• No results found

Fobie voor locale corticosteroïden. atopisch eczeem

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Fobie voor locale corticosteroïden. atopisch eczeem"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Fobie voor locale cortico- steroïden bij patiënten met

atopisch eczeem

Bron: Charman CR, Morris AD, Williams HC.Topical corticosteroid phobia in patients with atopic eczema.

Br J Dermatol 2000, May;142:931-6.

(Charman CR: Department of Dermatology, Queen's Medical Centre, Nottingham NG7 2UH, U.K. carolyn.

E-mail: charman@nottingham.ac.uk)

Door: Mw. Dr. E.G. Langeveld-Wildschut, dermato- loog, Ziekenhuis Gooi-Noord, Hilversum.

Locale corticosteroïden worden door dermatologen zeer frequent voorgeschreven voor de behandeling van patiënten met atopisch eczeem. De angst van de patiënten voor de bijwerkingen van deze therapie zou belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de therapietrouw.

In bovengenoemde studie werden aan 200 polikli- nische patiënten met atopisch eczeem (leeftijd 4 maanden tot 67.8 jaar) diverse vragen gesteld met als doel de prevalentie en de bron van de angst voor locale corticosteroïden te bepalen. Tevens werd het kennisniveau aangaande de sterkte van verschillende locale corticosteroïden onderzocht.

Van de ondervraagde patiënten maakte 72,5% zich ongerust over de eventuele bijwerkingen van locale

corticosteroïden bij zichzelf of hun kinderen.

Vierentwintig procent van de patiënten gaf toe van- wege deze angst de therapie niet volgens voor- schrift te gebruiken.

De meest voorkomende reden tot ongerustheid was de angst een dunnere huid te krijgen (34.5%).

Verder maakte 9.5% van de patiënten zich bezorgd over eventuele systemische absorptie met gevolgen voor de groei en ontwikkeling. Het meest gebruikte corticosteroïd was Hydrocortison. Dit preparaat werd door 31% van de patiënten als sterk, zeer sterk of van onbekende sterkte geclassificeerd.

Slechts 62.5% van de 48 patiënten die in het verleden zowel Dermovate®als Hydrocortison gebruikten, wist dat Dermovate®sterker werkt dan Hydrocortison. Als meest geraadpleegde bron van informatie over de locale corticosteroïden werd de huisarts genoemd.

Commentaar:

Huidatrofie en systemische bijwerkingen kunnen in zeer zeldzame gevallen voorkomen bij patiënten die locale corticosteroïden gebruiken. De angst die onder de patiënten met atopisch eczeem blijkens deze studie leeft, lijkt echter niet in proporties met de reali- teit van de frequentie van voorkomen van deze bijwerkingen. Deze studie toont de grote behoefte aan betrouwbare informatie aan die bij patiënten leeft, het nut van betere educatie van patiënten en mogelijk ook van huisartsen aangaande de veiligheid, sterkte en het juiste gebruik van locale corticosteroïden. Dit zal de therapietrouw en dus de behandelingsresul- taten verbeteren.

Journal Scan

Introductie

De rubriek ‘Journal Scan’ signaleert belangrijke artikelen uit de wereldliteratuur op het gebied van Allergie en vat deze voor u samen, zodat u zich snel en gemakkelijk op de hoogte kunt houden van de laatste ontwikkelingen die relevant zijn voor de kliniek.

Diverse specialisten plaatsen de essentie van deze artikelen via een commentaar in per- spectief voor de dagelijkse praktijk.

(Ned Tijdschr Allergie 2001;1:37-41)

(2)

Verminderde atopische klachten bij kinderen met een Schisto- soma haematobium infectie: de

rol van parasieten-geïnduceerd Interleukine-10

Bron: Van den Biggelaar AHJ, van Ree R, Rodrigues LC, Lell B, Deelder AM, Kremsner PG, Yazdanbakhsh M.

Decreased atopy in children infected with Schistosoma haematobium: a role for parasite-induced Interleukine 10. Lancet 2000;356:1723-7.

Door: Dr. R. Gerth van Wijk, allergoloog, Academisch Ziekenhuis Dijkzigt, Rotterdam.

Veel onderzoek is gericht op de rol van infecties bij het voorkómen van allergie en op de verschuiving van T-helper 2 reacties naar T-helper 1 reacties onder invloed van infecties. Parasitaire worminfecties, die endemisch voorkomen in gebieden met een lage prevalentie van allergie, geven echter aanleiding tot sterke T-helper 2 responsen. In dit onderzoek wordt de invloed van chronische helminth-infecties op de prevalentie van allergie beschreven.

520 Gabonese kinderen werden getest op het vóór- komen van een sensibilisatie voor huisstofmijt en andere inhalatie-allergenen, alsmede op eieren van Schistosoma haematobium in de urine en microfi- lariae in het bloed.

Kinderen met een schistosomiasis vertoonden een lagere prevalentie van positieve huidreacties voor huisstofmijten, vergeleken met infectievrije personen (odds ratio 0.32 [98% CI 0.16-0.63]). Schistosoma- antigeen-specifieke concentraties van het anti inflam- matoire IL10waren hoger bij geïnfecteerde kinderen.

Hogere concentraties IL10 waren negatief geasso- cieerd met de uitkomst van de huidtests met huis- stofmijt.

De conclusie luidt dat het bij schistosomiasis geïn- duceerde IL10 een rol speelt bij de onderdrukking van atopie in Centraal Afrika.

Commentaar:

De onderzoekers proberen inzicht te verkrijgen in de relatie tussen atopie en parasitaire infec- ties. Zij maken het aannemelijk dat parasitaire infecties enerzijds T-helper 2 gemedieerde sensibilisatie stimuleren, anderzijds een ont- stekingsremmend mechanisme in werking stellen waardoor de effecten van sensibilisatie op huidtest-niveau minder tot uiting komen.

Op deze manier zou discrepantie tussen sensi- bilisatie voor allergenen en expressie van aller- gische ziekten in derde wereldlanden verklaard kunnen worden.

Beoordeling van latex allergie bij werknemers in de gezond- heidszorg: zijn de beschikbare

tests valide?

Bron: Pridgeon C, Wild G, Ashworth F, Egne W, Ward AM. Assessment of latex allergy in a healthcare popula- tion: are the available tests valid? Clin Exp Allergy 2000; 30:1444-49.

Door: Dr. S. van der Heide, biochemicus, Academisch Ziekenhuis Groningen.

Een allergie voor latex kan ernstige klachten veroor- zaken bij mensen die werkzaam zijn in de gezond- heidszorg en die een risicogroep vormen voor dit type allergie. Een type I allergie voor latex kan een levensbedreigende, systemische reactie veroorzaken, die geassocieerd is met een allergeen-specifieke IgE- respons voor eiwitten die in latex worden aange- troffen. De geschatte prevalentie van latex-allergie bij personen die werkzaam zijn in de gezondheids- zorg varieert sterk (2.8% - 18%), maar de verschillen- de studies differentiëren niet altijd tussen werknemers met een positieve IgE-test voor latex en die met een klinische allergie (symptomen).

Het doel van de huidige studie was om de prestaties te beoordelen van een viertal IgE-bepalingen en J o u r n a l S c a n

(3)

teerde klinische symptomen door middel van een vragenlijst.

Huidpriktests werden uitgevoerd bij 55 vrijwilligers uit de gezondheidszorg waarbij gebruik gemaakt werd van drie verschillende extracten: a) een com- mercieel latexextract (Stallergens, France), b) een eigen vervaardigd (‘inhouse’) extract van latex- handschoenen en van c) verse latex-handschoenen.

Serum IgE-metingen tegen latex werden verricht met Pharmacia-Autocap (A), Pharmacia-Unicap (B), DPC-Immulite (C) en Hycor-Hytec (D). Alle deelnemers beantwoordden vragen betreffende hun allergische voorgeschiedenis en de blootstel- ling aan latex in de werkomgeving.

Ruim 9% van de mensen gaven aan werkgerelateer- de klachten te hebben die zouden kunnen passen bij een IgE-gemedieerde allergie voor latex.

Huidtests voor latex waren positief bij 2.9% tot 14.3% van de proefpersonen. De serum-IgE uitsla- gen voor latex waren verhoogd bij 3.6% (Assay B) tot 43.6% (Assay D) van de werknemers. Zowel de resultaten van de huidtests als die van de IgE-tests waren niet geassocieerd met symptomen van de werknemers.

De onderzoekers concluderen dat er een grote spreiding bestaat onder de IgE-uitslagen voor latex, die waren verkregen met de verschillende methodes.

Een IgE-bepaling alléén is niet voldoende voor het vaststellen van een (klinische) latex-allergie. Gestan- daardiseerde latex-extracten en een Internationaal Referentie-extract voor validatie van zowel in vivo als in vitro tests, zijn dringend nodig.

Commentaar:

Een latexovergevoeligheid kan, na blootstelling aan latex, bij bepaalde personen aanleiding geven tot ernstige symptomen. De aanwezig- heid van een sensitieve en specifieke IgE- bepaling is dan ook belangrijk voor betrouw- bare diagnostiek. Hoewel in het hiervoor beschreven onderzoek niet helemaal duidelijk is hoe de klachten ten gevolge van de latex- blootstelling gescoord zijn (gouden standaard), suggereren de resultaten toch dat de gebruikte allergietests verbetering behoeven.

mijten, katten) en de ontwikke- ling van astma op de kinder-

leeftijd: een cohort studie

Bron: Lau S, Illi S, Sommerfeld C, Niggemann B, Bergmann R, von Mutius E, Wahn U, and the Multi- centre Allergy Study Group. Early exposure to house- dust mite and cat allergens and development of childhood asthma: a cohort study.

The Lancet 2000, 356:1392-97.

Door: Dr. S. van der Heide, biochemicus, Academisch Ziekenhuis Groningen.

In een prospectieve studie werd een geboorte- cohort gedurende 7 jaren gevolgd en werd de in- vloed onderzocht van de blootstelling aan binnen- huisallergenen (huisstofmijten, katten) gedurende de eerste levensmaanden op de ontwikkeling van astma bij deze kinderen op latere leeftijd (7 jaar).

Van 1.314 in 1990 geboren kinderen uit 5 Duitse steden waren na 7 jaar follow-up gegevens aanwezig van 939 kinderen. Deze data betroffen herhaalde serum IgE-metingen voor voedsel- en inhalatie- allergenen, bepaling van de concentratie binnen- huisallergenen (huisstofmijten en katten) in stof- monsters na 6 maanden, 18 maanden en 3 jaar, en onderzoeksgegevens van een kinderarts. Op de leef- tijd van 7 jaar werden bij 645 kinderen longfunctie en bronchiale hyperreactiviteit (PC20 histamine) gemeten.

Op 7-jarige leeftijd was de prevalentie van piepen (‘wheezing’) gedurende de laatste 12 maanden 10.0% en meldde 6.1% van de ouders dat een arts de diagnose astma had gesteld. Een allergische sen- sibilisatie voor binnenhuisallergenen was sterk geassocieerd met astma, piepen en een toegenomen bronchiale reactiviteit. Daarnaast was deze sensibi- lisatie geassocieerd met blootstelling aan deze aller- genen. Er werd echter geen relatie gevonden tussen de mate van blootstelling aan allergenen van huis- stofmijten of katten op jonge leeftijd en de preva- lentie van astma, piepen en een toegenomen bron- chiale reactiviteit op 7-jarige leeftijd.

(4)

De auteurs concluderen dat de hypothese dat vroege blootstelling aan allergenen in onze omgeving de oorzaak is van astma bij jonge kinderen niet onder- steund wordt door hun onderzoeksgegevens.

Allergische sensibilisatie en de ontwikkeling van astma worden door onafhankelijke factoren bepaald.

Commentaar:

Hoewel uit diverse studies is gebleken dat allergische sensibilisatie (vooral voor huisstof- mijten) een risicofactor vormt voor het ontstaan van astma, laat dit onderzoek zien dat de invloed van vroege blootstelling aan huisstof- mijten op het ontstaan van astma beperkt is.

Blijkbaar zijn er andere omgevingsfactoren die uiteindelijk bepalen of een gesensibiliseerd persoon astma ontwikkelt. Deze resultaten kunnen een rol spelen in de discussie of pri- maire preventie van allergische ziekten moge- lijk is door enkel toepassing van allergeenver- mijdende maatregelen.

De effecten van verschillende graden van luchtvervuiling op

atopie en symptomen van allergische rhinitis

Bron: Keles N, Ilicali C, Deger K. The effects of different levels of air pollution on atopy and symptoms of allergic rhinitis. Am J of Rhinol;1999: 13:3:185-190.

Door: Dr. P.P.G. van Benthem, KNO-arts, Ziekenhuis- centrum Apeldoorn, Apeldoorn.

In dit artikel wordt een studie beschreven waarin de symptomen zijn geëvalueerd van twee groepen studenten (n=386) met een allergische rhinitis. De groepen wonen in twee verschillende buurten van Istanbul, Turkije, met een verschillende luchtver- vuilingsbelasting. Een vragenlijst werd ingevuld.

Alle mensen ondergingen huidpriktestst ter vast- stelling van hun allergische status. Rhinomano- metrie werd uitgevoerd. De prevalentie van atopie verschilde niet tussen de twee woongebieden. Wél kwamen er in het vervuilde gebied significant meer symptomen van allergische rhinitis voor (22.8% versus 6%). Geen verschil werd gevonden bij rhinomano- metrie. Geconcludeerd wordt dat luchtvervuiling een negatief effect heeft op de symptomen van allergische rhinitis, maar dat het de prevalentie van allergische rhinitis niet beïnvloedt.

Commentaar:

Op elegante wijze toont deze studie aan dat aspecifieke prikkels, zoals luchtvervuiling, géén invloed hebben op de sensibilisatie van patiënten met een atopische rhinitis, echter wél op de symptomatologie bij patiënten met deze aandoening.

Werkzaamheid van endosco- pische sinuschirurgie bij astma:

management van patiënten met chronische rhinosinusitis, nasale

polyposis en astma

Bron: Dunlop G, Scadding GK, Lund VJ. The effect of endoscopic sinus surgery on asthma: management of patients with chronic rhinosinusitis, nasal polyposis and asthma.

American Journal of Rhinology, 1999:13:4:251-260.

Door: Dr. P.P.G. van Benthem, KNO-arts, Ziekenhuis- centrum Apeldoorn, Apeldoorn.

In dit artikel wordt een studie beschreven waarin de effectiviteit van neusbijholten-chirurgie wordt geëva- lueerd bij de behandeling van volwassen patiënten met astma en chronische rhinosinusitis of polyposis nasi.

J o u r n a l S c a n

(5)

scopie en CT-scan onderzoek. Astma-controle werd gedocumenteerd gedurende 12 maanden, de ‘peak- flow’ werd gemeten, evenals het gebruik van medica- tie (waaronder orale corticosteroïden) en de frequentie van ziekenhuisopname.

Twintig patiënten vonden dat hun astma-controle postoperatief was verbeterd. Twintig procent ge- bruikte minder steroïden via een inhaler, 28%

gebruikte minder bronchodilatoren. Een significant lager gebruik van orale steroïden en minder zieken- huisopnamen werden vastgesteld. Er werd geen verschil gevonden tussen de patiënten met neus- poliepen en met chronische rhinosinusitis. De meest preoperatief voorkomende neusklachten waren neusobstructie en reukverlies. Door middel van ‘visual analog scores’ kon worden vastgesteld dat al deze symptomen verbeterden. Gecon- cludeerd wordt dat operatieve behandeling van

Commentaar:

Deze studie toont weer eens het belang aan van een adequate sanering van de neus- en neusbijholten voor het goed onder controle krijgen van astma. Er zijn wel kanttekeningen te maken bij de validiteit van de studie-opzet.

Patiënten-groepen zijn niet gerandomiseerd en over blindering wordt niet gesproken.

Randomisatie en blindering bij studies die een operatieve behandeling evalueren zijn natuurlijk ook erg moeilijk. Wel zijn objectieve uitkomstmaten geformuleerd. De absolute risico- reductie voor bijvoorbeeld het gebruik van bronchodilatoren is fors, echter vanwege de kleine onderzochte groep is het betrouwbaar- heidsinterval breed.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

andere stoffen in de omgeving en van voedsel onvoldoende duidelijk is of deze een rol spelen bij het onderhouden of verergeren van eczeem, staat de zin van allergologisch onderzoek

Doordat een corticosteroïd zich in de huid ophoopt, is het twee keer per dag smeren na een beginfase van één tot vier weken niet meer nodig en zelfs af te raden.. Smeer de

Bij vormen van eczeem die niet met lokale middelen en/of lichttherapie onder controle kan worden gebracht, kan uw arts een systemische therapie voorstellen met antibiotica

Seborrhoïsch eczeem is een huidaandoening die weliswaar goed kan worden behandeld, maar waarvoor geen definitieve genezing mogelijk is omdat de aanleg voor deze vorm van eczeem niet

Annabel heeft vrij fors eczeem en zou voor een klasse 2 hormooncrème passend bij haar leeftijd in aanmerking komen. o Het smeren

• niet te heet baden/douchen, gebruik geen zeep maar olie en/of zalf.. • slaap koel en kleed je niet

De vakgroep dermatologie gebruikt voornamelijk de folders van de Nederlandse Vereniging voor dermatologie en Venerologie, klik op de link voor informatie over constitutioneel

De vakgroep dermatologie gebruikt voornamelijk de folders van de Nederlandse Vereniging voor dermatologie en Venerologie, klik op de link voor informatie over seborrhoïsch