• No results found

PGOO: Economie of liever iets anders? Motivatie!!!!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "PGOO: Economie of liever iets anders? Motivatie!!!!"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PGOO: Economie of liever iets anders?

Motivatie!!!!

Ir Douwe Jan Krol 10 mei 2010 1797492

(2)

Voorwoord

Het rapport dat voor u ligt, is geschreven ter afsluiting van mijn studie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tegelijkertijd wordt hiermee een fase in mijn leven afgesloten en worden er deuren naar een werkzaam leven geopend.

Gedurende de afgelopen maanden heb ik met veel plezier aan dit onderzoek gewerkt en ik ben tot de conclusie gekomen dat onderzoek, en dan met name het analyseren van human behaviour, mij ontzettend boeit.

Natuurlijk waren er ook periodes dat ik het overzicht even niet meer had en dat ik twijfels had of het rapport ooit klaar zou komen, maar gaandeweg werden deze twijfels weggevaagd en ten tijde van de afronding van dit rapport werd er plaats gemaakt voor trots.

Trots dat ik dit onderzoek tot een goed einde heb weten te brengen, maar ook trots dat ik de resultaten gebruik om mijn lessen beter te laten verlopen.

Deze klus had ik echter niet kunnen klaren zonder de steun en hulp van een aantal mensen. Mary Post, Willy van der Velde, bedankt.

(3)

Inhoudsopgave

PGOO: Economie of liever iets anders? Motivatie!!!! ... 1

... 1 Voorwoord ... 2 Inhoudsopgave ... 3 Hoofdstuk 1: Inleiding ... 4 1.1 Aanleiding onderzoek ... 4 1.2 Probleemstelling: ... 4 1.3 Onderzoeksvraag: ... 4 1.4 Hypothese I: ... 4 1.5 Hypothese II: ... 5 1.6 Doelgroep: ... 5

1.7 Plan van aanpak ... 5

1.8 Opbouw van het verslag ... 5

Hoofdstuk 2 Motivatie ... 7

Hoofdstuk 3 methode ... 9

3.1 Inleiding ... 9

3.2 Toetsen meetmodel ... 9

3.3 Independent sample t-test ... 9

3.4 (Logistische) regressieanalyse ... 10

Hoofdstuk 4: Onderzoeksresultaten ... 11

4.1 Resultaten meetmodel ... 11

Moeilijk ... 13

Economie of liever iets anders? Motivatie!!!! Pagina 48 ... 2

Nut ... 21 Leuk ... 22 Competitie ... 29 Inzet / planning ... 29 Samenwerken ... 30 Docent ... 30 Faalangst ... 31

4.2 Nieuw meetmodel motivatie ... 32

4.3 Resultaten Independent sample t-test ... 34

Hypothese I: ... 34

(4)

4.5 Resultaten hypothese 2 ... 36 Conclusie ... 37 Aanbevelingen ... 38 Variatie ... 38 Enthousiasme ... 38 Nut ... 38

Kanttekeningen onderzoek en aanbevelingen vervolgonderzoek ... 39

Verklarende eindmodel ... 39 kleine steekproef ... 39 Data ... 39 Cijfers ... 39 Geraadpleegde Literatuur ... 40 Bijlage 1: Enquête ... 42

(5)

Hoofdstuk 1: Inleiding

In dit hoofdstuk zal de aanleiding van het onderzoek worden omschreven. Hieraan gekoppeld is de probleemstelling en doelstelling. De volgende onderwerpen komen in dit hoofdstuk aan bod: onderzoeksframework, onderzoeksvragen, methode van aanpak en opbouw van het verslag.

1.1 Aanleiding onderzoek

Het probleem waar ik de eerste weken van mijn lio stage tegen aanliep is dat de leerlingen met het huidige werkboek niet hard genoeg werkten. Anderzijds wanneer ik zelf opdrachten verzon werkten de studenten veel harder en leek men geïnteresseerder in het vak economie. Zelf heb ik het gevoel dat het werkboek niet actief en praktijk gericht is en dat het meer gericht is op kwantiteit dan op kwaliteit. Het boek blijft bij het concept maar maakt niet de transfer naar een context. Met als gevolg dat hierdoor naar mijn mening de intrinsieke motivatie bij de leerlingen niet gestimuleerd word.

Vorig jaar heeft een lio ook een onderzoek gedaan naar de motivatie van leerlingen bij het Linde College. Hij heeft toen gekeken naar de speltheorie die volgend jaar een onderdeel wordt van de lesstof van algemene economie. Door de speltheorie toe te passen verwachtte hij een stijging van de motivatie voor het vak algemene economie. In zeven lessen zijn toen 3 experimenten uitgevoerd. Vervolgens is gekeken naar de motivatie. Hierbij is helaas geen gebruik gemaakt van de toetsingsmogelijkheden van spss. Er zijn van de verschillende constructen van motivatie gemiddelden berekend en vervolgens zijn deze vergeleken met moment nul en het moment na de drie experimenten. Hier uit bleek dat de motivatie helaas niet gestegen was maar zelfs op een aantal onderdelen gedaald.

Met de speltheorie wordt geprobeerd de intrinsieke motivatie te verhogen bij de leerlingen. Dit wordt gedaan door de beloningswaarde van de les te verhogen, wat resulteert in een hogere intrinsieke motivatie. Een les heeft intrinsieke beloningswaarde wanneer die leuk, spannend of uitdagend is om te doen.

(6)

omvattende opdrachten volledig uitwerken, dan wanneer ze tien herhalingsopgaven niet volledig maken. Hier door verwacht ik de intrinsieke motivatie bij de leerlingen te kunnen verhogen voor mijn vak algemene economie.

Door bij het evalueren van de resultaten wel SPSS te gebruiken verwacht ik wel een verhoging van de motivatie van de leerlingen te kunnen zien.

1.2 Probleemstelling:

Leerlingen zijn onvoldoende gemotiveerd om de vragen te maken uit het werkboek, omdat deze niet actueel, actief en praktijk gericht zijn. Daarnaast zijn deze opgaven gericht op kwantiteit en niet op kwaliteit.

1.3 Onderzoeksvraag:

Stijgt de motivatie voor het vak algemene economie bij de leerlingen en behalen ze hogere cijfers wanneer het werkboek Percent wordt vervangen door actuele, actieve en praktijk gerichte opdrachten die gericht zijn op kwaliteit in plaats van kwantiteit.

1.4 Hypothese I:

De motivatie voor het vak algemene economie stijgt bij de leerlingen wanneer het werkboek wordt vervangen door kwalitatieve, actieve en praktijk gerichte opdrachten.

1.5 Hypothese II:

Leerlingen halen hogere cijfers voor het vak economie wanneer het werkboek wordt vervangen door kwalitatieve, actieve en praktijk gerichte opdrachten.

1.6 Doelgroep:

(7)

1.7 Plan van aanpak

Uit de onderzoeksvraag zijn de bovenstaande twee hypotheses geëxtraheerd. Door deze hypotheses te behouden of te verwerpen met het onderzoek wordt er antwoord gegeven op de onderzoeksvraag. Om hypothese 1 te behouden of te verwerpen is de eerste stap geweest het meten van de intrinsieke motivatie voor het vak algemene economie, dit resultaat is de nul meting. De leerlingen hebben tot dan toe vooral uit het werkboek gewerkt. Vervolgens is er door mij en mijn begeleider, W. van der Velde een periode van 8 weken zonder werkboek gewerkt. Deze 8 weken zijn er door ons verschillende opdrachten ontwikkeld waarbij kwaliteit, actief en praktijk gericht voor op stond. Met als doel dat de motivatie voor het vak algemene economie stijgt. Na de acht weken is wederom de motivatie voor het vak algemene economie gemeten.

Naast een stijging van de motivatie, is het naar mijn mening ook van groot belang dat de cijfers stijgen. Na de onderzoeksperiode van acht weken vindt daarom een toets moment plaats van de behandelde stof. Het gaat hier om een pta toets. Een zelfde toets is vorig jaar ook afgenomen bij dezelfde klassen en over dezelfde stof. Alleen toen is er gebruik gemaakt van het werkboek. Deze twee datareeksen zullen worden getoetst om te kijken of er ook een significant verschil ontstaat. Waterdicht is deze manier van vergelijken niet, maar het geeft mogelijk toch een indicatie.

(8)

Met deze databank is met behulp van SPSS een conclusie geformuleerd en een aanbeveling geschreven.

1.8 Opbouw van het verslag

De rest van het rapport ziet er als volgt uit:

- In hoofdstuk 2 wordt gekeken naar theorie met betrekking tot motivatie. De ontwikkeling

van een theoretisch onderbouwing staat hierbij centraal. Deze onderbouwing dient ertoe te achterhalen welke variabelen allemaal een rol spelen bij de stimulering van de motivatie. Om vervolgens een model te ontwikkelen waarmee de motivatie kan worden gemeten bij de doelgroep.

- In hoofdstuk 3 wordt het “theoretisch model” geoperationaliseerd en wordt de methode

voor de data-analyse beschreven.

- In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd. Allereerst wordt het meetmodel getoetst. Daarna worden de hypotheses getoetst.

(9)

Hoofdstuk 2 Motivatie

De titel van mijn onderzoek is “Economie of liever iets anders? Motivatie!”. Naast lesgeven heb ik ook nog andere hobby’s onder andere schapendrijven met Border Collies en het lopen van survivalruns. Mijn hond en ik zijn beide tot het uiterste gemotiveerd om onze missie tot een goed einde te brengen.

Ondanks dat Border Collies de intelligentste honden, zijn kost het vele honderden uren voordat je de hond op wedstrijd niveau heb getraind. Het bijzondere aan het trainen van deze honden is dat je ze in bescherming moet nemen anders trainen ze net zolang door tot dat ze er dood bij neervallen. Wanneer ik mijn laarzen aantrek staat mijn hond al te janken bij de auto om mee te gaan naar de schapen. Om daar in de kou door de regen de longen uit het lijf te rennen. En zich maximaal te concentreren om er voor te zorgen dat de schapen doen wat ik wil. Bij andere vormen van honden training is de beloning meestal een koekje nadat hij het trucje heeft uitgevoerd. De border collie wil maar één beloning en dat is geen koekje maar nog een keer die schapen bij de baas brengen.

Het lopen van survivalruns is een zware en veelzijdige vorm van duursport. Waarbij het lange-afstand lopen gecombineerd wordt met het overwinnen van verschillende zware hindernissen, die het uiterste vragen van de deelnemers. Niet alleen wordt een aanzienlijke krachtinspanning verwacht van de atleten, ook souplesse en techniek spelen een bepalende rol voor het uitlopen van een survivalrun. En dit gaat altijd gepaard met veel kou en uitputting. Wie als eerst over de streep komt krijgt slechts een kleine beker…

Ik vraag me nu dan ook af waar die extreme motivatie bij mij en mijn hond vandaan komt en en waarom ik die gedrevenheid niet terug zie in mijn klas bij mijn leerlingen. Ik heb geprobeerd hier een antwoord op te vinden door mijn te verdiepen in motivatie . Als het slechts de kou en de modder is die de leerlingen missen bij het vak algemene economie, dan is dat probleem is snel op te lossen!

(10)

doen omdat we niet gemotiveerd zijn volgens Schouwenburg. Dit klinkt allemaal heel logisch, maar ik wil juist dat ze wel wat gaan doen. Ze zijn dus niet volledig gemotiveerd voor het vak algemene economie.

Het aanwezig zijn in mijn klas is voor de leerlingen verplicht gesteld vanuit de overheid. Volgens Schouwenburg is een verplichting een gedragskeuze met slechts één keuze. Wanneer ze eenmaal in de klas zitten zijn er meerdere gedragsalternatieven. De opdrachten uit het werkboek algemene economie maken is slechts één optie. Naast deze optie zijn er nog vele andere opties de keuze van een optie hangt samen met de motivatie voor die optie.

Maar hoe komt de motivatie tot stand? Schouwenburg heeft hier een mooi matrix voor ontwikkeld om dit proces te verduidelijken.

Toenadering vermijding Intrinsiek Motief: ínteresse Motief: afkeer Extrinsiek Motief: Hoop op beloning Motief: vrees voor straf effect oorsprong

(11)

Om deze 4 basismotieven meer tastbaar te maken zijn ze meer geconcretiseerd in het onderstaande model. Het construct ‘leuk’ zorgt ervoor dat mensen meer gemotiveerd zijn voor het vak algemene economie met grondmotief ‘interesse’ als motor. Het construct ‘moeilijk’ zorgt ervoor dat mensen minder gemotiveerd zijn voor het vak algemene economie vanuit het motief ‘afkeer’. Het construct ‘nut’ zorgt ervoor dat mensen meer gemotiveerd zijn voor het vak algemene economie vanuit het motief ‘hoop op een beloning’. Het construct ‘inzet / planning’ zorgt ervoor dat mensen meer gemotiveerd zijn voor het vak algemene economie vanuit het motief ‘interesse’. Het construct ‘competitie’ zorgt ervoor dat mensen meer gemotiveerd zijn voor het vak algemene economie vanuit de motieven ‘hoop op een beloning’ en ‘interesse’. Het construct ‘samenwerken’ zorgt ervoor dat mensen meer gemotiveerd zijn voor het vak algemene economie vanuit het motief ‘vrees voor straf’, vanwege de controle vanuit de groep. Het construct ‘faalangst’ zorgt ervoor dat mensen minder gemotiveerd zijn voor het vak algemene economie vanuit het motief ‘afkeer’.

Wil ik de leerlingen gemotiveerd voor het vak algemene economie krijgen zullen de vier grondvormen (motieven) moeten worden versterkt. Gekeken naar de acht constructen van motivatie betekende dit dat de nieuwe opdrachten waarmee gewerkt werd (acht weken) aan de volgende voorwaarde moesten voldoen:

- Leuk

- Voldoende uitdaging, maar niet te moeilijk

- Leerlingen moeten het als nuttig ervaren

- Leerlingen moeten getriggerd worden tot inzet en planning

- Er moet een competitie element aanwezig zijn

- Er moet worden samengewerkt

- De opdrachten moeten faalangst verminderen

(12)

Hoofdstuk 3 methode

De methode is het technische onderdeel van het onderzoek. Hierin wordt uitgelegd hoe de twee hypotheses door mij zijn getoetst.

3.1 Inleiding

Om uiteindelijk hypothese 1 te behouden of te verwerpen is de eerste stap het meten van de huidige motivatie voor het vak economie (nul meting). Om vervolgens na een periode van 8 weken werken zonder werkboek weer te meten of de motivatie voor het vak gestegen of gedaald is. De motivatie op deze twee momenten is vastgesteld met behulp van een enquête. Dit is de enquête die vorig jaar ook gebruikt is voor het analyseren van de motivatie bij de leerlingen. Uit dat onderzoek bleek de validiteit en betrouwbaarheid van de enquête goed was. De enquêtevragen zijn afkomstig uit de vragenlijst ‘Monitor studiemotivatie’ en ‘Vragenlijst studieproblemen’. De motivatie van de leerlingen wordt vastgesteld op basis van 8 dimensies. Deze acht dimensies van motivatie zijn afgeleid uit onderzoek van M. van der Wal. Aan deze 8 constructen zijn 54 stellingen gekoppeld die gezamenlijk verklaren hoe gemotiveerd de leerlingen zijn voor het vak economie. Hieronder staan de stappen die genomen zijn na het verkrijgen van de data met daaraan gekoppeld de bijbehorende theorie.

3.2 Toetsen meetmodel

De eerste stap na het verkrijgen van de data is het toetsen van het meetmodel. De meerderheid van de variabelen uit de enquête zijn gemeten met meer dan één stelling. Om te kijken of deze stellingen hetzelfde hebben gemeten worden ze getoetst met behulp van een factor analyse. Hierbij maak ik gebruik van de data van alle respondenten. Vervolgens worden de variabelen geanalyseerd op betrouwbaarheid doormiddel van een “reliability analyse”.

(13)

omdat ze allen een deel van een onderliggende ‘construct’ meten, worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal stellingen. Deze datareductie heeft een positieve invloed op de hanteerbaarheid van de data.

Na de factoranalyse volgt een betrouwbaarheidsanalyse, door middel van het berekenen van de Cronbach’s alpha, waarmee feitelijk wordt berekend in hoeverre de stellingen samen een betrouwbare schaal vormen. Er is geen overeenstemming over de te hanteren grenswaarde, maar een grenswaarde van 0.6 wordt vaak gehanteerd (Field 2000). Wanneer de Cronbach’s alpha van de berekende variabele dus een waarde groter dan 0.6 aanneemt, dan kan deze variabele worden beschouwd als een betrouwbare variabele.

De volgende stap is het vergelijken van de data van de twee momenten, namelijk motivatie aan het begin en de motivatie aan het einde van de periode. Hiervoor is er gebruik gemaakt van de volgende twee analyse methoden:

1. Het vergelijken van de motivatie variabelen tussen moment 1 en moment 2 met behulp van de “independent sample t-test”.

2. Logistische regressie met moment 1 en moment 2 als afhankelijke variabele.

3.3 Independent sample t-test

Met behulp van de “independent sample t-test” worden de motivatie variabelen vergeleken tussen moment 1 en moment 2. De t-test wordt tevens ook gebruikt om de cijfers die behaalt zijn in 2008 te vergelijken met de cijfers in 2009. In 2008 is er gewerkt met het werkboek en in 2009 is er gewerkt zonder werkboek. De T-toets (Field 2000) wordt gebruikt om vast te stellen of de gemiddelden (gemiddelden van een interval- of ratiovariabele) van twee groepen aan elkaar gelijk zijn, waarbij de veronderstelling is, dat de waarnemingen voor beide groepen afkomstig zijn uit aselecte steekproeven uit een normaal verdeelde populatie.

(14)

Levene’s toets. De nulhypothese H0 luidt bij de Levene’s toets dat de varianties in beide populaties gelijk zijn. Het resultaat van de Levene’s toets wordt weergegeven in de vorm van een F-waarde en een bijbehorende overschrijdingskans. Een zeer lage overschrijdingskans (kleiner dan de vooraf geformuleerde α), leidt tot het verwerpen van de nulhypothese van gelijke varianties in beide populaties. In dat geval zouden dus de uitkomsten van de t-toets moeten worden gebruikt, waarbij niet wordt aangenomen dat de varianties gelijk zijn.

De nulhypothese H0 in de t-toets luidt, dat de twee gemiddelden van beide groepen gelijk zijn. De alternatieve hypothese H1 kan op twee manieren worden geformuleerd. De alternatieve hypothese luidt bij eenzijdig toetsen, dat het gemiddelde in de ene groep hoger is dan in de andere groep. De alternatieve hypothese luidt bij tweezijdig toetsen, dat het gemiddelde van beide groepen verschilt, zonder dat vooraf een vermoeden wordt uitgesproken welke groep een hoger gemiddelde heeft. De door SPSS aangegeven overschrijdingskans is voor tweezijdig toetsen, bij een eenzijdige toets wordt dit getal door 2 gedeeld. De overschrijdingskans is de kans dat het verschil, dat nu is aangetroffen tussen beide groepen, wordt aangetroffen in steekproeven met deze omvang, als de gemiddelden in werkelijkheid gelijk zijn (ook wel p-waarde, of fout van de eerste soort genoemd). Deze kans verwijst dus naar het ten onrechte verwerpen van de nulhypothese. Bij hantering van een α van 0,05, wordt de hypothese van gelijke groepsgemiddelden (H0) verworpen als de overschrijdingskans kleiner is dan 0,05. De laatste 2 kolommen in de SPSS uitvoer van de t-toets vormen het (95%) betrouwbaarheidsinterval voor het verschil in beide gemiddelden. Dit betrouwbaarheidsinterval vormt een alternatieve manier om de uitkomst van de t-toets te beoordelen: de nulhypothese van gelijke gemiddelden in beide populaties wordt aangenomen, wanneer de waarde 0 binnen het (95%) betrouwbaarheidsinterval ligt (Field 2000).

3.4 (Logistische) regressieanalyse

(15)

regressieanalyse een causaal verband verondersteld. Dit betekent dat de onafhankelijke variabelen de oorzaak vormen van de afhankelijke variabele. (Field 2000).

Logistische regressieanalyse is een vorm van regressieanalyse, waarbij de afhankelijke variabele niet interval- of ratiogeschaald is, maar een dichotome variabele is. Deze vorm van regressieanalyse wordt in dit onderzoek gebruikt, aangezien de te verklaren variabele (moment 1 vs moment 2) in dit geval een dichotome variabele is, met de volgende twee categorieën:

• Moment 1 (0)

(16)

Hoofdstuk 4: Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk zijn de resultaten te lezen van de verschillende toetsen die beschreven zijn in het vorige hoofdstuk. In paragraaf 4.1 resultaten meetmodel worden de variabelen verkregen die motivatie verklaren. Om deze variabelen vervolgens in een nieuw meetmodel van motivatie te stoppen. In de daarop volgende paragrafen wordt met verschillende toetsen gekeken of de motivatie en de cijfers zijn gestegen na acht weken experimenteren.

4.1 Resultaten meetmodel

In het onderstaande model staan de 8 constructen van motivatie die gezamenlijk de motivatie van de leerlingen hebben gemeten.

(17)

Moeilijk

De variabele “moeilijk” is getoetst met behulp van 7 items (2 / 7 / 14 / 21 / 31 / 44 / 49). De factoranalyse geeft bij de variabele moeilijk een eigenwaarde van 1,021 bij component 2 en 0,865 bij component 3.

Een eigenwaarde vertegenwoordigt de totale variantie die verklaard wordt door een bepaalde factor. De variantie bij component 2 ligt op 70,638%. In de plot is af te lezen dat de knik zit bij 2 factoren.

(Eigenwaardes groter dan 1, een totale verklaarde variantie (cumulatieve % verklaarde variantie) van minimaal 60% en de plaats van de knik in de plot gelden als uitgangspunt bij de bepaling van het aantal factoren (Field 2000).) Bij de variabele “moeilijk” is dus gekozen voor twee factoren.

Total Variance Explained(a)

Compo nent

Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings Total Variance % of Cumulative % Total Variance % of Cumulative % Total Variance % of Cumulative % 1 3,924 56,055 56,055 3,924 56,055 56,055 3,841 54,875 54,875 2 1,021 14,583 70,638 1,021 14,583 70,638 1,103 15,763 70,638 3 ,865 12,354 82,992 4 ,476 6,800 89,791 5 ,374 5,338 95,129 6 ,210 2,996 98,125 7 ,131 1,875 100,000

Om de resultaten goed te kunnen interpreteren is er gebruik gemaakt van de varimax rotatie. Hier is duidelijk uit op te maken dat de stellingen “var00014” component 2 is en de andere stellingen component 1 meten. Gekeken naar de vraagstelling is daar ook duidelijk een opsplitsing in het begrip “moeilijk”. Namelijk component 2 gaat duidelijk over moeilijkheid van het lesmateriaal en component 1 gaat duidelijk over de moeilijkheid van de lesstof.

(18)
(19)

Alpha N of Items ,875 7

Rotated Component Matrix(a,b)

Component 1 2 VAR00002 ,739 ,153 VAR00007 ,856 -,026 VAR00014 ,076 ,987 VAR00021 ,873 ,144 VAR00031 ,660 ,269 VAR00044 ,780 ,089 VAR00049 ,867 -,064

(20)

De variabele voldoet dus aan de eis die er werd gesteld met betrekking tot de interne consistentie van de schaal (Cronbach’s alpha > 0,6).

Nut

De variabele “nut” is getoetst met behulp van 8 items (4 / 9 / 17 / 22 / 24 / 26 / 48 / 51). De factoranalyse geeft bij de variabele “nut” een eigenwaarde van 1,129 bij component 3 en 0,727 bij component 4. De variantie bij component 3 ligt op 71,470%. In de plot is het onduidelijk af te lezen waar de knik daadwerkelijk zit.

(Bij eigenwaardes groter dan 1, een totale verklaarde variantie (cumulatieve % verklaarde variantie) van minimaal 60% en de plaats van de knik in de plot gelden als uitgangspunt bij de bepaling van het aantal factoren (Field 2000).) Bij de variabele “nut” is dus gekozen voor drie factoren ondanks de onduidelijke knik.

Component Number 8 7 6 5 4 3 2 1 E ig e n v a lu e 4 3 2 1 0 Scree Plot

Total Variance Explaineda

3,117 38,967 38,967 3,117 38,967 38,967 2,923 36,534 36,534 1,471 18,392 57,359 1,471 18,392 57,359 1,484 18,554 55,088 1,129 14,112 71,470 1,129 14,112 71,470 1,311 16,382 71,470 ,727 9,093 80,564 ,582 7,271 87,835 ,465 5,817 93,652 ,319 3,988 97,640 ,189 2,360 100,000 Component 1 2 3 4 5 6 7 8

Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings

Extraction Method: Principal Component Analysis.

(21)

Met behulp van de varimax rotatie wordt duidelijk welke stellingen bij welke factor horen. De stellingen 4, 24, 48 en 51 behoren tot factor 1. Bij deze nieuwe variabele wordt het nut gemeten van de economie lessen met betrekking tot een toekomstige baan. Factor 2 meet het nut van de economie lessen voor toekomst, maar dan in de algemene zin, als je kijkt naar de stellingen17 en 26. Er is gekozen om de derde factor alleen met stelling 9 te meten. Deze factor verklaard het nut van de economie lessen in de dagelijkse situatie.

De Cronbach’s alpha van de vier stellingen bij de nieuwe variabele “nut toekomstige baan” is 0,816 en kan niet worden verbeterd door een item te verwijderen.

De Cronbach’s alpha van de twee stellingen bij de nieuwe variabele “nut toekomst” is 0,657 en kan niet worden verbeterd door een item te verwijderen.

De variabelen voldoen dus aan de eis die werd gesteld met betrekking tot de interne consistentie van de schaal (Cronbach’s alpha > 0,6).

Leuk

Rotated Component Matrixa,b

,735 ,055 ,271 ,313 ,182 ,663 -,072 ,854 ,234 -,056 -,019 ,850 ,796 ,128 -,053 ,206 ,835 -,084 ,914 ,068 ,028 ,875 -,016 ,103 VAR00004 VAR00009 VAR00017 VAR00022 VAR00024 VAR00026 VAR00048 VAR00051 1 2 3 Component

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization.

Rotation converged in 5 iterations. a.

Only cases for which moment = start are used in the analysis phase.

(22)

De variabele “leuk” is getoetst met behulp van 9 items (1 / 6 / 10 / 11 / 15 / 25 / 35 / 41/ 42). De factoranalyse geeft bij de variabele “leuk” een eigenwaarde van 1,047 bij component 3 en 0,818 bij component 4. De variantie bij component 3 ligt op 73,665%. In de plot is af te lezen dat de knik zit bij 3 factoren. (Bij eigenwaardes groter dan 1, een totale verklaarde variantie (cumulatieve % verklaarde variantie) van minimaal 60% en de plaats van de knik in de plot gelden als uitgangspunt bij de bepaling van het aantal factoren (Field 2000).) Bij de variabele “leuk” is dus gekozen voor drie factoren.

Component Number 9 8 7 6 5 4 3 2 1 E ig e n v a lu e 4 3 2 1 0 Scree Plot

Total Variance Explained(a)

Compon ent

Initial Eigenvalues

Extraction Sums of Squared Loadings

Rotation Sums of Squared Loadings

(23)
(24)

,468 VAR00042 ,632 ,050 ,479

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 7 iterations.

b Only cases for which moment = start are used in the analysis phase.

Met behulp van de varimax rotatie wordt duidelijk welke stellingen bij welke factoren horen. De stellingen 1, 6, 25, 41 en 42 behoren tot factor 1. Bij deze nieuwe variabele wordt gemeten hoe leuk men de economie lessen vindt. Factor 2 meet hoe leuk men economie vanuit zich zelf vindt (intrinsiek) als je kijkt naar de stellingen10, 11 en 15. Er is gekozen om de derde factor achterwege te laten. De stelling 35 van dit component vraagt of de leerlingen in hun vrije tijd ook economische boeken lezen. De stelling is naar mijn idee niet gericht op deze doelgroep.

De Cronbach’s alpha van de vijf stellingen bij de nieuwe variabele “Leuke lessen” is 0,817 en kan niet worden verbeterd door een item te verwijderen.

De Cronbach’s alpha van de twee stellingen bij de nieuwe variabele “Leuk hobby” is 0,757 en kan niet worden verbeterd door een item te verwijderen.

(25)

Competitie

De variabele “competitie” is getoetst met behulp van 5 items (23 / 33 / 38 / 39 / 53). De factoranalyse geeft bij de variabele “competitie” een eigenwaarde van 1,539 bij component 2 en 0,567 bij component 3. De variantie bij component 2 ligt op 71,938%. In de plot is af te lezen dat de knik zit bij 2 factoren. (Bij eigenwaardes groter dan 1, een totale verklaarde variantie (cumulatieve % verklaarde variantie) van minimaal 60% en de plaats van de knik in de plot gelden als uitgangspunt bij de bepaling van het aantal factoren (Field 2000).) Bij de variabele “competitie” is dus gekozen voor twee factoren.

Component Number 5 4 3 2 1 Ei ge nv al ue 2,0 1,5 1,0 0,5 Scree Plot

Tota l Variance Explaineda

2,058 41,154 41,154 2,058 41,154 41,154 2,040 40,804 40,804 1,539 30,784 71,938 1,539 30,784 71,938 1,557 31,135 71,938 ,567 11,333 83,272 ,492 9,841 93,113 ,344 6,887 100,000 Component 1 2 3 4 5

Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings

Extraction Method: Principal Component Analysis.

(26)

Met behulp van de varimax rotatie wordt duidelijk welke stellingen bij welke factor horen. De stellingen 33, 38, en 39 behoren tot factor 1. Bij deze nieuwe variabele wordt gemeten hoe de competitie op basis van cijfers de motivatie voor het vak economie beinvloed. Factor 2 meet hoe groepsdruk de motivatie voor het vak economie beïnvloed, als je kijkt naar de stellingen23 en 53.

De Cronbach’s alpha van de drie stellingen bij de nieuwe variabele “cijfer” is 0,680 en kan niet worden verbeterd door een item te verwijderen.

De Cronbach’s alpha van de twee stellingen bij de nieuwe variabele “groepsdruk” is 0,673. De variabelen voldoen dus aan de eis die werd gesteld met betrekking tot de interne consistentie van de schaal (Cronbach’s alpha > 0,6).

Inzet / planning

Rotated Component Matrixa,b

,056 ,860 ,767 -,194 ,824 ,188 ,877 ,063 -,019 ,861 VAR00023 VAR00033 VAR00038 VAR00039 VAR00053 1 2 Component

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization.

Rotation converged in 3 iterations. a.

Only cases for which moment = start are used in the analysis phase.

(27)

De variabele “inzet / planning” is getoetst met behulp van 10 items (3 / 8 / 16 / 18 / 19 / 32 / 36 / 37 / 47 / 50). De factoranalyse geeft bij de variabele “inzet / planning” een eigenwaarde van 1,117 bij component 4 en 0,861 bij component 5. De variantie bij component 4 ligt op 71,203%. In de plot is af te lezen dat de knik zit bij 2 factoren. (Bij eigenwaardes groter dan 1, een totale verklaarde variantie (cumulatieve % verklaarde variantie) van minimaal 60% en de plaats van de knik in de plot gelden als uitgangspunt bij de bepaling van het aantal factoren (Field 2000).) Bij de variabele “inzet / planning ” is gekozen voor drie factoren. De variantie blijft boven de 60 procent en met behulp van de varimax rotatie zijn de factoren dan beter te interpreteren.

Tota l Variance Explaineda

3,044 30,438 30,438 3,044 30,438 30,438 2,302 23,019 23,019 1,614 16,138 46,577 1,614 16,138 46,577 1,941 19,414 42,433 1,346 13,458 60,035 1,346 13,458 60,035 1,691 16,906 59,339 1,117 11,168 71,203 1,117 11,168 71,203 1,186 11,864 71,203 ,861 8,609 79,811 ,729 7,288 87,100 ,518 5,177 92,276 ,344 3,442 95,718 ,253 2,529 98,247 ,175 1,753 100,000 Component 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings

Extraction Method: Principal Component Analysis.

(28)

Met behulp van de varimax rotatie wordt duidelijk welke stellingen bij welke factor horen. De stellingen 16, 19, en 37 behoren tot factor 1. Bij deze nieuwe variabele wordt gemeten hoe de inzet is met betrekking tot het huiswerk maken voor het vak economie. Factor 2 meet hoe de inzet in het algemeen is voor het vak economie als je kijkt naar de stellingen 3, 8 en 50. Factor 8 meet de zelfstandigheid van de leerlingen bij het vak economie als je kijkt naar de stellingen 32 en 36.

De Cronbach’s alpha van de drie stellingen bij de nieuwe variabele “inzet huiswerk” is 0,610 en kan worden verbeterd tot 0,611 wanneer item 19 wordt verwijderd. Ondanks de mogelijke verhoging is er gekozen om het item toch in de variabele te stoppen om de volgende redenen:

- De cronbach’s alpha van 0,610 is hoog genoeg.

- Het is een belangrijk item.

- Minimale stijging

De Cronbach’s alpha van de drie stellingen bij de nieuwe variabele “inzet algemeen” is 0,687 en kan niet worden verbeterd door een item te verwijderen.

Rotated Component Matrixa,b

,239 ,757 ,063 -,207 ,701 ,011 ,811 ,366 ,177 ,246 ,021 ,264 ,775 -,186 ,045 ,332 ,001 ,837 -,215 ,123 ,834 ,692 ,516 -,165 -,014 -,359 ,311 ,365 ,685 ,270 VAR00003 VAR00008 VAR00016 VAR00018 VAR00019 VAR00032 VAR00036 VAR00037 VAR00047 VAR00050 1 2 3 Component

Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization.

Rotation converged in 4 iterations. a.

Only cases for which moment = start are used in the analysis phase.

(29)

De Cronbach’s alpha van de twee stellingen bij de nieuwe variabele “zelfstandigleren” is 0,573. De variabele voldoet dus niet aan de eis die door mij werd gesteld met betrekking tot de interne cistentie van de schaal (Cronbach’s alpha > 0,6). Ondanks de eis heb ik er toch voor gekozen om deze twee stellingen in de variabele te stoppen.

Samenwerken

De variabele “samenwerken” is getoetst met behulp van 6 items (12 / 20 / 27 / 29 / 43 en 54). Uit de plot van de factoranalyse is al duidelijk op te maken dat er weinig samenhang is binnen de verschillende stellingen. De Cronbach’s alpha van de verschillende combinaties geven een waarde die steeds lager ligt dan 0,300. Er is dus binnen de stellingen nauwelijks sprake van interne consistentie. Naar mijn mening kan samenwerking wel zeer motiverend werken. Daarom is er gekozen voor één stelling die naar mijn mening samenwerking / samenzijn het beste toetst.

Docent

De variabele docent is niet een variabele die in het basis model van motivatie zit. Toch zitten er twee stellingen in de vragen lijst verwerkt die betrekking hebben op de docent. Naar mijn mening is het vakmanschap van een docent van grote invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie. In de bron “What Works in school” van R.J. Marzano blijkt ook dat

(30)

het vakmanschap van de leraar van groot belang is bij het effect dat een school heeft op een leerling. De Cronbach’s alpha van de twee stellingen bij de nieuwe variabele “Docent” is 0,787. De variabelen voldoen dus aan de eis die werd gesteld met betrekking tot de interne consistentie van de schaal (Cronbach’s alpha > 0,6).

Faalangst

(31)

4.2 Nieuw meetmodel motivatie

Met behulp van de resultaten uit bovenstaande paragraaf is vervolgens een nieuw meetmodel voor motivatie ontwikkeld. Met behulp van de factor analyse zijn er nieuwe variabelen bij gekomen en enkelen verwijderd. De rode variabelen in het onderstaande model zijn voor het verdere onderzoek de verklarende variabelen voor de motivatie van leerlingen voor het vak economie Lesstof lesmateriaal Hobby moeilijk samenwerken lessen Huiswerk Leuk zelfstandigleren

groepsdruk Motivatie Inzet / plannen

competitie inzet algemeen

docent

cijfer nut

toekomst toekomstige baan

huidige situatie

Bij het nieuwe model horen de volgende verklaringen

1. Variabele docent: Het vakmanschap van de docent heeft een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

2. Variabele toekomstige baan: Wanneer leerlingen ervaren dat de lessen nuttig zijn voor hun toekomstige baan heeft dat een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

3. Variabele huidige situatie: Wanneer leerlingen ervaren dat de lessen nuttig zijn voor hun dagelijkse situatie heeft dat een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

(32)

5. Variabele cijfer: Het streven naar een hoog cijfer heeft een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

6. Variabele groepsdruk: Een positieve groepsdruk binnen een klas heeft een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

7. Variabele lessen: Leuke lessen hebben een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

8. Variabele hobby: Economie vanuit jezelf leuk vinden heeft een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

9. Variebele lesstof: Moeilijke lesstof heeft een negatieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

10. Variabele lesmateriaal: Moeilijk lesmateriaal heeft een negatieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

11. Variabele samenwerken: Samenwerken heeft een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

12. Variabele huiswerk: Het maken van huiswerk door de leerling heeft een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

13. Variabele zelfstandig leren: Het zelfstandig leren van leerlingen heeft een positieve invloed op de motivatie van leerlingen voor het vak economie.

(33)

4.3 Resultaten Independent sample t-test

In deze paragraaf wordt met behulp van het meetmodel gekeken hoe de leerlingen hebben gescoord op moment 1 en moment 2. Om vervolgens te beoordelen of er daadwerkelijk een significante verhoging is ontstaan in de motivatie bij de leerlingen na een periode van 8 weken werken zonder boek.

Hypothese I:

De motivatie voor het vak algemene economie stijgt bij de leerlingen wanneer het werkboek wordt vervangen door kwalitatieve, actieve en praktijk gerichte opdrachten.

De independent sample t-test is gebruikt om deze hypothese te testen. Hieronder staan in het meetmodel per variabele twee scores. Het linker getal is de gemiddelde score op de desbetreffende variabele op moment 1. Het rechter getal geeft de gemiddelde score aan op moment 2. Hoe hoger de score, hoe hoger de motivatie bij de leerlingen voor het vak algemene economie. 3,6044 3,6714 3,5128 3,7742 2,2308 2,5914 Lesstof lesmateriaal Hobby 3,9231 4,1333 3,0513 3,1583 3,0085 3,1111 moeilijk samenwerken lessen Huiswerk Leuk 3,0897 3,2833 zelfstandigleren

groepsdruk Motivatie Inzet / plannen

3,1111 3,2444 3,4615 4,05 competitie 3,4744 3,875 inzet docent cijfer nut 2,6496 2,8333

toekomst toekomstige baan

huidige situatie

3,9615 4,4333 3,8615 3,98

3,1795 3,3667

(34)

aanwezig is, is het significantiecijfer groen omcirkeld. Het gaat hier om de variabelen “groepsdruk”, “toekomst” en “docent”. Het significantiecijfer van de variabele “docent” ligt licht boven de 0,05. Ondanks dat vind ik deze kleine verhoging niet opwegen tegenover de toegevoegde waarde en is er besloten deze variabele toch mee te nemen in de conclusie.

0,7 0,256 0,088 Lesstof lesmateriaal Hobby 0,544 0,268 0,585 moeilijk samenwerken lessen Huiswerk Leuk 0,308 0,013

groepsdruk Motivatie Inzet / plannen zelfstandigleren

competitie inzet

0,059 0,518

docent

cijfer nut

0,402 0,442

toekomst toekomstige baan

0,005 huidige situatie

0,397

4.4 Logistische regressie

Uit de independent sample t-test kwamen slechts drie variabelen naar voren die een significante verandering lieten zien met betrekking tot motivatie tussen moment één en twee. In deze paragraaf staan de resultaten van de logistische regressieanalyse. In de logistische regressieanalyse zijn alle variabelen uit het meetmodel meegenomen, waarna voorwaartse selectie van variabelen werd toegepast. Dat wil zeggen, dat in de beginsituatie geen variabelen in het model worden opgenomen en dat er stap voor stap een variabele, die in het model blijkt te passen, aan het model wordt toegevoegd. De afhankelijke variabele is moment start vs moment eind en de onafhankelijke variabelen zijn de variabelen uit het model van motivatie. In de onderstaande tabellen is de belangrijkste output van deze analyse opgenomen.

Classification Table(a,b)

Predicted moment

Observed start eind

Percentage Correct start 39 0 100,0 moment eind 27 0 ,0 Step 0 Overall Percentage 59,1

(35)

In de bovenstaande tabel maakt SPSS een voorspelling zonder gebruik te maken van een variabele uit het meetmodel. SPSS stopt dan alle leerlingen van zowel moment start als moment eind in moment start. Hiermee is dus 59,1 procent van de leerlingen in de juiste groep geplaatst.

Alleen met behulp van de onafhankelijke variabele “toekomst” toe te voegen aan het model kan SPSS een betere oplossing krijgen. Hierdoor kan SPSS 69,7% van de leerlingen juist verdelen over moment start en moment eind.

Variables in the Equation

B S.E. Wald df Sig. Exp(B)

Nut_toekomst 1,490 ,492 9,178 1 ,002 4,438

Step

1(a) Constant -6,724 2,145 9,821 1 ,002 ,001

(36)

Classification Table(a)

Predicted moment Observed start eind

Percentage Correct start 33 6 84,6 moment eind 14 13 48,1 Step 1 Overall Percentage 69,7 a The cut value is ,500

4.5 Resultaten hypothese 2

De resultaten van de paired sample t-test staan uitgewerkt in de onderstaande tabellen. Paired Samples Statistics

5,9341 41 1,12107 ,17508 6,4073 41 1,43951 ,22481 VAR00001 VAR00002 Pair 1 Mean N Std. Deviation Std. Error Mean

Paired Sample s Test

-,47317 1,87270 ,29247 -1,06427 ,11793 -1,618 40 ,114 VAR00001 - VAR00002

Pair 1

Mean Std. Deviation

Std. Error

Mean Lower Upper 95% Confidence

Interval of the Difference Paired Differences

t df Sig. (2-tailed)

(37)

Conclusie

De onderzoeksvraag van het onderzoek luidde : Stijgt de motivatie voor het vak algemene economie bij de leerlingen en behalen ze hogere cijfers wanneer het werkboek percent wordt vervangen door actuele, actieve en praktijk gerichte opdrachten die gericht zijn op kwaliteit in plaats van kwantiteit?

Om een antwoord te geven op deze stelling waren er twee hypothesen opgesteld namelijk: Hypothese I: De motivatie voor het vak algemene economie stijgt bij de leerlingen wanneer het werkboek wordt vervangen door kwalitatieve, actieve en praktijk gerichte opdrachten. Hypothese II: Leerlingen halen hogere cijfers voor het vak economie wanneer het werkboek wordt vervangen door kwalitatieve, actieve en praktijk gerichte opdrachten.

Hypothese 1 is gedeeltelijk behouden. De constructen ‘docent’, ‘nuttig voor de toekomst’ en ‘groepsdruk’ lieten een significante stijging zien.

Na acht weken ervaren de leerlingen de lessen algemene economie meer van belang voor hun toekomst dan daarvoor. Gekeken naar het model van Schouwenburg gaat het hier om het motief ‘hoop op beloning’ met een extrinsieke oorsprong. Dat leerlingen dit motief (nuttig voor toekomst) hoger beoordelen zorgt er dus voor dat ze over gaan tot actie en dit resulteert in een hoger motivatie voor algemene economie.

Ook groepsdruk is hoger beoordeeld door de leerlingen na acht weken. Door meer opdrachten in groepjes te doen en klassikaal te maken, ervaren de leerlingen meer groepsdruk. Dit is voornamelijk extrinsieke motivatie. De leerlingen worden aangezet actie, dus stijging van motivatie.

De derde variabele van motivatie die hoger werd beoordeeld door de leerlingen is ‘docent’. Ook hier gaat het weer om een motief met een extrinsieke oorsprong. Ook in dit geval ontstaat meer actie met als gevolg een hogere mate van gemotiveerdheid.

Waar ik op had gehoopt, maar wat niet naar voren is gekomen in de resultaten, dat de leerlingen meer gemotiveerd zouden worden vanuit intrinsieke motieven. Dat de interesse voor algemene economie zou groeien en de afkeer zou afnemen.

(38)

Hypothese 2 is verworpen. Er is een stijging van 0,5 punt in het cijfer, dit is echter niet significant.

(39)

Aanbevelingen

Ik had verwacht met ik met mijn project het eeuwige motivatie probleem van leerlingen zou tackelen. Door heel veel energie te steken in allemaal verschillende opdrachten te maken had ik verwacht dat de intrinsieke motivatie bij de leerlingen enorm zou stijgen. Het was natuurlijk wel enigszins naïef van mij dat ik, iemand die voor het eerst aan het onderwijs ruikt, gelijk dat probleem zou oplossen. Daarom gooi ik het bijltje er nu niet bij neer, want als ik iets wil lukt mij dat altijd, dit probleem heeft slechts meer tijd nodig. Ik heb een aantal dingen geleerd tijdens het doen van het onderzoek, die ik reeds met veel succes heb toegepast in het afgelopen jaar , nu ik als docent economie werkzaam ben.

Variatie

Tijdens de achtweken van het project werd er alleen gewerkt aan de door mij ontwikkelde opdrachten. Aan het einde van het project kwamen er regelmatig leerlingen vragen wanneer ze weer uit het boek mochten werken. Blijkbaar waren ze weer toe aan variatie! Naar mijn mening is het van belang bij lesgeven dat je veel varieert in de werkvormen. Door dit project heb ik hier goed mee kunnen oefenen. In mijn huidige baan maak ik gebruik van een werkboek, maar daarnaast probeer ik veel te variëren met opdrachten. Er zijn hoofdstukken die ik oversla, hier bedenk ik dan een vervangende opdracht voor. Variatie is naar mijn mening een kernbegrip voor het vakmanschap van een docent.

Enthousiasme

(40)

even wat minder was. In de bijlage zit een enquête die tijdens mijn nieuwe baan is afgenomen. Hierin is te lezen dat enthousiasme mogelijk resulteert in hoge leerresultaten.

Nut

Het begrip nut is tijdens dit onderzoek meerdere malen naar voren gekomen en is naar mijn mening voor de leerlingen van tegenwoordig steeds belangrijker geworden. Toen ik op de middelbare school zat leerden wij wat de leraar ons vertelde. Ik stond er toen helemaal niet bij stil waarom ik dat allemaal moest leren. Ik nam aan dat alles even belangrijk was en dat de docent daar goed over had na gedacht. Ik merk dat hier een grote verandering heeft plaats gevonden bij de huidige leerlingen en dat kan ik goed waarderen. Leerlingen willen weten waarom ze iets moeten leren en wat ze er nu, of in de toekomst mee kunnen. In mijn theorie lessen probeer ik dit ook altijd het nut van de te behandelen stof uit te leggen. Naar mijn mening stijgt dan de motivatie ook.

(41)

Kanttekeningen onderzoek en aanbevelingen

vervolgonderzoek

Bij het uitvoeren van het onderzoek zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen, waarmee bij verder onderzoek wellicht rekening gehouden dient te worden.

Verklarende eindmodel

Het verklarende eindmodel dat in dit onderzoek motivatie verklaart is alleen gebaseerd op de data van de twee havo vier klassen van één school en niet op die van meerdere scholen. Om het verklarende eindmodel te optimaliseren bij een vervolgonderzoek zouden data moeten worden verzameld van meerdere scholen.

kleine steekproef

De steekproef die gebruikt is bij het onderzoek is mogelijk niet geheel representatief en daarbij is hij ook zeer klein. Of deze selectie een waarheidsgetrouwe afspiegeling weer geeft van alle havo vier leerlingen in Nederland is maar de vraag.

Data

Het onderzoek is gebaseerd op data van een steekproef. Hierbij is gekeken naar een moment opname van het probleem. Om het model te optimaliseren zou er een onderzoek moeten plaats vinden met een panel. Hiermee krijg je tijdreeksdata waarmee je een sterker model kunt vormen.

Cijfers

(42)

Geraadpleegde Literatuur

Field, A., (2000), Discovering Statistics using SPSS for Windows. SAGE Publications, London.

Fishbein, M., Ajzen, I., (1975), Belief, attitude, intention and behavior: an introduction to theory and research., Addison-Wesley, Reading.

Krol, D.J. (2006), Retentie onderzoek Healthclubs, Wageningen Universiteit.

Schouwenburg, H.C. (2004). Motivatie: psychologische verschillen tussen leerlingen. Studiehuisreeks. Nr. 56. MesoConsult, Tilburg

Veen, van der, T., Wal, van der, J., (2008), Van Leertheorie naar onderwijspraktijk. Wolters-Noordhoff, Groningen

(43)

Bijlage 1: Enquête

Geslacht: Leeftijd: Profiel: Beste leerling,

We willen graag weten wat je motivatie voor het vak economie is. De enquête duurt ongeveer 15 minuten. Sommige vragen lijken op elkaar. Toch willen we je vragen om alle vragen te beantwoorden. Omcirkel het antwoord dat je het meest van toepassing vindt. Bij twijfel kun je het beste afgaan op het eerste antwoord dat bij je opkomt. Sommige vragen zijn misschien wel heel persoonlijk voor je. Daarom zullen de antwoorden alleen door ons gezien worden en kan niemand achteraf kijken wat er individueel ingevuld is. Heb je vragen of snap je iets niet, dan kun je dat gerust vragen.

Volledig Grotendeels Niet eens/ Grotendeels Volledig mee mee niet mee mee oneens oneens oneens eens eens

1. Mijn belangstelling voor economie wordt steeds groter 1 2 3 4 5

2. Ik haal vaak hoge cijfers voor economie 1 2 3 4 5

3. Ik stel het maken van economieopdrachten uit 1 2 3 4 5 4. Bij veel dingen die je tegenkomt, heb je wat aan economie 1 2 3 4 5 5. Ik voel me moedeloos door de hoeveelheid stof voor economie 1 2 3 4 5

6. Ik vind de economielessen saai 1 2 3 4 5

7. Ik denk dat ik van economie nooit veel zal begrijpen 1 2 3 4 5

8. Ik plan altijd mijn werk voor economie 1 2 3 4 5

9. Ik merk bij andere vakken dat ik wat heb aan economie 1 2 3 4 5

10. Economie is een hobby van mij 1 2 3 4 5

11. Ik vind het leuk om met anderen over economie te praten 1 2 3 4 5 12. Ik werk het beste als ik in een groepje werk 1 2 3 4 5 13. Als ik bij economie een beurt krijg, ben ik gespannen 1 2 3 4 5 14. Van ons economieboek begrijp ik meestal niet zoveel 1 2 3 4 5 15. In mijn vrije tijd doe ik wel eens spelletjes die iets met economie te 1 2 3 4 5

maken hebben

16. Ik ben vaak achter met mijn werk 1 2 3 4 5

17. In mijn latere leven kan ik best zonder economie 1 2 3 4 5 18. Ik doe mijn economiehuiswerk, omdat dat gewoon moet 1 2 3 4 5 19. Ik probeer vaak zo efficiënt mogelijk te werken 1 2 3 4 5 20. Als ik niet goed samenwerk in de groep, dan krijg ik dat van de andere 1 2 3 4 5

groepsleden te horen

(44)

Volledig Grotendeels Niet eens/ Grotendeels Volledig mee mee niet mee mee oneens oneens oneens eens eens

26. Ik denk dat economie maar weinig nut heeft 1 2 3 4 5 27. Wij krijgen als groep feedback over onze resultaten 1 2 3 4 5 28. Ik word zenuwachtig als ik aan economie denk 1 2 3 4 5 29. Ik vind het leuk als we in de economielessen samenwerken 1 2 3 4 5 30. Ik heb een hekel aan het maken van economie huiswerk1 2 3 4 5 31. De stof die we behandelen met economie is te moeilijk 1 2 3 4 5 32. Ik houd mij meestal aan de doelen die ik stel bij het vak economie 1 2 3 4 5 33. Ik doe regelmatig een wedstrijd met anderen, wie als eerste het 1 2 3 4 5

economie werk af heeft

34. Ik heb dikwijls het gevoel dat anderen meer weten van economie 1 2 3 4 5 35. In mijn vrije tijd lees ik wel eens een boek die met economie te maken 1 2 3 4 5

heeft

36. Ik vind zelfstandig werken prettig 1 2 3 4 5

37. Ik maak wel eens meer huiswerk dan dat we hebben opgekregen 1 2 3 4 5 38. Bij samenwerkingsopdrachten wil ik altijd beter dan de andere 1 2 3 4 5

groepen zijn

39. Ik wil altijd het hoogste cijfer van de klas halen 1 2 3 4 5 40. Als ik bij economie ergens aan begin te werken, denk ik dat 1 2 3 4 5

ik het niet aan kan

41. Ik zou best meer economielessen per week willen hebben 1 2 3 4 5 42. In de economielessen gaat de tijd snel voorbij 1 2 3 4 5 43. Ik heb tijdens de economielessen goed contact met de rest van de 1 2 3 4 5

groep

44. Economie gaat mij erg gemakkelijk af 1 2 3 4 5

45. Ik heb vertrouwen in mijn economie docent 1 2 3 4 5 46. Als ik goed mijn best doe, krijg ik complimenten van de leraar 1 2 3 4 5 47. Ik begin een paar dagen voor de toets met het leren 1 2 3 4 5 48. Ik denk dat het volgen van economie belangrijk is voor mijn 1 2 3 4 5

toekomstig beroep

49. Op de een of andere manier kan ik economie niet onder de knie krijgen 1 2 3 4 5 50. Ik zet mij zoveel mogelijk in voor economie 1 2 3 4 5 51. Buiten de school heb je weinig aan wat je in de economielessen leert 1 2 3 4 5 52. Ik durf best vragen te stellen tijden de economieles 1 2 3 4 5 53. Ik doe mijn economie werk, omdat andere leerlingen het ook doen 1 2 3 4 5 54. Bij het werken in een groep worden de taken altijd goed verdeeld 1 2 3 4 5

(45)
(46)
(47)
(48)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De elementen voor intrinsieke motivatie zijn deels aanwezig, maar lijken zich nog niet te vertalen naar het daadwerkelijk intrinsiek handelen (maken van de opgaven) door

Om een goede band tussen leerkracht en leerling te krijgen, verwachten leerlingen en studenten een leerkracht die streng, eerlijk en grappig is. Een strenge leerkracht die de

We demonstrate a microscale gel electrophoresis ( μGEL) device operated under orthogonal pulsed electric fields with significantly differing magnitudes for continuous flow

In conclusion, we have presented a mi- cro-mechanical vacuum based broad- band spectrometer using proprietary high resolution transmission gratings for monitoring the

This does give some significant results, which would mean that the level of price dispersion changes among the different sellers... (2004) Number of sellers, average prices,

• In het huidige project wordt onderzocht: of verdere teeltversnelling mogelijk is door na beworteling snel te enten of in het najaar stekken en enten te combineren stenten..

However, upon glutamate treatment, aggregates form in SCA3 neurons but not in SCA3-derived iPSCs or iPSC-derived neural stem cells (NSCs).. Analysis of chaperone proteins expression

Vorig kwartiel – Medische beeldvorming Dit kwartiel – ontwikkelingen hierbinnen Onderzoek voor mijn studie Enquête Enquête Mening over natuurkunde – vul in invullen wat je denkt,