• No results found

"Beziel tot hooger leven!" Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland tijdens het Interbellum [`Inspire to a higher life!' Social-democratic cultural policies in the Inter­war Period]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Beziel tot hooger leven!" Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland tijdens het Interbellum [`Inspire to a higher life!' Social-democratic cultural policies in the Inter­war Period]"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

12

'Beziel tot hooger Leven!'

Sociaal-democratische cultuurpolitiek in

Nederland tijdens het interbellum

Wim Blockmans

i. INLEIDING

Twecjaar na het vcrschijnen van Hendrik De Mans Zur Psychologie des So-zialismus gaf de Arbeidersjeugd Centrale in 1928 daarvan een gepopula-risecrde samcnvatting uit, in cen vertaling van haar leider Koos Vorrink. In zijn wat gezwollen voorwoord stelde hij:

' Voor mij Staat vast dat de bcschouwmgen van Hendrik de Man een revo-lutie inluidcn van het sosialisties denken, die in hoge niate bevruchtend zal werken op het sosialisties handelen (...). Voor de sosialistiesejeugd-bcwcging is dit geschrift van mecr dan gewone betekenis, omdat het de teorctiese rcchtvaardiging is van de internationaal stceds meer veld win-ncnde werkmctode, die gericht is op de daadwerkelike verwezenliking in eigen leven en in de eigen levensgemeenschap van het sosiahsties kul-tuurideaal.'1

Vorrink precs de brochure aan bij allen die in de jeugdbeweging een min of mcer verantwoordclijkc functie vervullen. In 1927 had De Man op Vorrinks uitnodiging lezingen gehouden op de Paasheuvelconferentie en voor AJC-afdelingen in vijf grote Nederlandse stedcn.2 Vorrinks be-wondering voor De Man vloeit wellicht hieruit voort dat deze het voor-beeld had gcgcven voor een aantal initiatieven die Vorrink vervolgens in Nederland zou imiteren: De Man had in 1907 met onder anderen Karl Liebknecht de Socialistische Jeugd-Internationale opgericht, in 1910 werd hij de drijvcndc kracht van de nieuwe Centrale voor Arbeidersop-vocding te Brüssel, die hij van 1920 tot 1922 uitbouwde tot cen kader-school; daarna docecrde hij aan de 'Akademie der Arbeit' te Frankfurt cn aan de nieuwe universiteit aldaar.'

(2)

ma-Mensen, macht en maatschappij

tericlc lotsvcrbetcring allecn niet tot de verwezcnlijking van het socialis-me voert, omdat de burgerlijke cultuur, die hij kcnschetst als gcldzuch-tig, egoistisch en onwaarachgcldzuch-tig, nog steeds door de arbeiders wordt na-gcbootst.

'Het kapitalisme cn de burgerlike kultuur kunnen slcchts overwonnen worden, wanneer wij dczc ook - en in de eerstc plaats - in ons zelf over-winnen. De klassenstrijd kan ons dan slechts het sosialisme brengen, wanneer wij hem opvatten als ecn strijd om de vcrwezenliking van een nieuwe levcnshouding vanuit een nieuwe gezindheid cn wanneer wij de-ze strijd nu reeds vocren (...). Wanneer de klassenstrijd niet rneer is dan een bclangcnstrijd, dan vocrt hij niet tot het sosialismc, maar dan ver-grocit de arbeidendc klasse ecnvoudig meer en mecr met de burgerlike maatschappij- en kultuuropvattingcn. '4

Vorrink kreeg als leider van de AJC ruimschoots de tijd om De Mans idce-cn in de Ncderlandse praktijk om te zetten, zoals hij ook als partijvoorzit-ter vanaf 1934 het Plan van de Arbeid van zijn Belgische tcgcnhanger zou overncmen. De vraag die ik in dcze bijdragc wil stellen is of de door De Man gcpostuleerdc noodzakclijke samcnhang tussen een culturele her-orientatie cn de omverwcrping van het kapitalisme inderdaad aan de fei-ten getoetst kan worden. Anders geformulecrd: kan het uitblij ven van de in het bcgin van deze eeuw verwachte — en door sommigen gevrecsde — doorbraak van het socialismc tot ccn mcerdcrheidsideologie worden toe-geschrevcn aan een tc late en te geringe aandacht voor de culturele factor? Om hierop ecn antwoord te vinden zullen wij eerst mocten onderzoekcn welke organisatics de sociaal-dcmocratische beweging in Nederland uit-bouwdc, welke hun doclstcllingen cn hoc stcrk hun wcrvingskracht wa-ren.

(3)

'Beziel tot hooger Leven!' Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland

2. DE IDEALEN

Kort na het bekende Socialisatierapport bracht een door de SDAP en het NW ingcsteldc commissie in 1924 een Rapport Arbeidersontwikkeling uit. De vakbewcging had hiervoor al in 1914 het besluit genomen, de par-tij in 1917, maar pas in 1922 was het tot een gecoördineerde actie geko-men.' De arbeidersbeweging werd hierin 'vooral gezien als een cultuur-beweging'. Na de eerste successen van de strijd voor de matcriele lotsvcr-betering, in het bijzonder sedcrt het verwerven van meer vrije tijd, ont-stonden groeiendc behoeften, 'nu vragen van levensverdieping in de massa aan het kiemcn zijn'. De rapporteurs zagen hier een grootse taak voor de arbeidersbeweging weggelegd:

'Het ligt voor de hand, dat de arbciders van ons de aanwijzingen voor, zoo nict de gclcgenheid tot het bcsteden van hun vrijen tijd verwachten. Een mächtige opvoedingstaak ligt hierin voor ons besloten. Immers, onze arbeidcrs staan ook in hun vrijen tijd in een maatschappij die, op winstmogelijkhcden bclust, zieh niet te goed acht voor exploitatie van de "cultuurloosheid" van velen onzer klassegenooten. We kennen allen de kapitalistische exploitatie van de bioscoop, om van het kroeg- cn ca-fe-chantant-leven nog maar niet ecns te sprekcn. De arbeidersbeweging zal, voortschrijdend naar een nieuwe cultuur, bclangstelling moeten wekkcn voor hooger genieten cn het geestelijk leven onzcr klasse tot bloei moeten brengen (...).

Het komt er echter niet uitsluitend op aan, door den proletarischen ontwikkelingsarbeid den dcelnemcrs op uniforme wijze intellcctueele kennis te bezorgen, maar bij tc dragen tot hun eigen sociaal, geestelijk en zcdelijk grociproces, hun den weg te bauen naar een samenleving van hoogcre sociale en geestelijke structuur (...). Daarom zal ook de artistie-ke ontwikartistie-keling der arbeiders met geestdrift ter hand genomen moeten worden. Hoevcel levcnsvreugde zal er nict hierdoor te bereiken zijn! Hoc buitcngcwoon veel zal ze er toc kunncn bijdragen om meer wijding en luister aan de beweging te gcven! '7

(4)

ontwikkc-Mensen, macht en maatschappij

lingsmogclijkheden tc krijgen, om de nicuwe taken in de bcweging en in de Staat adcquaat tc kunnen vervullen en hun propagandistisch werk er-door te vcrsterken.

In het vierde hoofdstuk, gcwijd aan de ontwikkelingsarbeid op het ge-bied der kunst, en voorbereid door een subcommissie bestaande uit K. Vorrink, A.M. dcjong cn I. Voet, zet de commissic uitecn hoe zij de ar-beidersopvocding ziet buitcn de intellcctuele, sociale en econoniische scholing. Ecn algemecn motto Staat hierbij voorop:

'Men gaat ons inziens uit van de verkeerde onderstelling, dat door de kunst tc veel te dienen, de Propaganda zou worden verwaarloosd. Niets is minder juist gczien dan dat. De propaganda wordt het mcest gediend door het hoog houden van de kunst. Geen concessies aan het smaakbe-derf van de massa, door alleen het uiterlijk effect te willen najagcn; de ar-beiders dienen opgevoed te worden tot het kunnen waarderen en genie-ten van eenvoudige doch wäre muziek. '9

Dilettantisme werd met kracht afgewezcn want het 'heeft met kunst hecl wcinig gemeen'. Professionele leiding van de gezelschappen was een ab-solute eis om de noodzakelijke kwalitcit te bereiken. Liever dan 'een bcctjc liefhcbberen' als 'een wclkome afleiding voor de arbciders in de kleine plaatsen' zag de Commissie een quasi-profcssioneel 'Groot Volks-toneel" tot stand körnen, een rondreizend gezelschap naar het voorbeeld van de 'Freie Volksbühne'.10 Duidelijke doelstellingen en grote hoop in de opvoedende kracht spreken uit deze stellingname die het onderwij-zersverleden weerspiegelt van een deel van de SDAP-leiders zoals com-missielid Vorrink. Hun beschavingsoffensicf reikte echter nog verder: tijdens de feestelijke bijeenkomsten wensten zij discipline cn zedigheid: geen 'schunnigc' toneelstukken, niet roken, hoed of pet af in de zaal, geen Ongcgenecrde' houding, luidruchtigc kleine kindcrcn weg uit deze ma-nifestaties en thuis Op hun bed'. Wie dan op hcn behoorde te passen, was voor de commissielcden gccn zorg."

In zijn ecrdcr geciteerde brochure Het Sosialisme als kultuurbeweging be-argumcnteert De Man dat de arbeiders

(5)

'Beziel tot hooger Leven! ' Sociaal-democratische cultuurpohtiek in Nederland

Eerst dient volgens De Man in het individucle bcwustzijn van de arbeider het mindcrwaardighcidsbesef ten opzichte van de burgerlijkc cultuur te worden opgeheven. De wil van cen nieuwe cultuur moet als gezindheid vanuit zcdelijk voelendc mcnsen groeien; een clite van inte,llectuelen en kunstcnaars houdt dit nieuwe samenlevingsmodel aan de arbeiders voor. Erg concreet wordt De Man daarbij niet, zo verheven is het allemaal. Wel licht hij dcze tip van de sluier over zijn heilsverwachting:

'Het is derhalve gcen toeval dat alle sosialistiese kultuur in de arbeiders-beweging - dat wil zeggen icdere kultuur-uiting, die een passende vorm poogt tc scheppen voor het nieuwe gemeenschapswillen - tcgelijk min-derheids- en feestkultuur is. Alleen een minderheid hceft tot nu toe deze behoefte cn alleen het fccst bicdt de mogclijkheid voor haar

bevrcdi-Verder zal ik concreet aanduiden wat De Man hierbij voor ogen stond; ook op dit punt hceft Vorrink hem nagebootst. I4 Wel is duidelijk dat De Man een veel breder, sociaal-wctenschappelijk cultuurbegrip hanteert, terwijl het Rapport Arbeidersontwikkeling het nog hield bij de traditio-nele categorieen politiekc, socialc en economische kennis enerzijds, kunstopvocding anderzijds. Dezc kloof zal van grote betekenis blijken. Wel waren beide documentcn eenstemmig over

- de verwachting dat 'het socialisme' te realisercn zou zijn, - dat dit de vestiging van een nieuwe cultuur impliceert,

- en er derhalve hard geijvcrd moest worden om de bestaande cul-tuurpatronen om te vormen.

3 . DE ORGANISATIES

(6)

con-Mensen, macht en maatschappij

currercnde emancipatiebewegingen, vooral de katholieke. '7 Als zodanig bctrcft het hier dus gecn volstrckt specifiek verschijnsel van de socialisti-schc beweging en kan, met Van Doorn, worden geconstateerd dat de au-tonome dynamick van dezc organisatics als zodanig geleidelijk de over-hand kreeg op de ideele waardcn waarvoor ze zijn opgericht.'

Hoedanook, na de AJCin 1918 volgdcn in 1924 het IVAO, in 1925 de VARA, in 1926 de Arbeiderssportbond.'9 Op 'artistiek' gebied zijn ver-der te vermelden de Bond van Arbeiver-ders-Zangverecnigingen in Never-der- Neder-land, opgericht in 1902; de Nedcrlandse Bond van Arbeiders-Muziekver-eenigingen, opgericht in 1910; de Bond van Arbeiders-Toneelvereeni-gingen in Ncderland, opgericht in 1917.

Aangczien aan deze laatstc nog gcen Studie gewijd is, zal ik daar dicper op ingaan tencinde ccn omvattend inzicht te verwerven in de socialisti-sche cultuurpolitiek tijdens het interbellum. AI deze organisaties werden op initiaticf van NW en SDAP in 1933 gegroepeerd in een ovcrkoepe-lende Culturcle Raad, wicns activiteit er primair op gericht was via Plaat-sclijke Culturele Commissies de coördinatie van de activiteiten en mani-festatics te bevorderen.20 De initiatieven aan de basis neigden zozeer tot verzelfstandiging dat de leiding van de beweging, en alweer speeldc Vor-rink hierin een duidclijkc rol, de behoefte voeldc haar greep te verstcvi-gen om de identitcit scherper te profileren.

De vorming van de Culturele Raad in 1934 vcrschaft ons een overzicht van het aantal afdelingen dat elkc nevenorganisatie op dat moment telde. Tai>e/i: Aantalafdelingen der culturele organisaties in 1934

VARA 450 AJC 104 Zang 197 Muziek 99 IVAO 135 Toneel 86 Sport 126 Natuur 55

(7)

'Beziel tot hooger Leven!' Soäaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland

Tabel 2: Evolutie van de omvang van de 'kunst'organisatics 1902-3 5

jaar

Zang Muzick Tonecl afdclingcn Icden afdclingen leden afdclingen Icden 1902 5 1907/8 12 1910 1912

1918

1919

27 58 76 I92O/2I IO2 1922 1927 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 (a) (b) (c) 122 140 174 184 3 3 (a) 185 3 4 (a) 196 48(a) 197 308 768 1412 2900 4052 5896 6500 7500 8150 3348 8242 3738 8775 4400 6 14 18 23 29 39 63 67 70 9

8(b)

io3(b) 107 1

224

1214

2273

220O 2000 3300 4 16 48 58 48 71 78 90 96 ioy(c) 89 925 I I O O 1220

1300

1400 1250

De tweedc rcgcl gecft de aangesloten kindcrkoren aan. InclusicfdeArbcidersMandolincClubs.

Hct vcrschil met het in tabel i jjeciteerdc aantal is teruig te voeren tot de afwijkingcn in de bronnen zelf; ik heb de ecnheid van de wcergavc in 1934 volgens hct Verslag van de Culturelc Raad willen behoudcn, en steun voor tabel 2 op dcjaarverslagcn, i.e. in Het Arbeiders Toneel,jg. 5, nr. 4, maart!935, 54.

(8)

Mensen, machten maatschappij

de bcwcging, zoals de leiders hoopten. Het aantal passicve Sympathisan-ten verviervoudigde, het aantal actievc Jeden vcrdubbelde; de Zangver-cenigingcn of andere organisaties vormden geen overgangsgebied tussen beide.

Een belangrijk aspect van de organisatorische uitbouw was de publika-tie van cen mededclingcnblad. De Zang- en Muzickvereenigingen kwa-men respectievelijk in 1919 en in 1920 mct de eerstc jaargang van hun maandbladen, De Stern des Volks en Het Orgaan. Van 1930 tot 1936 ver-schccn Hei Arbeidcrs Tonecl, cvcncens als maandblad. De inhoud van de-ze drukwerkcn getuigt van de moeizame ontwikkcling van icder vcreni-gingslcven: dorre verslagen van secretarissen en pcnningmcesters, agen-da's van algemcne ledenvergaderingen, berichten uit afdclingcn, aan-kondigingcn van opvoeringcn, moraliscrcnde beschouwingcn van voor-zitters. De organisatic als primair doel van de organisatic, inderdaad. In-teressant is het inzicht dat deze maandbladen bicden in de feitclijke wer-king van de organisaties. De bcscbikbare budgctten weerspiegelcn het vcrschilinomvang. In I932bcdroegen deinkomsten:

Zang / 19.427,46 waarvan 65% uit contributics, Muziek / 8.075,36 waarvan47% uit contributies, Toncel / 5.015,90 waarvan40% uit contributies.

De contributie voor de Bond van Arbeiders-Zangverccnigingen be-droeg i ct. per lid en per weck tot 1919, 2 ct. erna.24 Overige inkomsten putten de bonden uit de verkoop van partituren en teksten, entrccgclden bij opvoeringen, vergoedingen voor optredens voor de VARA-micro-foon. De opzet bestond er in het algemeen in dat de bonden gcschiktc werken aanschaftcn cn zclfs licten schrijven of bewerken, om die dan in de afdclingcn te laten uitvocren. Zij vormden bibliotheken mct cen uit-gcbrcid rcpertoire, waaruit clkc afdeling haar kcuzc kon maken. Zo bc-schiktc de Bond van Zangverecnigingen in 1934 over 350 verschallende werken waarvan 9.929 partituren en 506.879 partijcn voorhandcn waren. Aan die middclcn geen gcbrek dus.

(9)

'Beziel tot hooger Leven!' Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland

AJC cn hct IVAO, die mteraard muzikale en theatrale vormingsactivitei-tcn tot hun programma's blevcn rekcncn. Zoals zij ook met de Sport-bond in aanvaring kwamen inzake diens culturele manifestaties."

De Sterke groei van de socialistische zuilorganisaties is niet los te zien van de gelijktijdige groei van de organisaties van de overige zuilen en van het verenigingslcven in het algemeen. Het R.K. Werkliedcnverbond strcefde naast 'stoffebjke welvaart' ook naar 'de geestelijke en culturele verheffmg van de arbcidersstand'. Cursussen, excursies, bibliotheken, tentoonstellingen, toncclopvoeringen, publikatie van romans en brochures, filmvoorstellingen vornidcn ook hier het arsenaal aan be'in-vlocdingsmiddclen. De R. K. Filmcentrale trok in allerlei plaatsen meer dan 100.000 kijkers.26 Onder de nieuw gestichte omroepvereenigingen

was de A VRO - gelieerd aan De Telegraaf- de meest populaire.2y

Sportverccnigingen kenden tussen 1900 en 1940 ecn bijna exponentiele groei: van 30.000 leden naar 490.000, mct ruim een verdrievoudiging tussen 1920 cn 1940. De meest beocfende sport, voetbal, ondergingjuist na de Ecrste Wcrcldoorlog een ingrijpendc democratisering. In de jaren 1919-21 werden er ruim duizcnd nieuwe clubs gesticht. Het aantal boe-kcn uitgelcend door openbare bibliotheken vervicrvoudigde bijna van 1918 tot 1930, enhetbioscoopbezockverdubbeldevan 1918 naar I938.28

'Alleen al concurrentieoverwcgingcn leidden ertoe, dat waar een zuil iets stichtte, ook de andere dat dcden', stelde Van Tijn.29 Toch betekende

het middcn van de jaren dertig een kecrpunt: de AJC zag haar ledental te-ruglopen van 9.937 m 1932 naar 6.118 in 1938, de Sportbond was m 1936 6.000 leden kwijt van de 26.000 drie jaar eerder, de Radiogids verloor van 1933 tot 1937 310/° van ζϋη abonnees cn ook bij de 'kunst'-verenigingen

tekcnden zieh ledenverlics en afname van hct aantal afdelingen af. Samengevat: de organisatorische uitbouw van de culturele activiteiten binnen de socialistische zuil was indrukwekkend, zeker in verhouding tot de kange middelen waarover de leden beschikten. In vergelijking echter tot wat zieh in andere zuilen, in het bijzonder de katholieke afspeel-de, waren dezc rcalisaties niet weergaloos, en ook buiten de zuilen namen hct verenigingsleven en de culturele participatic krachtig toe. In het mid-dcn van de jaren dertig tckende zieh een forse tcrugloop af van de aan-hang van de socialistische cultuurvercenigingen; alleen de dagbladpers en De Radiogids hcrstclden zieh.

4. INHOUD, VORM EN FUNCTIE VAN CULTUURPRODUKTIE

(10)

Nc-Mensen, macht en maatschappij

derland van gemiddeld 10 naar 8,5 uren per dag, wat de beschikbare vrije tijd met de helft deed toenemen, van 3 tot 4,5 uren. Deze omstandigheid, gevocgd bij de opkomst van de nieuwe media film en radio en de snelle veralgemening van leesvaardigheid riepen bij behoudsgezinden even Sterke angstgevoelens op als de hoop die bij progressieven ging leven. Empirisch onderzoek toen en nu heeft aangetoond dat de positieve effec-ten door de verbeteringen in het welzijn duidelijk opwogen en dat de ge-vrcesde nadelen (verdere uitbreiding van alcoholisme, verveling, zeden-verwildering) eerder verminderden dan toenamen.31 De nieuwe situatie,

die samenviel met de veralgemening van het kiesrecht, was er een van diepe onzekerheid bij de gevestigde machten en utopische verwachtin-genbij de emancipatiebewegingen. Troelstra schreef in 1922 in Het Volk:

'De 8-urendag is als eisch van kultuur en be.schaving steeds door ons dedigd. Wij willen, dat de arbeidersklasse zieh er geestelijk door zal ver-hcffen, meer decl zal hebben aan de geestelijke goedercn dczer wereld, opdat gehccl het kultureele levenspeil kan stijgen.>32

Het was voor alle partijen opcens van het allergrootste belang om de har-ten en de zielen van zoveel mogelijk kiezers voor zieh te winnen. Wat hicldcn de bevlogen socialisten hun al dan niet potentiele aanhang voor, in de hoop daarmee hun ideale maatschappij te bcreiken?

Otto de Nobel, de bezieler van de Bond van Arbciders Zangvereenigin-gen, gaf in de eerste jaargang van De Stern des Volks een uiteenzetting over Ons Lied'. Kort en krachtig van vorm, eenvoudig doch mooi van taal en melodic, 'in den volkstoon, zonder in contrapunterij te vervallen', moet het inncrlijke in beroering kunnen brengen. 'Breed, krachtig, geestdrif-tig, met eenige niet meer dan hoogst noodzakelijke nuancering waar de woorden zulks vereischen - ζόό behoren onze strijdliederen gezongen te worden, willen zij aan hun doel beantwoorden.' Een compositie van De Nobel op de tckst van C.S. Adema van Scheltema 'De Rooden Roepen' werd op 12 dccember 1919 voor het eerst gezongen in Den Haag voor 2500 enthousiaste bezoekers.33 Het Partijbestuur van de SDAP had dit

(11)

'Beziel tot kooger Leven!' Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland rechten.34 Uit het Bondslied citeerden we als Leitmotiv 'Beziel tot hooger Leven!'

Via deze publikaties en de programmabrochures van de Jubileum-Zangersfeesten van 1922 en 1927" krijgt men een idee van wat de Organi-satoren voor ogen stond met artikel 3 van de Bondsstatuten:

'De Bond beoogt, naast het dienen der kunst, den koorzang dienstbaar te maken aan de moderne arbeidersbeweging. '3

Een inhoudsanalyse Van de tcksten brengt al snel het volgende stereotype naar voren: (a) uit de slavernij, knechtschap, waarin gedurende eeuwen miljoenen 'proletaren' onderdrukt werden in het leed van de boeien/ kluisters van de donkere nacht, (b) ontwaakt thans een groeiende massa die nieuwe miljoenen verenigt, omhoog stuwt, voorwaarts in de strijd om de verlossing achter het rode vaandel, naar het licht van het morgen-rood, (c) met in de (nabije) toekomst de zegepraal van het (heilig) ideaal waar vrijheid, recht, geluk, vreugde, vruchtbaarheid en schoonheid bloeien onder de zonnepracht.

Deze beeldspraak werd steeds gevat in strakke verzen en vaste rijmen die zelfs in de voorgaande opsomming al niet te vermijden bleken. De boodschap was ongetwijfeld helder, de symboliek herkenbaar; die was overigens ook in de grafische vormgeving van de socialistische beweging van die tijd nadrukkelijk aanwezig.37 Het muziekbeeld vertoont een een-voudige ritmiek en een sobere melodische lijn, geheel volgens de wens van de actievc componist en Haagse Koor-Directeur Otto de Nobel. Opvallend is dat nagenoeg geen oude volksdeuntjes in de programmatie te vinden zijn. De volksopvoeders zochten 'het hogere' niet in aankno-ping bij populaire tradities maar componeerden vlijtig zelf een 'körnende nieuwe kultuur'.

Trouwens, het Rapport dat in 1924 de stoot gaf voor de oprichting van het IVAO, was niet mals voor de toenmalige koorpraktijk:

'... vanwege het in hoofdzaak leiten op de propagandistische strekking aan matig gcstelde eischen niet voldoet. (...) dat de keuze der liederen niet gocd is en deze muzikaal weinig of geen waarde hebben.'

Bij de Duitse partijgenoten was het allemaal veel beter: de Zangersbond daar telde 280. ooo ledcn die naast

(12)

Mensen, macht en maatschappij

muziekliteratuur uit den ouden en den nieuwen tijd bij te brengen, zoomede de koorwerken met orkest en solozang, ook van religieuze strekking. Zij voeren uit de Negende Symphonie van Beethoven, zoowel als de Matthaeus-Passion van Bach, Judas Makkabaeus van Hän-del, als Les Bcatitudes van Cesar Franck en den Faust van Berlioz. Deze concerten verheugen zieh in de grootste belangstelling van de arbei-ders.'38

Verder noemde het Rapport nog koorwerken van Schubert, Schumann en Hegar. Op deJubileum-Zangersfeesten van 1922 en 1927 werden der-gelijke componisten echter nog niet geprogrammeerd; op 30 uitgevoer-de stukken was er een van Lasso en een van Palestrina. Wel speeluitgevoer-den uitgevoer-de Arbeiders-Harmonie-orkesten toen wat minder strijdvaardige stukken van Gounod, Verdi, Wagner, Delibes, Waldteufel en Puccini, kortom de lievelingen van het burgerlijke operapubliek van toen. Naar aanleiding van hetJubileum-Zangersfeest van 1932 verzuchtte de commentator van De Stern des Volks:

'... een der ernstigste bezwaren heb ik tegcn de alledaagschheid van de gezongen koorwerken (...). Het zal aanbeveling verdienen eens langza-merhand om te zien naar de werken der oude Nederlandsche school; ik denk aan Lasso, Josquin, Obrccht en vele anderen. Want de grootste waarde van koorzang körnt eigenlijk pas in haar grootste en meest be-vrediging schenkende omvang naar voren als spcciaal de arbeiderskoren van de "liedertafelarij" afkomen en zieh meer aan den contrapuntischen zang gaanwijden. De afdeelingenMaastricht, Middelburg, Eindhoven en Dordrecht maakten m dit opzicht een goed figuur, omdat deze tenmin-ste een werk van een groot componist hadden gekozen. Het is mijn diepste overtuiging, dat de opvoedende taak der Arbeiderskoren inzake de vorming en ontwikkeling van den muzikalen smaak bij het volk met de grootste nauwgezetheid door de verantwoordelijke leiders gediend moet worden. En de wekelijksche Studie en omgang van de leden van een koor is een der meest directe methodes. Het is noodig dat de arbeider ietszingt van Bach, van Händel, van Mozart, vanHaydn, van Palestrina, Oratio Vecchi, Willaert e tutti quanti. Omdat hij slechts hierdoor tot de ervaring komt, dat de grootste geesten steeds aan de zijde van den arbeid hebben gestaan. De muzikale genieen zijn gcen vreemden voor den arbeider: mcn heeft hen echter steeds verre van den arbeidendc man en vrouw ge-houden.'39

(13)

'Beziel tot hooger Leven!' Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland in die vele jaren menig lied getoondicht voor het grote ideaal. Zijn leider-schap had in ieder geval na dertig jaren nog niet het peil in het bereik ge-bracht dat de rapporteurs in 1924 zo bewonderd hadden bij de Duitse par-tijgenoten. Vele afleveringen van de hand van Antoon Krelage in het Bondsblad gewijd aan 'den ontwikkelingsgang der Muziek', een soort en-cyclopedic van de muziekgeschiedenis, hadden evenmin de gewenste verheffing van de arbeiderssmaak bewerkstelligd. Evenmin vermochten zij overigens de Stelling van de commentator te bewijzen over de situe-ring van de grote geesten aan de zijde van de arbeid. Hoe dan ook, op het organisatorische hoogtepunt en na dertig jaar gestage groei, stunden de Arbeiders-Zangvereenigingen voor het levensgrote dilemma: verder so-cialistische strijdliederen zingen, of regelrecht de weg van het bourgeois-dilettantisme opgaan.

Dit probleem stelde zieh veel minder voor de fanfares en harmonieen: zij hadden geen last van strijdvaardige teksten en wegens de hogere toela-tingseisen inzake investering in een Instrument en speltechniek valt te verwachten dat hun leden uit relatief hogere sociale lagen werden gere-kruteerd. Het commentaar van redactcur Jan Gregoor over de Bonds-feesten van 1928 wond er dan ook geen doekjes om. Over het 'Haagsche Arbeiders-Symphonie-Orkest' dat tevens voor de VARA-microfoon concertecrde, schreef hij:

'Het orkest ontwikkelt een fraaien, beschaafden klank; er zitten blijkbaar goede strijkcrs in. Mozart's Ouvertüre "Die Entführung aus dem Serail" stelt hooge eischen aan een verfijnden orkcstklank en aan het delicaat aanvoelen der nuanceringen. Het orkest gaf een alleszins te waarderen vertolking van dit werk, waaruit ook reeds dadelijk de vakkundige lei-ding bleek. Hetzelfde geldt voor Beethoven's meest populaire ouvertu-re "Egmont", die ook technisch, vooral in het slot-allegro niet meevalt. De solist van deze avond was de dirigent zelve: Jaap Stotijn, die op een waarlijk meesterlijke wijze het door hem "ontdekte" concert voor hobo en orkest van Jos. Haydn heeft vertolkt. Zeer te betreuten was het, dat door een misvcrstand Schubert's onvoltooide Symphonie, die ook op het programma stond, niet kon worden uitgevoerd. >4°

(14)

Mensen, macht en maatschappij

doelstellingen was de verwerping, na 17 jaar discussie, Om morele en principiele' redenen van het concours; in de plaats daarvan zou alleen nog een muziekbondsfeest worden gehouden. Wel waren er bondsexamens, verdecld in de categorieen A, B en C. Want gestudeerd moest er worden, en kwaliteit was het hoogste doel.

Deze problematiek kwam in die tijd herhaaldelijk ter sprake in de Am-sterdamse gemeenteraad. Als raadslid en als wethouder hield Boekman zieh intensief bezig met sociaal-democratische cultuurpolitiek. Hij be-pleitte en realiseerde subsidies aan De Stern des Volks, welks 'doel is de ar-beiders op te voeden en hen ertoe te brengen, oratoria te begrijpen en te genieten'. Deze uitspraak van de wethouder in 1931 voor activiteiten die te Amsterdam blijkbaar niet afweken van die van koninklijke of christe-lijke oratoriumverenigingen, contrasteert wel met het hoger gcciteerde commentaar in het betreffende Bondsblad een jaar later. Ook de subsi-dies aan het Concertgebouworkest, dat 36 volksconcerten speelde voor een publiek dat door het Comite voor Arbeidersontwikkeling en de vak-verenigingen werd gelcverd, riepen vragen op. Ondanks hoge doelstel-lingen, ontkwam ook Boekman niet aan de vaststelling dat hierdoor eer-dcr mensen uit de arbeiderselite en middenklassen werden bereikt dan gewone arbeiders.42

Dilemma's van vorm en functie bestonden zeker ook bij het arbeiders-toneel. In 1922 vroeg het Hoofdbestuur van de Bond van Arbeiders-Tooneel-vereenigingen in Nederland de besturen van partij en vakvere-nigingen om steun met de volgende argumentatie:

'... de arbeiders dilettanten moeten nog veel leren om te kunncn voldoen aan het doel van de Bond, nl. zijn arbeid in dienst stellen van de gehele moderne strijdende arbeidersklasse. Behoorlijk spei is nodig om het kunstgevoel en de smaak der arbeiders op te voeren en zo bij te dragen in de ontwikkeling der arbeidersklasse.>43

Uit de opsomming van de vertoningcn blijkt dat Heijermans veruit de meest gespeelde auteur was en dat naast enkele gercputeerde schrijvers zoals Fabricius en Ibsen vele tientallen werken slechts in een gezclschap werden geproduceerd. In 1933-34 flakkcrde even een discussie op rond het 'strijdtoneel', dat een acticvere verbreiding van het socialistische ide-aal beoogde, vooral in de strijd tegcn de opkomende reactie. Het Bonds-bestuur reageerde hierop afhoudend: de reeds verworven culturele waar-de mocht niet worwaar-den verengd tot alleen maar agitatorische tijdscenes. En daarbij bleefhetnog enkele jarcn.44

(15)

'Beziel tot hoogerLeven!' Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland waarom zij er niet in slaagden de massa te bereiken, zoals zij dachten dat zulks hct geval was bij de oude Grieken, in de middelecuwen, in de USSR en de USA. Albert van Dalsuni zocht de verklaring in het ontbreken in het huidige toneel van de rcligieuzc binding. Maar ook beklemtoonde hij dat het theater amusement moest hebben. In de plaats van het 'erg brave en slaperige dat ons nu (1927) geboden wordt' wilde hij met grootse tech-nische middelen een Stadion ombouwen tot grandioze amusementshal voor de duizendcn.

'Een i mei-viering moet voor ons eene aanleiding kunnen zijn een groot massa-spel te cnsceneeren, waarin wij met onze elemcntair-menschelijke gevoelens het spei van onze opstandigheid kunnen beleven. "*5

De produkties die we tot nu toe afzonderlijk bespraken, grepen in de praktijk steeds meer in elkaar. Orkesten vrolijkten de zangfeesten op en samen trokken zij 'met ontplooide vaandels en banieren' door de steden. De i mei-vieringen werden de gelegenheden bij uitstek voor totaalspek-takels die vooral in het Olympisch Stadion van Amsterdam bijzonder massaal waren. De AJC bracht haar ervaring in van spreekkoren, volks-dansen en verbeeldingsspelen4 , de Sportbond kwam met krachtige atle-ten. In 1932 wcrd een massaspel opgevoerd over ontwapening47, in 1933 het feestspel 'Bevrijding' van Hendrik De Man. Deze had eenjaar eerder al de tekst geleverd voor een meispel 'Wir', dat werd opgevoerd in de Hai van Frankfurt met 2000 uitvoerenden en een publiek van 18.000. Hij werkte er met bewegingskoren, orkest, film en spreekkoren, met de be-doeling het vcrschil tussen acteurs en toeschouwers zo veel mogelijk te overbruggen. 'Ik poogde er een strenge, bijna religieuze opvatting in tot uitdrukking te brengen, welke overigens meer overeenkomst had met een Mis dan met een PassiespeF, schreef hij later.4" 'Bevrijding' was even-eens een multimediaal gebeuren, opgebouwd in vier delen volgens het Schema dat ik eerder voorstelde voor de socialistische liederen:

I Gebondenheid en onmacht, II De Geesels,

III De Roep van het Socialisme, IV Verlossing en Taak.

(16)

tij-Mensen, macht en maatschappij

dens de Tweede Arbeidersolympiade, toen 4500 personen de bcvrijding van het proletariaat uitbeeldden voor een publiek van 80.000.4''

Mcispelenwerdeneentraditie:in 1936eenPlan-meispel, in i93y'Wor-steling der Vrijheid', in 1938 'Wij Erfgenamen', in 1939 'Vijftigjaar', dat echter onder druk van de overheden niet werd opgevocrd. Deze titel hield overigens een verwijzing in naar de in 1938 uitgebrachtc film ' Veer-tig Jaar' ter ere van koningin Wilhelmina, welke geen succcs werd. In het gecensureerde meispel 'Vijftigjaar' van Maurits Dekker zijn de rollen: Vooruitgang, Klareblik, Geldman, Dollekop, Sijmelaar ende Leider. Zij zeggen eenvoudig wat in hun cliche past, enige spanning over de afloop ontbreekt, zeker wanneer men dit intussen als het ticnde meispel aan-schouwt. Met de ogen van de jaren tachtig bekeken, betreft het hier stuk voor stuk na'ieve pogingen om simplistisch de strijd van de emancipatie uit te beeiden. De pathetiek gekoppeld aan abstractie, oppcrvlakkigheid, opeenstapeling van gemeenplaatsen en stereotypen, werken nu vooral op de lachspieren, wat een anachronistisch en dus onbillijk oordeel lijkt. Een literaire analyse van deze documenten zou ongetwijfeld nog negatie-ver uitvallen. Men begrijpt waarom na 1945 nieuwe vormcn werden ge-zocht.

5. EVALUATIE

Voor de hooggespannen idealen van een socialistische cultuurpolitiek werden grootse organisatorische inspanningen gedaan. Die bereiteten hun maximale omvang legen het midden van de jaren dcrtig. Het idcaal om een geheel nieuwe levenswijze te scheppen conflicteerde van meet af aan met de ambitie om de arbeidersklasse op te voeden tot de hogere cul-tuur. Het cerste diende een strijdbaar alternatief te zijn, het tweede bctc-kendeeenleerproces, aanpassing, ingroei.

(17)

'Beziel tot hoogerLeven!' Sociaal-democratische cultuurpolitiek in Nederland Een groot decl van de opvoedende werking van de socialistische cultuur-organisaties bestond inderdaad uit het bijbrengen van burgerlijke pro-dukten. Dit was zeker een aspect van beoogde verheffing en bij de orkes-ten werd hct zelfs overheersend. Opvallend is daarbij dat de oude volks-cultuur niet als een aanknopingspunt werd gezien, maar juist sterk werd afgewezen. Dit maakte de schepping van een volledig nieuwe alternatie-ve cultuur wel bijzonder ambitieus, temeer daar tijdens het interbellum de vroeger bestaande banden tussen de socialistische beweging en de avant-garde kunst verloren gingen. De leiding van de arbeidersbewe-ging, die zelf evolueerde naar een middenklassepositie, trachtte zelf de nieuwe cultuur te scheppen, maar verviel daarbij onvermijdelijk in doel-stellingen die stuk voor stuk niet louter socialistisch waren en door con-currercnde bewegingen (w.o. de fascistische) net zo goed gebruikt kon-den workon-den: gemeenschapszin en solidariteit, soberheid, natuurgcvoel, kunstzin, leergierigheid.

De inhoud van de nieuwe boodschap was dus onvoldoende specifiek, aan de vorm ontbraken originaliteit en technische kwaliteit om über-haupt een diepe en blijvendc indruk te maken. Door de zwakheid van in-houd en vorm vervulde de socialistische cultuurbeweging haar functie niet: in het begin was de achterstand te groot om haar produkten tc doen inslaan en erkennen, later leidde de ingroei van de hele arbeidersbewe-ging ertoe dat al het eigene van haar produktie vervaagde." Zo valt ook de vraag op te lossen of de socialistische organisaties een alternatief, een tegencultuur vormden voor de heersende burgerlijke cultuur: niet op het niveau van de arbeidersklasse, wel op dat van de gemobiliseerde Jeden voor wie wel degelijk een eigen leefstijl werd ontwikkeld. Kocka's term

(18)

Mensen, macht en maatschapptj

en film zagen doen De onderschattmg van de 'verborgen leiders' rnet hun technisch vcrzorgde produkten bleek fataal De arbeider ging steeds minder beantwoorden aan de sociahstische idealen, hy raakte volledig m de ban van de modeilen die het kapitahsme hem voortoverdc De cultu-rele heronentatie naar de meuwe levenshoudmg kwam er met m de be-oogde nchtmg, het kapitahsme kwam versterkt uit dcze 'Kultur-kampf 54

NOTEN

1 Hendrik De Man, Het Sosiahsme als Kultuurbewegmg, AJC, Amsterdam 1928, P 5-6

2 Herman Nijenhuis, Volksopvoedmgtussenditeenmassa, Meppel/Amsterdam 1981, p 68-69, Hans Dona, Sport en soaalisme De geschiedene van de Nederlandse

Arbeiderssportbond 1926-1941, Amsterdam 1981, p 45-50, C H Wiedyk, Koos Vornnk Cezindhad, veralgemening, mtegratie Een bwgrafische Studie (1891-1940),

Groningen 1986, p 122,131,133,234

3 Mieke Clacys-Van Haegendoren, Hendrik De Man Een bwgraße, Antwer-pen/Utrecht 1972, p 64-93 Wiedijk, Koos Vornnk, p 398-399 heeft 'metkunnen vaststellen dat Vornnk toen (1922) door De Man, die m datj aar zyn meuwe opvat-tmgen (gezindheidssociahsme) nog met had ontwikkeld, is bemvloed' Toch con-statecrde hy dat dit gezindheidssociahsme afkomstig was van de Deutsche Arbei-terjugend (169) waarmee De Man van 1905 tot igionauwecontactenonderhield In 1905 schreef hij vanuit het SPD-congres te Jena voor het Gentsc dagblad

Voor-mt al ovcr het belang van het klassebewustzyn, m 1910 nam hy de leiding van de

Centrale voor Arbeidersopvoedmg te Brüssel, waar hy karaktcrvormmg en soci-ahsme als 'een morele, een gehelc levenswijze' m de praktyk begon te brengen toen Vorrmk nog een gehcelonthoudend kwekehng was Claeys-Van Haegendo-ren, op cit , p 78-79 Toen Vorrmk De Man m 1922 leerde kennen op een interna-tionale Conferentie over Arbeidersontwikkehng te Brüssel, was deze al een veel-bereisd, ervaren en gerespecteerd pubhcist en oplcider, die zijn ideeen al lang tot gelding had kunnen brengen Over de mvloed van De Man nog H F Cohcn, Om

de vernieuwmgvanhet soaalisme, Leiden 1974, p 184-207

4 DeMan, Sosialisme als Kultuurbewegmg, p 18-21

5 Siep Stuurman, Verzuihng, kapitahsme en patnarchaat, Nymegen 1983, p 258-261, 319-323

6 Arbeidersontwikkehng Rapport uitgebracht door de commissie ingesteld door SD AP en N V V, Amsterdam 1924, iO7p ZiehieroverH C M Michielsc,

So-aalishese vorming Het InsMuut voor Arbeidersontwikkehng (1924-1940) en het vor-mmgs- en scholmgswerk van de Nederlandse soaaal-democratie smds 1900, Nymegen

(19)

'Beziel tot hoogerLeven'' Sociaal-democratische cultuurpohtiek m Nederland 9 Aldaar, p 49 10 Aldaar, p 43-44 u Aldaar, p 43, 51 12 DeMan,HetSostahsme,p 28,36,37 13 Aldaar, p 42

14 Feestcultuur, Amsterdam 1935, Stellingen Feestcultuur, als bijlage III in Ver-slag van de Culturele Raad van N Wen SDAP, Amsterdam 193 6, p 31-35

15 Michielse, Sociahstiese vormmg, p 118-147, Nyenhuis, Volksopvoedmg, p 63-72

16 Ger Harmsen, Blauwe en rodejeugd, een bijdrage tot de geschiedene van de

Ne-derlandsejeugdbewegmg tussen 1853en 1940, Assen 1961, Andre van der Louw, Rood ahjehart, 'ngeschiedemsvandeAJC, Amsterdam 1974, Fntsdejong, Hernieuwder-varen De AJC in haar culturele, pohtteke en opvoedkundige aspecten, Deventer 1975,

Leo Hartveld, Fnts de Jong, Dnes Kuperus, De Arbetders Jeugd Centrale

1918-1940/1945-1959, Amsterdam 1982

17 Theo van Tijn, De Rode Familie historisch bekeken, m De Rooie Familie, Amsterdam 1976, p 15-32

18 J A A van Doorn, Verzuiling een eigentijds systeem van souale controle,

SocwlogischeGids3(i<)s6), p 41-49

19 Dona, Sport en soaahsme, p 79-84

20 Verslag van de Culturele Raad 1933-1936, Amsterdam 1936, lets overhet nut en

de betekems van de Plaatselijke Culturele Commissies, 1934 (beide bewaard m het

IISG, Brochures N 3 51 /168 en 176)

21 Werkplan Natuurvnenden, IVAO, Amsterdam, z d Tabel i is gesteund op het Verslag genoemd m de vorige noot, p 27

22 Gegevens verzamelduit Arbeidersjaarboekjes (IISG, N 1357/1-8) 23 A C J de Vranknjker, Het wervendewoord, Amsterdam 1950, p 249 24 IISG, SDAP archiefnr 1938

25 IISG, SDAP archiefnr 1885-1886, 1892, Dona, Sport en soaahsme, p 189 e v , 208 e v

26 L A Welters, Vakbewegmg en cultuurbeleid, Beieid en Maatschappij, 1977, P 43

27 H van Galen Last, Het cultureel-maatschappelyke leven in Nederland 1918-1940, in AlgemeneGeschiedenisderNederlanden, 14, Haarlem 1979, p 299

28 C G M Miermans, VoetbalmNederland, Assen 1955, p 241-248,LexHeer-ma van Voss, The use of leisure by 241-248,LexHeer-male workers after the introduction of the eight hour day, in Anglo-Dutch Labour History Conference, Leiden 1986, tab 9, 10, 3, in druk in L Hcerma van Voss en F L van Holthoon (red ), Working class and

populär culture, Amsterdam 1988, Karel Dibbets en Frank van der Maden (red ), Geschiedene van de Nederlandsefilmenbioscoop tot 1940, Weesp 1986, p 245

29 Van Tijn, De Rode Familie, p 27

30 Dona, Sport en soaahsme, p 27-33, 210, 294, 298, De Vranknjker, op cit , p 2so-ii,HetArbeiderstooneel6(i9'}6), 3, p 37-39,HetOrgaan 17(1937), 3, p 33

(20)

ar-Mensen, machten maatschapptj

beidsduurverkortmg D van der Veen, Arbeidsduur in Nederland vanafca 1890 tot

1925, en L Heerma van Voss, Een case-studie naar het Nederlandse

overheidsbe-leidmzake wcrktijd, 1919-1929,10 E enP Scholhers (red ),

Werktijdenwerktijd-verkortmg, Brüssel 1983, p 59en 89-97

32 Het Volk, 4 mei 1922, geciteerd naar Ger Harmsen en Luchien Rarsten, De 'eerste mei' als stnjd- en feestdag m de Nederlandse arbeidersbewegmg, Bulletin

Nederlandse Arbeidersbeweging 7(1985), p 76

33 De Stern des Volks l (1920), 2 en 3 (jan /mrt ) (IISG, SDAP archiefnr 1939) 34 Het Roode Lied Een bundel veelgezongen hederen der Nederlandsche

Arbeiders-bewegmg Uitg Ontwikkchng Amsterdam 1926 (IISG brochure N 351/112),

ci-taat op p 21 Vcrder met muzieknotenng Socialistische Liederenbundel NV De Arbeiderspers, Amsterdam (49 hederen), en Nieuwe Socialistische Liederenbundel, uitg A Krclage, De Arbeiderspers, Amsterdam r93o(iohederen, IISG brochure N 351/98)

35 IISGbrochuresN35i/76en447/i8 36 De Stern des Volks l (1920), 2, p 2

37 Ph van Praag, Soaale symbohek op Nederlandse exlibns, Amsterdam 1983, dez , Symbohek ten dienste van de Socialistische arbeidersbewegmg, Tijdschnß

voorSocialeGeschiedems22(igSi), p 142-166

38 Arbeidersontwikkelmg Rapport, 46, Fredenk Hegar was een Zwitserse corn-ponist (i 841-1927) die vooral voor mannenkoren schreef in de styl van Brahms

39 Jg ?4(i932), r (oct ), p 3 Vetgedrukte woordeninongineel 40 HetOrgaan8(if)2&), 8 (sept ), p 3

41 Jg J7(i937), 6 (juni), p 87-90 De verwerping van het wedstryd-prmcipe werdalvroegmgeperktdoor de Arbeiders Sportbond Dona, op cit , p 34-45

42 Tony Jansen en Jan Rogier, Kunstbeleid m Amsterdam 1920-1940 Dr E

Boekman en de Socialistische gemeentepohtiek, Nymegeni983, p 269-278

43 IISG, SDAP-archiefnr 1944, briefdd jan 1922

44 Het Arbeiderstooneel 4 (1933), i (sept ), p 6-8, 4 (1934), 6 (maart), p 95 (IISG, SDAP-archief, N 8° A)

45 Artikelen door Albert van Dalsum, Tooneel voor de Massa, en door Simon Koster, Künsten Massa-Gcdachte, in Wilen Weg Een volksumversiteitvoorjon-gerenenouderen, Wereldbibhothcekjg 5, 1926-27, p 23i-234enjg 6,1927-28, p 40-45 cn 120

46 Eigen werk of vertalmgen door Marie W Vos (Goudvreugde's Ontwaken, 1923, De Moloch, 1924, Aan de Aarde, 1927, IISG, Bro N 626/12, 14, 44), Wie-dyk, Koos Vorrmk, p 87-88

47 Harmsen-Karsten, op cit , p 80-94

48 Hendrik De Man, Hen«nenngeH, Antwerpen 1941, p 159-160 49 Dieter Langewiesche, Zur Freizeit des Arbeiters, Stuttgart 1979, p 379 50 Hendrik De Man, Audelädumarxisme(vert vm Zur Psychologie des

Sozialis-mus), Brüssel 1927, p 222-229 Voor een empirisch onderzoek hiernaar zie Ankie

Boon-de Gouw, Feuilletons in de Rotterdamse pers in dejaren 1880-1920,

(21)

'BezieltothoogerLeven1' Soaaal-democratischecultuurpohtiekmNederland

51 Deze conclusies gelden ook voor Oostenryk en Zmdwest-Duitsland Lan-gewieschc, op cit , p 367-390, Arbeiterkultur in der proletarischen Provinz

1890-1933, Marbachi983,p 10-28,zieook Michielse, Sociahsttesevorimng,p 74

52 Zie de discussie van Jose van Dijk, Kultuur en Tegenkultuur de socialisti-sche wijze van opvoeden m Nederland voor de Tweede Wereldoorlog als vorm van tegenkultuur, Utrechtse Pedagogische Verhandelmgen2(it)'ig), 3 (dec ), p no, legen Harmsen, Rode en Blauwe Jeugd, p ιοί, eveneens Cohen, Otn de

vernieu-wing, p 222-225, J Kocka, Arbeiterkultur im 19 Jh , in Jahrbuch der historischen Forschung, 1976/77, p 73-76

53 Dibbets-Van der Maden, Geschtedems van de Nederlandse Film en Bwscoop, p i59-i64,Michielse, Soaalistiesevormtng,p 171

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hett cultuurbeleid moest in de eerste plaatss zelfs helemaal geen zaak van dee centrale overheid zijn, want juist een decentraal gevoerd beleid zou positieff kunnen bijdragen

‘dat aan de grens niet meer voor transit door ons land mogen worden toegelaten alle vreemdelingen, die als “vluchtelingen” aangemerkt moeten worden en die

US President Bill Clinton proudly called the intervention in Kosovo 'the first ever humanitarian war.' 1 At the time, however, states like Russia, China and India argued that

hier een keuze te bieden. Daarover wordt niettemin nog steeds verschillend gedacht. Ik verwijs allereerst naar twee recente artikelen van mevrouw Ten Berg- Kooien,

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Geestelijke verzorging is echter niet alleen een vorm van zorg, maar ook een vorm van professionele begeleiding.. Begeleiding is een activiteit waarin de ene mens de ander

x The central value of the spiritual care giving can be formulated as ‘existen- tial well-being’ It is defined as well-being with respect to ‘life itself’.. x Existential