Vraag nr. 21
van 18 oktober 2001
van mevrouw PATRICIA CEYSENS Meerlinggezinnen – Thuishulp
Ouders van drie- en meer dan drielingen hebben recht op extra ondersteuning, zijnde minimum een fulltime kinderverzorgster en een halftime poets-vrouw, en dit gedurende drie jaar.
Gelet op de krapte op de arbeidsmarkt blijkt het niet zo evident om voor ouders van drielingen ook effectief een kinderverzorgster of poetsvrouw aan te werven.
1. Hoeveel ouders hebben in de afgelopen vijf jaar rechtmatig een aanvraag gedaan voor deze hulp ?
2. In hoeveel gevallen werd ook effectief een kin-derverzorgster en poetsvrouw in dienst geno-men voor de ouders van drie- en meer dan drielingen ?
3. Indien men geen kinderverzorgster of poets-vrouw vond, werd dan een andere compense-rende maatregel genomen, zoals bijvoorbeeld de financiering van de kinderopvang of een te-gemoetkoming in de kosten van de opvang ?
Antwoord
1. Op 1 januari 2001 kreeg Kind en Gezin een to-taal van ongeveer 70 meerlinggezinnen toege-w e z e n , toege-waarin 134 contractuele personeelsleden waren tewerkgesteld.
Ik zeg "ongeveer", omdat in voornoemde gezin-nen kinderen aanwezig zijn die in 1998, in 1999, in 2000 of in 2001 werden geboren. Dit betekent ook dat er voortdurend gezinnen afvallen van wie de kinderen de leeftijd van drie of zes jaar bereiken en dat, naargelang de aanvragen, e r ook voortdurend gezinnen bijkomen. Met ande-re woorden : het is moeilijk op een exacte datum een exact cijfer te geven.
Vanuit de gegevens waarover Kind en Gezin be-s c h i k t , met name deze vanaf 1 januari dit jaar, kan alleszins worden gesteld dat de aanvraag van elk gezin kon en kan worden gehonoreerd overeenkomstig de bestaande regeling, ook al was dit niet steeds eenvoudig. In één enkel g e v a l , waar de ouders, na meer dan een jaar werken met een voltijdse kinderverzorgster en
na haar ontslag, verzochten om de halftijdse aanstelling van een kinderverzorgster in plaats van een voltijdse, ging geen van de drie geselec-teerde kandidaten op de vraag in.
Tot slot vermeld ik dat de aanvragen die in de eerste drie kwartalen van 2001 binnenliepen – dat waren er negentien – ook zonder uitzon-dering konden worden gehonoreerd.
2. Het antwoord op de tweede vraag is deels ver-vat in het antwoord op de eerste vraag. Wat de poetshulpen betreft, werd er, aangezien hier-voor geen specifieke opleiding is vereist, t e l k e n s voor elke aanvrager een oplossing gevonden. Wat de kinderverzorgsters aangaat, werd in een aantal zeer uitzonderlijke gevallen noodge-dwongen een beroep gedaan op een andere kwalificatie die de opleiding van kinderverzorg-ster benadert.
Alleszins kan worden gesteld dat voor elk gezin dat erom verzocht, een voltijdse kinderverzorg-ster (of een verwante opleiding) werd ter be-schikking gesteld.
3. De onder de punten 1 en 2 geformuleerde ant-woorden impliceren dat er geen situaties waren waarin compenserende maatregelen noodzake-lijk waren. Volgens de bestaande regeling kan aan een gezin met een meerling een kinderver-zorgster en een poetshulp worden toegewezen. Voor een gezin met een drie- of vierling gaat het om een voltijdse kinderverzorgster en een halftijdse poetshulp totdat de kinderen de leef-tijd van drie jaar hebben bereikt.
Voor gezinnen met een vijf- en zesling wordt die hulp uitgebreid in die zin dat ook de poetshulp in voltijds dienstverband wordt ter beschikking gesteld tot de kinderen drie jaar zijn geworden. Na die leeftijd vervalt de aanwezigheid van een k i n d e r v e r z o r g s t e r, maar blijft het gezin de hulp ontvangen van een halftijdse poetshulp tot de kinderen zes jaar worden. In de geldende rege-ling zijn er vooralsnog geen alternatieven voor-handen.