• No results found

Vraag nr. 315 van 20 september 2002 van de heer JOHAN DE ROO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 315 van 20 september 2002 van de heer JOHAN DE ROO"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 315

van 20 september 2002

van de heer JOHAN DE ROO

Schipdonkkanaal – Waterkwaliteit en visbestand Het Schipdonkkanaal is het Afleidingskanaal van de Leie. De Leie was decennialang zwaar veront-reinigd door afvalwaterlozingen in Frankrijk en B e l g i ë . Gaandeweg is de waterkwaliteit verbeterd als gevolg van saneringen in binnen- en buitenland.

De resultaten van een staalname op 10 juni 1999 in Eeklo en in Zomergem maakten echter duidelijk dat de fysisch-chemische kwaliteit van het water zeer slecht was. In de loop van maart 2000 zouden bijkomende locaties bemonsterd en geanalyseerd worden.

1. Wat is voor het Schipdonkkanaal de kwaliteits-verbetering of -verslechtering van het water voor de jaren 2000 en 2001 ?

2. Welke vooruitgang verwacht men de komende jaren ? Wanneer wordt een optimaal niveau van de waterkwaliteit verwacht ?

3. Op welke plaatsen is het visbestand in het Schipdonkkanaal het grootst en op welke plaat-sen onbestaande ? Bestaat er gevaar voor de visvangst in het Schipdonkkanaal ?

Antwoord

1. Voor het evalueren van de waterkwaliteit ge-bruikt de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) twee beoordelingsmethodes : de "Prati-i n d e x voor zuurstof" (PIO) en de Belgische Biotische Index (BBI).

De Prati-index wordt gebruikt voor de beoorde-ling van de fysische-chemische waterkwaliteit. Deze index krijgt een slechte score bij lage z u u r s t o f c o n c e n t r a t i e s, maar ook bij de overver-z a d i g i n g. Oververoverver-zadiging treedt op bij eutrofië-r i n g, een teveel aan nuteutrofië-riënten N en P, h e t g e e n de waterkwaliteit aantast (N : stikstof ; P : f o s f o r – red.). Een hogere index wijst op een slechtere w a t e r k w a l i t e i t . De resultaten krijgen volgende beoordeling :

PIO Klasse Kleur Beoordeling

(waterkwaliteitsklasse) 0-1 1 blauw niet verontreinigd >1 2 groen aanvaardbaar >2–4 3 geel matig verontreinigd >4–8 4 oranje verontreinigd >8 5 rood zwaar verontreinigd De Belgische Biotische Index (BBI) wordt ge-bruikt voor de beoordeling van de biologische waterkwaliteit en is gebaseerd op de aan- of af-wezigheid van zogenaamde macro-i n v e r t e b r a-ten in het water. Als macro-invertebraa-ten be-schouwt men met het blote oog waarneembare ongewervelden als insecten, w e e k d i e r e n ,k r e e f t-achtigen, wormen, en dergelijke.

De BBI integreert twee factoren: de aan- of af-wezigheid van verontreinigingsgevoelige soor-tengroepen en de diversiteit, zijnde het totaal aantal aangetroffen soortengroepen. In tegen-stelling tot de Prati-index duidt een hogere waarde op een betere kwaliteit.

De resultaten krijgen volgende beoordeling :

BBI Kleur Beoordeling

9-10 blauw zeer goede kwaliteit

7-8 groen goede kwaliteit

5-6 geel matige kwaliteit

3-4 oranje slechte kwaliteit

1-2 rood zeer slechte kwaliteit

0 zwart uiterst slechte kwaliteit

(2)

Bijlage 1 geeft de evolutie van de Prati-i n d e x voor zuurstofverzadiging en de Belgische Bioti-sche Index voor het Schipdonkkanaal voor de periode 1990-2001.

Uit de tabel blijkt dat, in vergelijking met de pe-riode 1997-1999, de PIO verbetert van veront-reinigd (klasse 4) naar matig verontveront-reinigd (klasse 3), en dit voor het pand Zeebrugge-Mal-d e g e m . Ook het panZeebrugge-Mal-d Zomergem-Nevele verbe-tert in dezelfde periode (PIO gaat van 7,5 naar 4 , 5 ) , doch de kwaliteit blijft verontreinigd (klas-se 4). Deze fysisch-chemische waterkwaliteits-verbetering heeft echter nog geen gunstige in-vloed op de Belgische Biotische Index. Va n a f 1997 tot en met 2001 schommelt de kwaliteit tussen matig en slecht. In vergelijking met begin de jaren '90 kan een significante waterkwali-teitsverbetering vastgesteld worden, dit zowel voor de fysisch-chemische als de biologische w a t e r k w a l i t e i t s b e o o r d e l i n g. In deze periode werd op verschillende meetplaatsen op het Schipdonkkanaal een zeer slechte waterkwali-teit gemeten.

De waterkwaliteit van het Schipdonkkanaal wordt zeer sterk beïnvloed door de waterkwali-teit van de Leie. Sinds vele jaren wordt het grootste gedeelte van het Leiedebiet in Deinze onttrokken aan de natuurlijke loop van de Leie via het Afleidingskanaal (= Schipdonkkanaal). Dit debiet wordt vervolgens via het Kanaal Gent-Oostende en de Ringvaart om Gent naar het kanaal Gent-Terneuzen gestuurd. Dit onder meer met het doel de verzilting van dit kanaal tegen te gaan.

Ook het Leiewater kent éénzelfde kwaliteits-verloop voor de PIO als deze van het Schip-donkkanaal (zie bijlage 2) . De biologische kwa-liteit is voor de hele loop van de Leie nog slecht (BBI 4 in 2001).

Een zeer belangrijk deel van de verontreiniging van het Leiebekken is nog steeds afkomstig vanuit Wallonië en Fr a n k r i j k . Zo voert bijvoor-beeld de Gaverse Beek (Becque de Neuville) belangrijke vuilvrachten aan uit een gedeelte van de agglomeratie Roubaix-To u r c o i n g ( Frankrijk) en is zwaar verontreinigd. Het jaar-gemiddelde van de zuurstofconcentratie in deze waterloop bedroeg in 2001 slechts 2,2 mg O2/ l (basiskwaliteitsnorm > 5 mg/l) ( O2: zuurstof – r e d . ). Er werden eveneens zeer hoge ammoni-u m - , fosfaat- en chlorideconcentraties gemeten, alsook normoverschrijdingen voor zwevende

stoffen en verschillende zware metalen, z o a l s chroom.

2. De verbeterde waterkwaliteit van het Schip-donkkanaal is in grote mate toe te schrijven aan de saneringswerken en de ingebruikneming van RWZI's (zowel in het hele Leiebekken als in de directe omgeving van het Schipdonkkanaal), alsook aan de vermindering van de lozing van ongezuiverd industrieel afvalwater.

Het gaat om volgende RWZI's wat het Leiebek-ken betreft : H a r e l b e k e, M e n e n , Ti e l t ,R o e s e l a r e en Wa r e g e m . Voor het Schipdonkkanaal betreft het de RWZI's Eeklo, Maldegem en Nevele (RWZI : rioolwaterzuiveringsinstallatie – red.). In de nabije toekomst zullen de RWZI's van D e i n z e, H e u l e, B e v e r e n - L e i e, O l s e n e, I n g e l m u n-ster en Zomergem operationeel zijn en/of ge-bouwd worden. Een einddatum voor een opti-male waterkwaliteit kan moeilijk aangegeven w o r d e n , aangezien dit afhankelijk is van ver-schillende factoren die niet steeds tot de be-voegdheid van het Vlaams Gewest behoren. Hierbij zijn volgende aspecten belangrijk : d e oplevering (afwerking) van deze RW Z I ' s, h e t maximaal aansluiten van de huishoudelijke en industriële lozingen en de kwaliteit van het Lei-ewater vanuit Frankrijk en de voedende water-lopen vanuit Frankrijk en Wallonië.

3. Door het Instituut voor Bosbouw en Wi l d b e-heer (IBW) werd in samenwerking met de pro-vinciale dienst bevoegd voor Leefmilieu van O o s t - V l a a n d e r e n , de Provinciale Vi s s e r i j c o m-missie van Oost-Vlaanderen, de Provinciale Vi s-serijcommissie van West-Vlaanderen en de houtvesterijen Brugge en Gent van de afdeling Bos en Groen van de administratie Milieu-, N a-t u u r- , Land- en Waa-terbeheer (Aminal) in oka-to- okto-ber 1999 visbestandsopnames uitgevoerd op het Afleidingskanaal van de Leie of het Kanaal van Schipdonk (Oost-Vlaanderen en We s t - V l a a n d e-r e n ) . De e-resultaten kunnen bij het IBW opge-vraagd worden.

(3)

s o o r t e n . Ook qua aantallen zijn deze soorten dominant op het kanaal (met percentages van respectievelijk 31,1 %, 27,0 % en 20,3 %). R i e t-voorn gevolgd door giebel en blankt-voorn maken het grootste deel van de totaal gevangen biomassa uit (met respectievelijk 30,7 %, 3 0 , 6 % en 22,3 % van het totaal gewichtspercenta-ge).

De grootste soortendiversiteiten en densiteiten worden aangetroffen tussen de sluis in Balger-hoeke (Adegem) en Oostwinkel. Hier worden immers hoge CPUE-waarden (Catch per Unit Effort) gevonden. Voor de twee fuiken die in dit traject geplaatst werden, vindt men waarden terug van respectievelijk 10,8 kg/fuikdag en 14,8 k g / f u i k d a g. Elektrisch (4 stroken) worden op dit traject CPUE-waarden gevonden van respectie-velijk 3,3 kg/100 m, 3,5 kg/100m, 4,4 kg/100 m en 2 kg/100 m.

Zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van dit traject is het visbestand soortenarm en wei-nig dens en worden lage CPUE-waarden gevon-den (variërend van 0 kg/fuikdag en 3,7 kg fuik-dag voor de fuiken en variërend van 0 kg/100 m en 0,6 kg/100 m voor de elektrovisserij).

Snoek en pos werden slechts een enkele keer a a n g e t r o f f e n . Het voorkomen van jonge indivi-duen van brasem, k o l b e i , g i e b e l , k a r p e r, r i v i e r-g r o n d e l , v e t j e, b l a n k v o o r n , r i e t v o o r n , s n o e k-baars en de twee stekelk-baarssoorten wijzen op een natuurlijke rekrutering van deze soorten op het kanaal.

Algemeen dient te worden gesteld dat de vis-stand op het Afleidingskanaal van de Leie wei-nig dens is en voornamelijk bestaat uit resisten-te soorresisten-ten. De plaatselijk zeer hoge CPUE-waarden op het traject tussen de sluis in Balger-hoeke (Adegem) en Oostwinkel doen vermoe-den dat de visvermoe-densiteiten hier hoog zijn. G i e b e l , blankvoorn en rietvoorn bepalen hier vooral de hoge densiteiten.

(4)
(5)
(6)
(7)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In december 2001 keurde de Vlaamse regering een samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gewesten goed betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en buurtbanen.. Met

De maatschappelijke impactstudie voor de ont- sluiting van de Vlaamse kusthavens is afgerond in april 2001 en tijdens een informatievergade- ring op 9 mei 2001 in Gent voorgesteld

Deze vraag werd gesteld aan alle ministers (vraagnummers :

In artikel 3b van de overeenkomst is bepaald : "Beide partijen zijn bevoegd om huidige over- eenkomst op elk moment op te zeggen door middel van een verzoek in deze

Over de campagne van de Vlaams Blokfractie inza- ke "zonevreemd wonen" kreeg ik kennis via een artikel in De Standaard van 26 januari 2002, w a a r- op via een

Op welke vergoeding – voor landbouwgron- d e n , woonst en opgebouwde handelsactiviteit – kunnen Vlaamse landbouwers rekenen als zij inderdaad beslissen hun bedrijfsactiviteit

Op basis van de gegevens van tabel 2 kan wor- den besloten dat gemiddeld genomen de huidi- ge rioleringsgraad voor deze zuiveringsgebieden 73 % bedraagt.. Deze kan nog toenemen tot

In 1999 werd tweemaal een matig ver- hoogde waarde vastgesteld, in 2000 en in het voor- jaar 2001 was de depositie niet verhoogd en tijdens de najaarscampagne van 2001 werd een