• No results found

Formule A Formule B

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Formule A Formule B "

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Formule A Formule B

Meer dan 16.000.000 potentiële klanten,

maar wie is nou onze doelgroep?

(2)

Meer dan 16.000.000 potentiële klanten, maar wie is nou onze doelgroep?

Groningen, Augustus 2005

Auteur: John Terra Studentnummer: 1363735

Rijks Universiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde Afstudeerrichting Marketing

1

e

begeleider: Dhr. D.P. Tavenier 2

e

begeleider: Dhr. W. Jager

Bedrijf: XXX Franchise B.V.

Bedrijfsbegeleider: Dhr. H.P. Duyndam

© 2005 J.Terra, Groningen

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een

geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige wijze, het zij elektronisch,

mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande toestemming

van de uitgever.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het afstudeerverslag dat is geschreven ter afsluiting van mijn studie Bedrijfskunde, afstudeerrichting Marketing, aan de Rijks Universiteit Groningen. Door middel van dit onderzoek is tevens een einde gekomen aan mijn studententijd, dat mij via de opleiding Retail Management en de studie Bedrijfskunde tot dit punt gebracht heeft. Dit is een zeer leerzame periode geweest, waarbij ik erachter gekomen ben dat de theorie niet altijd de praktijk is en andersom….

Gedurende de periode maart 2004 tot april 2005 heeft de organisatie XXX Franchise B.V. mij de kans geboden dit onderzoek uit te kunnen voeren. In deze periode heb ik de mogelijkheid gekregen zelfstandig een marktonderzoek uit te voeren en inzicht te krijgen in alle facetten van de organisatie.

Hiervoor wil ik H.P. Duyndam bedanken die mij deze unieke kans geboden heeft. Daarnaast wil ik mijn toenmalige collega’s en in het bijzonder R. van Zundert bedanken voor de samenwerking en de gezellige tijd.

Voor het schrijven van dit afstudeerverslag wil ik mijn afstudeerbegeleider D.P. Tavenier bedanken voor zijn commentaar en aanwijzingen. Met name zijn praktijkervaring is voor mij een nuttige bijdrage geweest tijdens het schrijven van mijn scriptie.

Dat de laatste loodjes zwaar wegen is voor mij helaas ook opgegaan bij het schrijven van mijn scriptie. Daarom wil ik tenslotte iedereen bedanken die mij geholpen hebben deze periode tot een succesvol einde te kunnen brengen. Het heeft allemaal wat langer geduurd dan gepland, maar gelukkig geldt dat haastige spoed ook zelden goed is.

John Terra

Groningen, Augustus 2005

(4)

Samenvatting

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van XXX Franchise B.V. dat de franchiseformules Formule A en Formule B exploiteert. De komende tijd gaan er bij XXX Franchise B.V. een aantal veranderingen plaatsvinden waarbij de switch van een intern gerichte organisatie naar een marktgerichte organisatie centraal staat. Hierbij is inzicht in de consument en doelgroep van essentieel belang. Bij XXX ontbrak echter nog een duidelijk beeld van klantengroepen die bij Formule A en Formule B winkelen en de doelgroep waar men zich met deze formules primair op wenst te richten. Ze hebben hierop wel een bepaalde visie, maar dit is niet voldoende om marktgericht te kunnen zijn. Daarom is de doelstelling van dit onderzoek als volgt geformuleerd:

XXX Franchise B.V. inzicht verschaffen in de verschillende consumenten- en klantengroepen ten aanzien van vrijetijdskleding om op basis van deze inzichten de doelgroep van Formule A en Formule B te kunnen bepalen

De centrale vraag hierbij is op welke manier consumenten het beste gesegmenteerd kunnen worden om op basis hiervan de doelgroep van Formule A en Formule B te kunnen bepalen?

Aan de hand van theoretische concepten op het gebied van doelgroepbepaling en segmentatie zijn de stappen bepaald die genomen moeten worden om een antwoord te kunnen geven op bovenstaande vraagstelling.

Hiervoor is ten eerste de markt voor vrijetijdskleding in kaart gebracht voor de formules Formule A en Formule B. De modebranche kan omschreven worden als een winstgevende branche die conjunctuurgevoelig is en waar de concurrentie hevig is. Met name in perioden van laagconjunctuur wordt vaak op prijs geconcurreerd. Gelukkig blijkt service ook nog steeds een krachtig wapen in de modebranche om je van de concurrenten te onderscheiden. Centraal staat dat ondernemingen die zich op dit moment weten te onderscheiden optimaal inspelen op de wensen en behoeften van de consument. Met betrekking tot vestigingsplaats is de stad nog steeds populair, maar het is gebleken dat winkels in kleinere plaatsen tegenwoordig ook goed renderen. Dit komt met name doordat de agressieve nieuwkomers zich met name in de grote steden vestigen, waardoor de concurrentie daar hevig is. Om hun positie te verdedigen zijn er overigen veel zelfstandigen die samenwerkingsverbanden aangaan, waardoor er sprake is van schaalvergroting. Het aantal ondernemingen neemt hierbij af, maar het aantal winkels per onderneming neemt toe. Hierdoor is het bij een stagnerende markt nog steeds mogelijk een stijgende omzet te behalen.

Ten tweede is bepaald hoe de gegevens verzameld dienen te worden die nodig zijn om de markt te kunnen segmenteren en de doelgroep te kunnen bepalen. Voor dit onderzoek is gekozen voor een combinatie van een diepte-interview (focusgroep) in de vorm van groepsdiscussies en enquêtes. Het voordeel van deze combinatie is dat de methoden voor verschillende doelen gebruikt worden. Met het diepte-interview kunnen verklarende variabelen geïdentificeerd worden die vervolgens via een enquête op grote schaal onderzocht en beschreven worden. Een enquête geeft hierbij voornamelijk antwoorden op ‘wat’ en ‘hoe’ vragen, een diepte-interview daarnaast ook op ‘waarom’ vragen. Aldus kan een diepte-interview belangrijke informatie opleveren voor het opstellen van de enquête. De doelstellingen van de focusgroep zijn als volgt geformuleerd:

• Het verwerven van kennis en inzicht in de wensen en behoeften van de doelgroep ten aanzien van het aanschaffen van vrijetijdskleding.

• Het verwerven van kennis en inzicht in de factoren die bepalend zijn voor het onderscheiden van koopgedrag binnen de doelgroep.

Met betrekking tot de enquête is gekozen voor de vorm van online enquêteren. Hiervoor is gekozen

omdat het onderwerp niet complex is, er bij een grote hoeveelheid respondenten een groot aantal

vragen kan worden afgenomen, de kosten gering zijn en er een geografische spreiding van

respondenten mogelijk is. Met betrekking tot het afnemen van de enquêtes is gekozen voor een lokale

marktonderzoekmethode. Hiertoe is besloten omdat de filialen van Formule A en Formule B met

verschillende concurrenten en consumenten te maken hebben en omdat de filialen onderling ook

nogal van elkaar verschillen. Het onderzoek is uiteindelijk bij 38 filialen uitgevoerd en door deze

(5)

resultaten samen te voegen ontstaat er een profiel- doelgroep- en concurrentenanalyse die vanonder is opgebouwd en gebaseerd op antwoorden van consumenten die binnen de klantengroep van Formule A en Formule B vallen. In totaal zijn 18514 respondenten benaderd voor dit lokale marktonderzoek met een totale response van 31 %. Na de uitvoering van het lokale marktonderzoek is besloten om nog een vervolgonderzoek uit te voeren omdat er op basis van het lokale onderzoek te weinig inzicht is verkregen in de concurrenten van Formule A en Formule B. Dit vervolgonderzoek is uitgezet naar c.a. 3.200 respondenten van het lokale marktonderzoek. Uiteindelijk hebben 1.561 respondenten deelgenomen aan het vervolgonderzoek, oftewel een response van 49%. Met de enquête zijn gegevens verzameld voor de afnemers- en concurrentenanalyse.

Voor de afnemersanalyse is vervolgens een factor- en clusteranalyse uitgevoerd. Aan de hand van deze analyses kunnen vijf verschillende segmenten geïdentificeerd worden. Deze zijn beschreven aan de hand van de segmentatievariabelen merkbewust, kwaliteitsbewust, modebewust/trendsettend, omgevingsbewust, servicegevoelig en prijsgevoelig. Vervolgens zijn de segmenten verder beschreven aan de hand van belang winkelkeuzecriteria, leeftijd, bestedingen en voorkeurswinkels. De onderscheiden segmenten worden als volgt omschreven:

• Kwaliteitskopers: kwaliteitskopers hechten waarde aan kwaliteit en merken. Voor winkelkeuze zijn het assortiment en de prijskwaliteit verhouding belangrijke criteria. Vernieuwing in het assortiment speelt nagenoeg geen rol voor kwaliteitskopers. De gemiddelde leeftijd van dit segment is 28 jaar en dit is evenredig verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën. Ze besteden gemiddeld 90€ per maand aan kleding. Voor kwaliteitskopers is Formule A de voorkeurswinkel. H&M is duidelijk geen voorkeurswinkel. Kwaliteitskopers kopen veel bij Formule A, Formule B, Vero Moda, Only en H&M.

• Prijskopers: prijskopers hechten waarde aan prijs. Voor winkelkeuze zijn naast assortiment en prijskwaliteit verhouding het prijsniveau en aanbiedingen belangrijke criteria. Prijskopers zijn gemiddeld 27 jaar en het zwaartepunt van dit segment ligt in de leeftijdscategorieën jonger dan 25 jaar. Gemiddeld besteden prijskopers 67€ per maand aan kleding. Voor prijskopers is H&M de voorkeurswinkel. Andere voorkeurswinkels zijn Formule A, Vero Moda en C&A. vergeleken met andere segmenten wordt minder vaak bij Formule A en Formule B gekocht.

• Omgevingsbewusten: omgevingsbewusten hechten waarde aan de omgeving, personeel en zijn enigszins prijsgevoelig. Naast assortiment en prijskwaliteit verhouding zijn personeel en aanbiedingen belangrijke winkelkeuzecriteria. De gemiddelde leeftijd van dit segment is 29 jaar en het segment is opgebouwd uit zowel jongere als oudere leeftijdscategorieën. Gemiddeld besteden ze 87€ per maand aan kleding. Hierbij is een groep die duidelijk meer en een groep die duidelijk minder uitgeeft. Formule A en H&M zijn de voorkeurswinkels voor dit segment, gevolgd door Formule B en Vero Moda. Verder wordt vaak bij Only gekocht.

• Modegevoeligen: modegevoeligen zijn trendsettend en hechten waarde aan merken en kwaliteit.

Assortiment en prijskwaliteit verhouding zijn de belangrijkste winkelkeuzecriteria, gevolgd door merken en vernieuwing in het assortiment. Dit segment is gemiddeld 25 jaar en bevat veel consumenten die jonger dan 20 jaar zijn. Gemiddeld besteden ze met 120€ per maand het meeste aan kleding, vergeleken met andere segmenten. H&M, Only en Vero Moda zijn de voorkeurswinkels voor modegevoeligen en hier wordt ook het vaakst gekocht. Formule A en Formule B zijn geen voorkeurswinkels voor modegevoeligen. Modegevoeligen kopen vaak en gevarieerd en zijn niet winkeltrouw.

• Servicegevoeligen: servicegevoeligen hechten waarde aan personeel, prijs en kwaliteit. De belangrijkste winkelkeuzecriteria zijn assortiment en prijskwaliteit verhouding, gevolgd door personeel en service. Ook aanbiedingen spelen een rol. De gemiddelde leeftijd van dit segment is 31 jaar en dit segment bevat veel consumenten in de leeftijdscategorie 36-45 jaar. Gemiddeld wordt 70€ per maand uitgegeven aan kleding. De voorkeurswinkel voor servicegevoeligen is Formule A, gevolgd door H&M, Formule B en Miss Etam. Vero Moda en Only zijn geen voorkeurswinkels, alhoewel hier wel regelmatig gekocht wordt.

Aan de hand van de concurrentenanalyse is inzicht verkregen in waar consumenten kopen en waarom

ze daar kopen. Op basis van deze informatie kan bepaald worden wat de concurrentiepositie van

Formule A en Formule B is en op basis waarvan deze formules zich onderscheiden van de

concurrenten. De acht belangrijkste factoren om bij een bepaalde winkelformule te kopen zijn

assortiment, prijskwaliteit verhouding, personeel, service, merkkleding, aanbiedingen, vernieuwing en

(6)

prijsniveau. Van deze factoren zijn assortiment en prijskwaliteit verhouding verreweg de belangrijkste factoren. Merkkleding en vernieuwing worden duidelijk als minder belangrijke factoren gezien. Van de winkelformules die meegenomen zijn in het onderzoek is Only de beste winkelformule, gevolgd door Formule B, Vero Moda en Formule A. Deze formules worden ook het beste beoordeeld op assortiment en prijskwaliteit. Zwakke winkelformules zijn C&A, DIDI, CoolCat en Shoeby. Met betrekking tot de succesbepalende factoren geldt voor Formule A en Formule B in het algemeen het volgende:

• Met betrekking tot het prijsimago onderscheidt Formule B zich samen met H&M, Only en Vero Moda van de concurrentie. Formule A scoort op dit punt gemiddeld.

• Formule A en Formule B onderscheiden zich van alle concurrenten met betrekking tot service en personeel. In deze elementen zit duidelijk het onderscheidend vermogen van beide formules. Voor C&A, H&M en CoolCat zijn service en personeel duidelijk zwakke punten.

• Only, Vero Moda en Sting onderscheiden zich duidelijk van de concurrentie met betrekking tot het assortiment. Formule B en Formule A scoren hier gemiddeld op. Voor C&A, Shoeby, Jeanscentre, CoolCat en Miss Etam is het assortiment duidelijk een zwak punt.

De segmenten uit de afnemersanalyse beoordelen Formule A en Formule B verschillend op de factoren:

• Met name servicegevoeligen en kwaliteitskopers zijn positief over het prijsimago van Formule A en Formule B. Prijskopers zijn in verhouding negatief over het prijsimago van beide formules.

• Servicegevoeligen zijn uitermate positief over het personeel en de geboden service bij Formule A en Formule B. Dit geldt ook voor kwaliteitskopers en modebewusten. Prijskopers en modebewusten zijn minder positief over het personeel en de geboden service.

• Servicegevoeligen zijn het meest tevreden over het assortiment van Formule A en Formule B, gevolgd door omgevingsbewusten en kwaliteitskopers. Modegevoeligen zijn het minst tevreden over het assortiment van Formule A en Formule B.

• Servicegevoeligen zijn het meest positief over assortiment en prijskwaliteit, oftewel de belangrijkste succesbepalende factoren. Ook omgevingsbewusten en kwaliteitskopers beoordelen Formule A en Formule B goed op deze factoren. Prijskopers en modegevoeligen zijn duidelijk minder positief.

Uit de belangrijkste redenen om wel of niet te kunnen slagen bij Formule A en Formule B is het volgende naar voren gekomen:

• Belangrijkste reden om te kunnen slagen bij beide formules is de prijskwaliteit verhouding.

Assortiment wordt ook genoemd, maar uit een verdere analyse blijkt dit meer een reden te zijn om er niet te kunnen slagen. Aanbiedingen zijn voor prijskopers en omgevingsbewusten verder belangrijke redenen om bij Formule A en Formule B te kunnen slagen. De aanwezigheid van goed personeel is voor servicegevoeligen en omgevingsbewusten van belang.

• Belangrijkste redenen om niet te kunnen slagen bij Formule A en Formule B zijn het assortiment, het prijsniveau en de vernieuwing in het assortiment. Vernieuwing geldt met name voor kwaliteitskopers en modegevoeligen. Prijskopers en omgevingsbewusten zijn met name ontevreden over het prijsniveau van beide formules. Ook aanbiedingen zijn een reden niet bij beide formules te kunnen slagen. Dit geldt met name voor prijskoper en omgevingsbewusten.

Door de concurrentenanalyse en de afnemersanalyse te integreren is de doelgroep voor Formule A en Formule B bepaald. Hierbij is gekozen voor selectieve marketing wat inhoudt dat XXX Franchise B.V.

zich op enkele segmenten moet gaan richten. Hierbij is gekozen voor omgevingsbewusten en servicegevoeligen omdat deze segmenten het meest aantrekkelijk zijn en onderling veel overeenkomsten vertonen.

Om de doelgroep succesvol te kunnen benaderen is het voor XXX Franchise B.V. raadzaam om op

korte termijn de plannen van Formule A en Formule B één formule te maken door te zetten. Voor een

goede positionering is dit met name van belang. De naam Formule B wordt hiervoor het meest

geschikt geacht omdat het een formule is die qua uistraling beter aansluit bij de huidige wensen van

de consument. Bij deze positionering is het verstandig rekening te houden met het prijsimago dat

Formule A en Formule B op dit moment hebben omdat het prijsimago nu nog een belangrijke reden is

om niet bij de formules te kopen. Daarnaast is het raadzaam de positionering te baseren op service en

personeel omdat dit het verdedigbare concurrentievoordeel van Formule A en Formule B is. Verder is

(7)

een assortiment dat aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep belangrijk om succesvol te

kunnen zijn. Tenslotte is het voor XXX Franchise B.V. van belang aan de voorwaarden van een

marktgerichte organisatie te voldoen. Dit houdt in afnemersgericht denken, concurrentiegericht

denken en interfunctionele coördinatie.

(8)

Inhoudsopgave

1 BESCHRIJVING VAN DE ORGANISATIE...10

1.1 FRANCHISING...10

1.2 HUIDIGE SITUATIE...10

1.3 EURETCO B.V. ...11

1.4 XXXGROEP...11

1.5 XXXFRANCHISE B.V. ...11

1.5.1 Geschiedenis

... 11

1.5.2 Organisatiestructuur

... 12

1.5.3 Franchiseformules

... 12

1.5.4 Visie en missie

... 12

1.6 AANLEIDING ONDERZOEK...13

2 THEORETISCH KADER...14

2.1 STRATEGISCHE MARKETING...14

2.2 DOELGROEPBEPALING...16

2.2.1 Marktdefiniëring

... 18

2.2.2 Marktsegmentatie

... 18

2.2.3 Doelgroepkeuze

... 21

3 ONDERZOEKSOPZET ...23

3.1 PROBLEEMSTELLING...23

3.1.1 Doelstelling

... 23

3.1.2 Vraagstelling

... 23

3.1.3 Randvoorwaarden

... 24

3.2 THEORETISCHE CONCEPTEN...24

3.2.1 Conceptueel model

... 25

3.3 GEGEVENSBRONNEN...25

3.4 MEET- EN WAARNEMINGSMETHODEN...26

3.5 ANALYSE EN RAPPORTAGE...26

3.6 ONDERZOEKSTYPERING...26

4 BEDRIJFSTAKANALYSE ...27

4.1 MACRO OMGEVINGSFACTOREN...27

4.1.1 Demografische factoren

... 27

4.1.2 Economische factoren

... 27

4.1.3 Sociaal culturele factoren

... 28

4.1.4 Technologische factoren

... 28

4.1.5 Ecologische factoren

... 28

4.1.6 Politiek juridische factoren

... 28

4.1.7 Ruimtelijk economische factoren

... 29

4.2 GEAGGREGEERDE MARKTFACTOREN...29

4.2.1 Marktomvang

... 29

4.2.2 Marktgroei

... 30

4.2.3 Conjunctuur- en seizoengevoeligheid

... 30

4.3 BEDRIJFSTAKSTRUCTUURFACTOREN...31

4.3.1 Winstgevendheid

... 31

4.3.2 5-krachtenmodel van Porter

... 31

4.4 SAMENVATTING BEDRIJFSTAKANALYSE...32

5 ONDERZOEKMETHODE...33

5.1 ONDERZOEKSACHTERGROND...33

5.2 ONDERZOEKSAANPAK...33

5.2.1 Onderzoeksstrategie

... 33

5.2.2 Onderzoeksmethode

... 33

5.2.3 Focusgroep

... 34

5.2.4 Enquête

... 34

5.3 OPZET GROEPSDISCUSSIE...34

5.3.1 Doel van de groepsdiscussie

... 35

5.3.2 Gesprekspuntenlijst

... 35

(9)

5.3.3 Groepssamenstelling

... 35

5.4 OPZET ENQUÊTE...36

5.4.1 Enquêtevorm

... 36

5.4.2 Lokaal marktonderzoek

... 37

5.4.3 Steekproefsamenstelling

... 37

5.4.4 Vragenlijst

... 38

5.5 RESULTATEN...38

6 AFNEMERSANALYSE...39

6.1 SEGMENTATIE...39

6.1.1 Segmentatiestrategie

... 39

6.1.2 Segmentatiebasis

... 40

6.1.3 Segmentatiemethode

... 40

6.2 FACTORANALYSE...40

6.3 CLUSTERANALYSE...41

6.4 DE SEGMENTEN...42

6.4.1 Segmentatievariabelen

... 42

6.4.2 Winkelkeuze criteria

... 44

6.4.3 Leeftijd

... 45

6.4.4 Bestedingen

... 45

6.4.5 Voorkeurswinkels

... 46

6.5 SAMENVATTING AFNEMERSANALYSE...47

7 CONCURRENTENANALYSE ...49

7.1 IDENTIFICATIE EN KEUZE VAN CONCURRENTEN...49

7.2 SUCCESBEPALENDE FACTOREN...51

7.2.1 Winkelformule

... 51

7.2.2 Identificatie succesbepalende factoren

... 51

7.2.3 Beoordeling succesbepalende factoren

... 53

7.3 STERKE EN ZWAKKE PUNTEN VAN DE CONCURRENTEN...53

7.3.1 Prijsniveau en aanbiedingen

... 54

7.3.2 Service en personeel

... 55

7.3.3 Assortiment en vernieuwing

... 55

7.3.4 Assortiment en prijskwaliteit

... 56

7.4 STERKE EN ZWAKKE PUNTEN FORMULE A EN FORMULE B PER SEGMENT...56

7.4.1 Beoordeling prijsniveau en aanbiedingen

... 56

7.4.2 Beoordeling service en personeel

... 56

7.4.3 Beoordeling assortiment en vernieuwing

... 56

7.4.4 Beoordeling assortiment en prijskwaliteit

... 57

7.4.5 Redenen om te kunnen slagen bij Formule A en Formule B

... 57

7.4.6 Redenen om niet te kunnen slagen bij Formule A en Formule B

... 57

7.5 SAMENVATTING CONCURRENTENANALYSE...58

8 CONCLUSIE: DE DOELGROEP...60

8.1 EVALUATIE VAN DE MARKTSEGMENTEN...61

8.1.1 Kwaliteitskopers

... 61

8.1.2 Prijskopers

... 62

8.1.3 Omgevingsbewusten

... 62

8.1.4 Modegevoeligen

... 62

8.1.5 Servicegevoeligen

... 62

8.2 DOELGROEPBEPALING...62

8.3 AANBEVELINGEN...63

L

ITERATUURLIJST... 70

B

IJLAGEN

(10)

1 Beschrijving van de organisatie

In dit hoofdstuk wordt de organisatie XXX Franchise B.V. beschreven. Eerst wordt franchising beschreven en welke vorm door XXX toegepast wordt. Vervolgens wordt ingegaan op de huidige situatie om te begrijpen in welke situatie XXX Franchise B.V. op dit moment verkeert. Omdat Euretco B.V. sinds juni 2002 een meerderheidsbelang heeft in de XXX Groep wordt deze organisatie ook in het kort beschreven. Voor de beschrijving van XXX Franchise komen verder de geschiedenis, organisatiestructuur, franchiseformules en visie en missie aan de orde. Ten slotte wordt beschreven wat de aanleiding is geweest van dit onderzoek.

1.1 Franchising

Franchising is een organisatievorm waarbij onafhankelijke ondernemers zich kunnen aansluiten bij een centrale formulebeheerder. De onafhankelijke ondernemer die zich bij een franchiseorganisatie aansluit, is verplicht zich te houden aan de regels die door de franchisegever noodzakelijk geacht worden, teneinde het marketingconcept in stand te houden. Afhankelijk van de hardheid van de eisen wordt gesproken van soft franchising of hard franchising. In die gevallen waar de franchisegever zodanig harde eisen stelt op elk onderdeel van de marketingmix dat de consument bij het binnentreden van de winkel niet weet of hij in een eigen vestiging of in een franchisevestiging is, spreekt men van hard franchising. Dit is de meest voorkomende vorm. Daar waar de franchisegever minder strenge eisen stelt op het gebied van assortimentsafname, winkelinrichting of op slechts enkele onderdelen van de marketingmix eisen stelt, is sprake van soft franchising. Bij XXX Franchise B.V. is bij de formules Formule A en Formule B sprake van hard franchising. De franchisenemer betaalt voor de inspanningen die de franchisegever zich getroost om het concept up to date te houden en de diensten die vanuit de centrale beheersorganisatie verleend worden een fee. Het voordeel voor de franchisegever, naast de directe opbrengst van de fee, bestaat uit het feit dat de formule sneller en met minder eigen investeringen geëxpandeerd kan worden. Het voordeel voor de franchisenemer is dat hij zich tegen betrekkelijk geringe kosten kan aansluiten bij een gerenommeerde formule, dat hij niet zijn aandacht hoeft te verdelen over de vele aandachtsvelden die gepaard gaan met het bedrijven van detailhandel en dat hij toch onafhankelijk kan blijven. Hij kan zich geheel concentreren op het managen van zijn winkel en zijn personeel en andere activiteiten overlaten aan de franchisegever (Van der Kind, 1996).

1.2 Huidige situatie

Voor de XXX Groep was 2002 een jaar van grote verandering. In dit jaar is gebleken dat de organisatie onvoldoende in staat was om de onstuimige groei van voorgaande jaren te controleren.

Dit leidde ertoe dat de bank het vertrouwen in de XXX Groep had opgezegd. Voor een succesvolle doorstart is men daarom op zoek gegaan naar een sterke partner. In Euretco B.V. heeft de XXX Groep deze sterke partner gevonden, wat geresulteerd heeft in een meerderheidsbelang van Euretco B.V. in de XXX Groep. In overleg met de directie van Euretco B.V. zijn maatregelen genomen om van de XXX Groep zo snel mogelijk weer een financieel gezond bedrijf te maken. Dit heeft geresulteerd in het afstoten van activiteiten omtrent het merk Cracker naar Euretco Fashion, het inhoudelijk en contractueel versterken van de franchiseformules en het in gang zetten van een herfinancieringoperatie bij slecht presterende franchisenemers. Verder is een traject ingezet om de gehele organisatie van XXX verder te professionaliseren(financieel verslag XXX, 2002). Deze professionalisering heeft in 2003 geleid tot het afsluiten van nieuwe up to date franchisecontracten met aangesloten ondernemers. Dit heeft geresulteerd in een lichte teruggang van het aantal ondernemers. Met deze operatie is een gezonde basis gelegd waarop de onderneming verder uitgebouwd kan worden. Verder is door Euretco het besluit genomen om alle business units binnen de XXX Groep te verzelfstandigen. Dit heeft in september 2003 geleid tot de aanstelling van een algemeen directeur XXX Franchise B.V.

De toekomst voor zowel de Formule A en Formule B formule ziet er prima uit indien XXX Franchise B.V. aan de huidige eisen die de consument stelt, kan voldoen. Om dit te realiseren is een proces opgestart de huidige organisatie om te vormen naar een marketing en sales gestuurde organisatie.

Voor de toekomst wil men door middel van het uitwerken van het witte vlekkenplan de keten over de

rest van Nederland uitbreiden. Omdat men de naam Formule A hier niet geschikt voor acht, is

inmiddels besloten om in de toekomst alle filialen de naam Formule B te laten dragen.

(11)

1.3 Euretco B.V.

Euretco B.V. is een topdrie speler in de Nederlandse non-food detailhandel. Euretco is actief in de branches mode, wonen, sport, tweewielers en autoaccessoires. Daarnaast ontplooit Euretco ook activiteiten elders in Europa. Bij Euretco zijn 2.250 mensen werkzaam en zijn ruim 2.500 ondernemers aangesloten. De consument spendeert meer dan 2,5 miljard euro in de circa 3.500 vestigingen van aangesloten ondernemers en de bijna 300 eigen winkels. Euretco concentreert zich op drie kernactiviteiten. Deze zijn dienstverlening aan zelfstandige ondernemers, exploitatie van eigen winkels en het op de markt brengen van sterke merken. Door het meerderheidsbelang in XXX is het communicatiebeleid van de franchiseformules Formule A en Formule B en het kledingmerk Cracker in handen gekomen van de businessunit Euretco Fashion. De merken van XXX zijn een sterke aanvulling op de private labels van Euretco en dragen bij aan de verwerving van een positie in sterke merken.

Euretco Fashion is volledig gefocust op zelfstandige ondernemers en daarom is de organisatie afgestemd op de dienstverlening aan haar ondernemers. Euretco Fashion ondersteunt de ondernemers en leveranciers door vorm en inhoud te geven aan de vijf P´s van de marketingmix, de daarbij behorende informatisering en het betalingsverkeer. Euretco Fashion is thuis in mode en textiel, bestaande uit dames- en herenmode, gemengde mode, jeans, casual, lingerie en kinderkleding(www.euretco.nl). Ten tijde van het schrijven van dit rapport is bovenstaande situatie overigens gewijzigd. Euretco B.V. heeft inmiddels haar merkenactiviteiten (o.a. Twinlife en Cracker) en eigen winkelactiviteiten afgestoten. Het profiel van Euretco B.V. wordt na deze veranderingen als volgt omschreven:

Euretco B.V. is een belangrijke speler in de Nederlandse non-fooddetailhandel, met een toonaangevende positie in de branches mode, sport en wonen. Samen met bijna 2.400 aangesloten winkels en 1.700 ondernemers en franchisers vertegenwoordigt Euretco een consumentenomzet van circa twee miljard euro. Bekende formules zijn onder meer: SPORT2000, Runnersworld, LinCHérie, Formule A, Formule B, Decorette, InterStyle en Topform(www.euretco.nl)

1.4 XXX Groep

XXX Franchise B.V. is een zelfstandige business unit binnen de XXX Groep, ook wel Houdstermaatschappij XXX Beheer Leek B.V. In bijlage 1.1 is de organisatiestructuur van de XXX Groep weergegeven. Hierin is ook aangegeven welke veranderingen recent hebben plaatsgevonden.

De Cracker activiteiten zijn afgestoten richting Euretco Fashion en activiteiten in Spanje en Hongarije zijn inmiddels stopgezet. Dit alles om de organisatie te herstructureren en financieel gezond te maken.

De XXX Groep bestaat naast XXX Franchise B.V. uit de business units XXX Detailhandel B.V. en XXX Converting B.V. Onder XXX Converting vallen XXX Hong Kong en Twinlife. XXX Hong Kong is voornamelijk voor productie en import vanuit het Verre Oosten voor de XXX Groep. Twinlife heeft betrekking op de gehele organisatie van dit merk. Naast Nederland is Twinlife actief in Duitsland, Ierland, Griekenland en België. De unit XXX Detailhandel wordt op dit moment niet ingevuld. In het verleden vielen eigen filialen van Formule A hieronder.

1.5 XXX Franchise B.V.

1.5.1 Geschiedenis

In 1977 is Dhr. XXX begonnen met één winkel onder de naam Formule A in de plaats Leek. De winkel

bleek een groot succes en er werd al snel een tweede winkel geopend. Mensen in de directe

omgeving van Dhr. XXX waren ook geïnteresseerd in het opzetten van een dergelijk winkel. Tegen

vergoeding deed Dhr. XXX de inkoop en begeleiding van deze winkels. Zodoende ontstond de

franchiseorganisatie. Deze activiteiten werden eerst vanuit de winkel te Leek aangestuurd, maar door

de groei werd al snel uitgeweken naar een bedrijfspand op het industriepark in Leek. In de periode tot

1992 werden geleidelijk meer winkels in het Noorden van het land geopend. Eind 1991 waren er circa

30 winkels, waarvan de helft zelfstandig en de helft franchise. In dat jaar is besloten om de

organisatie Formule A verder te concentreren op franchising. Hier lagen twee redenen aan ten

grondslag. Ten eerste was het rendement in de franchisewinkels beter dan in de eigen winkels en

daarnaast was er een sterke drang naar verdere expansie. Deze expansie was noodzakelijk om een

krachtige marktpartij te kunnen zijn en om de ontwikkeling van de eigen merken verder uit te

bouwen, waardoor de marge tussen kostprijs en verkoopprijs kon worden vergroot. Deze concentratie

(12)

op franchising leidde ook tot het verkopen van meerdere eigen winkels aan bedrijfsleiders. In de periode van 1991 tot en met 1996 werden circa 40 nieuwe winkels geopend. Het hoofdkantoor in Leek is in deze periode uitgegroeid tot een volwaardige retail service-organisatie. In de zomer van 2000 is het hoofdkantoor verplaatst naar Grootegast. In 2000 was de Formule A-organisatie de op één na grootste mode- en vrijetijdsketen in Nederland met in totaal 65 winkels. Inmiddels is dit aantal teruggebracht tot 53 winkels, mede onder invloed van de vernieuwde franchisecontracten. Van deze 53 winkels voeren 43 het Formule A concept en 10 het Formule B concept. Het idee voor het Formule B concept is circa 8 jaar geleden ontstaan. Later in dit hoofdstuk worden beide concepten beschreven.

1.5.2 Organisatiestructuur

De organisatiestructuur van XXX Franchise B.V. heeft in Mei 2004 een aantal veranderingen ondergaan. Zowel Twinlife B.V als XXX Franchise B.V. werden door dezelfde stafafdelingen van de XXX Groep ondersteund. In de nieuwe situatie is dit niet meer het geval en is XXX Franchise B.V. een zelfstandige business unit geworden. Om de organisatie verder te professionaliseren en marktgericht te maken is hiertoe besloten. De oude en nieuw organisatiestructuur zijn in bijlage 1.2 weergegeven.

1.5.3 Franchiseformules

XXX Franchise B.V. is franchisegever van de formules Formule A en Formule B. De formule Formule A bestaat al langer, het Formule B concept is circa 8 jaar geleden ontstaan. Binnen XXX ontstond het idee om in te spelen op de trend dat merken winkels en winkels merken worden. Hiervoor werd de naam Formule A niet geschikt geacht. Zodoende ontstond het idee voor een nieuwe franchiseformule met een naam die tevens geschikt zou zijn voor een private label. Dit concept kreeg de naam Formule B, genoemd naar het Groningse Leek waar het idee voor de formule ontstond.

De Formule B filialen zijn gevestigd in grote en middelgrote steden en hebben een gemiddeld vloeroppervlak van 300 m². Formule A filialen zijn naast een aantal middelgrote steden gevestigd in plaatsen en dorpen. Een Formule A filiaal is gemiddeld 150 m². De Formule A en Formule B filialen zijn vooral gevestigd in het Noorden en Noordoosten van Nederland. Van oudsher zijn de Formule A filialen compacte, gezellige familiezaken met een ongedwongen sfeer. Recent is de formule vernieuwd en eigentijdser gemaakt. In de vernieuwde formule is meer ruimte ingebouwd voor visual merchandising. Het vernieuwde concept heeft zo sterke overeenkomsten met de styling en sfeer van de Formule B filialen. Dit geldt in mindere mate voor de Formule A filialen die het oude concept nog hanteren. De Formule B formule is modern en vrij strak vormgegeven. Qua concept zit het verschil tussen Formule A en Formule B met name in de oppervlakte, styling, sfeer en assortiment. Het verschil in assortiment komt naar voren in het feit dat een aantal Formule B filialen een Active sportswear afdeling hebben. Daarnaast hebben de Formule B filialen gemiddeld genomen meer A- merken in het assortiment. Over het algemeen hebben beide formules een uitgebalanceerde collectie met een goede prijs/kwaliteitsverhouding. Er wordt een breed scala aan modieuze vrije tijdskleding aangeboden voor zowel dames als heren in de leeftijd van 15 tot 45 jaar. Kernlabels binnen het assortiment van beide formules zijn Twinlife, Cracker en Formule B. Twinlife richt zich op het middenhoog segment, Cracker op het middensegment en Formule B op het middenlaag segment.

Naast deze kernlabels wordt ernaar gestreefd minimaal 1 A-merk, 2 B-merken en 1 C-merk te hebben voor zowel mannen als vrouwen. Door lokale omstandigheden kan dit echter niet altijd gerealiseerd worden.

1.5.4 Visie en missie

De komende tijd gaan er bij XXX Franchise B.V. een aantal veranderingen plaats vinden. Centraal hierbinnen staat de switch van een intern gerichte organisatie naar een marktgerichte organisatie.

XXX wil een marketing- en salesgestuurde organisatie worden waarbinnen de consument centraal komt te staan. Men gaat er hierbij vanuit dat de toekomst er voor beide formules prima uitziet, indien aan de huidige eisen die de consument stelt, voldaan kan worden.

Algemene doelstellingen voor de komende jaren zijn:

• Omzet en winst optimalisatie voor de aangesloten ondernemers en XXX Franchise

• Verdere professionalisering van de XXX Franchise Organisatie

• Uitbreiding van het aantal verkooppunten

(13)

Om dit te kunnen realiseren wil XXX met de franchiseformules Formule A en Formule B meer bieden dan de concurrent en onderscheidend zijn. Dit is noodzakelijk omdat de verschillen tussen de formules en de concurrenten klein zijn. Het strategische uitgangspunt hierbij is dat op basis van een positief mode imago en een positief prijs imago niet een goed gevoel, maar “het beste gevoel” gecreëerd moet worden.

De missie voor Formule A en Formule B is omschreven als: het bieden van “het beste gevoel” door snel, wisselende, actuele, modische en betaalbare artikelen in een prettige winkelomgeving.

De hierop aansluitende doelstelling van XXX luidt als volgt: het stillen van modehonger bij een specifieke doelgroep door het bouwen en onderhouden van een positieve relatie met deze doelgroep.

1.6 Aanleiding onderzoek

Zoals hierboven al aangegeven wil XXX een marktgerichte organisatie worden waarbinnen de

consument centraal komt te staan. Dit komt ook in de doelstelling van XXX naar voren waarin de

doelgroep centraal staat. Daarom is voor het centraal stellen van de consument en het realiseren van

bovengenoemde doelstelling inzicht in de markt en doelgroep van groot belang. Op dit moment heeft

XXX echter nog geen duidelijk beeld van de klantengroep die bij Formule A en Formule B koopt en de

doelgroep waar men zich met deze formules primair op wenst te richten. Ze hebben wel een bepaalde

visie op dit gebied, maar dit is niet voldoende om in de toekomst daadwerkelijk marktgericht te

kunnen zijn. Het in kaart brengen van de doelgroep staat dan ook centraal in dit onderzoek. Voor het

verloop van het onderzoek is het hierbij belangrijk te vermelden dat XXX concrete plannen heeft om

op (korte) termijn van beide formules één formule te maken met de naam Formule B.

(14)

2 Theoretisch kader

In voorgaand hoofdstuk is al aangegeven dat XXX Franchise B.V. een marktgerichte organisatie wil zijn en dat inzicht in de markt en de doelgroep hierbij essentieel is. In dit hoofdstuk staat beschreven welke plaats doelgroepbepaling inneemt in de marketing en hoe een doelgroep bepaald kan worden.

Mede aan de hand van deze inzichten kan richting gegeven worden aan de probleemstelling en opzet van het onderzoek.

2.1 Strategische marketing

Marketing bestaat al sinds de jaren zestig. Sindsdien heeft zowel de marketingtheorie als de marketingpraktijk een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Volgens Alsem(2001) concentreert het marketingdenken zich anno 2000 rondom de thema’s klantwaarde en merkwaarde. Oftewel, hoe kan zo goed mogelijk ingespeeld en geanticipeerd worden op de behoeften van de klant en hoe kan deze klant vervolgens het beste behouden worden. In zijn boek gaat hij in op het strategische planningsproces gezien vanuit het functionele gebied marketing. Dit betekent een beperking tot die fasen en onderdelen van de strategische planning waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de marketing. Het gaat erom te komen tot strategieën richting afzetmarkten, oftewel alle activiteiten die gericht zijn op het bevorderen, vergemakkelijken en bespoedigen van de afzet. De strategische planning binnen een onderneming die zich hiermee bezighoudt wordt de strategische marketingplanning genoemd en het proces dat daarbij dient te worden doorlopen wordt als het strategische marketingplanningsproces gezien.

Alsem staat in zijn boek stil bij twee betekenissen van (strategische) marketing:

1. Strategische marketing als visie/ uitgangspunt van het handelen van een onderneming.

2. Strategische marketing als verzameling van activiteiten.

Deze twee betekenissen zijn sterk aan elkaar gerelateerd. De activiteiten van de strategische marketing worden namelijk verricht vanuit een bepaalde visie. Het strategisch marketingconcept vormt feitelijk een uitbreiding van het klassieke marketingconcept. Het klassieke marketingconcept (Alsem, 2001) geeft aan dat een onderneming de wensen en verlangens van de afnemers als uitgangspunt voor haar handelen hanteert. Oftewel de vraagkant van de markt dient centraal te staan. Het strategische marketingconcept stelt dat een onderneming:

1. Afnemersgericht moet zijn.

2. Zich dient te richten op het realiseren van verdedigbare concurrentievoordelen van producten op markten.

3. De concurrentievoordelen baseert op langetermijnbelangen van afnemers, en waarvoor de onderneming initiatieven moet ondernemen.

4. De concurrentievoordelen kan baseren op goede relaties met diverse belangengroepen binnen en buiten de organisatie, zoals distribuanten, werknemers, kapitaalverschaffers, afnemers,

leveranciers, concurrenten en de publieke opinie.

Deze aandachtspunten komen grotendeels overeen met wat in de marketingliteratuur tegenwoordig wordt aangeduid als marktgerichtheid. Volgens Narver en Slater(1990) bestaat marktgerichtheid uit de volgende drie componenten:

1. Afnemersgericht denken; doet de onderneming redelijke beloften en houdt zij zich daaraan, worden afnemers als individuen behandeld, wordt concreet door middel van marktonderzoek nagegaan wat de wensen en meningen van de doelgroep zijn en zo ja heeft dat gevolgen voor het handelen van de onderneming?

2. Concurrentgericht denken; bezit de onderneming veel informatie over afzonderlijke concurrenten, wordt die informatie systematisch geanalyseerd en gedistribueerd door de hele organisatie, weet de onderneming wanneer ze moet reageren op acties van concurrenten en weet de onderneming hoe het zich van de concurrenten kan onderscheiden?

3. Interfunctionele coördinatie; deelt men in de organisatie de informatie met elkaar, worden

strategieën voor de diverse functionele gebieden geïntegreerd, worden er gezamenlijke besluiten

genomen en is men in de gehele organisatie echt geïnteresseerd in de klant?

(15)

Uit bovenstaande inleiding van het strategische marketingconcept blijkt dat er binnen een onderneming diverse (marketing) activiteiten worden verricht. Kotler(2000) deelt deze activiteiten in naar analyseren, plannen, implementeren en controle. De activiteiten die Kotler behandelt hebben betrekking op marketing in het algemeen. Niet alle activiteiten zijn echter van toepassing op strategische marketing. In dit kader maakt Alsem in zijn boek een onderscheidt tussen strategische en operationele marketing. Hierbij wordt onder operationele marketing verstaan het uitwerken van strategische beslissingen met behulp van de marketinginstrumenten product, prijs, plaats, promotie en personeel. De belangrijkste activiteiten die volgens Alsem tot de strategische marketing behoren worden nu aan de hand van de vierdeling van Kotler beschreven. Hierbij wordt alleen ingegaan op de analyse- en planningsactiviteiten omdat de overige activiteiten niet relevant zijn voor de aanleiding van het onderzoek.

Analyse activiteiten

Volgens Alsem hebben analyses in het kader van strategische marketing hebben betrekking op:

• Het analyseren van de (potentiële) afnemers

• Het uitvoeren van concurrentieanalyses

• Het bestuderen van de distributiestructuur en de leveranciers

• Het analyseren van de bedrijfstakstructuur en de macro-omgeving

• Het analyseren van het eigen bedrijf en het eigen merk Planningsactiviteiten

Planningsactiviteiten in het kader van strategische marketing worden opgevat als beslissingen die worden genomen, alsmede het vastleggen van die beslissingen in plannen. Leeflang(1993) spreekt in dit verband over taken van strategische marketing en doelt daarmee op de te nemen beslissingen.

Deze beslissingen zijn volgens Leeflang het vastleggen van:

• De markten die men wil bedienen;

• De posities die men op de gekozen markten wil innemen (marktpositie en verdedigbaar concurrentievoordeel);

• De middelen die men inzet om de gekozen posities te bereiken (financieel, marktinstrumenten, andere functionele gebieden, marktonderzoek);

• De tijdstippen waarop men een en ander wenst te behalen

Op basis van bovenstaande uiteenzetting over strategische marketing kunnen twee doelstellingen van de strategische marketing onderscheiden worden, namelijk het beantwoorden van de vragen:

1. Waar gaat men concurreren(welke markten, welke positie en welk budget)?

2. Hoe gaat men concurreren(welke concurrentievoordelen, welke segmenten, welk doel voor marktinstrumenten)?

De afbakening van het waar concurreren vindt voornamelijk op ondernemingsniveau plaats, hier worden de marktkeuzes bepaald. De vraag hoe concurreren wordt vooral op strategische business unit(SBU) niveau beantwoord, namelijk door invulling te geven aan de marketingstrategie. In onderstaande figuur staat dit weergegeven.

Kernelement Strategie Inhoud

1. Waar(en wanneer) gaat

men concurreren?] Ondernemingsstrategie • Bepaling positie en waarde strategieën van SBU’s op markten en allocatie van middelen over SBU’s en bepaling tijdstippen

2. Hoe gaat men concurreren? Marketingstrategie

Instrumentstrategieën

• Segmentatie en specifieke doelgroepkeuze

• Verdedigbaar concurrentievoordeel en positionering

• Uitwerking marketingstrategie

Figuur 2.1: kernelementen van de strategie binnen een onderneming(Alsem, 2001)

(16)

Uit bovenstaande blijkt dus dat de keuze van de doelgroep een strategische keuze is binnen een marketingstrategie. De doelgroepkeuze hangt hierbij nauw samen met het segmenteren van de markt en het positioneren ten opzichte van de concurrenten. Nu zal beschreven worden hoe volgens diverse auteurs de doelgroep bepaald kan worden. Hierbij wordt tevens ingegaan op segmentatie en positionering.

2.2 Doelgroepbepaling

Verschillende auteurs hebben door de jaren heen geschreven over doelgroepbepaling en dan met name het proces om tot deze bepaling te komen. Van een aantal auteurs wordt beschreven welk proces zij hanteren om tot de bepaling van de doelgroep te komen.

Alsem(2001) schrijft dat bij de definitie van de markt en later bij de keuze van de ondernemingsstrategie onder meer is vastgelegd welke producten men voor welke afnemers wil maken. De doelgroep is hierbij al voor een belangrijk deel vastgelegd bij de keuze van de ondernemingsstrategie. Bij het formuleren van een marketingstrategie dienen echter enkele meer specifieke keuzes gemaakt te worden, zoals:

• Wil men de hele markt met één product benaderen of met verschillende producten/variëteiten?

• Wil men daadwerkelijk de hele markt trachten te bereiken of de nadruk leggen op enkele segmenten of zelfs op één segment?

• Zijn de gekozen segmenten te beschrijven met algemene kenmerken(leeftijd, inkomen) en met situatiegebonden kenmerken(productgebruik)?

Dit heeft allemaal te maken met segmentatie. Oftewel, dienen de afnemers te worden opgesplitst in groepen en zo ja, voor welke positionering dient dan per segment te worden gekozen? De segmentatiebeslissing is dus een meer specifieke invulling van de doelgroepkeuze. De belangrijkste reden om de markt op te splitsen in groepen is dat verschillende mensen verschillende voorkeuren hebben, waardoor wellicht een hogere winstgevendheid kan worden behaald indien men deze verschillende groepen met een andere strategie benadert. Teneinde de doelgroep op basis van segmentatie te kiezen dienen een aantal stappen te worden genomen. Deze staan in onderstaand figuur weergegeven.

Marktsegmentatie

1. Identificeren van segmentatievariabelen en segmenten van de markt 2. Ontwikkelen van profielen per segment

Marktdoelgroepen

3. Evalueren van de aantrekkelijkheid per segment 4. Selecteren van de segmenten

Merkpositionering

5. Identificeer mogelijke positioneringconcepten voor elk gekozen segment 6. Kies, ontwikkel en communiceer het gekozen positioneringconcept

Figuur 2.2: stappen bij marktsegmentatie, doelgroepbepaling en positionering(Alsem, 2001)

Bij marktsegmentatie dient de markt opgedeeld te worden in kopersgroepen die wellicht verschillende producten en andere marketingmix strategieën vereisen. Daartoe moet naar manieren gezocht worden om de markt op te delen en dient vervolgens een profiel voor elk segment gecreëerd te worden, oftewel een beschrijving op basis van algemene en situatiegebonden kenmerken. Vervolgens dient de marktdoelgroep gekozen te worden. Hiervoor moeten kenmerken bepaald worden op basis waarvan de aantrekkelijkheid van elk segment vastgesteld kan worden en moeten segmenten gekozen worden die men wil betreden. Tenslotte dient met (product)positionering een duidelijke plaats van het product in de hoofden van de afnemers gevonden te worden, ook in relatie tot de concurrenten.

Van der Kind (1996) geeft aan dat het kiezen en definiëren van doelgroepen een strategische

aangelegenheid is die veel aandacht vraagt. Het is tegenwoordig echter steeds moeilijker om

doelgroepen te identificeren omdat er fragmentatie van consumentengedrag optreedt. Toch is het

belangrijk om ten behoeve van de strategie van tevoren een duidelijk beeld te ontwikkelen van de

groep waar men zich met het retail-concept primair op wenst te richten. Dit niet alleen om aan de

(17)

gekozen doelgroep te leveren, maar vooral ook om een focus in het concept aan te brengen en om het image van de winkel bij de consument te verankeren. Bij het definiëren en kiezen van de doelgroep is segmentatieonderzoek een belangrijk instrument. Een segmentatieonderzoek helpt bij het vinden en definiëren van marktsegmenten. Op basis van segmentatievariabelen dienen de segmenten ingedeeld te worden.

Meyers(1996) bepaalt de doelgroep door een viertal stappen. Ten eerste dient de markt gedefinieerd te worden. Vervolgens dient de markt op basis van een aantal segmentatievariabelen gesegmenteerd te worden. De derde stap in het proces is het selecteren van die segmenten waarop een organisatie zich primair wil gaan richten. De laatste stap is die van het positioneren van het product ten opzichte van de concurrenten en bij de consument.

Bij Dibb en Simkin(1996) bestaat het proces uit analyse, strategie en programma´s voor implementatie. In de analysefase wordt informatie verzameld over bestaande klanten, prestaties van de organisatie, markttrends, concurrenten en positionering. Dit dient als basis waarop de segmentatie uitgevoerd wordt. In de strategiefase wordt de segmentatie uitgevoerd en de doelgroep en positionering bepaald. Voor segmentatie dienen twee stappen ondernomen te worden. Ten eerste dienen consumenten die dezelfde producteisen en koopgedrag hebben op basis van segmentatievariabelen ingedeeld te worden. De tweede stap is dat zoveel mogelijk gedaan moet worden om de kenmerken van de consumenten in de onderscheiden segmenten te begrijpen. Op basis hiervan kan dan een profiel opgesteld worden.

Mc Donald en Dunbar(1995) splitsen het proces op in twee delen. Het eerste gedeelte beschrijft zeven stappen die je moet volgen om een goede segmentatiestructuur voor de markt te vormen. Ten eerste dient de markt beschreven te worden. In de volgende drie stappen wordt ingegaan op de vragen wie wat, waar, wanneer en hoe koopt. In de vijfde stap wordt beschreven waarom er gekocht wordt. Op basis van de verzamelde informatie worden in de volgende stap segmenten gevormd en vervolgens worden deze segmenten aan de hand van diverse criteria getoetst. In het tweede gedeelte wordt ingegaan op welke segmenten de organisatie zich het beste kan gaan richten en waarom.

Croft(1994) beschrijft hoe in stappen tot een goede segmentatie en doelgroepkeuze gekomen kan worden. Ten eerste dient de markt waarin een onderneming actief is gedefinieerd te worden. Hierbij dient inzicht verkregen te worden in de omgeving, concurrentie, markt en eigen sterkten en zwakten.

Ten tweede dienen in deze markten segmenten gevonden te worden door een antwoord te vinden op de vragen wie wat koopt en waarom. Vervolgens dient de verkregen informatie gekoppeld te worden aan relevante segmentatievariabelen en –criteria. Op basis hiervan kunnen uit de gevonden informatie segmenten gedefinieerd worden. De volgende stap is de doelgroepkeuze, oftewel de segmenten waarop een organisatie zich wil gaan richten. Op basis van verschillende factoren kan beoordeeld worden waarom een segment aantrekkelijk is als doelgroep. Hij geeft hierbij aan dat de keuze van deze factoren een interne (strategische) beslissing is. Vervolgens dient een marketingplan ontwikkeld te worden om de doelgroep te kunnen bedienen.

De Wit (2003)stelt dat met segmentatie inzicht verkregen kan worden in het gedrag, wensen en verlangens van de afnemers. Op basis van deze informatie zal een primaire doelgroep gekozen moeten worden. Deze keuze hangt af van de interne omgeving en het gevoerde beleid, de potentiële winstgevendheid van de segmenten en de positie van de concurrenten in de segmenten. De Wit legt een verband tussen segmentatie, doelgroepbepaling en positionering. Bij segmentatie draait het om het identificeren van segmentatiemogelijkheden en omschrijven van de gevonden segmenten. Er dient een keuze gemaakt te worden uit relevante segmentatievariabelen en deze dienen vervolgens vertaald te worden in goede vragen om een goed segmentatieonderzoek uit te kunnen voeren. Vervolgens dient bij de doelgroepbepaling de aantrekkelijkheid van de gevonden segmenten bepaald te worden en wordt een keuze gemaakt voor de doelgroep. Bij positionering wordt een positioneringstrategie en marketingmix voor de doelgroep ontwikkeld.

Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat tussen de processen die diverse auteurs hanteren

een grote overlap bestaat. Alleen met betrekking tot de invulling van de te nemen stappen bestaan

verschillen. Deze invulling zal later in dit onderzoek aan de orde komen. In onderstaande figuur is

weergegeven welke stappen genomen moeten worden om tot een gefundeerde doelgroepbepaling te

(18)

kunnen komen, waarbij de laatste buiten het doel van dit onderzoek valt. Op de invulling van de stappen marktdefiniëring en segmenteren zal nu nog worden ingegaan.

Figuur 2.3: onderzoekproces 2.2.1 Marktdefiniëring

Door middel van een bedrijfstakanalyse kan inzicht verkregen worden in de markt en kan deze markt gedefinieerd worden. In een bedrijfstakanalyse(Alsem, 2001) worden alle factoren onderzocht die van invloed zijn op de marktaantrekkelijkheid. Voor een goede bedrijfstakanalyse is het hierbij van belang dat er een duidelijke relatie met de strategievorming aanwezig is. Dit betekent dat voor dit onderzoek met name aandacht besteed wordt aan factoren die van invloed zijn op consumenten en concurrenten. De te onderzoeken factoren kunnen worden ingedeeld in drie groepen:

1. Macro-omgevingsfactoren; dit zijn factoren waarop de diverse aanbieders op een markt niet of nauwelijks invloed kunnen uitoefenen. De belangrijkste factoren zijn demografisch, economisch, sociaal cultureel, technologisch, ecologisch en politiek juridisch.

2. Geaggregeerde marktfactoren; dit zijn factoren die betrekking hebben op de marktvraag en die direct de aantrekkelijkheid van de markt bepalen. De belangrijkste factoren zijn marktomvang, marktgroei en conjunctuur- en seizoensgevoeligheid.

3. Bedrijfstakstructuurfactoren; dit betreft factoren die de intensiteit van de concurrentie op een markt bepalen. De belangrijkste factoren zijn winstgevendheid en de factoren uit het 5- krachtenmodel van Porter(1980).

2.2.2 Marktsegmentatie

Alsem (2001) definieert marktsegmentatie als het opdelen van de markt in kopersgroepen die wellicht verschillende producten en andere marketingmixstrategieën vereisen. Deze definitie is echter nog niet volledig omdat niet nader op deze kopersgroepen ingegaan wordt. Daarom dient deze definitie met die van Van der Kind gecombineerd te worden. Van der Kind (1996) verstaat onder segmentatie het opdelen van de markt in min of meer homogene groepen van individuen met gemeenschappelijke kenmerken en een gelijksoortig koopgedrag. Zo ontstaat de volgende definitie voor marktsegmentatie:

“Het opdelen van de markt in min of meer homogene groepen van individuen met gemeenschappelijke kenmerken en een gelijksoortig koopgedrag, waarbij de onderscheiden groepen wellicht verschillende producten en andere marketingmixstrategieën vereisen”

Voor een goede segmentatie moet bepaald worden op basis van welke segmentatievariabelen segmenten gevormd kunnen worden. Deze verzameling variabelen vormt de segmentatiebasis die gebruikt kan worden om consumenten in homogene groepen te verdelen. Voor een gefundeerde keuze van segmentatievariabelen moet echter rekening gehouden worden met een aantal criteria.

1. Marktdefiniëring

3. Beoordeling segmenten 2. Segmenteren

4 Doelgroepkeuze

5. Positionering

(19)

Daarnaast zijn er verschillende segmentatievormen voor handen om tot een goede segmentatiebasis te komen. Deze onderwerpen zullen nu achtereenvolgens behandeld worden.

Segmentatievariabelen

Er wordt een grote verscheidenheid aan segmentatievariabelen onderscheiden en deze kunnen op verschillende manieren geclassificeerd worden. De Wit(2003) maakt een indeling naar algemene en situatiegebonden variabelen. Algemene variabelen zeggen iets over een persoon en staan los van een product of merk. Dit geeft antwoord op de vraag wie de consument is. Situatiegebonden variabelen zeggen iets over specifieke koopsituaties en kunnen gerelateerd zijn aan een bepaald domein van een product of merk. Deze variabelen geven antwoord op de vragen wat en waarom een bepaald product gekocht wordt. Verder maakt Van Raay(1994) nog een indeling naar subjectieve en objectieve variabelen. Objectieve variabelen zijn observeerbaar en vaak makkelijk te verkrijgen. Subjectieve variabelen zijn moeilijker verkrijgbaar en worden vaak gemeten door middel van surveys en interviews. Hierbij gaat het om de percepties, evaluaties, attitude en intenties van consumenten. Een volledige classificatie van variabelen voor consumentensegmentatie staat in onderstaande figuur weergegeven.

Objectieve variabelen Subjectieve variabelen Algemene variabelen:

Gedragspatronen Persoonlijke kenmerken

• Inkomen

• Leeftijd

• Geslacht

• Opleiding

• Welstandsklasse

• Ras

• Beroep

• Huishoudsamenstelling

• Inkomen

• Geografische locatie

• Algemene waarden

• Levensstijl

• Persoonlijkheid

• Consumentenvertrouwen

Domeinspecifieke variabelen:

Productklasse

Groep van activiteiten

• Gebruiksituatie

• Gebruikshoeveelheid

• Gebruiksstatus

• Koopgedrag

• Koopmoment

• Domeinspecifieke waarden

• Opinie

• Referentiegroep

• Perceptie

• Attitude

• Behoeften

• Gezochte productvoordelen

• Domeinbetrokkenheid

• Domeinbestedingen

• Sociale normen

• Persoonlijke normen

• Productervaring

• Producttevredenheid Merkspecifieke variabelen:

Merkgebruik Merkevaluatie

• Merktrouw (gedrag)

• Merk gebruiksfrequentie

• Specifieke handelingen

• Merktrouw (attitude)

• Merkvoorkeur

• Merktevredenheid

• Merkevaluatie

• Attitude

• Koopintentie

Figuur 2.4: classificatie segmentatievariabelen voor consumentensegmentatie(Van Raay, 1994)

Met deze variabelen kan voornamelijk antwoord gegeven worden op de vragen wie, wat, wanneer en

waarom kopen. De ‘waar’ vraag is echter nog niet aan bod gekomen en deze is voor de uiteindelijke

doelgroepbeslissing wel degelijk van belang (Mc Donald en Dunbar, 1995). Het is belangrijk in kaart te

brengen waar de door een organisatie verkochte producten en diensten gekocht worden. Voor het

bepalen van de attractiviteit van een segment is inzicht in de concurrentie dan ook van belang (Croft,

1994). Segmenten die over het hoofd gezien worden, kunnen namelijk interessanter zijn dan

segmenten waar iedereen zich op richt. In een artikel over de kledingmarkt in Chicago(Kopp et al.,

1989) wordt een analyse van de concurrentiestructuur als aanvulling op de marktsegmentatie

(20)

voorgesteld. Hierbij wordt specifiek ingegaan op de modebranche en aangegeven dat er een aantal factoren zijn die de modebranche hier bijzonder interessant voor maken. Zo zijn er veel concurrenten in de modebranche en bezoeken consumenten vaak meerdere winkels om hun kledingaankopen te doen. Het is een dynamische branche waarin de concurrentie zeer hevig is. Uit het onderzoek dat voor dit artikel is uitgevoerd blijkt dat consumenten bij een bepaalde groep winkels kopen omdat deze winkels dezelfde eigenschappen hebben. In het onderzoek zijn voor een aantal winkels vragen gesteld over prijs, assortiment, kwaliteit, modeniveau, lay-out, merchandising en promotie. Door de geïdentificeerde concurrentiegroepen op deze punten te beoordelen en deze met elkaar te vergelijken, kunnen ook segmenten gevormd worden. Vervolgens zijn aan de hand van segmentatievariabelen eigenschappen van consumenten aan deze concurrentiegroepen gekoppeld. Deze variabelen zijn o.a.

modebewustheid, prijsgevoeligheid, kwaliteitgevoeligheid, onzekerheid en modebetrokkenheid. In het artikel wordt verder aangegeven dat de marketingstrategie afhankelijk is van zowel positionering ten opzichte van concurrenten als bij consumenten en dat de integratie van concurrentiestructuur en marktsegmentatie een handige techniek is om de retail omgeving te begrijpen.

Segmentatiecriteria

Voor een goede segmentatie moet een gefundeerde keuze gemaakt worden uit de variabelen op basis waarvan de segmenten beschreven kunnen worden. Uiteindelijk draait het erom groepen te vormen die om een specifieke marktbenadering vragen en die bereikbaar zijn voor marktinstrumenten.

Derhalve dienen gevonden segmenten te voldoen aan een aantal van de volgende criteria (De Wit, 2003):

• Identificeerbaar; het moet duidelijk zijn wie tot welk segment behoren.

• Bereikbaarheid; de segmenten moeten met de beschikbare marketinginstrumenten kunnen worden bereikt.

• Omvang; de segmenten moeten van voldoende omvang zijn, wil het economisch haalbaar zijn specifieke marketingactiviteiten te verrichten.

• Stabiliteit; de segmenten dienen in de loop van de tijd niet te veel te veranderen. De segmentatie dient dan ook niet gebaseerd te zijn op snel veranderende variabelen.

• Heterogeniteit tussen segmenten; de kenmerken van het segment dienen zich te onderscheiden van die van andere segmenten. De segmenten moeten een verschillend gedrag vertonen.

• Homogeniteit binnen segmenten; binnen een segment dient ongeveer hetzelfde gedrag vertoond te worden, en het dient gevoelig te zijn voor dezelfde marketingactiviteiten.

Hierbij dient vermeld te worden dat aan de eis van stabiliteit van segmenten steeds minder voldaan kan worden. Dit is een gevolg van de individualiseringstendens en de zich meer manifesterende momentconsument (Leeflang, 1995). Door sommige auteurs wordt zelfs gesteld dat doelgroepen niet langer bestaan. Doelgroepen worden als het ware zelf gekweekt, waarbij de doelgroep het resultaat is van de gevoeligheid van consumenten voor de marketing mix van het product. Ook Alsem gaat in op deze individualiseringstendens. Hij geeft hierbij aan dat het steeds moeilijker is een koppeling vast te leggen tussen de kenmerken van consumenten enerzijds en hun koopgedrag anderzijds. Een hiermee samenhangende ontwikkeling is, dat het koopgedrag van veel consumenten steeds grilliger lijkt te worden. Zo doen steeds meer consumenten hun inkopen bij Albert Heijn en Aldi en lopen ze in een duur Armani kostuum met daaronder een T-shirtje bij de Zeeman. Bij het bepalen van de doelgroep moet deze ontwikkeling in het achterhoofd gehouden worden.

Segmentatievorm

Er is geen beste manier om de markt te segmenteren. Het is een subjectief proces omdat verschillende organisaties de markt en hoe deze gesegmenteerd dient te worden op een verschillende manier bekijken (Dibb en Simkin, 1994). Voor het vormen van segmenten kunnen in principe twee wegen bewandeld worden (Alsem, 2001):

• A-priori segmentatie; hierbij worden de afnemers ingedeeld op basis van algemene kenmerken en

wordt vervolgens nagegaan of tussen groepen verschillen zijn in gedragskenmerken. Dit wordt

ook wel achterwaartse segmentatie genoemd (Van Raay, 1994). Nadeel van deze vorm van

segmentatie is dat de segmenten niet homogeen zijn met betrekking tot hun producteisen,

koopgedrag en gebruik.

(21)

• Segmentatie op basis van gedragsverschillen; hierbij wordt uitgegaan van groepen afnemers die een verschillend gedrag ten opzichte van het product vertonen en wordt vervolgens gezocht naar algemene kenmerken op basis waarvan de groepen kunnen worden beschreven. Dit wordt ook wel voorwaartse segmentatie genoemd (Van Raay, 1994). Voordeel van deze vorm is dat homogene segmenten gevormd kunnen worden met betrekking tot producteisen, koopgedrag en gebruik.

Met name de laatste vorm van segmentatie wordt de laatste tijd veelvuldig toegepast. Er is sprake van een toenemend gebruik van verklarende variabelen in plaats van beschrijvende variabelen. Klassieke segmentatie op basis van algemene variabelen hebben namelijk nog maar weinig verklaringskracht met betrekking tot consumentengedrag (De Wit, 2003). Algemene variabelen zijn niet geldig voor alle domeinen van consumentengedrag en zijn beschrijvend en verklaren niet hoe en waarom consumenten bepaalde productattributen en –voordelen prefereren (Van Raay, 1994). Algemene indelingen worden dus losgelaten en er wordt steeds meer gekeken naar een bepaald domein van producten, oftewel domeinspecifieke segmentatie. Omdat consumentengedrag een multidimensionaal fenomeen is, worden tegenwoordig verscheidene variabelen in plaats van enkele variabelen als segmentatiebasis gebruikt. Op basis van deze informatie zal voor dit onderzoek gesegmenteerd worden op basis van gedragsverschillen en zal de nadruk komen te liggen op domeinspecifieke en merkspecifieke variabelen.

2.2.3 Doelgroepkeuze

Nadat verschillende segmenten zijn geïdentificeerd en beschreven dient een keuze te worden gemaakt: op welke segmenten gaat men zich richten, ofwel wat zijn de doelgroepen in de markt? Bij het evalueren van de segmenten dient rekening gehouden te worden met de volgende criteria(Alsem, 2001):

• De relatie met de doelstellingen van de organisatie.

• De mogelijkheden en middelen die een organisatie heeft om succesvol op het segment te kunnen zijn.

• De mogelijkheden voor het creëren van een concurrentievoordeel op het segment.

De aanpak van Croft(1994) komt hier grotendeels mee overeen. Hij geeft aan dat drie stappen ondernomen moeten worden voor het selecteren van “winnende” segmenten en dus het bepalen van de doelgroep:

• Bepalen van de attractiviteit van de segmenten.

• Bepalen van de mate van overeenkomst tussen de segmenten en de sterke punten van een organisatie.

• Koppelen van de attractiviteit van de segmenten aan de sterke punten van de organisatie.

Voor dit onderzoek worden de criteria van Alsem overigens gehanteerd omdat de attractiviteit van segmenten samenhangt met de mogelijkheden en middelen die een organisatie heeft om succesvol op het segment te kunnen zijn en er een concurrentievoordeel te kunnen creëren.

Naast deze criteria zijn er diverse segmentatiestrategieën voor handen om tot een gefundeerde doelgroepkeuze te komen. Leeflang en Van Rooy(1995) onderscheiden de volgende strategieën:

• Geconcentreerde marketing: een organisatie richt zich met een bepaald product bewust op slechts één homogeen segment en hanteert daartoe één marketingmix.

• Selectieve ongedifferentieerde marketing: een organisatie richt zich met een product op enkele heterogene segmenten en hanteert daartoe één marketingmix, waarbij de verschillen tussen de segmenten als het ware genegeerd worden en geen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die segmentatie biedt.

• Selectieve gedifferentieerde marketing: een organisatie richt zich met een product op enkele heterogene segmenten en hanteert daartoe verschillende marketing mixen.

• Volledige ongedifferentieerde marktdekking: in deze situatie brengt de onderneming slechts één product op de markt en tracht het alle kopers te bereiken met slechts één marketingmix.

• Volledige gedifferentieerde marktdekking: in deze situatie brengt de onderneming één product op

de markt, echter met verschillende marketing mixen.

(22)

Alsem(2001) is het met de hierboven gegeven indeling niet eens omdat hij de de keuze om segmenten niet met verschillende segmentatiestrategieën te benaderen(ongedifferentieerde marketing) geen segmentatiestrategie vindt. Daarom onderscheidt Alsem drie mogelijke segmentatiestrategieën:

• Geconcentreerde marketing: één segment op de markt kiezen met als voordeel dat op dit segment weinig concurrentie is en als nadeel het hoge risico afhankelijk te zijn van slechts één kopersgroep

• Selectieve marketing: selectie van enkele segmenten met als voordeel een geringer risico door spreiding van activiteiten

• Volledige marktdekking: zoveel mogelijk afnemersgroepen bedienen door een groot aantal

verschillende producten op de markt te brengen of één of enkele producten op de markt te

brengen die voor een brede doelgroep zijn bedoeld

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Je ziet dat de berekening van B9 en B10 niet meer lukt omdat D negatief is.. De wortel van een negatief getal

Je ziet dat de berekening van B9 en B10 niet meer lukt omdat D negatief is.. De wortel van een negatief getal

stuks Totaal aantal stuks voor te sorteren ⁄ norm voorsorteren (1200 stuks per uur) =…………..uur Aantal uur voor te sorteren ⁄ gewenst aantal uur voorsorteren (4 uur)

Als je zo’n vraag krijgt, kun je het beste gewoon T = −12 invullen in de gegeven formule, en kijken wat er bijzonder is aan deze temperatuur.. Ook weet je dat als de temperatuur

Als een kandidaat bij deze vraag alle bedragen op gehele euro’s heeft afgerond, hiervoor geen punten in

Voor een levensverzekering die op een leeftijd van 40 jaar afgesloten wordt, hanteerde een verzekeringsmaatschappij in de 19e eeuw de volgende formule van Gompertz om het

In de eerste eeuw van onze jaartelling schreef de Egyptenaar Heron een werk waarin hij een formule gaf voor de oppervlakte van een driehoek.. Hij deed dit als

[r]