• No results found

Bouwbesluitstukken: Installaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bouwbesluitstukken: Installaties"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Omschrijving project Doorslagzone Nieuwegein Projectnummer a. 19A.1379

Datum 11-03-2021

Omschrijving project Woongebouwen Stallingsgarage

Opdrachtgever Koopmans/NEOO

Architect Rijnboutt

Technisch adviseur Verwey Raadgevend Technisch Bureau B.V.

Postbus Postbus 55

Postcode 6674 ZH Herveld

Telefoon 0481 – 488 355

Fax 0481 – 488 356

E-mail info@vrtb.nl

Projectleider Ir. ing. R. den Blanken

(2)

2

1 I NLEIDING

Het basisprincipe van de toegepaste installaties is vastgelegd in het EPG document met bijbehorende matrix.

Hierin wordt zichtbaar gemaakt welke installatie types van toepassing zijn.

Voor de detailuitwerking van de installaties zal gebruikt gemaakt worden van de Ministeriële regeling omgevingsrecht art. 2.7.1 lid A, waarbij toegestaan in om de detailuitwerking van de installaties, uiterlijk 3 weken voor aanvang werkzaamheden aan te leveren.

2 V ENTILATIE

Conform het bouwbesluit artikel 3.29 dient voldoende luchtverversing aanwezig te zijn. Op deze wijze wordt zuurstof aangevoerd en vuile lucht, zoals kooldioxide, waterdamp, onaangename geurstoffen en stofdeeltjes, afgevoerd.

De eis van het bouwbesluit voor verblijfsruimten is dat er minimaal 0,7dm3/s·m2 buitenlucht wordt toegevoerd. Het verblijfsgebied dient minimaal 0,9dm3/s·m2 worden geventileerd, waarvan ten minste 50% buitenlucht dient te zijn. De overige geëiste lucht mag vanuit andere verblijfsgebieden worden toegevoerd.

Wegens een extra comfortwens van de opdrachtgever is het mogelijk dat in de ventilatieberekeningen uitgegaan wordt van een groter oppervlak dan conform bouwkundige tekeningen, bouwbesluittoetsing, spui berekeningen en daglichtberekeningen is toegepast. Resultaat is dan meer geventileerd wordt dan de eisen uit het bouwbesluit waardoor eveneens voldaan wordt aan de minimale eisen.

Tevens zijn er minimale eisen per ruimte gesteld, te weten:

Type Eis

Verblijfsgebieden 0,9 dm3/s·m2(50% direct van buiten)

Verblijfsruimten 0,7 dm3/s·m2

Verblijfsruimte met kooktoestel 21 dm3/s (direct naar buiten) Verblijfsruimte (zonder kooktoestel) 7 dm3/s

Toilet 7 dm3/s (direct naar buiten)

Badruimte 14 dm3/s (direct naar buiten)

Gemeenschappelijke verkeersruimte 0,5 dm3/s·m2(direct naar buiten) Opslagruimte huishoudelijk afval >1,5 m² 10 dm3/s·m2(direct naar buiten)

Liftschacht 3,2 dm3/s·m2(Netto)

Winkelfunctie 4 dm3/s·pp

Stallinggarage 3 dm3/s·m2

Het ventilatiesysteem dient in balans te zijn wat inhoud dat de hoeveelheid toegevoerde buitenlucht overeen dient te komen met de hoeveelheid afgevoerde luchthoeveelheid (afzuiging).

Verblijfsruimten worden voorzien van toevoerlucht en natte ruimten (toilet, bergingen keukens en badkamers) worden voorzien van afvoer. De ventilatielucht dient middels overstroom van de verblijfsruimten naar de afzuigpunten gehaald te worden.

De deuren waar overstroom plaats vind worden voorzien van een spleet van minimaal 20mm hoog waardoor bij een deurbreedte van 85cm, 14dm3/s overstroom gehaald worden. Indien grotere overstroom gewenst is kunnen aanvullende voorzieningen getroffen worden zoals overstroomroosters of opdekdeuren toegepast worden waarbij overstroom ook langs de hangnaad gaat.

(3)

Opstelplaatsen van kooktoestellen zullen niet aangesloten worden op het ventilatiesysteem. Deze worden voorzien van een recirculatie afzuigkap. Nabij elke keukenvoorziening wordt een afzuigpunt opgenomen welke voldoet aan de minimale eisen van 21 dm3/s, direct naar buiten afgevoerd.

Verdunningsfactor

De plaats van de ventilatielucht aanzuig of te openen ventilatievoorziening voor toevoer dient te voldoen aan de verdunningsfactor. De verdunningsfactor is afhankelijk van het soort nabij gelegen afvoer.

Doormiddel van een berekening conform de NEN 1087 dient aangetoond te worden dat voldaan wordt aan deze verdunningsfactoren.

Soort afvoer Verdunningsfactor

Luchtverversing 0,01

Afvoervoorziening voor rookgas bij gasgestookte toestellen 0,01 Afvoervoorziening voor rookgas bij toestellen met andere brandstoffen 0,0015

De woningen worden niet voorzien van gasaansluitingen. Hierdoor is de verdunningsfactor wat betreft met de afvoer van rookgas niet van toepassing.

De luchtaanzuig van het ventilatiesysteem zal horizontaal plaats vinden via een aansluiting in de balkonvloeren. (Zie aansluitdetail in de bijlage) De luchtwegblaas vind plaats op het dak.

Hierdoor dient rekening gehouden te worden met een minimale afstand tussen lucht aanzuig en luchtwegblaas van 9 meter in de ongunstigste situatie.

(4)

4

Berekening verdunningsfactor ongunstigste situatie

Installatiegeluid

De eis conform bouwbesluit Afdeling 3.2. Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw bedraagt voor nieuwbouw met woonfunctie 30dB(A).

De appartementen worden voorzien van een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning. De installatie dient zodanig ontworpen en uitgevoerd te worden dat voldaan wordt aan de geluidseisen.

Indicatie te nemen maatregelen om installatiegeluid van de ventilatie-installatie te beperken:

- Aansluiting woningzijde van WTW unit voorzien van minimaal 1.000mm akoestische flexibel dempers:

Fabrikaat Panflex o.g.

Type AKS 25mm

- WTW unit aan een zware wand/ plafond monteren (>200kg/m3), afsteunen op de betonvloer of bevestigen aan betonnen plafond.

Lift ventilatie

Ventilatie van de liften geschied middels natuurlijke toevoer en natuurlijke afvoer. Er wordt voorzien in een dakkap op de liftschacht.

(5)

Parkeergarage ventilatie

De parkeergarage wordt uitgevoerd als stallingsgarage hierdoor volgt uit bouwbesluit artikel 3.32 lid 5 dat een niet afsluitbare ventilatievoorziening wordt gerealiseerd met een capaciteit van 3 dm3/s.m2. In de buitengevel wordt een ventilatie opening gerealiseerd van totaal 6m2 waardoor de benodigde 21.800m3/h ventilatielucht wordt aangezogen.

Middels stuwdrukventilatoren wordt de ventilatielucht verspreid in de stallinggarage en naar de bestaande parkeergarage gebracht. De stuwdrukventilatoren worden aangestuurd op een CO/LPG installatie.

Met contactpersoon van de gemeente, Daniek de Jager van Exxis, is afgestemd dat de afzuiginstallatie in de bestaande parkeergarage voldoende capaciteit heeft om de ventilatielucht van de nieuwbouw af te voeren. De bestaande CO/LPG detectie zal de bestaande ventilatoren hierop aansturen.

De CFD berekening voor parkeergarage P4/P5 zal door Exxis in latere fase aangeleverd worden bij de gemeente.

De parkeergarage ventilatie is weergegeven op tekening W800 en de benodigde ventilatie berekeningen zij opgenomen in de bijlage.

Ventilatieberekeningen

Voor het gebouw zijn de ventilatieberekeningen per appartementtype en centrale verkeersruimten uitgevoerd.

Uit de berekeningen blijkt dat voldaan wordt aan de minimale ventilatie-eisen.

De berekeningen zijn toegevoegd in de bijlage .

(6)

6

3 E LEKTRISCHE INSTALLATIES

Elektrische installaties worden aangebracht conform de NEN 1010.

Elk appartement krijgt een 3x25A aansluiting, de centrale voorzieningen krijgen een grootverbruikaansluiting van 3x250A. Tevens wordt de parkeergarage voorzien van een grootverbruik aansluiting van 3x250A.

Stedin zal deze voorzieningen aanbrengen. Hiervoor zal de gemeente een WOZ per gebouw (A,B,C en D en parkeergarage afgeven.

De 3x250A aansluiting in de parkeergarage is tevens voorzien van reserve capaciteit voor toekomstige laadvoorzieningen conform artikel 5.15 lid 1 en 2 (Oplaadpunten en leidingdoorvoeren).

Verlichting installatie:

Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute of beschermde route voert heeft een verlichtingsinstallatie die een op een vloer, een tredevlak of een hellingbaan gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux.

Communicatie:

Elk appartement wordt aangesloten op minimaal een COAX of glasvezelaansluiting.

Hoogstwaarschijnlijk worden beide gerealiseerd door Ziggo en KPN.

(7)

4 V UILWATERAFVOER

Vuilwaterafvoer en hemelwaterafvoer worden in gescheiden stelsel uitgevoerd. Vuilwater afvoerinstallaties worden conform de NEN 3215 aangebracht.

De hemelwaterafvoer geschiet volgens een volvulprincipe. De hemelwaterafvoer van de balkon volgen het traditionele vrijvervalsysteem.

Bij hoogbouw dient extra rekening gehouden te worden met aansluitvrije zones in de standleidingen.

Dit houd in dat in het onderste gedeelte van een standleiding geen aansluiting toegepast wordt en hiervoor omloopleidingen worden gerealiseerd.

Standleiding hoogte tot bovenste aansluiting Aansluit vrije zone

≤ 10 meter ≥ 1 meter

≤ 20 meter ≥ 2 meter

≤ 50 meter ≥ 3 meter

≤ 80 meter ≥ 6 meter

> 80 meter ≥ 9 meter

Daar waar standleidingen bij een dakterras ontspannen, is conform de NTR 3216 in een straal van 6 meter geen dakterras mogelijk. Hier worden de standleidingen in de dakvloer versleept zodanig dat voldaan wordt aan de minimale afstand.

Voor de detailuitwerking van de riolering installaties van de appartementen zal gebruikt gemaakt worden van de Ministeriële regeling omgevingsrecht art. 2.7.1 lid A, waarbij toegestaan in om de detailuitwerking van de installaties, uiterlijk 3 weken voor aanvang werkzaamheden aan te leveren.

In de bijlage zijn de uitlopers van de vuilwaterafvoer opgenomen.

5 D RINKWATERAANSLUITING

Het gebouw wordt voorzien van een drinkwatervoeding van Vitens. Vanuit het invoerpunt wordt door de installateur een drinkwaterleiding conform de NEN 1006 aangebracht inclusief drukverhogingsinstallatie. Elke appartement wordt aangesloten op een eigen aansluiting met waterverbruiksmeter.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM EN ISO/IEC 17025:2017 ONDER NR.

is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheid

Tenzij op basis van beschikbare informatie (bijvoorbeeld het type puin of de datum van aanbrengen van het puin) onderbouwd kan worden dat de bodem niet verdacht is op de

is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheid

De resultaten van de chemische analyses uit het bodemonderzoek worden beoordeeld aan de hand van de gecorrigeerde achtergrond-, streef- en interventiewaarden voor verontreinigingen

is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. Omgeving), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheid

Opgemerkt dient te worden dat de gehalten lutum en organische stof van de ondergrond niet analytisch zijn bepaald en dat voor de gehalten lutum en organisch stof de ondergrenzen

In de overige separaat geanalyseerde grondmonsters zijn metalen (barium, cadmium, cobalt, koper, kwik, lood, nikkel, molybdeen en zink) in licht verhoogde gehalten ten