• No results found

Monitoring van de SBZ-V 'Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist' en de SBZ-V 'Poldercomplex': resultaten van het vierde jaar (2008-2009)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Monitoring van de SBZ-V 'Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist' en de SBZ-V 'Poldercomplex': resultaten van het vierde jaar (2008-2009)"

Copied!
107
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tussentijds rapport

monitoring van de SBZ-V

‘Kustbroedvo-gels te Zeebrugge-Heist’

en de SBZ’V ‘Poldercomplex’:

resultaten van het vijfde jaar

(2009 – 2010)

Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen, Marc Van de walle, Dominique

Verbelen, Yves Adams & Edgard Daemen

(2)
(3)
(4)
(5)

INHOUD

MONITORING VAN DE SBZ-V ‘KUSTBROEDVOGELS TE ZEEBRUGGE-HEIST’

TIJ-DENS HET BROEDSEIZOEN 2009... 7

I. Inleiding... 9

II. Resultaten... 9

II.1 Aantalsontwikkeling kustbroedvogels ... 9

II.1.1 Inleiding ... 9

II.1.2 Materiaal & methode... 9

II.1.3 Kokmeeuw en Zwartkopmeeuw ... 10

II.1.4 Sternen ... 10

II.1.5 Plevieren ... 12

II.1.6 Grote meeuwen... 13

II.1.7 Andere soorten... 14

II.2 Broedsucces ... 14

II.2.1 Inleiding ... 14

II.2.2 Resultaten ... 15

III. Verstoring, predatie en mortaliteit ... 17

III.1 Zoogdieren... 17

III.2 Grote meeuwen ... 19

III.3 Aanvaringsslachtoffers... 19

IV. Vegetatie, beheer en veranderingen ... 19

V. Oprichten werkgroep Sternenschiereiland ... 19

VI. Conclusies ... 21

VII. Literatuur ... 21

MONITORING VAN DE SBZ-V ‘POLDERCOMPLEX’:RESULTATEN VAN HET VIJFDE JAAR (2009 – 2010) ... 23

I. Inleiding... 25

II. Doel van de monitoring ... 25

III. Broedvogels ... 27

III.1 Materiaal en methode... 27

III.3 Resultaten... 30

III.3.1 Algemeen ... 30

III.3.2 Globaal overzicht van de inventarisatie-inspanning ... 30

III.3.3 Globaal overzicht van de resultaten... 31

III.3.4 Soortbespreking: trends en verspreiding... 33

III.3.5 Resultaten van de broedvogelinventarisatie in de verschillende zoekzones... 51

IV. Vegetatiemonitoring ... 57

IV.1 Inleiding ... 57

IV.2 Materiaal en methode ... 57

IV.3 Resultaten ... 58

IV.3.1 Pompje ... 58

IV.3.2 Dudzele ... 60

IV.3.3 Overzicht van de vegetatieopnames ... 61

V. Monitoring hydrologie natuurcompensaties Achterhaven Zeebrugge... 81

V.1 Algemeen... 81

V.2 Bespreking per zoekzone... 82

V.2.1 Z4 Pompje... 82

V.2.1.1 Algemene beschrijving hydrologische condities ... 82

V.2.1.1.1. Oppervlaktewater ... 82 V.2.1.1.1.1. Hydrografie ... 82 V.2.1.1.1.2. Oppervlaktewaterpeilen... 82 V.2.1.1.2. Grondwater... 83 V.2.1.1.2.1. Geohydrologische opbouw... 83 V.2.1.1.2.2. Grondwaterpeilen ... 84

V.2.1.2. Hydrologische maatregelen en verwachte invloed op hydrologie van het gebied ... 85

(6)

V.2.1.2.2. Hydrologische maatregelen en gewenst peilbeheer... 85

V.2.1.2.2.1. Hydrologische maatregel: waterpeilverhoging en opdeling in peilvakken... 85

V.2.1.2.2.1.1. Waterpeilverhoging ... 85

V.2.1.2.2.1.2. Opdeling in peilvakken: hydrologische scheiding Schorrenweide en RMD-terrein ... 86 V.2.1.2.2.2. Gewenst peilbeheer ... 86 V.2.1.3. Monitoringnetwerk ... 87 V.2.1.3.1. Grondwater... 87 V.2.1.3.2. Oppervlaktewater ... 87 V.2.2 Z8 Dudzeelse polder... 88

V.2.2.1. Algemene beschrijving hydrologische condities ... 88

V.2.2.1.1. Oppervlaktewater ... 88 V.2.2.1.1.1. Hydrografie ... 88 V.2.2.1.1.2. Oppervlaktewaterpeilen... 88 V.2.2.1.1.3 Oppervlaktewaterkwaliteit ... 90 V.2.2.1.2. Grondwater... 90 V.2.2.1.2.1. Geohydrologische opbouw... 90 V.2.2.1.2.2. Grondwaterpeilen ... 91

V.2.2.1.2.3 Kwaliteit van grondwater en oppervlaktewater ... 91

V.2.2.2. Hydrologische maatregelen en verwachte invloed op hydrologie van het gebied ... 92

(7)

Monitoring van de SBZ-V

‘Kustbroedvo-gels te Zeebrugge-Heist’ tijdens het

broedseizoen 2009

(8)
(9)

I. INLEIDING

Aan de afbakening van het vogelrichtlijngebied ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist’ zoals voorgesteld door Courtens & Stienen (2004) en goedgekeurd door de Vlaamse Regering (Belgisch Staatsblad 12/09/2005) werden een aantal kwantitatieve en kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen gekoppeld. Deze stellen dat te allen tijde 22 ha hoog-kwalitatief en bewezen geschikt bevonden broedhabitat voor de verschillende sternensoorten binnen de speciale beschermingszone dient te worden voorzien. Ten-einde de optimale kwaliteit van het broedbiotoop te waarborgen worden in de Bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering een aantal aandachtspunten opgesomd. Voor het behalen van de kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen dient aandacht te worden besteed aan het behoud van dynamiek en gunstige successiestadia, opvolging en voorkoming van predatie, het beperken van effecten van wind-turbines, het voorkomen van wezenlijke verstoring, het verzekeren van de kwaliteit van rust- en foera-geergebieden en het voorkomen van nestplaatsconcurrentie en predatie door grote meeuwen.

In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de aantalsveranderingen van kustbroedvogels in het Vogelrichtlijngebied voor kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist tijdens het broedseizoen 2009. Tevens worden er een aantal adviezen gegeven ten aanzien van het beheer van de kolonies.

II. RESULTATEN

II.1 Aantalsontwikkeling kustbroedvogels

II.1.1 Inleiding

Hoewel veranderingen in het aantal broedparen bij kustbroedvogels niet noodzakelijk een maat zijn voor de kwaliteit van de broedhabitat, geven ze wel zicht op de richting waarin de populaties zich ontwikkelen en kunnen ze als waarschuwingsignaal dienen. Bovendien kunnen ze aanwijzingen ople-veren voor intraspecifieke concurrentie of andere problemen.

II.1.2 Materiaal & methode

De methodiek van het tellen van nesten verschilt van soort tot soort. Kleine Mantelmeeuw, Zilver-meeuw, Kokmeeuw en Visdief worden aan de hand van de ‘lucifermethode’ geteld. Deze houdt in dat elk jaar op hetzelfde moment (net voor het uitkomen van de eerste kuikens) het hele havengebied wordt geteld. Hierbij wordt het broedgebied doorkruist waarbij in elk nest een lucifer wordt gelegd om dubbeltellingen te vermijden. Door op voorhand te bepalen hoeveel lucifers gemiddeld in een doosje zitten en na de telling het aantal lege doosjes te tellen kan het totaal worden bepaald.

Grote Sternen nestelen in kolonies op een kleine oppervlakte wat mogelijk maakt de nesten meer-maals te tellen in de loop van het seizoen. Grotere kolonies worden met bamboestokken in kleinere blokken onderverdeeld waarna elk blok geteld wordt.

(10)

II.1.3 Kokmeeuw en Zwartkopmeeuw

Halverwege april vestigde zich een kolonie van enkele honderden Kokmeeuwen en Zwartkopmeeuwen in de met Helmgras begroeide duintjes tegen de Dwarsdam. Deze kolonie werd kleiner en kleiner en na anderhalve week was ze volledig verdwenen. Vanaf de derde week van april vestigde zich een nieuwe kolonie Kokmeeuwen op de top van het schiereiland. Initieel zaten hier opnieuw ongeveer 140 koppels Zwartkopmeeuw tussen, ook deze waren na een week verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk ligt de aanwe-zigheid van twee Vossen op en rond het Sternenschiereiland ten grondslag aan deze verschuivingen. Uiteindelijk werden op het Sternenschiereiland 518 nesten van Kokmeeuw en één van Zwartkopmeeuw geteld (Figuur 1). In de westelijke voorhaven vestigden zich in juni 14 koppels Kokmeeuw. De nesten van deze vogels bleken na een week verdwenen. Ook hier wordt vermoed dat de aanwezigheid van een Vos de oorzaak is.

Kokmeeuw 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 198 5 198 6 198 7 198 8 198 9 199 0 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 200 5 200 6 200 7 200 8 200 9 Aan ta l n e st en Sternenschiereiland Baai van Heist Westelijke voorhaven

Figuur 1. Aantalsontwikkeling van de Kokmeeuw en de verdeling over de verschillende locaties te Zeebrugge-Heist in de

perio-de 1985-2009.

II.1.4 Sternen

Als gevolg van de aanwezigheid van de twee Vossen op het Sternenschiereiland werden van de drie sternensoorten de laagste aantallen sinds het eind van de jaren ’80 opgetekend.

Er werden vier nesten van Grote Stern gevonden op het Sternenschiereiland, deze werden na twee dagen gepredeerd.

Op het Sternenschiereiland werden 125 nesten van Visdief geteld, deze werden alle gepredeerd. In de westelijke voorhaven zaten er nog eens 427 koppels. Hier ging het om een late vestiging in twee kolonies. De grootste kolonie vestigde zich begin juni ten noorden van het Albert II-dok. Na anderhal-ve week anderhal-verhuisde de volledige kolonie naar een andere locatie ten noorden van het dok. Uiteindelijk werden 352 nesten geteld die alle werden gepredeerd. Een tweede, iets kleinere kolonie (75 koppels) vestigde zich in de luzernestrook tussen de sporenbundel en de aanrijroute van StoraEnso. Hier wer-den enkele kuikens vliegvlug. Wel werwer-den minstens 25 adulten en enkele juvenielen van deze kleine kolonie gedood door het wegverkeer.

Op het Sternenschiereiland werden 19 nesten van Dwergstern geteld, deze werden alle gepredeerd. In de westelijke voorhaven vestigde zich een kolonie van een 20-tal Dwergsternen ten noorden van het Albert II-dok. Ook deze kolonie bleek na een tweetal weken verdwenen waarna er een nieuwe vestiging van 24 koppels op een andere locatie werd vastgesteld.

(11)

Grote Stern 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Aantal nes ten Sterneneiland Baai van Heist Westelijke voorhaven (a) Visdief 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Aa n tal n e st en Sterneneiland Baai van Heist Westelijke voorhaven

(b)

Figuur 2a & 2b. Aantalsontwikkeling van Grote Stern (a) en Visdief (b) en de verdeling over de verschillende locaties te

(12)

Dwergstern 0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 A a nt a l ne st e n Sternenschiereiland Baai van Heist Westelijke voorhaven

(c)

Figuur 2c. Aantalsontwikkeling van Dwergstern (c) en de verdeling over de verschillende locaties te Zeebrugge-Heist in de

peri-ode 1985-2009.

II.1.5 Plevieren

Net zoals de sternen kenden ook de plevieren een slecht broedseizoen met lage aantallen wat voor een groot stuk te wijten is aan het feit dat in 2009 ongeveer 80% van het Sternenschiereiland dicht begroeid was en dus ongeschikt voor deze pionierssoorten. Op het Sternenschiereiland kwamen zowel vijf koppels Bontbek- als Strandplevier tot broeden. In de Westelijke Voorhaven werd tevens een kop-pel Strandplevier vastgesteld. Minstens één nest van Bontbekplevier werd gepredeerd door Vos.

Strandplevier 0 20 40 60 80 100 120 198 5 198 6 198 7 198 8 198 9 199 0 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 200 5 200 6 200 7 200 8 200 9 Aan ta l n e st en Sternenschiereiland Baai van Heist Westelijke voorhaven

(a)

Figuur 3a. Aantalsontwikkeling van Strandplevier en de verdeling over de verschillende locaties te Zeebrugge-Heist in de

(13)

Bontbekplevier 0 2 4 6 8 10 12 198 5 198 6 198 7 198 8 198 9 199 0 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 200 5 200 6 200 7 200 8 200 9 Aan ta l n e st en Sternenschiereiland Baai van Heist Westelijke voorhaven

(b)

Figuur 3b. Aantalsontwikkeling van Bontbekplevier en de verdeling over de verschillende locaties te Zeebrugge-Heist in de

pe-riode 1985-2009.

II.1.6 Grote meeuwen

In totaal kwamen in de haven van Zeebrugge 2417 koppels Zilvermeeuw en 4484 koppels Kleine Man-telmeeuw tot broeden. Respectievelijk 2285 en 4430 koppels hiervan zaten in de westelijke voorha-ven. Verder werden op de daken van de loodsen van SeaRo 112 nesten van Zilvermeeuw en 54 van Kleine Mantelmeeuw geteld. Twee koppels Zilvermeeuw zaten op de Oostdam zelf en 18 in de bin-nenhaven van SeaRo. Noch op het Sternenschiereiland, noch op de Baai van Heist kwamen dit jaar grote meeuwen tot broeden. Hoewel voor beide soorten het broedsucces niet kan bepaald worden, bleek uit het erg grote aantal vliegvlugge jongen dat ze een erg goed broedsucces kenden.

Zilvermeeuw 0 500 1000 1500 2000 2500 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 A a nt a l ne st e n Dakbroeders Sternenschiereiland

Baai van Heist & oostelijke haven Westelijke voorhaven

(a)

Figuur 4a. Aantalsontwikkeling van Zilvermeeuw en de verdeling over de verschillende locaties te Zeebrugge-Heist in de

(14)

Kleine Mantelmeeuw 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000 198 5 198 6 198 7 198 8 198 9 199 0 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 200 5 200 6 200 7 200 8 200 9 Aa n tal n e st en Dakbroeders Sternenschiereiland

Baai van Heist & oostelijke haven Westelijke voorhaven

(b)

Figuur 4b. Aantalsontwikkeling en de verdeling van Kleine Mantelmeeuw over de verschillende locaties te Zeebrugge-Heist in

de periode 1985-2009.

II.1.7 Andere soorten

En kwamen twee zuivere koppels Geelpootmeeuw en 13 koppels Stormmeeuw tot broeden in de wes-telijke voorhaven. Verder werden er ook 13 koppels Scholekster en 3 koppels Tapuit geteld.

II.2 Broedsucces

II.2.1 Inleiding

Het broedsucces van Kokmeeuw, Visdief en Grote Stern wordt sinds enkele jaren op een gestandaar-diseerde manier gemonitord door het INBO. Dit gebeurt door een aantal nesten binnen een represen-tatief deel van de kolonie te omheinen met kippengaas zodat de kuikens niet kunnen weglopen van de nestomgeving (zogenaamde enclosures). Wanneer verschillende kolonies op grotere afstand worden gevormd (bv. in de westelijke voorhaven en op het Sternenschiereiland) worden twee enclosures ge-bouwd.

Van de nesten binnen de enclosure worden de volgende parameters gemeten: legselgrootte (i.e. aan-tal eieren per nest), uitkomstsucces (i.e. het percentage eieren dat uiteindelijk uitkwam), uitvliegsuc-ces (i.e. het percentage kuikens dat uiteindelijk uitvliegt) en het broedsucuitvliegsuc-ces (i.e. het aantal vlieg-vlugge jongen per paar). De nesten binnen de omheining worden ten minste 3 keer per week gecon-troleerd.

(15)

II.2.2 Resultaten

(16)
(17)

III. VERSTORING, PREDATIE EN MORTALITEIT

III.1 Zoogdieren

In het voorjaar 2009 werd activiteit vastgesteld van een marterachtige op het Sternenschiereiland. Sinds het najaar van 2008 werd geregeld een Vos gezien op het schiereiland. In 2009 waren gedu-rende het volledige broedseizoen 2 Vossen actief op het Sternenschiereiland. Deze ruimden systema-tisch nesten en jongen van Zwartkopmeeuw, Kokmeeuw, Visdief, Dwergstern en Grote Stern op en zorgden voor nachtelijk verstoring welke funest is voor kustbroedvogels. Het gevolg hiervan was niet enkel dat geen enkel jong vliegvlug werd maar ook dat het aantal gevonden nesten erg laag bleef. De Vossen wisten op ook de omheining van schrikdraad, die ad hoc was gespannen ter bescherming van een deel van de kolonie, te omzeilen.

Tijdens het broedseizoen 2009 zagen de bewakers van de Fluxys-terminal vrijwel elke nacht 1 of 2 Vossen via de Oostdam de omgeving van het Sternenschiereiland verkennen. Na het broedseizoen werden zij vergezeld van 3 jongen. Zoals gezegd heeft de activiteit van de Vossen gezorgd voor een sterke reductie van het aantal broedparen. Daar waar er dit jaar zo’n 3000 extra Visdieven werden verwacht (rekruten uit 2007), was het aantal broedparen gereduceerd van 2003 koppels in 2008 naar slechts 125 in 2009. Om het Sternenschiereiland in de toekomst weer geschikt te maken voor kust-broedvogels is een rigoureus beleid tegenover landroofdieren aangewezen. De mogelijke maatregelen zijn tweeledig:

1. Verwijderen van aanwezige grondpredatoren

Momenteel frequenteren tenminste 5 vossen (2 volwassen dieren en 3 jongen) vrijwel elke nacht het schiereiland, evenals enkele verwilderde katten en een marterachtige. Van de vossenjongen kan ver-wacht worden dat in de eerstkomende weken één of enkele dieren spontaan zullen wegtrekken uit het ouderlijk territorium. De mogelijke maatregelen met betrekking tot het wegvangen of anderszins ver-wijderen van de residerende, territoriale vossen, worden de mogelijke maatregelen weergegeven in Courtens et al. (2009). Het betreft hoe dan ook een optie waarvan het succes op een korte termijn niet kan worden gegarandeerd. Het overgaan tot effectieve pogingen daartoe moet derhalve be-schouwd worden als een urgentiemaatregel, voor het geval de hieronder besproken alternatieve op-lossing – het ontoegankelijk maken van het schiereiland – niet of niet tijdig kan gerealiseerd worden. In dat geval dient het wegvangen of anderszins verwijderen van de residerende dieren een absolute prioriteit te zijn. ANB heeft zich ertoe verbonden om hiertoe de nodige stappen te nemen. Zolang het schiereiland niet ontoegankelijk is voor landroofdieren, zal hernieuwde aanwezigheid ervan in de toe-komst op analoge wijze dienen te worden aangepakt. Het is aangewezen dat, indien zich in de ko-mende jaren opnieuw een rattenprobleem zou stellen, hier eveneens tegen wordt opgetreden. 2. Ontoegankelijk maken van het schiereiland

De enige optie die garantie biedt voor een effectieve en permanente oplossing voor het predatorpro-bleem, bestaat erin dat het Sternenschiereiland permanent ontoegankelijk gemaakt wordt voor deze predatoren. Hiervoor werden reeds verschillende opties aangebracht en besproken onder meer op een eerste bijeenkomst van ANB, MOW en INBO op 10/08/2009.

a. Basisaanpassingen

(18)

b. Aanleggen van een geul rond het schiereiland

Een permanente oplossing voor het ontoegankelijk maken van het schiereiland is het aanleggen van een geul tussen de Oostdam en het broedgebied. Verschillende opties werden hiertoe reeds bespro-ken:

1. Een permanent waterhoudende geul van minimaal 50 m breed

2. Een smallere permanent waterhoudende geul afgeboord met damplanken 3. Een gebetonneerde ‘bak’ met een in- en uitlaatsysteem

MOW heeft de taak op zich genomen de haalbaarheid en het kostenplaatje van deze opties te onder-zoeken.

c. Plaatsen van een draadafsluiting

Wanneer dit correct wordt uitgevoerd biedt het plaatsen van een draadafsluiting waarschijnlijk een re-delijk goede garantie op het vermijden van een herhaling van de gebeurtenissen tijdens het broedsei-zoen 2009. Punten waar dient op te worden gelet zijn de verankering van de onderkant van de draad-afsluiting aan het beton van de Oostdam, de hoogte van de draaddraad-afsluiting (minstens 2m hoog met een topstuk (minimaal 60 cm) dat 45° naar buiten steekt, eventueel met elektriciteit op) en de punten waar de afsluiting stopt. Op deze eindpunten dient de afsluiting over de betonblokken tot een stuk in het water van de haven te worden doorgetrokken zodat grondpredatoren ook met extreem laag tij niet binnen de afsluiting kunnen komen (bij de huidige voorziene configuratie van het schiereiland (fi-guur 1b) kan de draadafsluiting geplaatst worden zoals voorgesteld in onderstaande fi(fi-guur). De on-derste helft van de draadafsluiting kan worden voorzien van fijnmazig ijzergaas zodat ook kleinere landroofdieren het schiereiland niet kunnen bereiken. Een uitgebreidere bespreking van deze optie wordt is te vinden in Courtens et al. (2009).

(19)

III.2 Grote meeuwen

In 2009 kwamen geen grote meeuwen tot broeden op het Sternenschiereiland noch op de Baai van Heist. Wel zorgden een aantal dakbroedende koppels te Knokke voor problemen.

III.3 Aanvaringsslachtoffers

In 2009 werden nauwelijks windmolenslachtoffers gevonden. Dit is waarschijnlijk grotendeels het ge-volg van het feit dat er nauwelijks vogels gebroed hebben op het Sternenschiereiland, maar allicht ook te wijten aan het feit dat sternen er gemakkelijker onderdoor en tussen kunnen vliegen.

IV. VEGETATIE, BEHEER EN VERANDERINGEN

In 2009 was slechts ongeveer 10% van het volledige Sternenschiereiland geschikt als broedbiotoop voor sternen. In augustus en september 2009 werd daarom de vegetatie van het grootste gedeelte van het schiereiland verwijderd. Dit gebeurde in goede samenwerking op het terrein tussen MOW en INBO. Een klein gedeelte van de hogere vegetatie is gespaard gebleven om te dienen als broedplaats voor de Kokmeeuw.

De voorbije jaren werden de volgende knelpunten vastgesteld:

1) snelle vegetatiesuccessie waardoor grote delen ongeschikt worden als broedgebieden en 2) langzaam dichtslibben van de baai die zich bevindt tussen het schiereiland en de Oostdam. Het is aangewezen om in de toekomst jaarlijks van ongeveer een derde van het schiereiland de vege-tatie te verwijderen en daarvoor een zeker onderhoudsbudget te voorzien. Wanneer dit alternerend gebeurt zal er elk jaar geschikt broedhabitat zijn voor zowel de pioniersoorten (Dwergstern en plevie-ren), de soorten van het eerste successiestadium (Visdief en Grote Stern) en de soorten die hogere vegetatie prefereren (Kokmeeuw). Op die manier hebben de sternen jaarlijks beschikking over onge-veer 2/3 van de oppervlakte als optimaal broedbiotoop. Bovendien creëert dit voldoende variatie om alle soorten een goed habitat te bieden. Het budget kan dan eventueel ook gebruikt worden voor een herstelling van de baai tussen het schiereiland en de Oostdam mocht dit nodig blijken. Voor de start van de werken dient (zoals nu reeds gebeurt) een terreinbezoek met de betrokken partijen (ANB, IN-BO, MOW en de uitvoerder van de werken) plaats te vinden om alles door te praten. Tijdens de wer-ken aan de vegetatie dient ook aandacht besteed te worden aan het verlagen van delen van het ge-bied die te hoog zijn geworden door primaire duinvorming.

V. OPRICHTEN WERKGROEP STERNENSCHIEREILAND

(20)
(21)

VI. CONCLUSIES

1) Dwergstern, Grote Stern en Visdief kenden alle erg lage aantallen en een broedsucces van 0 kui-kens/paar, hoofdzakelijk als gevolg van predatie en verstoring door Vossen. Ook Strandplevier en Bontbekplevier kenden een slecht broedseizoen. Kleine Mantelmeeuw en Zilvermeeuw hadden zowel naar aantal broedkoppels als naar broedsucces een erg goed broedseizoen.

2) Beheer van grondpredatoren is urgent. De enige maatregel die hier garantie biedt, is het aanbren-gen van een permanente voswerende barrière die de broedsite scheidt van de rest van het haven-complex en het achterland. Deze bestaat best uit een combinatie van een afsluiting ter hoogte van de toegangspoorten van Fluxys en een permanente afsluiting in de vorm van een afrastering of een geul waardoor het broedgebied permanent door water is omgeven. Een dergelijke oplossing moet ruim voor het broedseizoen 2010 gereed zijn. In geval deze timing niet haalbaar is of dreigt te zijn, zou in het vroege voorjaar een bijzondere inspanning dienen geleverd te worden in een poging om alle land-roofdieren weg te vangen. Het succes van een dergelijke operatie moet echter bij voorbaat als twijfel-achtig worden ingeschat.

3) Uitbreiding van het Sternenschiereiland wordt momenteel uitgevoerd. Daarbij wordt ook onderhoud van de vegetatie voorzien.

4) Beheer van de vegetatie zal ook in de toekomst nodig blijven. Het INBO stelt een alternerend sys-teem voor waarbij jaarlijks ongeveer een derde van het schiereiland vegetatievrij wordt gemaakt. 5) Het oprichten van een werkgroep en verdere monitoring wordt wenselijk geacht.

VII. LITERATUUR

(22)
(23)

Monitoring van de SBZ-V

‘Poldercom-plex’:resultaten van het vijfde jaar

(2009 – 2010)

(24)
(25)

I. INLEIDING

In 2005 werd gestart met de uitwerking van de taakverdelingmatrix voor de natuurinrichting van een aantal gebieden die bij Besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 werden aangeduid als uit-breiding aan de Speciale Beschermingszone (SBZ ‘3.2 Poldercomplex’ (artikel 1 BVR 17/07/2000, BS 31/08/2000).

Teneinde deze natuurontwikkelingsmaatregelen te kunnen evalueren, werd door de Afdeling Maritie-me Toegang van het DeparteMaritie-ment Mobiliteit en Openbare Werken (Vlaamse GeMaritie-meenschap) aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek de opdracht gegeven de natuurwaarden in deze gebieden te monitoren. Dit rapport geeft de resultaten van het vierde onderzoeksjaar (juli 2008 – juni 2009) weer. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met Natuurpunt Studie vzw. Hierbij is het INBO ver-antwoordelijk voor de wetenschappelijke opvolging en rapportage en voeren de vrijwilligers (een 60-tal in totaal) van de Vogelwerkgroep NW-Vlaanderen (Mergus-vogelwerkgroep), de Werkgroep Uitkerkse Polders en de Vogelwerkgroep Middenkust het leeuwendeel van de broedvogelinventarisaties en water-vogeltellingen uit. Het werk van deze vrijwillige medewerkers wordt gecoördineerd door een professi-onele kracht, Dominique Verbelen van Natuurpunt Studie vzw.

II. DOEL VAN DE MONITORING

Het hoofddoel van het monitoringproject is ‘de toetsing van de maatregelen opgenomen in de taak-verdelingmatrix met betrekking tot de effectieve inrichting van natuurcompensatiegebieden voor de verdere uitbouw van de achterhaven van Zeebrugge, opgenomen in de ontwerp-overeenkomst zoals door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd op 4 maart 2005’. In het eerste onderzoeksjaar werd hiertoe een methodiek voor een gedetailleerde monitoring en opvolging opgesteld (Courtens et al., 2006) die jaarlijks op dezelfde manier wordt toegepast. De resultaten van de monitoring zullen wor-den gebruikt om de natuurdoelen op projectniveau te toetsen.

(26)
(27)

III. BROEDVOGELS

W. Courtens & D. Verbelen

III.1 Materiaal en methode

De broedvogelinventarisaties worden hoofdzakelijk uitgevoerd door vrijwilligers de Vogelwerkgroep NW-Vlaanderen (Mergus-vogelwerkgroep), de Werkgroep Uitkerkse Polders en de Vogelwerkgroep Midden-kust (zie Bijlage 4). Een aantal gebieden worden door het INBO geteld. De coördinatie van het inventari-satiewerk gebeurt door Dominique Verbelen van Natuurpunt Studie vzw.

Opzet van de broedvogelinventarisatie

Enerzijds worden de aantallen en broedlocaties van een aantal geselecteerde soorten (zie Bijlage 1) in de zoekzones nauwkeurig opgevolgd, anderzijds worden de populaties van deze soorten in het volle-dige vogelrichtlijngebied bepaald. Gezien het schaalverschil tussen deze twee luiken worden de data op twee verschillende manieren verzameld. Daar het gaat om een monitoringproject gebeuren de tel-lingen jaarlijks op dezelfde gestandaardiseerde manier waardoor de resultaten over de jaren heen vergelijkbaar zijn en betrouwbare trends kunnen worden vastgesteld.

Practische uitvoering van de broedvogelinventarisatie

Bij de aanvang van het project werd het volledige vogelrichtlijngebied en het geschrapte gedeelte in-gedeeld in 121 kleinere eenheden of telgebieden (Figuur 1 en Bijlagen 3a & 3b). Dit wordt in wat volgt ‘het studiegebied’ genoemd. Ook werden drie extra gebieden gelegen in de achterhaven maar buiten deze zone meegenomen. Al deze gebieden worden elk op een gestandaardiseerde manier door één of meerdere personen geïnventariseerd. De verschillende telgebieden behoren tot negen telzones (Figuur 2). Voor een gedetailleerde beschrijving van de verschillende telzones wordt verwezen naar Courtens & Verbelen (2008).

(28)

Figuur 2. Overzicht van de ligging van de verschillende telzones.

De geselecteerde soorten zijn in de eerste plaats alle soorten waarvoor de SBZ werd aangeduid en al-le andere soorten van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn. Aanvulal-lend worden ook enkeal-le aandachts-soorten voor Vlaanderen geteld: een aantal aandachts-soorten van de Rode Lijst van de Vlaamse Broedvogels (Devos et al., 2004) en soorten waarvan in de SBZ minstens 5% van de Vlaamse populatie broedt (gebaseerd op Vermeersch et al., 2004). De lijst van de getelde soorten en hun specifieke status is weergegeven in Bijlage 1.

Inventarisatie volgens de uitgebreide territoriumkarteringsmethode

De methode die wordt gevolgd in de zoekzones voor de natuurcompensaties, de achterhaven van Zeebrugge en een tiental andere telgebieden, is de uitgebreide territoriumkarteringsmethode (UTK-methode) zoals beschreven in Hustings et al. (1985) en aangepast naar Anselin et al. (2003) en vooral naar van Dijk (2004). Bij de start van het project werd een aantal gebieden geselecteerd waar de broedvogels jaarlijks aan de hand van de UTK-methode worden geteld. Deze gebieden worden elk jaar op deze manier geteld. Het gaat onder andere om de zoekzones 1 tot 9 en een aantal referentie-gebieden verspreid over de volledige Oostkustpolders. De zoekzones 10 en (nieuwe) 10bis zijn zoda-nig groot dat een gebiedsdekkende kartering aan de hand van de UTK-methode niet mogelijk werd geacht. Hier wordt een kleiner aantal telgebieden volgens deze methode geteld. De gebieden die in 2009 aan de hand van de UTK-methode werden geteld zijn weergegeven in Figuur 3.

(29)

Gebiedsdekkende broedvogelinventarisatie

Om een beeld te krijgen van de evolutie van de belangrijkste broedvogelsoorten in het gebied worden deze soorten jaarlijks in het volledige Poldercomplex geteld. Elk gebied wordt hiertoe minstens driemaal bezocht. Voor elke soort wordt op deze manier een goed beeld verkregen van het aantal koppels per tel-gebied. Voor een groot aantal telgebieden werden in 2009 ook puntgegevens van de territoria verzameld (Figuur 3). Het doorgeven van deze puntgegevens is optioneel en is afhankelijk van de waarnemers. Ze kunnen worden beschouwd als extra informatie, het niet beschikbaar zijn van puntgegevens voor deze gebieden heeft verder geen consequenties voor de evaluatie van de natuurcompensaties.

Habitatpreferentie

Op basis van de puntgegevens die werden verzameld, kan de gemiddelde dichtheid per habitattype van een aantal soorten worden bepaald. Voor het Poldercomplex is dit vooral het geval voor een aan-tal weidevogels die een duidelijk territorium hebben. Om de habtitatpreferentie te bepalen werden de verschillende karterings-eenheden van de tweede versie van de Biologische Waarderingskaart (BWK) gereduceerd tot tien hoofdklassen (Tabel 1).

Tabel 1. Hoofdklassen habitattypes onderscheiden voor bepaling van de habitatpreferentie. Code Omschrijving 1 Hpr-grasland 2 Hp-grasland 3 Ander grasland 4 Akker 5 Urbaan 6 Ruigte & bos

7 Lijnvormig landschapselement 8 Water

9 Rietland & moeras 10 Ander

(30)

III.3 Resultaten

III.3.1 Algemeen

Tussen begin april en eind juni werd in het volledige vogelrichtlijngebied een aantal op voorhand ge-selecteerde soorten geïnventariseerd. De lijst met getelde soorten is te vinden in Bijlage 1. Een over-zicht van de inventarisatie-inspanning wordt gegeven in paragraaf III.3.2.

Er werd nauwelijks afgeweken van de methodiek beschreven in het eindrapport van het tweede moni-toringjaar (Courtens et al., 2006). Wel werden Rietzanger en Blauwborst gebiedsdekkend geteld. Bo-vendien werden van zo veel mogelijk gebieden die niet volgens de UTK-methode werden geteld punt-gegevens verzameld.

III.3.2 Globaal overzicht van de inventarisatie-inspanning

Figuur 3 geeft een overzicht van de inventarisatie-inspanning in het projectgebied. Van de 124 onder-scheiden telgebieden werden er 45 aan de hand van de UTK-methode geteld. Veertien deelgebieden werden niet geteld, acht hiervan zijn dorpscentra of andere urbane zones waar geen voor het project relevante soorten broeden.

Voor alle telgebieden die volgens de UTK-methode werden geteld zijn puntgegevens beschikbaar, in totaal werden 1032 puntlocaties van territoria verzameld. Van 45 andere gebieden werden tevens puntgegevens doorgegeven. Voor alle gebieden werden in totaal 1564 puntgegevens ingevoerd. Deze gegevens werden verzameld door een 40-tal tellers. In totaal werden ruim 1000 manuren be-steed aan de broedvogelinventarisatie.

(31)

III.3.3 Globaal overzicht van de resultaten

Tabel 2 geeft een overzicht van de evolutie van de aantallen van de onderzochte soorten in het stu-diegebied van 1991 tot 2009. De aantallen van de verschillende soorten per deelgebied worden weer-gegeven in Bijlage 2. Hierbij dient te worden opgemerkt dat wanneer een gedeelte van een telgebied niet binnen de SBZ ligt (b.v. een stuk van een aantal van de noordelijke telgebieden van de Uitkerkse Polder), de aantallen voor het volledige telgebied werden genomen. Gezien het hier om erg kleine op-pervlaktes gaat, heeft dit nagenoeg geen effect op de totale aantallen.

De soorten van de Bijlage I die gebonden zijn aan riet en rietmoerassen deden het vrij goed in 2009. Er werden 2 territoria van Roerdomp, 1 van Woudaapje en 1 van Porseleinhoen opgetekend. Blauw-borst haalde met 205 territoria een nieuw maximum voor deze soort. Bruine Kiekendief deed het dan weer slecht met het laagste aantal in 13 jaar. Ook Kluut kende voor het tweede jaar op rij een aan-talsdaling. Verder kwam voor het eerst sinds enkele jaren geen enkel koppel Steltkluut tot broeden. In het algemeen was het een vrij goed jaar voor weidevogels. Tureluur en Grutto tekenden een nieuw maximum op, weliswaar slechts met enkele koppeltjes meer dan het vorige. Ook Slobeend, Kuifeend en Scholekster deden het erg goed dit jaar met respectievelijk maxima van 124, 104 en 201 koppels. Van Rietzanger werden voor het eerst meer dan 1000 territoria geteld in het studiegebied. Graszanger en Cetti’s Zanger kenden, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van de vrij harde winter waar deze soorten gevoelig voor zijn, een sterke aantalsdaling tegenover 2008.

Tabel 2. Aantalsevolutie van de broedvogels van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn, de Rode Lijst van de Vlaamse broedvogels

en de soorten die de 5%-norm halen in het vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ van 1991 tot 2009. VRL: al dan niet voorko-mend op de Bijlage I van de Vogelrichtlijn; RL: categorie op de Rode Lijst van de Vlaamse broedvogels (MUB: met uitsterven bedreigd; B: bedreigd; KW: kwetsbaar; Z: zeldzaam; nt: niet op de Rode Lijst; -: niet op de Rode Lijst maar voldoend aan crite-ria voor de categorie ‘zeldzaam’); PV: grootte van de Vlaamse populatie (gebaseerd op Vermeersch et al. (2006) (aantallen voor de periode 2003-2005); grijze waarden gebaseerd op Vermeersch et al. (2004) (aantallen voor de periode 2000-2002)).

Soort 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 VRL RL PV

Roerdomp 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 2 x MUB 6 - 14

Woudaapje 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 7 1 x MUB 8 - 15

Bruine Kiekendief 4 6 7 11 8 7 8 8 11 12 14 12 11 11 11 9 8 10 7 x KW 145 - 155

Grauwe Kiekendief 0 0 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 x MUB 0

(32)

De donkergrijze waarden voor Blauwborst en Rietzanger geven (sterk) onvolledige waarden weer. Het is nagenoeg onmogelijk om voor deze soorten buiten het kader van een project als dit jaarlijks be-trouwbare waarden te bekomen. Beide soorten broeden namelijk heel vaak in rietkragen tussen sloten en zijn enkel bij intensief bezoek van een gebied waarbij al deze lijnvormige elementen worden afge-lopen op een goede manier te tellen. De waarden voor Blauwborst voor de periode 1991-1997 geven wel een betrouwbare trend weer gezien deze soort in een aantal jaren intensief werd geïnventari-seerd, precies om de toename van deze soort in de regio goed te kunnen documenteren.

De lichtgrijs ingekleurde waarden voor Bergeend en Scholekster geven een onderschatting van de werkelijke aantallen weer als gevolg van een lagere inventarisatie-inspanning in deze jaren. Deze soorten broeden o.a. vaker op akkers dan de ‘echte’ weidevogels zoals Tureluur en Grutto en werden in deze jaren minder intensief geteld. Voor soorten als Tureluur en Grutto geldt dit in mindere mate gezien de op grasland broedende soorten jaarlijks op een vergelijkbare manier werden geteld.

(33)

III.3.4 Soortbespreking: trends en verspreiding

In wat volgt worden de grafieken en verspreidingskaartjes voor een aantal soorten gegeven. Verdere uitwerking van de gegevens volgt in het eindrapport.

Soorten van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn Bruine Kiekendief Circus aeruginosus

Aantalstrend & verspreiding

0 2 4 6 8 10 12 14 16 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

Figuur 4. Aantalsverloop van Bruine Kiekendief Circus aeruginosus in het studiegebied in de periode 1991-2009.

Tabel 3. Aantalsevolutie van Bruine Kiekendief Circus aeruginosus in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -50% -100% 0 0

-Dudzeelse Polder - - 0 0

-Dudzele - Koolkerke - Damme -100% - 0 0

-Klemskerke - Vlissegem - - 0 0

-Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +100% +50% 3 3 0

(34)

Figuur 5. Aantallen en verspreiding van territoria van Bruine Kiekendief Circus aeruginosus in het studiegebied in 2009. Aange-duid zijn de telgebieden (donkerrode omranding), de zoekzones 1 tot 10bis (rode arcering) en de niet getelde gebieden (grijze vlakken).

Kluut Recurvirostra avosetta

Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

0 50 100 150 200 250 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

(35)

Tabel 4. Aantalsevolutie van Kluut Recurvirostra avosetta in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die res-pectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -400% - 0 0

-Dudzeelse Polder 0% 0% 3 0 -100%

Dudzele - Koolkerke - Damme -33% +50% 3 3 0

Klemskerke - Vlissegem +100% +125% 9 8 -11%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +38% -9% 10 20 +100%

Lissewege - - 0 0 Meetkerke - Houthave - - 0 0 -Oostkerke - Hoeke - La -pscheure +13% -11% 8 9 +13% Uitkerke +46% -18% 143 111 -22% Zuienkerke - - 0 0 -UTK-gebieden +26% -21% Totaal +38% -13% 176 151 -14%

(36)

Blauwborst Luscinia svecica

Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

Tabel 5. Aantalsevolutie van Blauwborst Luscinia svecica in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die res-pectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven +69% -41% 16 13 -19%

Dudzeelse Polder +8% +23% 16 20 +25%

Dudzele - Koolkerke - Damme +125% +15% 31 44 +42%

Klemskerke - Vlissegem +36% -7% 14 16 +14%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +86% +31% 17 15 -12%

Lissewege +200% - 0 0

-Meetkerke - Houthave +50% -67% 6 11 +83%

Oostkerke - Hoeke - Lapscheure +100% -11% 31 34 +10%

Uitkerke +8% +2% 41 35 -15%

Zuienkerke +180% -6% 15 16 +7%

UTK-gebieden +66% -8%

Totaal +58% -8% 187 204 +9%

(37)

Soorten > Vlaamse 5%-norm en voorkomend op de Rode Lijst Zomertaling Anas querquedula

Aantalstrend en verspreiding 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

Figuur 9. Aantalsverloop van Zomertaling Anas querquedula in het studiegebied in de periode 1991-2009.

Tabel 6. Aantalsevolutie van Zomertaling Anas querquedula in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aan-tal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -67% -100% 0 1 +100%

Dudzeelse Polder - - 0 0

-Dudzele - Koolkerke - Damme -67% -100% 0 2 +200%

Klemskerke - Vlissegem - - 0 0

-Kwetshage - Stalhille - Oudenburg 0% -100% 0 1 +100%

(38)

Figuur 10. Aantallen en verspreiding van territoria van Zomertaling Anas querquedula in het studiegebied in 2009. Aangeduid zijn de telgebieden (donkerrode omranding), de zoekzones 1 tot 10bis (rode arcering) en de niet getelde gebieden (grijze vlak-ken).

Tureluur Tringa totanus

Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

(39)

Tabel 7. Aantalsevolutie van Tureluur Tringa totanus in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respec-tievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal terri-toria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -70% 0% 7 2 -71%

Dudzeelse Polder -19% -9% 20 17 -15%

Dudzele - Koolkerke - Damme -12% +10% 23 27 +17%

Klemskerke - Vlissegem +50% +67% 15 10 -33%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +9% +8% 13 13 0

Lissewege - - 0 0 Meetkerke - Houthave 0% +100% 6 7 +17% Oostkerke - Hoeke - La -pscheure -45% +33% 8 10 +25% Uitkerke +6% +39% 93 102 +10% Zuienkerke - +200% 2 0 -100% UTK-gebieden -16% +7% Totaal -13% +22% 187 188 +1%

(40)

Graszanger Cisticola juncidis Aantalstrend en verspreiding

Tabel 8. Aantalsevolutie van Graszanger Cisticola juncidis in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die res-pectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven +60% -30% 21 2 -90%

Dudzeelse Polder +400% -50% 2 3 +50%

Dudzele - Koolkerke - Damme -100% - 0 0

-Klemskerke - Vlissegem - +200% 2 3 +50%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg - +200% 2 0 -100%

Lissewege - - 0 0 Meetkerke - Houthave - - 0 0 -Oostkerke - Hoeke - La -pscheure - +100% 1 0 -100% Uitkerke +600% 0% 6 2 -67% Zuienkerke - - 0 0 -UTK-gebieden +80% -21% Totaal +91% -15% 34 10 -71%

(41)

Cetti’s Zanger Cettia cetti Aantalstrend en verspreiding

Tabel 9. Aantalsevolutie van Cetti’s Zanger Cettia cetti in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respec-tievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal terri-toria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven +80% +13% 18 12 -33%

Dudzeelse Polder - +100% 1 0 -100%

Dudzele - Koolkerke - Damme +200% -50% 2 3 +50%

Klemskerke - Vlissegem - 0 1 1 0

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +120% +55% 14 13 -7%

Lissewege +29% 0 2 1 -50%

Meetkerke - Houthave - +50% 4 2 -50%

Oostkerke - Hoeke - Lapscheure +33% -25% 3 3 0

Uitkerke - +350% 9 7 -22%

Zuienkerke - - 0 0

-UTK-gebieden +94% +29%

Totaal +81% +33% 54 42 -22%

(42)

Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

Tabel 10. Aantalsevolutie van Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telge-bieden die respectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeen-komstig aantal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven 0% -5% 104 98 -6%

Dudzeelse Polder +23% +32% 70 68 -3%

Dudzele - Koolkerke - Damme +16% +26% 54 94 +74%

Klemskerke - Vlissegem +27% -7% 65 85 +31%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +10% -2% 55 114 +107%

Lissewege +29% -17% 5 4 -20%

Meetkerke - Houthave -13% +79% 48 38 -21%

Oostkerke - Hoeke - Lapscheure +14% +2% 86 125 +45%

Uitkerke -6% +11% 233 283 +21%

Zuienkerke -45% +91% 61 93 +52%

UTK-gebieden +12% +2%

Totaal +5% +10% 781 1002 +28%

(43)

Soorten > Vlaamse 5%-norm Bergeend Tadorna tadorna

Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

0 50 100 150 200 250 300 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 200 5 200 6 200 7 200 8 200 9

Figuur 16. Aantalsverloop van Bergeend Tadorna tadorna in het studiegebied in de periode 1991-2009.

Tabel 11. Aantalsevolutie van Bergeend Tadorna tadorna in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die res-pectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -50% -50% 3 1 -66,7

Dudzeelse Polder -45% +8% 14 17 +21%

Dudzele - Koolkerke - Damme -45% +28% 23 28 +22%

Klemskerke - Vlissegem +11% -10% 18 15 -17%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +6% +39% 25 31 +24%

(44)
(45)

Grutto Limosa limosa

Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

0 50 100 150 200 250 300 350 400 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 200 5 200 6 200 7 200 8 200 9

Figuur 18. Aantalsverloop van Grutto Limosa limosa in het studiegebied in de periode 1991-2009.

Tabel 12. Aantalsevolutie van Grutto Limosa limosa in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respectie-velijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal territo-ria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -25% -67% 2 0 -100%

Dudzeelse Polder -17% -80% 1 0 -100%

Dudzele - Koolkerke - Damme -13% -14% 70 56 -20%

Klemskerke - Vlissegem +19% +32% 49 39 -20%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +4% +21% 35 27 -23%

(46)
(47)

Slobeend Anas clypeata

Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

0 20 40 60 80 100 120 140 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

Figuur 20. Aantalsverloop van Slobeend Anas clypeata in het studiegebied in de periode 1991-2009.

Tabel 13. Aantalsevolutie van Slobeend Anas clypeata in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respec-tievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal terri-toria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -200% - 0 1 +100%

Dudzeelse Polder - - 1 0 -100%

Dudzele - Koolkerke - Damme -50% 0% 4 8 +100%

Klemskerke - Vlissegem -29% +160% 13 10 -23%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +33% +13% 7 13 +86%

(48)

Figuur 21. Dichtheid (aantal territoria/100 ha) van Slobeend Anas clypeata in het studiegebied in 2009. Aangeduid zijn de tel-gebieden (donkerrode omranding), de zoekzones 1 tot 10bis (rode arcering) en de niet getelde gebieden (grijze vlakken).

Kuifeend Aythya fuligula

Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

0 20 40 60 80 100 120 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

(49)

Tabel 14. Aantalsevolutie van Kuifeend Aythya fuligula in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respec-tievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal terri-toria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven -14% 0% 5 4 -20%

Dudzeelse Polder 0% -100% 0 0

-Dudzele - Koolkerke - Damme -54% +80% 9 10 +11%

Klemskerke - Vlissegem - +200% 2 2 0

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg +150% +60% 8 6 -25%

Lissewege -50% - 0 0

-Meetkerke - Houthave - - 0 4 +400%

Oostkerke - Hoeke - Lapscheure +47% -18% 36 60 +67%

Uitkerke -33% +150% 10 11 +10%

Zuienkerke -50% -100% 0 5 +500%

UTK-gebieden +20% +35%

Totaal +14% +8% 70 102 %46%

(50)

Scholekster Haematopus ostralegus Aantalstrend, verspreiding en dichtheden

Tabel 15. Aantalsevolutie van Scholekster Haematopus ostralegus in 2006-’07, 2007-’08 en 2008-‘09 per telzone in telgebieden die respectievelijk in 2006-‘07, in 2007’-08 en in 2008-‘09 op dezelfde manier werden geïnventariseerd en het overeenkomstig aantal territoria voor 2008 en 2009.

2006-'07 2007-'08 2008 2009 2008-'09

Achterhaven +13% -38% 5 2 -60%

Dudzeelse Polder -7% -36% 9 12 +33%

Dudzele - Koolkerke - Damme -21% +40% 42 47 +12%

Klemskerke - Vlissegem 0% +17% 14 12 -14%

Kwetshage - Stalhille - Oudenburg -23% +70% 17 12 -29%

Lissewege -100% +100% 1 0 -100%

Meetkerke - Houthave -20% -10% 9 14 +56%

Oostkerke - Hoeke - Lapscheure -29% +23% 26 24 -8%

Uitkerke -2% -6% 59 67 +14%

Zuienkerke -50% +200% 6 11 -83%

UTK-gebieden -14% +14%

Totaal -13% +11% 188 201 +7%

(51)

III.3.5 Resultaten van de broedvogelinventarisatie in de verschillende zoekzones Alle zoekzones werden aan de hand van de UTK-methode geteld. Enkel Z10 en Z10 bis werden slechts gedeeltelijk volgens UTK geteld wegens de grote oppervlakte en de hiermee gepaard gaande hoge in-ventarisatie-inspanning. Voor alle zoekzones zijn puntlocaties van de aanwezige territoria beschikbaar. Enkel voor Z10 en Z10 bis zijn deze dus slechts voor een deel van de zoekzone ingetekend. Het Pomp-je, de Dudzeelse Polder en Klemskerke-Vlissegem worden hierna meer in detail voorgesteld, gezien in deze gebieden de inrichtingswerken reeds zijn uitgevoerd of voor 2010 zijn gepland.

De Figuren 25 tot 27 geven de ligging van de vermoedelijke centra van de territoria van de verschil-lende soorten die in het Pompje broedden in 2009 weer.

De Figuren 28 tot 29 geven de ligging van de vermoedelijke centra van de territoria van de verschil-lende soorten die in de Dudzeelse Polder broedden in 2009 weer.

(52)

Figuur 25. Locaties van de territoria van

Bergeend Tadorna tadorna, Kuifeend Ay-thya fuligula, Slobeend Anas clypeata en Zomertaling Anas querquedula in het Pompje in 2009. Aangeduid is de zoekzone (blauwe arcering) en enkele hoofdtypes landgebruik naar de BWK 2 (Hpr-grasland: ●; Hp-grasland: ●; akker: ●; bebouwing: ●; andere: ●).

Figuur 26. Locaties van de territoria van

(53)

Figuur 27. Locaties van de territoria van

(54)

Figuur 28. Locaties van de territoria van

Bergeend Tadorna tadorna, Scholekster Haema-topus ostralegus en Tureluur Tringa totanus in de Dudzeelse Polder in 2009. Aangeduid zijn enkele hoofdtypes landgebruik naar de BWK 2 (Hpr-grasland: ●; Hp-grasland: ●; akker: ●; bebou-wing: ●; andere: ●).

Figuur 29. Locaties van de territoria van

(55)

Figuur 30. Locaties van de territoria van

Bergeend Tadorna tadorna en Slobeend Anas cly-peata te Klemskerke-Vlissegem in 2009. Aange-duid is de zoekzone (blauwe arcering) en enkele hoofdtypes landgebruik naar de BWK 2 (Hpr-grasland: ●; Hp-grasland: ●; akker: ●; bebou-wing: ●; andere: ●).

Figuur 31. Locaties van de territoria van Grutto

(56)

Figuur 32. Locaties van de territoria van

(57)

IV. VEGETATIEMONITORING

Y. Adams

IV.1 Inleiding

Om de vegetatiesamenstellingen te meten en de evolutie op te volgen van de (bestaande en ingerich-te) poldergraslanden van het SBZ-V ‘Poldercomplex’ zijn in de zomer van 2009 een eerste reeks vege-tatieopnames gemaakt. De bemonstering gebeurde door Steven Heyde en Yves Adams. Het gros van het vegetatieonderzoek werd gedaan in het Pompje in Klemskerke en een kleiner deel in de Dudzeelse polder.

IV.2 Materiaal en methode

In de graslanden die dienen opgevolgd te worden is ofwel een permanent kwadrant (pq) geplaatst, of is de totale perceelsoppervlakte zo volledig mogelijk geïnventariseerd, of is er een combinatie van bei-de technieken toegepast.

Het pq werd steeds zo centraal mogelijk in het perceel geplaatst, op een locatie waar de reeds be-staande vegetatiesamenstelling representatief was voor de rest van het perceel. Een oppervlakte van drie op drie meter werd afgebakend voor grasmatten en voor laantjes met zilte oevervegetatie werden langwerpige rechthoeken van negen op een meter uitgemeten.

Alle plantensoorten in het pq werden genoteerd en hun bedekkingen werden ingeschat volgens de gedetailleerde bedekkingschaal van Londo.

De hoekpunten van de pq’s werden op het terrein gemerkt met een gele fenopaal (in de hoek die georiënteerd ligt naar de ingang van het perceel) en een witte markeerplaat (hetzij op de diagonaal van het vierkant, hetzij op dezelfde zijde van de fenopaal). Van de fenopaal en markeerplaat werden de locaties ingemeten met GPS met afwijking van hoogstens enkele decimeters, en van alle pq’s zijn foto’s genomen.

Bij de tweede methode worden de plantensoorten over gans het perceel geïnventariseerd en hun be-dekking wordt geschat volgens de meer eenvoudige bebe-dekkingschaal van Tansley. Voordeel van deze methode is de perceelsdekkende inventarisatie met een overzicht van de aanwezige soorten, maar wijzigingen of trends in de vegetatiesamenstelling over een langere periode zijn nauwelijks weer te geven.

In beide deelgebieden lag het waterpeil uitzonderlijk laag in de zomer van 2009, en dat meerdere we-ken lang. Veel slootjes en depressies waren compleet uitgedroogd. Op drooggevallen maar nog voch-tige slikplaten kon reeds een vestiging van enkele pioniersplanten en grassen worden waargenomen, en uitbreiding van enkele zilte soorten die zich vestigden aan de (opgeschoven) waterrand. Bij het plaatsen van pq’s werd rekening gehouden met een te verwachten hoger (normaal) waterpeil in de komende jaren, maar kleine verplaatsingen van het kwadrant zijn in de toekomst niet uitgesloten. Sommige pq’s zijn ook geplaatst op net afgegraven percelen, waardoor naast de onbedekte grondlaag enkel een beperkte pioniersvegetatie te zien was. Dit is goed te zien aan de soms lage inschattingen van de totale bedekking.

De meeste zilte soorten bereiken hun hoogtepunt in de (late zomer), en is het aangeraden bemonste-ring later uit te voeren. Meestal zijn percelen dan echter reeds goed begraasd, en is het niet steeds evident om juiste schattingen te maken.

(58)

IV.3 Resultaten

IV.3.1 Pompje

In het Pompje werden er in totaal 10 permanente kwadranten geplaatst, op locaties aangeduid door de VLM. Daarnaast werden vegetatieopnames op perceelsniveau gemaakt op 13 verschillende perce-len, eveneens op aanduiding. De pq’s kregen de code POMP0109, POMP0209,…en de perceelsopna-mes kregen een letter POMPA, POMPB,…

Pq POMP0109 kreeg weliswaar nog geen vaste merktekens en lokalisatie met GPS, maar een vegeta-tieopname (KLPO1) werd gemaakt op de plaats waar reeds een pq geplaatst werd tijdens eerder on-derzoek naar effecten van natuurbeheer op graslanden door Heidi Demolder en Yves Adams van het INBO. De situering van deze opname ontbreekt op de kaart.

(59)
(60)

IV.3.2 Dudzele

In de Dudzeelse polder zijn 4 pq’s geplaatst (Hier zijn enkele jaren geleden reeds een tiental pq’s ge-plaatst door Wim Slabbaert, Heidi Demolder en Yves Adams). Één daarvan (DUDZ0409) is echter niet afgebakend op het terrein, wegens te modderig en teveel tredgaten, zodat merktekens snel zouden verdwijnen. Van dit pq zijn echter wel de 4 hoekpunten ingemeten met GPS. De pq’s kregen de code DUDZ0109, DUDZ0209,…

(61)

IV.3.3 Overzicht van de vegetatieopnames

Hieronder een opsomming van de vegetatieopnames, zoals ingevoerd in TurboVeg, na de weergave van de gebruikte bedekkingschalen.

symbool definitie omschrijving

r1 sporadisch 1-3 exemplaren, < 1 %

r2 sporadisch 1-3 exemplaren, 1-3 %

r4 sporadisch 1-3 exemplaren, 3-5 %

p1 weinig talrijk 4-20 exemplaren, < 1 %

p2 weinig talrijk 4-20 exemplaren, 1-3 %

p4 weinig talrijk 4-20 exemplaren, 3-5 %

a1 talrijk 21-100 exemplaren, < 1 %

a2 talrijk 21-100 exemplaren, 1-3 %

a4 talrijk 21-100 exemplaren, 3-5 %

m1 zeer talrijk >100 exemplaren, < 1 %

m2 zeer talrijk >100 exemplaren, 1-3 %

m4 zeer talrijk >100 exemplaren, 3-5 %

1 Willekeurig 5-15% 2 Willekeurig 15-25% 3 Willekeurig 25-35% 4 Willekeurig 35-45% 5 Willekeurig 45-55% 6 Willekeurig 55-65% 7 Willekeurig 65-75% 8 Willekeurig 75-85% 9 Willekeurig 85-95%

m1 zeer talrijk >100 (multum) - < 1 % m2 zeer talrijk >100 (multum) - 1-3 % m4 zeer talrijk >100 (multum) - 3-5 % 1 Willekeurig - 5-15 % 1- Willekeurig - 5-10 % 1+ Willekeurig - 10-15 % 2 Willekeurig - 15-25 % 3 Willekeurig - 25-35 % 4 Willekeurig - 35-45 % 5 Willekeurig - 45-55 % 5- Willekeurig - 45-50 % 5+ Willekeurig - 50-55 % 6 Willekeurig - 55-65 % 7 Willekeurig - 65-75 % 8 Willekeurig - 75-85 % 9 Willekeurig - 85-95 %

symbool definitie omschrijving

r sporadisch 1 – 3 exemplaren in het hele perceel

l zeldzaam 4 – 10 ex. in het hele perceel

o occasioneel 10 – 20 exemplaren (verspreid of gegroepeerd) lf Lokaal frequent Lokaal 20 – 100 exemplaren en bedekking < 20% f frequent Verspreid 20 – 100 exemplaren en bedekking < 20% a abundant > 100 exemplaren of bedekking > 20%

la Lokaal abundant Lokaal > 100 exemplaren of bedekking > 20%

ld/cd Lokaal dominant of

co-dominant Soort is samen met anderen dominant

(62)

POMP0109

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/24 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 100 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: -pq nog niet vastgelegd, opgenomen op vermoedelijke locatie KLPO1

-bedoeling om riet op te volgen: 17m van rietkant/gracht Agrostis stolonifera-kl 6 Fioringras

Atriplex species-kl r1 Melde (G) Elymus repens-kl m4 Kweek Glaux maritima-kl p1 Melkkruid Juncus gerardi-kl 4 Zilte rus Plantago major-kl r2 Grote weegbree s.l. Potentilla anserina-kl 2 Zilverschoon Trifolium fragiferum-kl p1 Aardbeiklaver POMP0209

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/24 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 100 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: zelfde perceel als POMP0109, maar andere kant, tegen rietgracht

Agrostis stolonifera-kl 1 Fioringras Cirsium arvense-kl a4 Akkerdistel Cynosurus cristatus-kl p1 Kamgras Elymus repens-kl 1 Kweek Lolium perenne-kl 6 Engels raaigras Trifolium fragiferum-kl p2 Aardbeiklaver Trifolium repens-kl 3 Witte klaver POMP0309

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/24 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 40 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: -perceel met afgraving

-reeds begraasd door 16 koe en 1 stier -uitgedroogd

(63)

Agrostis stolonifera-kl 1 Fioringras Alopecurus geniculatus-kl p2 Geknikte vossestaart Aster tripolium-kl r1 Zulte Ceratodon species-ml 1 Purpersteeltje (G) Juncus effusus-kl a2 Pitrus Juncus tenuis-kl r1 Tengere rus Matricaria maritima-kl r1 Reukeloze kamille Phragmites australis-kl a2 Riet Poa annua-kl 1 Straatgras Polygonum aviculare *-kl p1 Varkensgras Polygonum species-kl r1 Duizendknoop (G) Ranunculus repens-kl 1 Kruipende boterbloem Ranunculus sardous-kl r1 Behaarde boterbloem Rorippa palustris-kl p1 Moeraskers Samolus valerandi-kl r1 Waterpunge Spergularia salina-kl r1 Zilte schijnspurrie Taraxacum officinale s.s.-kl r1 Gewone paardebloem Trifolium repens-kl p2 Witte klaver Triglochin palustris-kl r1 Moeraszoutgras POMP0409

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/24 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%) 98 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: zelfde perceel als POMP0309

Agrostis stolonifera-kl 6 Fioringras Alopecurus geniculatus-kl a2 Geknikte vossestaart Cirsium arvense-kl p2 Akkerdistel Elymus repens-kl 2 Kweek Lolium perenne-kl 2 Engels raaigras Plantago major-kl r1 Grote weegbree s.l. Poa annua-kl m4 Straatgras Polygonum aviculare *-kl p1 Varkensgras Ranunculus sardous-kl a2 Behaarde boterbloem Rorippa palustris-kl r1 Moeraskers Taraxacum officinale s.s.-kl p1 Gewone paardebloem Trifolium repens-kl a4 Witte klaver POMP0509

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/24 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 15 Permanent Quadraat (J/N): J

(64)

Opmerkingen: -klein perceeltje voor rietontwikkeling -recent koeien rondgelopen (geen weide) Agrostis stolonifera-kl a4 Fioringras

Alopecurus geniculatus-kl p1 Geknikte vossestaart Bellis perennis-kl p1 Madeliefje Cirsium arvense-kl p2 Akkerdistel Cirsium vulgare-kl r2 Speerdistel Epilobium species-kl r2 Basterdwederik (G) Holcus lanatus-kl r1 Gestreepte witbol Matricaria maritima-kl r1 Reukeloze kamille Plantago major-kl p2 Grote weegbree s.l. Poa annua-kl a4 Straatgras Ranunculus repens-kl p2 Kruipende boterbloem Taraxacum officinale s.s.-kl r1 Gewone paardebloem Trifolium repens-kl p1 Witte klaver POMP0609

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/25 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 1 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke

Opmerkingen: -afgegraven perceel

-naast poel

-buiten pq (met bedekking p tot a): grove varkenskers, zeebies, zeeaster, geknikte vossenstaart, fiorin, grote weegbree, reukeloze kamille, behaarde boterbloem, zilte rus, tengere rus, riet, schijfkamille (zie ook tansley opname perceel 26/8)

Chenopodium rubrum-kl r1 Rode ganzevoet Plantago major-kl p1 Grote weegbree s.l. Poa annua-kl r1 Straatgras POMP0709

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/25 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 1 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: -zelfde perceel als POMP0609

-maar verder van poel ZW

-soorten buiten pq: zie POMP0609 Agrostis stolonifera-kl r1 Fioringras

(65)

POMP0809

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/25 Lengte proefvlak (m): 9.00 Breedte proefvlak (m): 1.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 55 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke Agrostis stolonifera-kl 3 Fioringras

Alopecurus geniculatus-kl a4 Geknikte vossestaart Atriplex species-kl r1 Melde (G) Cirsium arvense-kl p2 Akkerdistel Cirsium vulgare-kl r1 Speerdistel Elymus repens-kl 2 Kweek Hordeum secalinum-kl r1 Veldgerst Juncus effusus-kl r1 Pitrus Juncus gerardi-kl r1 Zilte rus Lolium perenne-kl 3 Engels raaigras Phleum pratense-kl p1 Timoteegras s.l. Plantago major-kl r1 Grote weegbree s.l. Poa annua-kl a2 Straatgras Ranunculus repens-kl r1 Kruipende boterbloem Spergularia salina-kl p1 Zilte schijnspurrie Taraxacum officinale s.s.-kl p1 Gewone paardebloem Trifolium repens-kl 1 Witte klaver POMP0909

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/25 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Bedekking totaal (%): 1 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke

Opmerkingen: -Afgegraven perceel

No species found POMP1009

Bedekkingsschaal: Londo (1) volledig Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/25 Lengte proefvlak (m): 3.00 Breedte proefvlak (m): 3.00 Opp. proefvlak (m²): 9.00 Permanent Quadraat (J/N): J

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: -Afgegraven perceel, nog geen planten

(66)

POMPA

Bedekkingsschaal: Tansley Ihd Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/26 Bedekking totaal (%): 100

Permanent Quadraat (J/N): N

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: Opname op perceelsniveau, reeds begraasd door 7 koeien, korte

grasmat

Agrostis stolonifera-kl f Fioringras Alopecurus geniculatus-kl o Geknikte vossestaart Atriplex prostrata-kl r Spiesmelde Bellis perennis-kl r Madeliefje

Centaurium littorale-kl r Strandduizendguldenkruid Cerastium fontanum s.l.-kl l Gewone en Glanzige hoornb Chenopodium rubrum-kl l Rode ganzevoet Cirsium arvense-kl a Akkerdistel Cirsium vulgare-kl f Speerdistel Cynosurus cristatus-kl f Kamgras Elymus repens-kl o Kweek Epilobium parviflorum-kl r Viltige basterdwederik Erigeron canadensis-kl r Canadese fijnstraal Hordeum secalinum-kl o Veldgerst Juncus effusus-kl l Pitrus Juncus gerardi-kl r Zilte rus Juncus inflexus-kl r Zeegroene rus Juncus tenuis-kl r Tengere rus Lolium perenne-kl a Engels raaigras Phleum pratense-kl f Timoteegras s.l. Phragmites australis-kl l Riet Plantago major-kl o Grote weegbree s.l. Poa annua-kl f Straatgras Polygonum aviculare *-kl o Varkensgras Polygonum persicaria-kl l Perzikkruid Potentilla anserina-kl r Zilverschoon Puccinellia species-kl l Kweldergras (G) Pulicaria dysenterica-kl l Heelblaadjes Ranunculus acris-kl r Scherpe boterbloem Ranunculus repens-kl o Kruipende boterbloem Ranunculus sceleratus-kl l Blaartrekkende boterbloem Rorippa palustris-kl r Moeraskers Samolus valerandi-kl r Waterpunge Scirpus maritimus-kl l Heen Sonchus asper-kl r Gekroesde melkdistel Spergularia salina-kl o Zilte schijnspurrie Stellaria media-kl r Vogelmuur

(67)

POMPB

Bedekkingsschaal: Tansley Ihd Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/26 Bedekking totaal (%): 100

Permanent Quadraat (J/N): N

Plaats: Pompje, Klemskerke Opmerkingen: nog niet begraasd

Agrostis stolonifera-kl f Fioringras Alopecurus geniculatus-kl o Geknikte vossestaart Aster tripolium-kl r Zulte

Atriplex prostrata-kl l Spiesmelde Capsella bursa-pastoris-kl l Gewoon herderstasje Carex cuprina-kl r Valse voszegge Carex hirta-kl l Ruige zegge

(68)

POMPC

Bedekkingsschaal: Tansley Ihd Datum (jaar/maand/dag): 2009/08/26 Bedekking totaal (%): 100

Permanent Quadraat (J/N): N

Plaats: Pompje, Klemskerke

Opmerkingen: -nog niet begraasd

-dwarsgrachtjes

Agrostis stolonifera-kl a Fioringras Alopecurus geniculatus-kl f Geknikte vossestaart Atriplex prostrata-kl r Spiesmelde Capsella bursa-pastoris-kl r Gewoon herderstasje Carex cuprina-kl l Valse voszegge

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De inrichting van doelhabitat ah (Z9) werd volledig gefinaliseerd. De toename van Kuifeend is uitgesproken. Maar de soort is ook toegenomen inde rest van het studiegebied, waardoor

In de voorbije jaren zorgden die lokaal voor verstoring en voor predatie bij grote meeuwen (adulte vogels, kuikens en vooral eieren), maar dat had altijd een

   Geknikte vossenstaart  Alopecurus geniculatus     Greppelrus  Juncus bufonius     Grote lisdodde  Typha latifolia     Grote weegbree  Plantago major 

het gemiddeld aantal territoria van de periode voor de inrichtingswerken (2006-2008) voor het te compenseren gedeelte van de achterhaven van Zeebrugge (rood), de

In de voorbije jaren zorgden die lokaal voor verstoring en voor predatie bij grote meeuwen (adulte vogels, kuikens en vooral eieren), maar dat had altijd een

In Nederland echter bedraagt het huidige populatiepeil nog slechts 40% van het peil in 1990 en is er een significante jaarlijkse afname van &lt;5% ( www.sovon.nl ). Aantalsverloop

Aantal territoria van enkele broedvogelsoorten in Lissewege – Ter Doest in de periode 2010-2011 en het procentuele verschil tussen de aantallen in 2011 en 2010 voor Lissewege –

1) De sternenpopulatie is de voorbije twee jaar volledig in elkaar geklapt en maatregelen dringen zich urgent op. Voor het tweede jaar op rij kende de Zeebrugse sternenpopulatie