• No results found

INHOLLAND jaarverslag 2004 KennisCreatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INHOLLAND jaarverslag 2004 KennisCreatie"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INHOLLAND jaarverslag 2004

KennisCreatie

(2)

INHOLLAND jaarverslag 2004

KennisCreatie

(3)
(4)

INHOUDSOPGAVE

5 Voorwoord 6 Missie & strategie

8

Het is dom als je nooit onzeker bentInterview met Haddo Meijer, voorzitter Raad van Toezicht

11

Verslag Raad van Toezicht

12

Op weg naar de gedroomde hogeschool Jos Elbers, voorzitter College van Bestuur

16 Onderwijs

18

Het onderwijs van Hogeschool INHOLLAND

19

Misschien ga je op je veertigste wel heel iets anders doenJoke Snippe, lid College van Bestuur

22

Je moet echt samen aan de slag, anders lukt het nietMariëtte Poot, programmadirecteur School of Economics

22

Echt zicht krijgen op wat er nu allemaal wordt ontwikkeld is voor de docent toch lastig Jan van der Born, docent School of Social Work

23

Eigenlijk moeten we afscheid nemen van ons vak Ton Speekenbrink, docent School of Agriculture & Technology

24 Internationalisering

26

Wij zijn onderdeel van Europa Susana Menéndez, directeur ASAR

28

Wij zijn een spin in het web Sjoukje Elsma, stafmedewerker International Office

29

We moeten streven naar structurele samenwerkingsverbanden Marij Urlings, directeur School of Health

30 Kenniscreatie

32

Kenniscreatie: snijvlak van wetenschap, onderwijs en praktijk

35 Kenniscreatie heeft vele gezichten: interviews met lectoren

36

;-)))) LOLMijn docent? Die moet nog veel leren (met de computer)! Cu soon irlGuus Wijngaards, lector eLearning

38

Gewone mensen hebben een probleem, of zijn een probleem Joke Hermes, lector Publieke meningsvorming

40

Het kapitaal van slager Pestel Daan Andriessen, lector Intellectual Capital

42

Iemand moet hier aan de bel trekken Stephen Hodes, lector Leisuremanagement

44

Wij moeten een kennisportaal worden Woody Maijers, lector Integrale Voedsel- en Productieketens

46

Iedereen wordt er beter van Pieter Swager, eTutor en projectleider kenniskring eLearning

47

Het liefst zou ik ook na mijn studie onderzoek willen verrichten Sebastian Oeseburg, student Communicatie, Media & Music

(5)

COLOFON

Dit jaarverslag is een uitgave van Hogeschool INHOLLAND. Tekst

Jos Arts, Amsterdam (tekst KennisCreatie) Hilde Eugelink

Hogeschool INHOLLAND Marketing & Communicatie Vormgeving

Lox, Rotterdam Fotografie Christiaan Krouwels Roel Rozenburg Ron Zwagemaker Illustratie Janneke Huijnk Drukwerk

Jurriaans Lindenbaum Grafimedia, Amsterdam

Contactgegevens Hogeschool INHOLLAND College van Bestuur

Drs. M.W. Knoester (secretaris) Bezoekadres

Theresiastraat 8 2593 AN Den Haag Tel: 070 - 312 32 14 Fax: 070 - 312 32 11 www.INHOLLAND.nl

E-mail: Maarten.Knoester@INHOLLAND.nl Postadres

Postbus 95597 2509 CN Den Haag

FOTOGRAFIE: ROEL ROZENBURG

College van Bestuur Jos Elbers - voorzitter, Maarten Knoester - secretaris, Joke Snippe - lid, Lein Labruyère - vice-voorzitter

(6)

VOORWOORD

Het afgelopen jaar 2004 was opnieuw een jaar van veel veranderingen. Voor sommi- gen gingen die te snel, voor anderen niet snel genoeg. Soms was er misschien niet vol- doende ruimte voor een goed gesprek, voor het samen wennen aan de veranderingen.

In andere gevallen kon het gewoon niet anders dan de manier waarop het is gegaan.

Vaststaat in ieder geval dat de maatschappij om ons heen in een hoog tempo veran- dert en dat wij daar als Hogeschool op moeten reageren. We hebben dat gedaan door binnen korte tijd een nieuwe organisatie neer te zetten, die inmiddels in grote lijnen als voltooid kan worden beschouwd. Daardoor hebben we in dit jaar veel aandacht kunnen schenken aan de verdere invulling van het onderwijsconcept, en op dat vlak zijn dan ook enkele grote stappen gemaakt. De tevredenheid van studenten is een blij- vend aandachtspunt. Met name de begeleiding van studenten, de roosters, de lesuit- val, de correctietermijn en reactie op vragen van studenten behoeven verbetering. We zijn verheugd met de grote inzet van onze medewerkers en hun vertrouwen in het ver- nieuwde onderwijsconcept van INHOLLAND. Duidelijk is wel dat het tempo van de veranderingen in een betere afstemming moet worden gebracht en dat de daarbij behorende facilitering van de medewerker moet worden verbeterd.

Het afgelopen jaar zijn grote vorderingen gemaakt op het gebied van kenniscreatie.

Kenniscreatie is dan ook het thema van dit jaarverslag. Een zelfstandige instelling voor hoger onderwijs, zoals INHOLLANDdat is, wil vanzelfsprekend ook zelfstandig kennis ontwikkelen, en niet alleen afhankelijk zijn van kennis die elders wordt gecre- eerd. Die mogelijkheid is ook geschapen door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur

& Wetenschappen, in de vorm van een subsidie voor het aanstellen van lectoren en het in het leven roepen van kenniskringen. Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag was inmiddels bekend dat deze gelden blijvend in de wet zullen worden verankerd, zodat wij en andere hbo-instellingen door kunnen gaan met het verder vormgeven van deze belangrijke vorm van onderzoek. Wat dus aanvankelijk was bedoeld als een eenmalige kwaliteitsimpuls voor het hbo, wordt nu erkend als een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse kenniseconomie en daarover zijn we uiteraard zeer verheugd.

Iedere hogeschool, iedere lector geeft weer een andere invulling van het begrip lecto- raat. Sommigen betrekken in hun kenniskring veel mensen van buiten, anderen kiezen juist voor docenten uit onze eigen organisatie. Sommigen mikken op een sterke relatie met het bedrijfsleven, anderen hebben een veel meer politieke agenda. In dit jaarver- slag maakt u kennis met een aantal van de binnen INHOLLANDwerkzame lectoren.

Zonder uitzondering gedreven, bevlogen mensen die niet alleen geloven in hun vak, maar ook in het op deze manier uitdragen van hun kennis aan studenten en docenten.

En die daarmee dus een belangrijke bijdrage leveren aan de inspirerende leer- en werkomgeving die INHOLLANDwil zijn.

Zoals gezegd, ook op andere vlakken van het onderwijsconcept is grote vooruitgang geboekt. Ik ben er dan ook van overtuigd dat die inspirerende leer- en werkomgeving, de Hogeschool die ons al vanaf de eerste fusiegesprekken voor ogen staat, dit jaar een heel stuk dichterbij is gekomen.

Jos Elbers

Voorzitter College van Bestuur

(7)

MISSIE & STRA

ILLUSTRATIE: JANNEKE HUIJNK

(8)

STRATEGIE

(9)

HET IS DOM

ALS JE NOOIT

ONZEKER BENT

oen hij nog op de HBS zat, ‘héél lang geleden!’, zegt Haddo Meijer lachend, wilde hij niets liever dan werktuigbouwkundige worden. Hij was een echte bètastudent, werd enorm aangetrokken door de wereld van de techniek en zag zichzelf al als student in Delft. Maar een vriend van zijn vader en zijn eigen leraar economie wisten hem ervan te overtuigen dat zijn talenten op een ander terrein lagen. Dus werd het toch economie aan de VU in Amsterdam. ‘Ik vond het verschrikkelijk, dat eer- ste jaar was helemaal niks. Maar ik wilde mezelf niet laten kennen en ging gewoon mijn kandidaats halen. En toen opeens, toen ik dat bijna had, tóen zag ik het licht. Dat je met economie allerlei instrumenten in handen krijgt om te voorkomen dat de samenleving of een onderneming tegen de pijnlijkheid van de begrenzingen van het economische aan loopt. Vanaf dat moment was ik gegrepen en ben ik met- een alles gaan bestuderen wat ik maar kon vinden.

Economie was het ineens helemaal, ik had mijn plek gevonden.’

Meijer leunt achterover en kijkt vanuit de achtste verdieping van INHOLLANDin Rotterdam uit over de Maas, waar nog maar een dag eerder P&ONedlloyd het grootste container- schip ter wereld presenteerde. Twee van zijn vele carrières komen hier onverwacht bij elkaar. Na verschillende eerdere banen binnen het bedrijfsleven wordt Meijer in 1991 gevraagd om het noodlijdende Nedlloyd te herpositioneren.

T

p

(10)

INTERVIEW HADDO MEIJER

Hij brengt het bedrijf terug bij haar core busi- ness, de containerscheepvaart, en bewerkstel- ligt een joint venture met P&O, een onderne- ming die binnen enkele jaren een topspeler in de markt is. Toch is het economisch succes van die joint venture voor hem niet alleenzaligma- kend. ‘Ik sta op de eigen identiteit van een bedrijf, dat beschouw ik als mijn persoonlijke missie. Dat was bij Nedlloyd een speerpunt, maar dat is nu bij INHOLLANDminstens zo belangrijk. En misschien was de uitdaging hier nog wel groter. Ze zeggen wel eens “drie in de

pan, dat is er één teveel”. Nou, bij

INHOLLANDmoesten we van víer entiteiten een eenheid maken en ook nog een meer- waarde creëren. Dus we moesten niet alleen vier organisaties bij elkaar brengen, maar ook ervoor zorgen dat de voordelen eruit gehaald konden worden. Dat we een breder palet van opleidingen kunnen bieden, dat er meer kan worden geïnvesteerd in onderwijs. En tegelij- kertijd dat de kleinschaligheid bewaard blijft, dat de intimiteit van het eigenlijke onderwijs geborgd is. Ik denk dat dat hier heel goed gelukt is. De organisatie staat, en we zijn een duidelijke eenheid.’

Hij is het dan ook absoluut niet eens met de critici die vinden dat het fusieproces te snel is verlopen. ‘Als het proces pijnlijk is moet je het kort houden, zo kort als maar kan.’ Wel erkent hij dat er op veel vlakken nog wat te verbeteren valt. ‘De grote infrastructuur staat, daar is de afgelopen jaren hard aan gewerkt. Maar we hebben nog wel behoorlijk wat problemen die te maken hebben met kleine kwaliteit. Zeker voor studenten en medewerkers is de kleine kwaliteit van groot belang. Klachten daarover

heidsonderzoek (MTO) gestart. Dat had ook later kunnen gebeuren, maar het is voor ons een vlag om duidelijk te krijgen op welke pun- ten we moeten verbeteren.’

Zo’n onderzoek sluit overigens naadloos aan bij wat Meijer beschouwt als de essentie van leiding geven. ‘Ik heb het meest geleerd op de werkvloer, door met de mensen te praten als er problemen waren. Gewoon luisteren, en van daaruit steen voor steen opbouwen. Je kunt wel denken in systemen en processen, maar het gaat om mensen, die moeten voelen dat je hun zorgen herkent en erkent, daar mag je niet aan voorbij gaan. Van daaruit kun je komen met een oplossing die ze misschien niet zelf hadden bedacht, maar die ze wel kunnen volgen. Maar het begint met respect voor hun zorg.’

Maar wat als die oplossing zich niet onmiddel- lijk aandient? ‘Als je het zelf niet weet, moet je dat ook laten zien. Ik zou dat willen bevorde- ren, ik vind het ook absoluut geen teken van zwakte. Het is zelfs dom als je nooit onzeker bent, want dan kun je ook nooit met alterna- tieven komen.

Meijer praat snel, veel en gedreven. Als voor- zitter van de Raad van Toezicht is hij in belangrijke mate medeverantwoordelijk voor de strategische koers van INHOLLAND.

‘Vroeger was een College van Bestuur georga- niseerd volgens het collegiaal model. De voor- zitter verdiende nauwelijks meer dan zijn colle- ga’s, maar was wel verantwoordelijk. Collegia- liteit was dus heel belangrijk. Tegenwoordig is dat anders. De voorzitter is veel meer een boegbeeld geworden. Die machtsverschuiving moet je opnieuw in balans brengen door de Raad van Toezicht een actievere rol te geven. Je ziet dus dat de Raad van Toezicht, net als in het bedrijfsleven de Raad van Commissarissen, zich steeds meer bezighoudt met strategische vraagstukken. Meedenkt met het College van Bestuur, dilemma’s bespreekt, afweegt wat wel en niet aanvaardbare risico’s zijn. Tegelijkertijd p

FOTOGRAFIE: RON ZWAGEMAKER

Ik sta op de eigen identiteit

van een bedrijf

(11)

directeuren van de Schools. De eerste verantwoordelijkheid van de Raad van Toezicht is toe te zien op de kwaliteit en de continuïteit van het topmanagement. Als dat fout loopt, heb je als Raad van Toezicht ook een probleem.’

Om die actievere rol goed in te kunnen vullen heeft de Raad van Toezicht drie ‘committees’ gevormd. Een voor strategie, een voor financiële vraagstukken, en een voor nominatie en remuneratie. Aanvankelijk waren er wel wat twijfels over die committees, was men bevreesd voor de eenheid binnen de Raad, maar al snel bleken ze prima te functioneren. ‘Een committee kan een verdiepingsslag maken, wat in een grote vergadering nooit kan. Een committee kan niet zelfstandig besluiten nemen, dat kan alleen de volledige Raad, maar zij kan wel rapporteren, laten zien hoe zij een bepaalde kwestie ziet. Dan ontstaat er debat, een veredelingsslag, en dan komt het in de Raad terecht. Zo kun je veel meer gestructureerd samenwerken met het College van Bestuur en verhoog je de kwaliteit van besluitvorming. Niet geheel onbelangrijk als je de strategische beslissingen bekijkt waar we het afgelopen jaar bij betrokken zijn geweest: het onderwijsinnovatie- programma, de invulling van de bachelor/masterstructuur, de fusie met Nyenrode, de rapportage van de bekostiging, EFA, de Sosa-opleidingen, de IT-infrastructuur, nieuwbouw op verschillende plaatsen, investeren in medische techno- logie samen met de VU. Dat zijn allemaal belangrijke strate- gische stappen, die moet je goed overwogen maken.’

Ondanks de niet al te florissante uitkomsten van het mede- werkerstevredenheidsonderzoek, de klachten van studenten en de vaak negatieve geluiden in de pers, ziet Meijer de gedroomde hogeschool steeds dichterbij komen. ’ Onze financiële slagkracht neemt zienderogen toe. We kunnen ons nu permitteren om flink te investeren in kwaliteit, dat kon niet voordat het fusieproces grotendeels achter de rug was.

We hoeven niet méér resultaten te behalen voor de resulta- ten, voor de winst, maar om meer te kunnen investeren in onderwijs. Winst is alleen nodig voor de continuïteit, niet om te maximaliseren. Wat we extra verdienen gaat het onderwijs in, daar zijn we voor.’

p Dat uiteindelijk studenten en docenten baat hebben bij al

de veranderingen, daarvan is hij heilig overtuigd. ‘Onze studenten maken een geweldig veranderingsproces mee, dat gebeurt niet zo vaak op deze schaal. In die zin kunnen ze er ook van leren, want ze zullen hun hele professionele leven met veranderingen te maken krijgen, ik hoop dat ze dat ook zien. Maar wat we echt fantastisch zouden vinden is dat straks professionals en studenten zeggen dat het de moeite waard is geweest. Dat er iets staat waarin ze niet alleen zich- zelf kunnen vinden, maar waarmee ze de toekomst aan- kunnen. Dat zou een enorme voldoening zijn.’

Als het proces pijnlijk is moet je het kort houden

WAAR ZIT HOGESCHOOL INHOLLAND?

Haarlem Hoofddorp

Den Haag

Zaanstad Alkmaar

Amsterdam Oegstgeest Delft

Rotterdam Dordrecht

Utrecht Diemen

Hogeschool INHOLLAND biedt een breed pakket aan opleidingen aan op verschillende vestigingen verspreid door Noord- en Zuid-Holland, waaronder Alkmaar, Amsterdam, Delft, Den Haag, Diemen, Haarlem en Rotterdam. Daarnaast wordt onderwijs verzorgd op klei- nere vestigingen in Dordrecht, Hoofddorp, Oegstgeest, Utrecht en Zaanstad. Het onder- wijsaanbod omvat opleidingen op het gebied van agricultuur, educatie, gezondheidszorg, techniek, kunst, sociaal werk, economie & management, communicatie en recht.

Voor een compleet overzicht van het opleidingsaanbod, zie bijlagen.

INTERVIEW HADDO MEIJER

q

(12)

De samenstelling van de Raad van Toezicht in het kalenderjaar 2004 was als volgt:

> H.H. Meijer, voorzitter (oud Voorzitter Raad van Bestuur Koninklijke Nedlloyd N.V.)

> J.W. Baud (Directeur NPM Capital N.V.)

> G.A. Beijer (Directievoorzitter Boer & Croon Ruimtelijke Investering B.V.)

> E.G. van der Brugge (Directeur Brugfunctie)

> J.H. Gerson, vice-voorzitter (Algemeen Directeur Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam)

> J.D. Knight (Directeur D.M.&C. Watering Holding B.V.)

> H.T. van der Kolk (Voorzitter FNV Bondgenoten)

> C. Mooij (Geduputeerde van de Provincie van Noord- Holland)

Binnen de Raad van Toezicht zijn de volgende commissies actief:

Auditcommissie

Voorzitter J.W. Baud

Leden E.G. van der Brugge, J.D. Knight

Strategiecommissie

Voorzitter J.H. Gerson

Leden G.A. Beijer, H.T. van der Kolk

Remuneratiecommissie

Voorzitter H.H. Meijer

Leden C. Mooij

E.G. van der Brugge

Per 1 januari 2005 is de heer J. van der Tak, burgemeester van de Gemeente Westland, toegetreden tot de Raad van Toezicht. Per diezelfde datum zijn de heren C. Mooij en G.A. Beijer afgetreden.

De Raad van Toezicht van Hogeschool INHOLLANDbestaat uit acht personen en kwam in het kalenderjaar 2004 vijf maal regulier bijeen. In een besloten vergadering heeft de Raad gesproken over het eigen functioneren, het gewenste profiel van de leden en het rooster van aftreden. Volgens dit rooster zijn aan het eind van het jaar afgetreden de leden Beijer en Mooij. Wij bedanken de heren Beijer en Mooij voor hun inzet en inbreng in de afgelopen perioden.

De Raad heeft tot nieuw lid per 1 januari 2005 benoemd de heer Van der Tak. De Raad werkt naast de auditcommissie met commis- sies op het terrein van strategie, governance en remuneratie. Het voorbereidende werk door deze commissies maakt een verdieping- slag mogelijk en wordt door de Raad en het College van Bestuur als kwaliteitsverhogend ervaren.

In een bijeenkomst van het College van Bestuur met de Hogeschool- medezeggenschapsraad zijn onderwerpen als marktaandeel, personele aspecten, internationali- sering en tempo van de noodzake- lijke veranderingen aan de orde geweest. Verder was de Raad te gast bij een conferentie waar direc- tieleden en College van Bestuur met elkaar overleg voerden.

De Raad heeft de collegejaarreke- ning 2003 – 2004 en de kalender- jaarrekening over 2003 goedge- keurd. Ook gaf de Raad zijn goed- keuring aan de aanvragen voor nieuwe opleidingen, het jaarverslag over 2003, de samenwerkingsover- eenkomst Opleidingsinstituut Zorg en Welzijn, de begroting 2004 – 2005 en de overeenkomst voor een joint-venture met Universiteit Nyenrode. Met name aan het finan- ciële toezicht en de totstandkoming van de joint-venture met Nyenrode

Naast bovenstaande onderwerpen volgde de Raad nauwlettend de ontwikkelingen aangaande het dossier rekenschap, samenwer- kingsverbanden, de studentenaan- tallen, de implementatie van het nieuwe onderwijsconcept, de bor- ging van kwaliteit, en nam kennis van de uitslagen van het studen- tentevredenheidsonderzoek en het medewerkerstevredenheidsonder- zoek. Belangrijke aandachtspunten blijven naar de mening van de Raad de regionale verankering, het portfolio in relatie tot de positie van INHOLLANDin de verschillende steden in de Randstad en het ver- beteren van de medewerker- en studenttevredenheid.

De raad heeft per 17 november 2004 benoemd als waarnemend lid en per 1 januari als lid van het College van Bestuur, mevrouw Dr.

Joke Snippe MBA. Zij is mevrouw Van der Wende opgevolgd die vanaf maart 2004 als lid College van Bestuur functioneerde en per 17 november 2004 de organisatie heeft verlaten. Met de benoeming van mevrouw Snippe is de onder- wijskundige inbreng in het College van Bestuur versterkt.

De Raad van Toezicht heeft grote waardering voor de wijze van samenwerking met het College van Bestuur en spreekt vertrouwen uit in de directeuren en alle medewer- kers van Hogeschool INHOLLAND om van het nieuwe onderwijscon- cept een succes te maken. De samenwerking met Nyenrode biedt grote mogelijkheden voor studen- ten en de onderzoekscapaciteit in de kenniskringen om met de lecto- ren tot maximale ontplooiing te komen.

Den Haag, 19 april 2005 H.H. Meijer,

VERSLAG RAAD VAN TOEZICHT

(13)

‘Wij hebben de plicht om studenten zó goed op te leiden dat ze als ze bij ons weggaan zo in een functie in het bedrijfsleven of een instelling kunnen beginnen. Maar er is iets merkwaardigs aan de hand. Aan de ene kant vragen bedrijven en organisaties om mensen die breed zijn opge- leid, die van heel veel dingen een beetje weten zodat ze eventueel op een bepaald moment weer wat anders kunnen gaan doen.

Tegelijkertijd willen ze ook dat ze specifiek zijn opgeleid. Als ze bijvoorbeeld in verzekeringen zitten, hoeven hun nieuwe medewerkers niet te weten hoe een haven functioneert. En een stu- dent, die weet helemaal nog niet wat hij wil als hij gaat studeren. Die ontwikkelt zijn voorkeu- ren en specialisatie pas tijdens de studie. Tegen deze achtergronden,’ zegt Jos Elbers, ‘heeft INHOLLANDal tijdens het fusieproces haar onderwijsconcept geformuleerd. Het fantasti- sche van ons onderwijsconcept is dat het hele- maal is afgestemd op de markt én op wat de student wil. Het major/minorsysteem verenigt die tegenstrijdige eisen van de markt. En de student bepaalt zelf plaats, tijd en inhoud van het studieprogramma dat hij wil volgen. In die zin is INHOLLANDniet één hogeschool, maar 40.000 hogescholen.’

Een instelling voor hoger onderwijs heeft als taak haar studenten capabel te maken voor de complexe en vaak tegenstrijdige eisen die de samenleving aan hen stelt. Competentiegericht onderwijs is daarin een kernbegrip en dat is volgens Elbers zeker niet alleen een mode- woord. Competentiegericht onderwijs betekent dat studenten na hun opleiding beschikken over de kennis, de vaardigheden, en ook de houding die nodig zijn om serieus een beroep te kunnen uitoefenen. In het verleden is geble- ken dat studenten die alleen theoretisch zijn opgeleid vaak moeite hebben om de overgang naar de werkvloer te maken. Voor het bedrijfs- leven is het daardoor soms moeilijk om ze goed te kunnen inzetten. Het is dus belangrijk om afgestudeerden al tijdens de opleiding ver- trouwd te maken met situaties en problemen waar ze later in de praktijk ook mee te maken krijgen, zodat deze overgang vloeiender ver- loopt. Daarnaast is nog een aantal andere vaar- digheden van belang. Studenten moeten leren samenwerken. Ze moeten vertrouwd raken met ICTen het als vanzelfsprekend gaan gebruiken

OP WEG NAAR DE

GEDROOMDE HOGESCHOOL

p

INTERVIEW JOS ELBERS

FOTOGRAFIE: ROEL ROZENBURG

(14)

in hun vakgebied. Ze moeten een kritische blik ontwikkelen.

Kunnen reflecteren op hun eigen ontwikkeling, weten hoe en wanneer ze moeten bijscholen. En ze moeten weet hebben van de condities in het buitenland, dus van het internationale werkveld.

In de eerste jaren van INHOLLANDis vooral veel aandacht besteed aan de organisatorische inrichting. Dat is een pijnlijk proces geweest dat dan ook van veel kanten is bekritiseerd. Vooral de snelheid waarmee een en ander heeft plaatsgevonden is bij velen slecht gevallen. Het dit jaar uitgevoerde medewerkerstevre- denheidsonderzoek is daarvan een duidelijke indicatie. De kriti- sche geluiden die hieruit naar voren kwamen waren voor Elbers echter niet echt een verrassing. ‘Conceptuele, organisatorische, inhoudelijke veranderingen roepen altijd weerstand op. Daar sta ik niet zo van te kijken. Maar een onderwijsprofessional zal zich ook niet zo snel gaan verdiepen in de effecten van dat soort verande- ringen op de lange termijn, die is bezig met zijn vak. Wat overigens niet betekent dat we die ontevredenheid niet heel serieus nemen.’

Toch, zegt Elbers, is de gevoerde strategie een bewuste keuze geweest. De vorming van een nieuwe organisatie uit vier voorheen zelfstandige organisaties, met elk hun eigen opvattingen en ideeën, is immers per definitie een pijnlijk proces, dat maar beter zo snel mogelijk kan worden afgerond. Daar komt nog bij dat naarmate het eenwordingsproces langer duurt, de onderlinge verschillen meer nadruk zullen krijgen. Het afbreukrisico wordt dan dus groter en daar is uiteraard niemand bij gebaat. ‘Als we het lang- zamer hadden gedaan, was dat beter geweest? Nee, want dan had- den we dezelfde weerstand opgeroepen. De confrontatie komt pas op het moment dat je hem aangaat. Mensen moeten altijd eerst in een onzekere fase komen voordat ze het nieuwe willen oppakken.

En het duurt vaak nog langer voordat ze het leuk gaan vinden.’

Inmiddels kan worden vastgesteld dat INHOLLANDorganisato- risch op orde is. Weliswaar loopt nog niet alles op rolletjes en zijn er links en rechts nog wel verbeteringen aan te brengen, maar de grote infrastructuur is klaar en er is een duidelijke, ook voor de buitenwereld herkenbare, eenheid. Daardoor konden in het afge- lopen collegejaar 2003-2004 enkele grote stappen worden gezet naar de realisering van de hogeschool zoals die al vanaf de eerste fusiegesprekken voor ogen staat.

Zo is er het afgelopen jaar hard gewerkt aan de totstandkoming van het competentiegericht curriculum en aan de invulling van het major/minormodel. Deze andere manier van onderwijs vraagt uiteraard om een forse omslag bij met name de docenten. ‘Als je me vraagt waar het grootste probleem zat het afgelopen jaar, dan is dat bij de overgang die de docenten hebben moeten maken.’ De klassieke manier van onderwijs, waarbij de docent een grote zaal

begeleider van onderwijsgroepen, als stimulator en vraagbaak, als studieloopbaanbegeleider, als brug naar de praktijk. In het nieuwe onderwijsstelsel heeft de docent dus een veelheid van rollen en deze overgang heeft dan ook veel tijd en inspanning gekost. ‘Dat snap ik ook wel. Vroeger had je een dictaatboek en daarmee ging je aan het werk. Nu bepaalt de student de inhoud en het tempo van het onderwijs, en weet je dus nooit wat er op je af komt. Maar er wordt nog wel steeds een appèl gedaan op je professionele begeleiding. Dat maakt de lessituatie voor docenten onzeker.’

Toch is als resultaat van die inspanning per 1 september 2004 de eerste lichting studenten gestart binnen dit nieuwe onderwijs- stelsel en is de ontwikkeling van het tweede jaar ondertussen ook in volle gang.

ICTis niet meer weg te denken uit het huidige onderwijs.

INHOLLANDheeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in ICTen de faciliteiten zijn op dit moment dan ook absoluut state-of-the- art. ‘De mogelijkheden en het niveau van voorzieningen zijn bij ons beter en uitgebreider dan bij iedere andere instelling voor hoger onderwijs in Nederland’ zegt Elbers. ‘Ik hoop dat studenten en medewerkers dat herkennen.’ Blackboard, de electronische

leeromgeving voor studenten, is over de breedte van de hele hoge- school operationeel en opent ongekende mogelijkheden. Niet alleen voor tijd- en plaatsonafhankelijk leren, maar ook voor samenwerking met andere studenten. Denk bijvoorbeeld aan com- plexe simulatieprogramma’s, die nu ineens voor iedereen en altijd toegankelijk zijn. Maar ook aan het opzetten van internationale projectgroepen, waarbij studenten uit verschillende landen en culturen kunnen werken aan één project.

Daarnaast zijn vier andere producten ingevoerd die samen het elektronisch veld voor studenten completeren. Op het vernieuwde intranet zijn allerlei algemene gegevens te vinden over

INHOLLAND. De digitale studiegids bevat alle informatie over het studieprogramma. In het digitaal portfolio bewaren de studenten alles wat ze tijdens hun studie hebben geproduceerd. En People- Soft geeft toegang tot de studentenadministratie en alle andere studentgegevens, zoals bijvoorbeeld de resultaten van een toets.

Lectoren vormen een brug tussen de buitenwereld en het onderwijs en versterken de band met overheid en bedrijfsleven.

p

(15)

Een belangrijke stap voorwaarts in het nieuwe onderwijs- concept is ook de aanstelling van lectoren en de inrichting van kenniskringen. Waren er binnen INHOLLANDaan het begin van het collegejaar 2003-2004 nog maar negen lecto- ren, aan het eind van datzelfde collegejaar waren er al 23.

Maar waarom is het zo belangrijk om zelf kennis te ontwik- kelen? Elbers ziet het hbo als ‘een kennishuis. Onze profes- sionals moeten daarom zelf bezig zijn met vernieuwing, met het creëren van kennis, met samenwerken met collega’s en studenten. Daardoor vervullen ze een voorbeeldfunctie voor anderen, hebben ze een uitstraling naar de hele organisatie.’

Lectoren vervullen dan ook een belangrijke functie binnen INHOLLAND. Ze brengen actuele kennis van buiten naar binnen, waardoor de aanwezige kennis voortdurend wordt opgefrist. Ze vormen een brug tussen de buitenwereld en het onderwijs, en versterken de band met overheid en bedrijfsleven. Ze zorgen voor professionalisering van het docentencorps door het geven van masterclasses en het ini- tiëren van onderzoek. Ze dragen bij aan de verdere ontwik- keling van het curriculum. En ze positioneren INHOLLAND in de buitenwereld als een volledige partner in de kennisin- frastructuur. Dus als een instituut dat niet alleen een rol ver- vult in de verspreiding van kennis, maar ook in de creatie ervan. Zoals verder uiteen zal worden gezet in het hoofdstuk over kenniscreatie, kan het hbo door deze laatste functie een belangrijke rol gaan spelen in de versterking van de Nederlandse kenniseconomie, met name in het MKB.

‘We zijn er nog niet, maar de producties van lectoren begin- nen op gang te komen. Ze doen onderzoeken, zijn bezig met studenten, produceren stukken. We hebben dit jaar alweer meer pareltjes dan het jaar hiervoor.’

Het belang dat INHOLLANDhecht aan kenniscreatie komt ook naar voren in de relaties die worden onderhouden met verschillende Nederlandse universiteiten. De belangrijkste relaties zijn Erasmus Universiteit Rotterdam, Vrije Univer- siteit,TUDelft, Universiteit Wageningen en natuurlijk Nyenrode. Door deze samenwerkingsverbanden zijn voor de studenten goede doorstroommogelijkheden gecreëerd en een breed scala aan onderzoeksmogelijkheden. Vanwege de vele over Noord- en Zuid-Holland verspreide locaties en het diverse aanbod aan opleidingen kiest INHOLLAND bewust voor samenwerking, en niet voor een fusie met een van deze universiteiten.

Een uitzondering betreft de samenwerking met Nyenrode.

Die is dit collegejaar geïntensiveerd door oprichting van Universiteit Nyenrode B.V., een joint venture waarvan INHOLLANDde helft van de aandelen bezit. Hierdoor hoopt INHOLLANDbinnen het economisch domein, en dan gaat het om zestig procent van haar studenten, een ster- kere onderzoekspositie te krijgen. Bovendien ontstaat hier- door de mogelijkheid om die studenten behalve het regulie- re doorstroomtraject een versnelde vorm on campus aan te bieden. Studenten die binnen INHOLLANDhun bachelor- graad hebben behaald kunnen binnen twee of drie jaar hun Master of Science (vroegere doctoraal) halen aan een ‘gewo- ne’ universiteit, maar ook ervoor kiezen om dit te doen in een intensief programma van twaalf tot zestien maanden op Nyenrode. ‘We vinden het belangrijk om onze studenten die versnelde mogelijkheid te bieden. Je moet er wel een jaar voor opofferen en heel hard werken, maar het is gebleken dat een student die voor dit traject kiest vaker het eind- niveau haalt dan via het reguliere traject. Het kost natuurlijk ook veel geld, maar dat kun je zo lenen bij de bank.

p

p

INTERVIEW JOS ELBERS

(16)

Sommige studenten zullen dat niet willen, maar ik vind het raar dat ze onmiddellijk na hun studie wel twee ton hypo- theek nemen om een huis te kopen en niet 20.000 euro zou- den willen lenen om de kwaliteit van hun opleiding en toe- komstmogelijkheden enorm te vergroten.’

Door onder andere globalisering en de eenwording van Europa is de internationale dimensie van vrijwel ieder werk- veld de afgelopen jaren sterk vergroot. Zelfs traditioneel tot Nederland begrensde werkterreinen als onderwijs en de sociale sector krijgen steeds meer te maken met afspraken en ontwikkelingen die niet langer door Den Haag worden bepaald, maar door Brussel. Vandaar dat INHOLLAND internationalisering van het onderwijs steeds als een belang- rijke speerpunt heeft gezien. Met internationalisering wordt dan bedoeld het aanbieden van eigen opleidingen in andere talen, het aantrekken van buitenlandse studenten en docen- ten, het uitzenden van onze eigen studenten en docenten, het opzetten van internationale onderzoeksprojecten en het opnemen van internationale casuïstiek in het curriculum.

Helaas moet worden geconstateerd dat op dit vlak de dage- lijkse praktijk nog achterblijft bij de ambities. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de aandacht en tijd die nodig was voor de implementatie van het nieuwe onderwijscon- cept, maar het is voor de komende jaren zeker een punt dat veel aandacht verdient.

INHOLLANDis ervan overtuigd dat de kwaliteit van de leeromgeving van invloed is op de uiteindelijke studieresul- taten. Ook gelooft zij in de interactie tussen een school- gebouw en de directe omgeving waarin dat is gesitueerd.

Op verschillende locaties van INHOLLANDis daarom in

het collegejaar 2003-2004 geïnvesteerd in nieuwbouw, ver- bouw, of tijdelijke nieuwbouw.

In Haarlem werd een al bestaand nieuwbouwplan aangepast aan de wensen en filosofie van INHOLLAND. In Alkmaar werden twee locaties verbouwd om de voorzieningen op peil te krijgen, maar hier zal op termijn toch moeten worden uitgekeken naar andere huisvesting die beter aansluit op onze visie op modern onderwijs. In Delft wordt een nieuw gebouw betrokken op het terrein van de Technische Universiteit en in Rotterdam moest vanwege de snelle groei worden gekozen voor tijdelijke huisvesting.

Alle nieuwe en vernieuwde locaties hebben een duidelijk INHOLLAND-gezicht en dragen bij aan de eigen identiteit van de organisatie. De gebouwen zijn transparant en toegan- kelijk, de ruimtes zijn zodanig ingedeeld dat ze gemakkelijk kunnen worden vergroot of verkleind, en er is op alle loca- ties veel gebruik gemaakt van de inmiddels zeer herkenbare INHOLLAND-kleuren. Zo zijn de gebouwen niet alleen functioneel, maar hebben ze ook een strategisch doel.

Ook in het collegejaar 2003-2004 is er weer veel veranderd.

Niet op organisatorisch vlak, maar wel voor wat betreft de invulling van het onderwijsconcept, de realisatie van de gedroomde Hogeschool. Die is weliswaar nog niet helemaal voltooid, maar door de hierboven geschetste ontwikkelingen wel een stuk dichterbij gekomen. Elbers legt de lat evenwel nog een stukje hoger. ‘Wat ik natuurlijk hoop is dat elk bedrijf of instelling die een vacature heeft straks gaat zeggen

“Ik wil bij voorkeur iemand van INHOLLAND”. Dat is de ambitie. Zover kom je nooit, maar je moet wel die ambitie houden.’

Marktaandeel Hogeschool INHOLLAND

(Bron: HBO-raad) Per 1-9-2004

2003 2004

HBO studenten op brinnummers INHOLLAND 38.508 38.925

Studenten EfA (op Brin HvA) 800 900

MBO studenten 2.155 1.735

TOTAAL HBO BEKOSTIGDE 41.463 41.560

Totaal markt 338.830 349.529

q p

(17)

ONDERWIJS

FOTOGRAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

(18)

ERWIJS

(19)

Met een brede waaier aan opleidingen en keuze- mogelijkheden wil Hogeschool INHOLLAND vol- doen aan de vraag van studenten en beroepenveld.

Om die doelstelling te realiseren is in september 2004 een nieuw onderwijsconcept ingevoerd – het competentiegericht leren – en het onderwijs inge- richt volgens het major/minor model.

Major/minor model

De major/minor indeling houdt in, dat de student voor de helft van het curriculum een voorgeschre- ven studieprogramma volgt van een bepaalde bacheloropleiding en de andere helft van het curri- culum invult met differentiatieminors en specialisa- tieminors. De keuze voor de invulling van het indivi- duele minorprogramma vindt al in de beginfase van het opleidingstraject plaats. De student wordt bij zijn keuze begeleid door zijn studieloopbaanbege- leider en legt zijn keuze ter goedkeuring voor aan de examencommissie.

In het majordeel, dat over alle jaargangen is uitge- smeerd, worden de domeincompetenties verwor- ven; de competenties zijn gelijk voor alle studenten binnen die major, ongeacht hun opleiding. Echter, de ontwikkeling van die competenties vindt wel

plaats in de beroepscontext die hoort bij de betreffen- de opleiding.

De specialisatieminor is gericht op de specifieke beroepsuitoefening en is beroepskwalificerend. De specialisatieminor beslaat een kwart van het totale onderwijsprogramma en begint al in het eerste jaar en loopt door tot en met het vierde studiejaar. Deze spe- cialisatieminor sluit aan op de major die door de stu- dent wordt gevolgd. Samen met de major zorgt de specialisatieminor ervoor dat de benodigde beroeps- competenties die de afgestudeerde dient te beheer- sen, worden ontwikkeld.

Naast de major en de specialisatieminor kiest de stu- dent een differentiatieminor die eveneens een kwart van het curriculum beslaat. De differentiatieminor begint in het tweede (of derde) studiejaar en loopt door tot en met het vierde studiejaar. De inhoud wordt door de student zelf samengesteld en kan:

- een verdere verdieping van het specifieke beroep inhouden door bijvoorbeeld het ontwikkelen van competenties die een verdere specialisatie bieden of een extra specialisatie bieden in het gekozen beroep;

- op een heel ander terrein liggen dan de specialisa- tieminor en dus een duidelijke verbreding van de afgestudeerde met zich meebrengen.

Competentiegericht onderwijs

Competentiegericht onderwijs richt zich op het ontwik- kelen van competenties bij studenten, waarbij compe- tenties worden gedefiniëerd ‘als het mentale gereed- schap om verschillende beroepstaken te kunnen uit- voeren. Naast inhoudelijke kennis gaat het dan ook om vorming en ontwikkeling van vaardigheden, inzichten en houding. Gezamenlijk levert dit de afgestudeerde het vermogen om adequaat te handelen in kritische beroepssituaties en hierop te reflecteren’. Kenmerkend voor competentiegericht onderwijs is dat het beroeps- gerelateerd is en gericht op het handelen in kritische beroepssituaties.

Hogeschool INHOLLAND richt zich primair op het begeleiden van de studenten bij de ontwikkeling van competenties die voor hun eerste baan noodzakelijk zijn. Het beroepsprofiel van een typische beroepsbe- oefenaar wordt vertaald in de opleidingscompetenties waarin de algemene competenties zijn verwerkt.

Daarnaast krijgt de student de mogelijkheid om een aantal door hem zelf gewenste competenties (verder) te ontwikkelen, ook als deze buiten het verlengde lig- gen van zijn initiële opleiding. Belangrijk is de studen- ten een inspirerende leeromgeving te bieden waarin zij zich uitgedaagd voelen om te leren; actuele beroeps- contexten spelen hierin een belangrijke rol.

Ontmoeting en dialoog zijn kernwoorden bij competen- tiegericht onderwijs. De student leert actief, wordt hier- in zo goed mogelijk begeleid en is verantwoordelijk voor het eigen leerproces.

HET ONDERWIJS

VAN HOGESCHOOL INHOLLAND

(20)

‘Staatssecretaris Mark Rutte van Onderwijs liet zich kortgeleden ontvallen dat er zo weinig Nederlandse studenten zijn die een eigen bedrijf beginnen. Ik denk dat hij daar gelijk in heeft’, vertelt Joke Snippe, ‘maar ik denk ook dat straks meer studenten van INHOLLANDdie stap zullen zetten dan van andere hogescholen. Bij ons is ondernemerschap heel belangrijk en stevig verankerd in de opleiding. We laten studenten niet alleen studeren aan de hand van problemen die zich in een bepaalde bedrijfscontext kunnen voordoen, we hebben ook leerwerkbedrijven en allerlei ande- re settings waarin studenten zelf kunnen ervaren hoe het is om ondernemer te zijn.’

Joke Snippe was tot voor kort directeur Onderwijs, Kwaliteit, Research &

Development en is per 1 januari 2005 aangetreden als lid van het College van

MISSCHIEN GA JE OP JE VEERTIGSTE WEL IETS

HEEL ANDERS DOEN

simpelweg niet maken waardoor het moeilijk wordt om direct in een baan te stappen. Die overgang van opleiding naar praktijk moet vloeiender en dus moet je studenten al tijdens hun opleiding vertrouwd maken met proble- men waar ze in de praktijk mee te maken krijgen. Door ze die problemen zelf te laten ervaren worden ze veel effectiever en ook veel wendbaarder. Je kunt natuurlijk een student vertellen hoe hij een ondernemingsplan moet maken, hoe het gaat met de bank en dat soort dingen, maar je kunt ook zeggen “Jij bent ondernemer, bedenk een niche in de markt, schrijf een ondernemingsplan en zet zelf een bedrijf op”. Dat is enorm motiverend en daar leren ze enorm veel van.’

Naast een op de praktijk gerichte blik en een ondernemende geest beschouwt Joke Snippe een kritische en reflectieve instelling als essen- tieel voor de student van vandaag. Kennis ver- oudert immers snel en het is van groot belang dat mensen zich voortdurend blijven vernieu-

INTERVIEW JOKE SNIPPE

Ondernemerschap is stevig verankerd in de opleiding

FOTOGRAFIE: ROEL ROZENBURG

(21)

INHOLLANDis zeker niet de enige hogeschool in Nederland die zich laat leiden door competentiegericht onderwijs, ook de andere hogescholen hebben dit concept omarmd. Toch zijn er ook duidelijke verschillen.

‘Ondernemerschap is binnen INHOLLANDdus heel belangrijk, maar ook vraagstukken rond ethiek en duur- zaamheid. En daarnaast richten we ons erg op internationa- lisering. We zijn daarmee nog niet zover als we zouden willen, maar we willen onze studenten nadrukkelijk oplei- den voor een internationale markt. Dat betekent overigens niet dat we denken dat al onze studenten straks in het buitenland gaan werken. Maar kijk naar bijvoorbeeld de sociale sector, typisch een werkomgeving die zich vroeger volledig binnen Nederland bevond. Dat is deels nog zo, maar ze hebben daar ondertussen wel te maken met allerlei regels en verordeningen die op Europees niveau worden gemaakt. En dat geldt voor vrijwel elk werkterrein. Die internationale dimensie is er gewoon, daar kun je niet meer omheen en daar maken we dus ook veel werk van.’

Een ander onderscheid is volgens Joke Snippe de mate waarin gebruik wordt gemaakt van ICT.INHOLLANDheeft door de schaalvoordelen van de fusie flink kunnen investe- ren in ICTzodat de voorzieningen op dit gebied van een hoger niveau zijn dan elders. Dat biedt de student volgens haar geweldige mogelijkheden. ‘Het is een fantastische digi- tale werkomgeving. Van over de hele wereld kunnen studen- ten inloggen. Ze kunnen niet alleen hun e-mail lezen, maar ze hebben ook toegang tot hun eigen site met persoonlijke informatie, hun digitale portfolio, hun cijferlijst, hun tenta-

INTERVIEW JOKE SNIPPE

hun eigen ontwikkeling. Om ze kritisch naar zichzelf te laten kijken zodat ze kunnen bepalen of ze nog wel de juiste capa- citeiten hebben voor een bepaald beroep, of ze misschien moeten bijscholen en hoe ze dat dan moeten doen. Dat is belangrijk om mee te kunnen blijven gaan in de verande- ringen in de samenleving en binnen hun eigen werkterrein.’

Maar er zijn meer redenen om zelfreflectie als een belangrijk aspect van de opleiding te zien. ‘De meeste mensen van onze generatie zijn nog opgegroeid met de idee dat je wordt opgeleid voor een bepaald beroep en dat dan de rest van je leven uitoefent. Maar dat zal steeds minder het geval zijn.

Mensen zijn niet statisch en ontwikkelen zich voortdurend in andere richtingen. Als je naar jezelf en je competenties hebt leren kijken ontdek je op een gegeven moment mis- schien wel talenten of belangstellingsvelden waar je nog niks mee doet en die je wel graag zou willen benutten. Dan kun je op je veertigste misschien wel iets heel anders gaan doen.

Dat zal steeds normaler worden.’

Een van de consequenties van het nieuwe onderwijsconcept is dat de klassieke kennisoverdracht deels verdwijnt en dat dus ook de rol van de docent verandert. Dit is tegelijkertijd het punt waarop de meeste kritiek zich richt. Niet alleen studenten en docenten uiten die kritiek, ook de politiek en de media laten zich niet onbetuigd. Joke Snippe erkent dat de veranderingen in een hoog tempo zijn doorgevoerd waardoor de dialoog soms in de knel is gekomen, maar is ook van mening dat de veranderingen onontkoombaar zijn.

‘Kennisoverdracht betekende heel lang dat een docent een grote zaal toesprak. “Wenn jeder schläft und einer spricht, dass nennt man Unterricht”. Dat is een ouderwetse benade- ring, het gaat uit van studenten als lege vaten waar je kennis ingiet. Aan die rol van de docent is steeds minder behoefte.

Een moderne docent geeft nog wel inspirerende colleges, maar zal ook in andere constellaties moeten werken met studenten. In onderwijsgroepen, als begeleider van project- groepen, als consultant die studenten kunnen raadplegen als ze klem zitten, als studieloopbaanbegeleider. Al die rollen zal de docent moeten leren vervullen en dat kost natuurlijk wel even tijd. Dit is ook nodig omdat studenten tegenwoor- dig op verschillende leeftijden binnenkomen om te vragen om onderwijs. Oudere studenten, mensen met werkervaring willen, heel terecht, dat met die ervaring rekening wordt gehouden. En studenten kunnen natuurlijk, mits ze goed worden begeleid, ook veel kennis zelf vergaren. Kennis is echt niet alleen wat een docent vertelt.’

Mensen zijn niet statisch

ACCREDITATIE

In 2004 vonden interne proefvisitaties en vervolgens externe visitaties (NQA) plaats bij de opleidingen:

• Bedrijfskundige informatica

• Sociaal pedagogische hulpverlening

• Medische beeldvormende en radiotherapeutische technieken

• Biologie en medisch laboratoriumonderzoek

• Chemie

• Bouwkunde

• Civiele techniek

• Mondhygiëne

• Communicatie

• Facility management

• Personeel en arbeid

De rapportages voor al deze opleidingen waren positief. Op basis hiervan zijn voor deze opleidingen nu accreditaties aange- vraagd en inmiddels in het eerste kwartaal van 2005 verkregen.

p

p

(22)

menprogramma, de roosters, de projecten die ze samen met andere studenten doen. En ze kunnen allerlei onderdelen uit het programma op afstand doen, op het moment dat dit het beste schikt. Blended learning, een mix tussen contact- onderwijs en leren met elektronische hulpmiddelen, is daar- door binnen INHOLLANDheel ver ontwikkeld. Blended learning maakt het trouwens ook veel gemakkelijker om te werken met projectgroepen die internationaal zijn samen- gesteld. Dus ICTlevert ook een belangrijke bijdrage aan de internationalisering die we nastreven.’

In theorie lijkt het onderwijsconcept meer dan aantrekkelijk voor studenten. Maar waar komt dan die ontevredenheid onder studenten vandaan? Volgens Joke Snippe heeft dat

niets te maken met het onderwijsconcept, maar alles met organisatorische oneffenheden. ‘Ik moet de student nog tegenkomen die de samenhang in zijn curriculum aangeeft als belangrijkste kenmerk van INHOLLAND. Ik onderschat studenten niet, maar ik denk niet dat ze op zo’n manier naar het onderwijs kijken. Voor studenten tellen vooral de din- gen die wij aanduiden als kleine kwaliteit. Krijg je je rooster en je cijfers op tijd, is er een pc beschikbaar als je dat wilt.

Het is ronduit slecht dat we die kleine kwaliteit nog steeds niet goed op orde hebben, maar we zitten er bovenop. Toch zullen studenten altijd dat soort dingen blijven noemen, ze hebben er gewoon erg veel last van als die niet goed zijn.

Tegelijkertijd hoor je er niemand over wanneer het perfect loopt. Niemand vult in dat hij blij is dat de toetsen zo goed in elkaar zitten. Dat wordt beschouwd als normaal.’

Ook de kritische geluiden vanuit de kant van docenten ziet Joke Snippe vooral als gewenningsproblemen. ‘Er moet heel anders worden gewerkt en ook samengewerkt. Studenten kunnen in het nieuwe concept en met het major/minor model bijvoorbeeld via een differentiatieminor een verbinte- nis maken tussen economie en gezondheidszorg. Dat heeft enorme consequenties want de School die economie ver- zorgt moet rond de tafel met de School die gezondheid doet om allerlei zaken af te stemmen. Dat zijn ze niet gewend. De noodzaak tot afstemming betekent ook dat docenten soms

moeten werken met materiaal dat ze niet zelf hebben ontwikkeld. Sommigen willen bijvoor- beeld niet werken met de powerpoints van een ander. Anderzijds werken ze veel met hand- boeken die iemand anders heeft geschreven. Maar er zijn ook docenten die juist erg gelukkig zijn met die power- points en ze gebruiken als basismateriaal waar ze een eigen kleuring aan kunnen geven.’

Ondanks de verbeteringen die op sommige vlakken nog nodig zijn is Joke Snippe positief gestemd. ‘Dit veran- deringsproces is onomkeerbaar, we gaan nooit meer naar die andere vorm van onderwijs terug. Bijna alle evaluaties laten ook zien dat de studenten enthousiast zijn over dit nieuwe onderwijsconcept. Voor docenten is het dan op den duur ook onontkoombaar dat ze met iets moois bezig zijn.’

In het studiejaar 2003-2004 kreeg Hogeschool INHOLLAND van het Ministerie van OCW respectie- velijk LNV toestemming voor de volgende nieuwe opleidingen, verplaatsingen en nevenvestigingen.

Nieuw

• Advanced Nursing Practice (Master) in Amsterdam

• Physician Assistant (master) in Amsterdam

• Bos- en Natuurbeheer in Delft

• Sport en Bewegen in Haarlem

• Medisch Ingenieur in Alkmaar/Haarlem

• Biologie- en Medisch Laboratoriumonderzoek &

Chemie in Amsterdam

Nevenvestiging

• Medische Beeldvormende en Radiotherapeu- tische technieken in Amsterdam

• Agrarische Bedrijfskunde in Alkmaar

Verplaatsing naar Amsterdam

(per september 2005)

• Pedagogiek

• Hogere Kaderopleiding Pedagogiek

• Opleiding tot Verpleegkundige

• Management in de Zorg

• Opleiding tot Leraar Voortgezet Onderwijs van de tweede graad in Gezondheidszorg en Welzijn

NIEUWE OPLEIDINGEN

Kennis is echt niet alleen wat een docent vertelt

q p

(23)

‘Afgelopen studiejaar zijn de vijf Schools of Economics gezamenlijk van start gegaan met de ontwikkeling van de nieuwe onderwijs- programma’s. Dat was een hele operatie, want het ging om vijf Schools, met zo’n zestien opleidingen verdeeld over vier majors. De opleidingen worden niet overal aangeboden, dus de invulling en omvang van de major, het basisgedeelte van de opleiding, verschilde nogal per vestiging’.

‘We hebben veel tijd gestopt in het gezamen- lijk maken van zogeheten competentiekaarten voor de vier majors en het vastleggen van een basis voor onderwijsontwikkeling binnen de economische opleidingen. Omdat de vijf Schools van oudsher met verschillende didac- tische concepten en visies werkten hebben we de daadwerkelijk programmaontwikkeling per vestiging uitgewerkt. Omdat voor de invoe- ring van het cijferregistratiesysteem, de Onderwijs Examen Regeling en de beschrij- ving van het studieprogramma in de studie- gids steeds meer werd aangestuurd op unifor- miteit is uiteindelijk besloten toch alles gezamenlijk aan te pakken.’

‘We zijn begonnen met het ontwikkelen van een gemeenschappelijke didactische visie en hebben dit uitgewerkt naar allerlei instructies.

Per major zijn ontwikkelteams met deel- nemers van de verschillende vestigingen samengesteld. Het voordeel van deze werk- wijze is, dat maar een keer het ‘wiel’ hoefde te

Jan van der Born

(58), docent School of Social Work, over de invoering van een nieuw onderwijsconcept

(competentiegericht leren) voor de sociaal-agogische opleidingen

‘Als senior docent ben ik nauw betrokken bij de vernieuwing van het curriculum van de sociaal-agogische opleidingen van Hogeschool INHOLLAND. Het afgelopen studiejaar 2003-2004 als projectmanager, dit jaar als projectleider diverse deelprojecten. Ik ben sinds september vorig jaar overigens ook lid van de Kenniskring ‘Leefwereld van de Jeugd’, maar dat terzijde’.

‘Hogeschool INHOLLANDtelt verschillende sociaal-agogische opleidingen, verspreid over Noord- en Zuid-Holland. De verschillen tus- sen de opleidingen waren best groot, in die zin dat bepaalde opleidingen nog op de

‘klassieke’ manier les gaven en andere oplei- dingen, zoals Alkmaar, Haarlem en met name Den Haag, al stappen hadden gemaakt met competentiegericht onderwijs.’

De voltijdopleidingen in Alkmaar en Haarlem zijn eigenlijk nog ‘jong’. In de periode dat zij van start gingen kwam net de discussie rond- om de invoering van competentiegericht onderwijs op gang. Zij zijn daar meteen op ingehaakt en hebben zodoende al meer nieu-

Je moet echt samen aan de slag, anders lukt het niet

Echt zicht krijgen op wat er nu allemaal wordt ontwikkeld, is voor de docent toch lastig

worden uitgevonden en maximaal gebruik wordt gemaakt van de expertise op de verschillende vestigingen.’

‘Het is moeilijk alle docenten bij de ontwikke- ling van het nieuwe curriculum te betrekken.

Doordat wij hebben gekozen voor een cen- trale aanpak kan slechts een beperkt aantal mensen zich daadwerkelijk met de program- maontwikkeling bezighouden, terwijl velen het later moeten uitvoeren. Dat stelt dus hoge eisen aan de communicatie en informatie- uitwisseling, iets wat niet eenvoudig was.

Er zijn speciale bijeenkomsten georganiseerd om andere docenten bij te praten.’

‘De vernieuwing van het onderwijscurriculum is een zeer veelomvattend en complex project.

Niet alleen vanwege de vernieuwing van de onderwijsproducten zelf, maar ook omdat alle aspecten van de fusie hier samen komen. Je moet echt samen aan de slag, anders lukt het niet. Het is best moeilijk op papier te moet zetten wat er nu in die lokalen en andere onderwijsruimtes moet gaan gebeuren. Daar zijn zoveel verschillende beelden bij en ideeën over. Het kost tijd om dat alleen al te ontdek- ken en er dan mee verder te kunnen.

Daarnaast moet ook het oude onderwijspro- gramma gewoon door draaien. Desondanks is de bereidheid en het enthousiasme van met name de docenten die actief zijn in de ontwik- keling van het nieuwe onderwijscurriculum groot. Iedereen wil er een succes van maken.’

Mariëtte Poot (36), programmadirecteur School of Economics Rotterdam, over de invoering van een nieuw onderwijsconcept (competen- tiegericht leren) voor de economische opleidingen.

RESULTATEN OP DE WERKVLOER > MINI-INTERVIEWS

(24)

Ton Speekenbrink (50), docent School of Agriculture & Technology, over de nieuwe rol van studieloopbaanbegeleider

‘De invoering van competentiegericht onderwijs betekent voor de docent dat zij feitelijk afscheid moeten nemen van hun eigen specialisme. Binnen het nieuwe onderwijsmodel wordt de stof namelijk geïntegreerd aangebo- den. Voortaan werk je niet meer individueel, maar in teamverband. Iedere docent moet die omslag maken. Voor de een is dat makkelijker, dan voor de ander.’

‘We ontvangen veel informatie over het nieuwe onderwijsconcept tijdens regulier teamoverleg en studiedagen. Als studieloopbaanbegeleider treed je vooral op als coach van de student. Om ons hier op voor te bereiden volgen we ook trainingen.’

‘Het nieuwe onderwijsconcept bouwt voort op al ingeslagen wegen. Wat dat betreft weten we wel wat we kunnen verwachten. Niettemin is het nog steeds een grote omslag. We houden er rekening mee dat niet alles wat bedacht is in de praktijk direct goed werkt. Door het onderwijsprogram- ma frequent te evalueren kunnen pijnpunten al snel boven water komen.

De gesprekken met studenten in het kader van studieloopbegeleiding zijn ook belangrijk om snel aan het licht te brengen waar studenten wel en niet tevreden over zijn. Zo kun je tijdig bijsturen.’

‘Zelf vind ik het nieuwe onderwijsconcept waarbij uitgegaan wordt van competenties en een vrijheid van keuze (differentiatieminor) voor de student goed. Onderwijs en zeker hbo-onderwijs moet contant aansluiten bij wat er leeft in de maatschappij. Dit betekent dat we nu niet iets bouwen waar we voor tien jaar aan vast zitten. Na drie tot vijf jaar kan het zijn, dat opvattingen in werkveld en maatschappij weer tot veranderingen leiden in het onderwijs. Het nieuwe onderwijsconcept kan die veranderingen aan’.

Eigenlijk moeten we afscheid nemen van ons vak

we onderwijselementen in het curriculum ingebouwd. De opleidingen in Den Haag hadden ook al ervaring opgedaan met een pilot rondom com- petentiegericht onderwijs. Alle opleidingen waren dus al wel aan het experimenteren, maar ieder op een eigen manier’.

‘De idee was dat al deze experimenten een plek konden krijgen in het nieuwe competentiegerichte onderwijsmodel. Iedereen was dus erg positief over de vernieuwing van het curriculum. Het was echter niet zo eenvoudig als wij dachten. Het heeft toch veel tijd gekost een duidelijk kader vast te stellen waarbinnen het nieuwe curriculum wordt aangebo- den. Verschillende deelgroepen met docenten van verschillende vestigin- gen werken nu aan de uitwerking van zaken als studieloopbaanbegelei- ding, toetsen, de digitale leeromgeving en de beroepspraktijkvorming.’

‘Communicatie over het nieuwe onderwijscurriculum speelt een belang- rijke rol in de uitwerking van een nieuw onderwijscurriculum. Dat is best lastig. Aanvankelijk is een kleine groep van alle opleidingen aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een plan voor uitwerking van het nieuwe curriculum. Vervolgens zijn andere docenten in deelgroepen aan de slag gegaan met de uitwerking van verschillende onderdelen. De reguliere docent die ondertussen ook nog het ‘oude’ onderwijsprogramma moet verzorgen, wordt zoveel mogelijk bijgepraat tijdens periodieke scholings- bijeenkomsten.’

‘Een niet onbelangrijk onderdeel van de uitvoering van het onderwijspro- gramma is monitoring. Na afloop van het semester vindt er een evaluatie met zowel docenten als studenten plaats. Oneffenheden in de uitvoering van het nieuwe onderwijsprogramma komen op die manier snel aan het licht. Wel zo belangrijk en dat beseft iedereen ook. Hoe druk docenten het ook hebben, zij voelen zich toch verantwoordelijk voor een goede uit- voering en zetten daarom alle zeilen bij om de veranderingen op tijd rond te krijgen’.

(25)

INTERNATIO NALISERING

FOTOGRAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

(26)

O NALISERING

(27)

‘Als directeur van ASAR(Institute of Advanced Studies and Applied Research) ben ik onder meer binnen INHOLLAND verantwoordelijk voor internationalisering.ASARverzorgt een aantal operationele taken, zoals de opvang van buiten- landse studenten en geeft daarnaast strategisch advies aan het College van Bestuur. Zo adviseert ASARover universi- teiten die geschikt zijn voor samenwerking en over interna- tionale samenwerkingsprojecten. Ook geeft zij advies over de meest interessante regio’s en over uitwisselingsmogelijk- heden voor studenten en docenten.’

‘We moeten sterker inzetten op internationalisering. Het moet tussen de oren komen. Mensen moeten gaan begrijpen dat het belangrijk is. Je kunt niet meer zeggen dat je alleen onderwijs verzorgt voor hier, voor het MKBaan de overkant van de straat. Iedereen die wel eens een krant leest, weet dat wij in Nederland zeer afhankelijk zijn van Europa.’

‘Al voor de fusie hebben we aangegeven in welke regio’s we willen excelleren. Dat is op de eerste plaats natuurlijk Europa en dat heeft alles te maken met de EU. Zeker sinds het Akkoord van Bologna is de EUeen sterke stimulans voor Europese samenwerking in het hoger onderwijs. En met de nieuwe lidstaten in Centraal-Europa wordt de EU alleen nog maar interessanter. Daar liggen allerlei kansen, niet alleen voor uitwisseling van studenten en docenten, maar ook voor curriculumontwikkeling en commerciële activiteiten.’

‘Studenten blijken nog steeds een grote voorkeur voor de Angelsaksische landen te hebben. Daarna volgen in belang- stelling Spanje, Duitsland en Frankrijk. Studenten willen namelijk voor het overgrote deel naar een land waarvan ze de taal spreken, en dat is voor de meesten nog steeds het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten. Maar ondanks hun populariteit staan juist deze uitwisselingsrelaties onder druk. Dat heeft te maken met de financiering. Uitwisseling gebeurt met gesloten beurzen, dus voor iedere

INHOLLAND-student die in Engeland of de VSaan een bepaalde universiteit gaat studeren komt in principe een student van diezelfde universiteit terug om hier bij ons te studeren. Maar Britse en Amerikaanse studenten kiezen niet zo snel voor studeren in het buitenland zodat in het slecht- ste geval onze partners alleen studenten van ons krijgen en

WIJ ZIJN ONDERDEEL VAN EUROPA

p

(28)

er zelf geen terugsturen. Als de ongelijkheid te groot is of te lang duurt, willen die instellingen de samenwerking soms niet voortzetten. We hebben daar dus heel veel partners nodig.’

‘De samenwerking met Turkije wordt ook steeds intensie- ver. We merken dat veel Nederlandse studenten van Turkse afkomst graag een stage of een deel van hun opleiding wil- len doen in Turkije. Daar willen we ze natuurlijk graag bij helpen. Maar we willen zelf ook actiever Turkse studenten gaan werven om naar Nederland te komen. Veel Turkse jon- geren willen graag in het buitenland studeren, ook omdat er op de universiteiten in hun eigen land nog steeds te weinig plaatsen zijn voor de grote aantallen leerlingen die van de middelbare school komen. De meeste Turken willen het liefst naar de VS of naar het Verenigd Koninkrijk, maar wij proberen natuurlijk om ze te interesseren voor Nederland.’

Een andere regio die speciale aandacht geniet is Zuidoost- Azië. Dat heeft volgens Menéndez deels te maken met het economisch belang van die regio, maar ook met bewust beleid uit het verleden. De Nederlandse overheid geeft via specifieke subsidies geld voor iedere student die je binnen- haalt uit China, Indonesië of Zuid-Afrika, dus zo prozaïsch kan het ook zijn. ‘Toch’, zegt ze, ‘is het College van Bestuur eigenwijs genoeg om ook iets met Latijns-Amerika te willen.

Dat is overigens deels ingegeven door de studenten, we heb- ben zeker in de grote steden veel studenten die graag naar Latijns-Amerika willen. We hebben dus gezorgd voor goede relaties in Mexico, in Brazilië, in Argentinië en in Chili.’

opleidingen op het gebied van gezondheidszorg, manage- ment, economie, educatie en communicatie.INHOLLAND heeft daarnaast een uniek concept ontwikkeld voor onbe- kostigde opleidingen in het buitenland. Zo biedt zij al geruime tijd onbekostigde opleidingen van INHOLLAND Select Studies in het economische domein aan in Suriname.

Dit concept kan ook in andere landen worden uitgezet. Ook loopt er al vier jaar een project waarbij het curriculum en het kwaliteitssysteem van INHOLLANDis geïmplementeerd in de opleiding Bedrijfseconomie van INHOLLAND Suriname. De ervaringen met dit project vormen een goede basis voor verdere uitbreiding in Suriname naar andere opleidingen.

Menéndez merkt bij haar buitenlandse contacten dat INHOLLANDwordt beschouwd als een interessante part- ner, vooral vanwege de goede relatie met het bedrijfsleven en de focus op vraaggericht onderzoek. Toch betekent dat niet dat zomaar met iedere mogelijke partner in zee wordt gegaan. Een goede matching is essentieel en dus moet er een goede selectie worden gemaakt. Daarvoor worden de internationale rankings bestudeerd, worden de onderwijs- programma’s bekeken, de methodiek. En soms worden de potentiële partners bezocht. ‘Wij zijn een HBO, wij zijn geen instituut voor topresearch. Daar moet je dus ook niet naar gaan kijken, want dan zijn wij voor hen helemaal niet interessant. Je bent altijd op zoek naar gelijkwaardige part- ners, zodat je elkaar allebei wat te bieden hebt.’

De opleidingen aanbieden in een vreemde taal is uiteraard niet voldoende. ‘Je moet zorgen voor een goede mix van studenten uit verschillende landen, zodat de Nederlandse studenten in aanraking kunnen komen met Amerika, met Frankrijk, met Spanje. Dan kunnen ze een bepaald kennis- domein vanuit verschillende invalshoeken gaan benaderen, dan gaan ze al leren vanuit een internationale dimensie.

Maar minstens zo belangrijk is het om internationale casuï- stiek te verwerken in het curriculum. Studenten moeten in aanraking worden gebracht met internationale business cases, dat gebeurt binnen het hbo nog veel te weinig. Wij

Studenten willen voor het overgrote deel naar een land waarvan ze de taal spreken

INTERVIEW SUSANA MENÉNDEZ

FOTOGRAFIE: RON ZWAGEMAKER

p

(29)

zijn natuurlijk ook altijd welkom. Op kleinere vestigingen, zoals Delft en Den Haag wordt een paar keer per week spreekuur gehouden. In principe is het takenpakket op alle locaties gelijk, maar natuurlijk zijn er aan- dachtsverschillen. In Haarlem is er bijvoorbeeld veel aandacht voor de uitwisseling met Amerikaanse partners, terwijl in Alkmaar de nadruk ligt op Europa’.

‘In de toekomst zal er steeds meer aandacht komen voor ‘Internationali- sation at Home’ dat wil zeggen, dat er meer aandacht komt voor studen- ten die niet fysiek de grens over (kunnen) gaan. Door modules van andere onderwijsinstellingen via de elektronische leeromgeving aan te bieden en het contact met de internationale studentenpopulatie op de hogeschool zelf kunnen zij toch ‘internationale ervaring’ op doen. Deze ervaring zullen studenten nodig hebben om in een internationale en interculturele arbeidsmarkt te kunnen opereren.’

‘Het internationaliseringsbeleid wordt samen met de opleidingen inge- vuld. Om alles goed te laten verlopen is er intensief overleg over onder meer de uitwisseling van studenten. Ook is er per locatie een internatio- naliseringsoverleg waar alle internationaliseringscoördinatoren van de opleidingen aan deelnemen. In dit overleg worden bijvoorbeeld gezamen- lijke activiteiten zoals de Internationale Week besproken. Daarnaast is er veel afstemming over nieuw te ontwikkelen beleid en docentenuit- wisselingen.’

Sjoukje Elsma (34) medewerker International Office over de praktische ondersteuning van het onderwijs op het gebied van internationa- lisering

‘Het International Office is een spin in het web, tussen de studenten, de Schools en de buitenlandse partners. Het International Office adviseert de Schools en faciliteert en begeleidt het proces van internationalisering.

Een belangrijke taak is de aanvraag en verantwoording van Europese subsidies voor bijvoorbeeld studentbeurzen. Ook regelen wij voor Schools de uitwisselingscontracten met partnerinstellingen. Studenten en docenten die naar het buitenland willen voor studie en/of stage kunnen bij ons terecht voor vragen en beurzen. Voor internationale studenten die bij INHOLLANDstuderen, zijn we het eerste aanspreekpunt. We krijgen allerlei vragen, variërend van ‘ik voel mij zo ziek, naar welke dokter kan ik gaan’ en ‘ik heb de Indonesische nationaliteit en mijn verblijfsvergunning verloopt, hoe kan ik een nieuwe aanvragen’. Daarnaast informeren wij de wervingsagenten in China en Indonesië over de mogelijkheden om bij Hogeschool INHOLLANDte studeren en regelen wij voor deze studenten een visum. Het deelnemen aan studiebeurzen in het buitenland hoort ook tot ons takenpakket.’

‘Er zijn International Offices in Alkmaar, Diemen, Haarlem en Rotterdam. Elke dag is er spreekuur voor studenten, maar medewerkers

Wij zijn een spin in het web

RESULTATEN OP DE WERKVLOER > MINI-INTERVIEWS

Internationale overeenkomsten en uitwisselingen Hogeschool INHOLLANDheeft met 340 universiteiten en hoge- scholen in het buitenland een samenwerkingsovereenkomst afgeslo- ten. In het kader van deze samenwerkingsovereenkomsten vinden er regelmatig uitwisselingen van studenten plaats.

De definitie van een uitwisselingsstudent is een student die voor studie of stage minimaal 3 maanden aan Hogeschool INHOLLAND of de partnerinstelling in het buitenland studeert.

Totaal aantal uitwisselingsstudenten Hogeschool INHOLLAND

Inkomende studenten 476 Uitgaande studenten 804

Generaal totaal 1.280

INTERNATIONALISERING

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Het publiek mag niet weten dat journalisten eigenlijk gewone mensen zijn, omdat gewone mensen hun baan willen behouden of zelfs carrière willen maken en gewone mensen elkaar

Hoofstuk 10: Sintese van doelwitte D en E - Metateoretiese beginsels oor hoe prediking geestelike groei in 'n gemeente kan bevorder.. Die doel van hierdie navorsing i s om

Gelet op het instrument strategische beheervisie, het huidige kwaliteitsniveau van de arealen en de actuele financiële taakstelling tot weloverwogen keuzes te komen voor het

Wat dat betreft is het vanuit het perspectief van klantvriendelijkheid al een hele stap vooruit dat tegenwoordig in belangrijke zaken de beslissing zelf, woordelijk, vrijwel

Mate van verdroging gerelateerd aan het aanwezige vegetatietype tevens doeltype De beoordeling komt volledig overeen met de hierboven gegeven beoordeling vanuit de ecologische

In conclusion, our study has shown that a prediction model, incorporating ultrasound parameters such as cortical appearance, keyhole sign of the bladder and

De geregistreerde gebruiksgege- vens zijn echter bovendien uitgangspunt voor een groot aantal andere bedrijfsinterne be- heerprocessen, zoals het dynamisch configu- reren van