een voer-tuig uitsluitend bestemd is voor vervoer van goe-deren over de weg, het de algemene bestemming is die in aanmerking moet worden genomen, en dit ongeacht het gebruik dat er in een bepaald geval van kan worden gemaakt.

De minister stelt dat de uitspraak van het hof van beroep in deze zaak wellicht uitsluitsel kan geven over de vraag of op basis van de bestaande wet-tekst een marktwagen dient vrijgesteld te worden van het eurovignet.

Mijns inziens bevat het antwoord van de minister op de verschillende vragen van toenmalig par-lementslid Dirk De Cock echter een aantal tegen-strijdigheden.

De mogelijke afschaffing van het eurovignet voor marktwagens is een Vlaamse bevoegdheid en de be-slissing om tot die maatregel over te gaan, laat de minister afhangen van een uitspraak van het hof van beroep, dat zal oordelen naar aanleiding van het door de federale administratie ingestelde beroep.

Is dit geen bizarre situatie ? De minister kan gewoon beslissen om het eurovignet voor markt-wagens af te schaffen.

1. Is er reeds een uitspraak door het hof van beroep inzake de onderwerping van markt- en winkel-wagens aan het eurovignet ?

(2)

Antwoord

1. Ik kan bevestigen dat het Hof van Beroep van Antwerpen op 27 april 2004 uitspraak heeft gedaan over de voorziening in beroep tegen het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 28 februari 2003. De Vlaamse volksvertegenwoordiger vindt een kopie van dit arrest als bijlage.

Volgens het Hof draait de hele betwisting rond de vraag of de voertuigen in kwestie, zijnde winkelwagens, "uitsluitend" goederen ver-voeren in de zin van artikel 3 van de wet van 27 december 1994 op het eurovignet.

Om hierop een antwoord te kunnen for-muleren, wordt verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie in Luxemburg van 28 oktober 1999, in antwoord op een prejudiciële vraag, waarin wordt gesteld dat "om uit te maken of een bedoeld voertuig 'uitsluitend' bestemd is voor goederenvervoer over de weg, de algemene bestemming van het voertuig in aanmerking moet worden genomen, ongeacht het gebruik dat er in een bepaald geval van kan worden gemaakt".

Op basis hiervan oordeelt het Hof dat de winkelwagens onmiskenbaar goederen ver-voeren, doch dat dit vervoer bijkomstig is aan de hoofdactiviteit, zijnde verkoop en distribu-tie aan huis van koopwaren en dat de winkel-wagens dus in feite als “mobiele winkels” zijn ingericht. De algemene bestemming van deze voertuigen is niet het uitsluitende vervoer van goederen, maar wel een dienstverlening. Deze winkel wagens zijn dan ook niet onderworpen aan de wet van 27 december 1994. Verder pre-ciseert het Hof dat juist door dit gegeven de vergelijking met marktwagens, die producten naar en van de markt vervoeren, ook niet opgaat.

Samenvattend mag dus gesteld worden dat het Hof oordeelt dat winkelwagens, die op regel-matige tijdstippen een vastgestelde route vol-gen en op verschillende plaatsen halt houden om de consumenten toe te laten de “mobiele winkel” te bezoeken en hun aankopen te ver-richten, niet onderworpen zijn aan het eurovig-net. Marktwagens, die in principe enkel zorgen voor het vervoer van de te verkopen goederen

van en naar de markt, zijn daarentegen wel verplicht een eurovignet aan te schaffen. Hun algemene bestemming is immers het vervoer van goederen over de weg, waardoor ze dus wel voldoen aan de voorwaarden van artikel 3 van de bovenvermelde wet.

2. Voor het antwoord op de tweede vraag kan ik verwijzen naar mijn antwoord op de vragen van de heren Caluwé (vraag nummer 100 d.d. 20 februari 2004 (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 14 van 1 juni 2004, blz.2290 – red.) en De Cock (vraag nummer 124 dd 30 april 2004), namelijk dat tot op heden noch ikzelf noch één van mijn collega ministers in de andere gewesten enige initiatieven hebben ondernomen op dit vlak.

Na contactname met de federale administratie blijkt dat deze zich niet aansluit bij het onder-scheid dat het Hof van Beroep van Antwerpen maakt. De federale administratie wenst, naar verluidt, de afloop van een andere juridische procedure af te wachten.

Ik meen dan ook dat terzake enig overleg wenselijk is met de federale administratie op basis van artikel 5, §3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. Ik zal daartoe eerstdaags een initiatief nemen.

Uit dit overleg zal wellicht blijken of een dec-retaal initiatief terzake nodig of opportuun is. Bovendien dient te worden onderzocht of een vrijstelling wel mogelijk is, rekeninghoudende met de huidige terzake geldende Europese richtlijn (99/62 EG).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buiten- lands Beleid,

: Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leef- milieu en

Heeft de minister reeds concrete initiatieven genomen om op relatief korte termijn tot een gezamenlijk initia- tief van de Vlaamse en Nederlandse regering te

Kan de minister bevestigen dat die situatie intussen werd

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister- president van de Vlaamse Regering, Vlaams mi- nister van Werk, Onderwijs

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu