• No results found

1.1 De positie van het Openbaar Ministerie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1.1 De positie van het Openbaar Ministerie"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

1.1 De positie van het Openbaar Ministerie

Het OM is de enige instantie in Nederland die verdachten voor de strafrechter kan brengen. Het OM zorgt voor de opsporing van strafbare feiten en is ervoor verantwoordelijk dat de politie haar werk op rechtmatige wijze uitvoert.1

Vervolgens is het OM ook de instantie die strafbare feiten vervolgt. In de persoon van een officier van justitie eist het OM in de rechtszaal namens de samenleving een straf tegen de verdachte. De officier is echter geen advocaat van de samenleving. In het strafproces staat waarheidsvinding centraal: het OM is onpartijdig en moet álle relevante feiten en

omstandigheden melden, ook die in het voordeel van de verdachte zijn. 23

Wanneer vervolging niet opportuun is, kan het OM besluiten een zaak te seponeren. Ook bestaat de mogelijkheid tot een transactie, waarbij de verdachte een geldboete of werkstraf krijgt en zo dagvaarding voorkomt. Tenslotte houdt het OM toezicht op de uitvoering van de door de rechter opgelegde straffen.4

Door het simpelweg uitvoeren van zijn taak neemt het OM al deel aan het publieke debat. Zijn werkzaamheden hebben betrekking op individuele kwesties, maar een

vervolgingsbeslissing of opsporingshandeling kan grote maatschappelijke implicaties hebben.5 In een voorbeeld van Hanneke Festen, persofficier van justitie aan het

arrondissementsparket in Amsterdam: door spandoeken in te nemen om daarmee de openbare orde te beschermen, neemt het OM automatisch deel aan het debat over de vrijheid van meningsuiting.6

Vanwege dergelijke beslissingen is het OM niet zelden onderwerp van

maatschappelijk debat, en daarmee van publicaties in de media. De communicatie tussen journalisten en het OM verloopt echter niet altijd even soepel, omdat het OM lang niet altijd openheid kan verschaffen over zijn rol. Dat staat namelijk vaak haaks op zijn belangen: informatieverstrekking kan ten koste van de privacy van de verdachte en het belang van het onderzoek gaan. 78 In andere gevallen moet het informatie buiten de publiciteit houden, omdat

1

http://www.om.nl/organisatie/, geraadpleegd op 23-1-2010

2

Pieter Boon en Jan Reijntjes, eds., Van Apeldoorn’s inleiding tot de studie van het Nederlandse recht (Deventer: Kluwer, 2003) 347

3

Gerben Kor, Medialisering van recht (Deventer: Kluwer, 2008) 75

4

Openbaar Ministerie, Jaarbericht OM 2008, 2008,

http://www.om.nl/actueel/publicaties/jaarbericht_2008/@150592/landelijke_krant/, geraadpleegd op 6-2-2010

5

Kor, Medialisering van recht, 72

6

Ibidem, 76

7

(2)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

dat nu juist de kern van zijn werk vormt. Het feit dat het OM de tekeningen van cartoonist Gregorius Nekschot na diens arrestatie niet naar buiten kon brengen, verdedigde het met het argument dat juist de discriminatoire aard van de prenten de reden voor zijn aanhouding was.9

Dat betekent niet dat het OM een gesloten bastion moet blijven, zegt Harm Brouwer, voorzitter van het College van procureurs-generaal. Sinds hij in 2005 aantrad heeft hij verkondigd dat in het verleden de deur te vaak is dichtgegooid voor journalisten. De

organisatie viel te gemakkelijk terug op de ‘reflex van geslotenheid’. Voorlichters beriepen zich te snel op het onderzoeksbelang of het beschermen van de privacy, zonder naar het belang van openbaarheid te kijken.10

Brouwer ziet openheid als marginale voorwaarde voor het kunnen functioneren van het OM. De organisatie is monopolist op het gebied van vervolging, dus moet te controleren zijn of de organisatie zelf het recht wel in acht heeft genomen.11 Daar komt bij dat het OM niet alleen maar ‘last’ heeft van de media, het heeft journalisten ook nodig. In de eerste plaats om zijn boodschap te verspreiden, die het uitdraagt door vervolging en het eisen van

straffen.12 Ten tweede is persvoorlichting van groot belang, omdat transparantie de

maatschappelijke legitimiteit van het OM versterkt, en voorlichting bijdraagt aan een groter vertrouwen van de burger in het OM en de politie.13

1.2 Na de Schiedammer Parkmoord

De transparantie die Harm Brouwer betracht, vormt een grote tegenstelling met het beleid van zijn voorganger Joan de Wijkerslooth, die in mei 2005 aftrad.14 De vorige super-PG was argwanend tegenover de media, en deed alleen aan publiekscommunicatie als het niet anders kon.15 Dat Brouwer een einde maakte aan die reflex van geslotenheid, is een kentering die niet los kan worden gezien van een aantal justitiële dwalingen dat het OM de afgelopen jaren in zijn greep hield.

8

Harm Brouwer, ‘Zwijgen is zilver, spreken is goud’ (Inleiding symposium Media en strafrecht, Amsterdam, 14-12-2006), http://www.om.nl/onderwerpen/om_en_de_media/@18055/zwijgen_is_zilver/ , geraadpleegd op 23-1-2010

9

Kor, Medialisering van recht, 80

10

Harm Brouwer, ‘Zwijgen is zilver, spreken is goud’

11

Harm Brouwer, Inleiding (Mediadebat over Justitie en journalistiek, 23-4-2008, Amsterdam),

http://www.om.nl/onderwerpen/om_en_de_media/@18049/toespraak_harm/, geraadpleegd op 23-01-2010

12

Harm Brouwer, ‘Zwijgen is zilver, spreken is goud’

13

Aanwijzing Voorlichting Opsporing en Vervolging Openbaar Ministerie (AVOM) 2007, 8

14

Weert Schenk, ‘OM: meer openheid in strafzaken’, de Volkskrant, 16-9-2006

15

(3)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

Het bekendste voorbeeld hiervan is de Schiedammer Parkmoord. In deze strafzaak zijn tijdens het onderzoek grove fouten gemaakt, de evaluatie ervan leidde tot veranderingen in de

werkwijze van het OM. Deze zaak betrof de moord op de tienjarige Nienke Kleiss en het neersteken van haar vriendje Michael in een park in Schiedam. De Rotterdamse rechtbank veroordeelde hiervoor in mei 2001 de Vlaardinger Cees Borsboom, ook al voldeed hij niet aan het signalement van de dader en kon hij op het tijdstip van de moord nooit op de plaats delict zijn geweest. Basis voor de veroordeling was Borsbooms bekentenis, die hij na lange, indringende verhoren aflegde en vervolgens ook weer introk.16

Het Haagse hof bevestigde het vonnis, 18 jaar celstraf plus tbs, in maart 2002. Vier maanden later, toen ene Wik H. zich bij de politie meldde en spontaan de moord bekende, werd Borsboom vrijgelaten. De Hoge Raad herzag de zaak, het Amsterdamse hof verklaarde het OM op 4 mei 2006 niet ontvankelijk.17

In december 2004 gaf het College van procureurs-generaal Frits Posthumus, advocaat-generaal aan het ressortspakket in Amsterdam, de opdracht na te gaan wat er in het

opsporingsonderzoek en bij de vervolging in de Schiedammer parkmoord fout was gegaan.18 Posthumus kwam tot een vernietigend oordeel, waarin hij het OM onder andere tunnelvisie, onfatsoenlijke verhoormethoden en het onvolledig informeren van de rechter en verdediging verweet. Daar kwamen de fouten die het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bij het DNA-onderzoek had gemaakt nog bij.19

De aanbevelingen van Posthumus leidden tot het programma ‘Versterking van opsporing en vervolging’ binnen het OM. Onder de maatregelen viel het organiseren van tegenspraak om tunnelvisie te voorkomen, het bijspijkeren van de kennis van officieren van justitie op het gebied van forensische opsporen en het ontwikkelen van verhoorrichtlijnen. Bovendien leidde het onderzoek van Posthumus tot het instellen van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken.2021

16

Ton Derksen, Het OM in de fout (Diemen: Veen Magazines, 2009) 19

17

Ibidem, 19

18

Inleiding mr. F. Posthumus bij aanbieden rapport Evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord, 2005, http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@122920/inleiding_door_mr_f/, geraadpleegd op 13-2-2010

19

Idem

20

Commissie-Posthumus, Samenvatting rapport ‘versterking van opsporing en vervolging’,

http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@123886/samenvatting_rapport/, geraadpleegd op 13-2-2010

21

(4)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

Het falen van het OM in de Schiedammer Parkmoord deed het vertrouwen in de organisatie geen goed. Transparantie over het eigen handelen moest dat vertrouwen weer opkrikken, meende het OM. Deze nieuwe openheid kreeg zijn beslag in een nieuwe

voorlichtingsaanwijzing: de Aanwijzing Voorlichting Opsporing en Vervolging Openbaar

Ministerie uit 2007.22 Brouwer zei bij de aankondiging van de nieuwe richtlijn:

“De kwaliteit van een rechtsstaat staat of valt met de manier, waarop men fouten onder ogen wil zien en daar lering uit wil trekken. En daarbij geldt als absolute randvoorwaarde volledige openheid van zaken. Publiekelijk dus! De openheid, die wij bij de Schiedammer parkmoord hebben toegepast, is misschien wel het belangrijkste medicijn in de toekomst soortgelijke fouten zoveel als mogelijk te voorkomen.”23

1.3 Emo-tv in de dramademocratie

Naast het vergroten van het vertrouwen van de burger in het OM en het versterken van de legitimiteit van de organisatie, is er nog een reden waarom Brouwer er niet aan ontkomt inzicht te geven in zijn organisatie: in zijn eigen woorden is het strafrecht ‘in sneltreinvaart gemedialiseerd’.24

Deze ontwikkeling begon in de jaren ‘50, toen het medium televisie zijn opmars maakte. Het aanbod voor de mediaconsument veranderde hierdoor sterk. Televisiebeelden waren niet alleen indringender dan wat de radio en de krant tot dan toe aan berichtgeving brachten, ze werden bovendien met een grote snelheid op de consument afgevuurd.25

De opmars van de televisie werkte het afbrokkelen van de traditionele zuilen in de hand. Nu mensen zelf konden bepalen wat ze wilden zien, hadden ze daar hun zuil of institutionele opinieleiders immers niet meer voor nodig.26 Mechanismen zoals smaak, opvatting, kennis en emoties werden volgens de Belgische socioloog Mark Elchardus niet langer door de zuilen bepaald, maar door de media.27

22

Harm Brouwer, ‘Weg met de beelden, leve de feiten’ (Toespraak Praktijkcongres Succesvol Persbeleid, 9-10-2007, Bussum), http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@18054/'weg_met_de_beelden/, geraadpleegd op 23-1-2010

23

Idem

24

Harm Brouwer, Inleiding Mediadebat

25

Asa Briggs en Peter Burke, Van boekdrukkunst tot internet: sociale geschiedenis van de media (Oxford: Polity, 2002) 304

26

Henk Blanken en Mark Deuze, Pop Up: de botsing tussen oude en nieuwe media (Amsterdam: Atlas, 2007) 36

27

(5)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

Vanaf eind jaren tachtig begon de aard van de televisiecultuur te veranderen. In 1989 werd de eerste commerciële televisiezender RTL opgericht, andere zenders volgden. Met programma’s als Hart van Nederland en Vijf in het land haalden de commerciëlen de tabloidjournalistiek naar Nederland. Zij benadrukten in hun programma’s “drama, grote, clichématige emoties, herkenbare ellende en navoelbaar geluk.”28

De publieke omroep was lang niet zo brutaal als zijn commerciële collega’s, maar in de concurrentiestrijd ontkwam zij er niet aan de luiken te openen voor ‘emo-televisie’ en ‘infotainment’. Het televisieaanbod populariseerde, “de televisiedemocratie (werd) een dramademocratie”, aldus Henk Blanken en Mark Deuze.29

In de jaren negentig kwam er in het medialandschap nog een concurrent bij: het internet. In 1990 ontwierp Tim Berners-Lee software waarmee informatie van de ene naar de andere computer kon worden gestuurd.30 Deze technologie stelde iedereen die toegang had tot het internet in staat beeld en tekst onder een groot publiek te verspreiden, en dus nieuws te maken.31

In eerste instantie werden deze burgerjournalisten argwanend bekeken. Nu iedereen ongecheckte feiten op het web kon zetten, verloor de journalist zijn traditionele functie van poortwachter.32 Toch was de opmars van de burgerjournalistiek onafwendbaar, en begon deze ook haar nut te bewijzen, bijvoorbeeld bij de aanslag op het World Trade Center.33 Toen op 11 september 2001 de Twin Towers instortten, kwam een aanzienlijk deel van de

verslaglegging daarover van burgerjournalisten, die filmpjes, foto’s of ooggetuigenverslagen op het internet plaatsten.3435 Nederland telt inmiddels tussen de 1400 en 20.000 journalistieke weblogs, ervan uitgaand dat tussen de 0,3 en 17,5 procent van alle blogs journalistiek is.36

De opmars van de televisie, maar vooral van het internet, heeft ook zijn sporen nagelaten in krantenland. Het aantal zelfstandige dagbladen daalde vanaf 1990 van bijna 50 naar nog geen 30, maar het aantal journalisten verdubbelde tussen 1980 en 2000 naar

28

Blanken en Deuze, Pop Up: de botsing tussen oude en nieuwe media, 36, 41

29

Idem

30

Dan Gillmor, We the Media (Sebastopol: O’Reilly, 2004) 11

31

Ibidem, xxi-xv

32

Ybo Buruma, ‘Opsporing in de dramademocratie’, (essay gepresenteerd op het OM Congres 2008: de burger als opspoorder, Den Haag, 21-11-2008), http://blogs.jur.ru.nl/yboburuma/files/burgeropsporin1-2.pdf,

geraadpleegd op 16-01-2010

33

Gillmor, We the Media, xxiii-xxiv

34

Blanken en Deuze, Pop Up: de botsing tussen oude en nieuwe media, 125

35

Gillmor, We the Media, xv, xxi-xxiii

36

(6)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

ongeveer 14000.37 Kranten kregen concurrentie van gratis nieuws: niet alleen op het internet, maar ook in de vorm van gratis kranten zoals Sp!ts en Metro, die in 1999 werden opgericht. Deze twee gratis dagbladen behoren inmiddels tot de top drie van de meest gelezen kranten in Nederland.38

Kranten ontkwamen er niet aan ook aandacht te schenken aan het ‘drama’ waar de mediaconsumenten op televisie mee werden geconfronteerd. Ze worstelden ermee, en het duurde even voordat ze voor emotie, entertainment en sensatie de juiste plaats vonden in hun kolommen.39 Dagbladen gingen steeds meer uit van de wens van hun lezer, wat kortere artikelen en meer aandacht voor beeld en infographics tot gevolg had. Onderwerpen als misdaad, hulp- en lifestyle-rubrieken wonnen terrein op het nieuws, en in de concurrentiestrijd onderling zagen kranten zich genoodzaakt het schot tussen redactie en commercie te

slechten.40

De popularisering van het nieuws en de groei van het aantal media en journalisten zijn niet zonder gevolgen gebleven. De Britse historica Asa Briggs concludeert dat in de huidige beoefening van de journalistiek concurrentie en tijdsdruk ertoe leiden dat juistheid van de berichtgeving niet altijd wordt geverifieerd. Anonieme bronnen – waarvan Deep Throat in de Watergate-affaire de eerste was – worden sindsdien steeds vaker aanvaard. Distantie als journalistieke waarde is in veel gevallen verruild voor emotie: het leed van een individu is immers veel sprekender dan een ingewikkeld relaas over de oorzaken van een gebeurtenis. Ten derde is een tendens in gang gezet waarin in nieuwsverslaggeving steeds vaker

deskundigen om commentaar worden gevraagd, in plaats van dat journalisten zelf onderzoek doen.41

De Belgische socioloog Elchardus gaat nog een stapje verder. Hij bestempelt onze samenleving als een dramademocratie, waarin mediagenieke crisissen – met de Belgische affaire-Dutroux als voorbeeld – zo worden gedramatiseerd, dat burgers hun vertrouwen in democratische instanties als de volksvertegenwoordiging en de rechtspraak verliezen.42

Ook Blanken en Deuze signaleren dat de journalistiek de afgelopen twintig jaar veel van haar “oud-degelijke bedachtzaamheid” heeft laten varen, en dat zij “hijgerig en hyperig”

37

Blanken en Deuze, Pop Up: de botsing tussen oude en nieuwe media, 122, 39

38

Ibidem, 37

39

Ibidem, 42

40

Elchardus, ‘De spiegel, het verhaal en de hulpeloze journalist’, 82

41

Briggs en Burke, Van boekdrukkunst tot internet: sociale geschiedenis van de media, 303

42

(7)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

is geworden. Maar zij zien ook voordelen in de ontwikkelingen van de afgelopen vijftig jaar: journalisten zijn professioneler, onafhankelijker, pragmatischer, vakkundiger en beter

opgeleid. Ze zijn minder verblind door een ideologie, of het beroepsideaal van de objectiviteit.43

De groei van het aantal journalisten heeft ook gevolgen gehad voor het aantal persvoorlichters, pr-functionarissen en woordvoerders dat in Nederland werkzaam is. Het aantal journalisten is de afgelopen jaren gelijk gebleven op 15.000, maar de

communicatiesector is de afgelopen jaren flink gegroeid. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam is gebleken dat er inmiddels 150.000 communicatiespecialisten actief zijn, terwijl dat er in 2004 nog 55.000 waren.44

Binnen de journalistiek is de steeds groter wordende rol van de communicatiesector een onderwerp van debat. Volgens journalisten spelen woordvoerders handig in op het feit dat redacties steeds vaker moeten inkrimpen en onderbezet raken: bij tijdsgebrek is het

verleidelijk een persbericht grotendeels over te nemen, of de door de voorlichter aangedragen werknemer van een bedrijf te interviewen. Onderzoekers stellen zich de vraag of journalisten zich er wel voldoende bewust van zijn dat ze deel uitmaken van een communicatiestrategie.45

1.4 Le sang et le sexe, le drame et le crime

De Franse socioloog Pierre Bourdieu vat het gepopulariseerde nieuwsaanbod samen in vier woorden: ‘le sang et le sexe, le drame et le crime’.46 Een van de genres waarin al die vier elementen ruimschoots aan bod komen, is misdaad. Dit genre is dan ook veelvuldig in de media terug te vinden. In het entertainment – misdaadromans, true crime, films – maar ook in documentaires, krantenartikelen, journaals en reality tv.47

De populariteit van het genre ligt in het feit dat misdaadverhalen het universele probleem van de menselijke sterfelijkheid raken. Misdaad correspondeert met het drama van het ultiem onaanraakbare in het leven: de dood. De oorzaak van dood, maar ook straf en verderf zijn zaken die tot ieders verbeelding spreken.48

43

Blanken en Deuze, Pop up: de botsing tussen oude en nieuwe media, 39

44

Sara Berkeljon, ‘PR-leger tien keer groter dan journaille’, de Volkskrant, 4-6-2010

45

Idem

46

Kor, De medialisering van recht, 9

47

Eamon Carrabine, Crime, Culture and the Media (Cambridge: Polity, 2008) 9

48

(8)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

Het strafrecht biedt journalisten een makkelijke vindplaats voor misdaadverhalen. Cijfers zijn er niet, maar het strafrecht is in grote mate ‘gemedialiseerd’.49 Kor definieert het begrip medialisering als volgt:

de ontwikkeling waarin media zich manifesteren als toegangspoort tot en locatie van kennis, begrip, emotie, ontwikkeling en ervaring, en op die wijze zowel subject als object van een epistemologisch proces beïnvloeden.50

Tendensen die al eerder in dit hoofdstuk werden genoemd als de gevolgen van het

populariseren van het nieuws, gelden ook voor de misdaadverslaggeving. Journalisten snijden in hun functie als ‘toegangspoort’ het strafrecht op maat voor hun lezer of kijker.Daarin is niet altijd ruimte voor nuancering, en wordt de voorstelling van zaken niet zelden

gedramatiseerd.51 Complexe uitspraken van de rechtbank worden teruggebracht tot menselijke proporties: na een slopende rechtsgang is meneer A meneer B zoveel geld schuldig. Daarmee wordt een vonnis niet altijd recht gedaan, vinden rechters.52

Daarnaast hekelen de beoefenaars van het recht de autoriteit die journalisten aan strafrechtdeskundigen toekennen. Door de medialisering zijn steeds meer

wetenschappers/hobbyisten opgestaan die op televisie een podium krijgen om met grote stelligheid waarheden en wijsheden te poneren, waarbij het gevaar bestaat dat “die meningen zich geheel loszingen van de feiten.”5354 Naast deze ‘mediasofisten’, duiken in het publieke domein steeds meer zelfbenoemde deskundigen op, die bijvoorbeeld op weblogs opereren op het grensgebied van commentaar en nieuwsgaring.55

Op deze manier ontstaat er volgens het OM een product “dat niet veel meer met de daadwerkelijke rechtspleging te maken heeft.”56 De organisatie vreest zelfs voor het moment

49

Harm Brouwer, Inleiding Mediadebat

50

Kor, De medialisering van recht, 10

51

Harm Brouwer, ‘De advocaat: superheld van de rechtsstaat?’(Toespraak Jaarcongres Advocatenorde, 19-09-2008, ’s-Hertogenbosch), http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@148947/de_advocaat/, geraadpleegd op 23-01-2010

52

Kor, De medialisering van recht, 11

53

Joan de Wijkerslooth, ‘De zon en de aarde: de berichtgeving over het OM’ (Bijeenkomst Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, Amsterdam),

http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/?zoeken_term=de+zon+en+de+aarde+&ZoeSitIdt=2 , geraadpleegd op 8-3-2010

54

Kor, De medialisering van recht, 80

55

Ibidem, 72

56

(9)

Hoofdstuk 1 De relatie tussen het Openbaar Ministerie en de media

waarop het persoonlijke afbreukrisico voor officieren van justitie en rechters te groot wordt door de mediadruk, en zij zaken daardoor niet meer oppakken.57

Het gevolg van de populariteit van het strafrecht is, dat advocaten steeds vaker optreden in de media. Het OM voelt zich door advocaten, die veel meer informatie kunnen geven dan het OM, regelmatig in de hoek gezet. In interviews voorafgaand aan

strafprocessen, laten raadslieden het niet na de organisatie af te fakkelen. Hierin laten zij volgens Brouwer “de sloopkogel vervaarlijk slingeren in de richting van een goede rechtspleging en het publieke vertrouwen daarin”.58

Het OM kan uit hoofde van zijn functie niet meedoen aan die sensationalisering van het strafrecht, en wil een trial by media te allen tijde voorkomen. Toch ontkomt het OM er niet aan mee te gaan in de medialisering, zegt Harm Brouwer. “Als je de deur dicht blijft houden vervreemd je van de omgeving en gaan anderen je identiteit invullen.”59

57

Kor, De medialisering van recht, 80

58

Harm Brouwer, ‘De advocaat: superheld van de rechtsstaat?’

59

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In hierdie hoofstuk is die navorsingsproses waarvolgens hierdie studie uitgevoer is, bespreek. Die interprevistiese paradigma het die studie gerig en ‘n

Hij bespreekt de voor bestuurders relevante onderwijsrechtelijke kernbegrippen, het publiekrechtelijk toezicht, het privaatrecht als toetsingskader, het thema samenwerking in

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De begrenzing van de autonomie van de bestuurder is de afgelopen dertig jaar toegenomen doordat onderwijsorganisaties aan meer en fijnmaziger zorgplichten hebben te

The legal research in chapter 5 shows that public supervision and the various instruments for administrative sanctions strongly emphasize the accountability of educational entities

bestuurder van een complexe onderwijsorganisatie (Hoofdstuk 3) 587 10.2.4 Zorgplichten als betrekkelijk recent fenomeen (Hoofdstuk 4) 588 10.2.5 De groei van het

De in 1889 gestelde vraag over het ‘eigenaarschap’ van de school vond zijn oorsprong in de onderliggende vraag of niet een beroep moest worden gedaan op vrijstelling van

staatssecretaris strafonderbreking heeft verleend, hangt samen met het feit dat de staatssecretaris van Justitie doorgaans de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen