• No results found

BESTE VRIENDEN EN VRIENDINNEN OOM DONALDS BRIEVENBUS OPLETTEN ALLEMAAL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BESTE VRIENDEN EN VRIENDINNEN OOM DONALDS BRIEVENBUS OPLETTEN ALLEMAAL"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BESTE VRIENDEN EN VRIENDINNEN OOM DONALDS BRIEVENBUS

Opgewonden kwamen Puk en Max binnenrennen.

„Oom Mickey! Er is een circus in de stad met leeuwen en tijgers en- mogen we er naar toe?”

Mickey, die rustig z’n krant had zitten lezen, keek op. „Eh.. wat zeiden jullie, jongens?”

„Er is ’n circus in de stad, Oom Mickey!”

„Zo, da’s leuk, hè? Hebben jullie alle boodschappen gedaan?”

„J-ja, Oom Mickey. En mogen

„Zet alles dan in de keuken en gaan jullie nog maar fijn even spelen.” Beteuterd keken Puk en Max elkaar aan en brachten toen de zware boodschappenmand naar de keuken.

„Hoe vind je dat nou?” barstte Puk daar los.

„Sja,” zuchtte Max, „dat wordt geen circus. Oom Mickey heeft ons niet eens gehoord. Hij wilde ons niet eens horen, geloof ik.”

„Nee, maar naar het circus géén we, dan maar zonder kaartjes!”

„Bedoel je onder het tentzeil door?” — „Juist!”

En die avond slopen twee kleine jongens het kermisterrein op, steeds angstig om zich heen kijkend, en kropen toen onder het tentzeil door. Net toen ze naar plaatsen wilden gaan zoe¬

ken, hoorden ze achter zich een zware stem: „Zo, twee insluiper- tjes, hè?!”

Puk en Max waren zo geschrok¬

ken, dat ze niet eens om durfden kijken. „Kom mee!” zei de man achter ze. Hij greep ieder van hen bij de arm en bracht ze regelrecht naar plaatsen vlakbij de piste. „Ga zitten,” zei de stem en pas toen waagden de jongens het om te kijken. „Oom Mickey!”

Mickey grinnikte. „Ik had van¬

ochtend al drie kaartjes gekocht, jongens, maar toen ik hoorde dat jullie van plan waren stie¬

kem onder het zeil door te krui¬

pen, besloot ik jullie je gang te laten gaan!”

„Sjonge, zijn wij even blij dat u het was!” riep Max opgelucht.

„Wat waren we bang;; we zullen niet gauw nog ’ns proberen zon¬

der kaartjes binnen te komen!”

OOM DONALD

OPLETTEN ALLEMAAL Hier volgen de namen van de prijswinnaars en -winnaressen van de wekelijkse prijsvraag in nummer 10:

le pr.: Bert v. Kerkhof, Wijchen.

2e pr.: Els v. d. Horst. Oost- Souburg.

3e t/m 12e pr.: Marjo de Rijk,

(3)

(IDALTDi$N€Y*

boerdeR'J

ZIS&'SSS’

midden

WOPI

(4)

'DAT KUNT IK GA NAAR DE SHERIFF!

VOOR IEDERE GEVAN¬

GEN PRAIRIEWOLF KRIJG JE EEN >

BELONING I -j HU IS GROOT GENOEG OM

MIJN KIPPEN TE STELEN I WAARSCHIJNLIJK HEEFT Z‘N MOEDER HEM DAT M BIJGEBRACHTI

BEST MOGELIJK, JJA. EN WAT BENT U VAN PLAN MET HEM TE GAAN

DOEN, OMA?

JU TOCH NIET {DOEN, OM Al ZO

LEUK!

BEST MOGELIJK. DONALD.

MAAR EEN PRAIRIEWOLF WIL DAT TOCH NOOIT WETEN I HOE KUNT U KWAAD

ZIJN OP ZO'N KLEIN BEESTJE I PER SLOT VAN REKENING WEET HIJ NIET. DAT HIJ DIT NIET MAG DOENI

GEEFT U HEM AAN MIJ I IK GELOOF DAT IK HEM BEST ZOU KUNNEN AFRICHTEN I

HET LUKT JE NOOIT.

DONALD. GELOOF ME NU MAAR. , ' IK KEN ZEI _y

MAAR GOED. GA JÉ GANG DAN MAAR. IK H JE GEWAARSCHUWD. JE ZULT ZIEN DAT EEN , RIEWOLF ALTIJD EEN KIPPENDIEF BLIJFT. HOE LIEF JE OOK TEGEN HEM DOETI ~_

TOE. OMA. ALSTUBLIEFT I IK WIL WEL 'NS ZIEN OF JE HET KLAAR.

SPEELT HEM MET LIEFDE EN GEDULD AF TE RICHTEN.

ZOALS DAT IN DE BOEKEN -STAAT Ir-

I DE SCHRIJVERS I VAN DIE BOEKEN

HEBBEN HET NOG NOOIT ZELF GE¬

PROBEERDI -

ZO. DAT IS DE LAATSTE PLANK.

HIJ MOET WEL HEEL HOOG KUNNEN SPRINGEN OM j HIER UIT TE KOMEN I —y J

EN NU ZULLEN WE JOU 'NS UIT DE KIST LATEN KOMEN. MANNE¬

KE! DAARNA ZUL JE METEEN ZIEN DAT IK EEN VRIEND VAN JE BEN. NIETWAAR? j—nf

HIJ ZAL U VAST WEL ERG DANK¬

BAAR ZIJN I

(5)

. /h-hé. zegi kalm \

■ . ... i .■ 1 / U MOET IETS DOEN. OOM DONALD 1 mmÊL / HIJ PROBEERT EEN GAT TE GRAVEN WjaBL 1 ONDER DE SCHUTTING DOORI VLUGJ

>r-

” MA7 HEM MAAR, JONGENS. IK \ HEB OVERAL ONDER DE OMHEI. 1

^■k.- ^ N/NG STAALDRAAD AAN LATEN (

^ BRENGEN OM DE PRAIRIEWOL- \

^ 1-\V£NUIF DEWO/Ti HOUüP.-'

£41****' sn/%'

') '\0 V> +

, — 'vi£«

I / KOM MAAR. BEESTJE1 KIJK 'NS WAT JE teï^Ét H af OOMPJE DONALD HIER VOOR JE HEEFT 1 1 1 EEN FLESJE MELK VOOR HET KLEINE f

| DAT... DAT ONDANKBARE. GEMENE. VALSE ’VS£y.v‘

MONSTER... EH, IK BEDOEL NATUURLIJK:

1 DAT EENZAME

x in '

(6)
(7)

NOU. WE WETEN IN IEDER GEVAL DAT HIJ IN HUIS IS. WE HOEVEN HEM NU ALLEEN NOG MAAR TE VINDEN, OMA I

— \ r ■ ^ rx^'- VLUG, VOOR HIJ ALLES IN HUIS STUK i

GEMAAKT HEEFT I J

KRIJG HEM DAT HOEFT OOK NIET..

WEL ALS HIJ ZICH ER HELEMAAL DOORHEEN GEGRAVEN HEEFTI/~

IK DURF HEM ECHT NIET TE GAAN PAK-

KEN I „

HET WORDT TIJD DAT JE ER GENOEG VAN KRIJGT, DONALD. MET DE BELONING, DIE IK VOOR DAT MORMEL KRIJG, KAN IK NET EEN NIEUWE BANK KOPEN, DENK '

Vs TROOP. EEN HELE /WEEK BEN IK BEZIG GEWEEST, VOOR IK

DIE PAN VOL HAD. 'HET... HET SPIJT ME]

HEEL ERG, OMA... ) ECHTI v C# TTT

(8)

ER STAAT OOK EEN HOOFD- STUK IN OVER HET HYPNO¬

TISEREN VAN DIEREN. DAT SCHIJNT VRIJ GEMAKKELIJK - TE GAAN I .A

NATUURLIJK I WAT DOM, DAT IK DAAR NIET METEEN AAN GEDACHT HEB Ij OOM DONALDI OOM DO-

NALDII WE ZIJN ER ACH¬

TER GEKOMEN. HOE U , HEM KUNT AFRICHTENI X

HELEMAAL ONDER IN EEN VAN ONZE KOFFERS VON¬

DEN WE HET BOEK „HYPNO¬

SE". DAT U ■NS GEKOCHT/

7 HEBTI r _

MAAR DAT BOEK HEB IK ER NIET BIJ NODIG I IK HEB PAS NOG OP DE TELEVIS

GEZIEN. HOE JE ZOIETS MOET DOENI

HOOR JE ME NIET? ONTSPAN¬

NEN, ZEG IKI VOORUIT I SCHIET •NS EEN BEETJE OP. JIJ

HÈ, WIL JE DAT WEL 'NS LATENI K-KIJK ME NIET ZO AAN...

K KIJK ME N-NIET... J~ —

/ GOEIE GRUTJES I DE PRAIRIEWOLF HEEFT OOM DONAIO GEHYP¬

NOTISEERD!

DA'S ERG. DAT IS HÉÉL ERG.

HIER IN HET BOEK STAAT DAT JE DAAR NIETS AAN KUNT

DOENI -- ONTSPANNEN... ONTSPAN.

1

( NEN...-JE WORDT SLAPERIG NU.).

HEEL SLAPERIG^^^^^

^

v

” IHa", }

(9)

IK GELOOF DAT HU OOM DONALD '-—EEN BEVEL GEEFT I

KOM MEE. JONGENS/ HIJ WIL OOM DONALD HET HEK VOOR

HEM LATEN OPENMAKEN/

re WIJ ER NIET GEWEEST WAREN, HAD DAT BEEST NU GEWOON DOOR HET HEK WEG KUNNEN . Sifea, WANDELENI e9'msS^Ê

LAAT OOM DO- KIJK UIT. JONGENS ! HU

GAAT IETS ANDERS PRO- -BEREN I

(10)

NEE HOOR, HIJ IS NOG STEEDS STOUT I BIND HEM GOED VAST, DAN ZULLEN WE HEM NOG WAT

CITROENSAP GEVEN I

i >

10

(11)
(12)

I HET KLEINE PRAIRIE■ \ DAT moet ZIJN \ ZE ,S HEM NA‘ V

i

ARM' KLEIN‘ BANG EN «NZAAM WOLFJE... HIJ ) WOLFJE JANKT TERUG. MOEDER ZIJNI TUURLIJK KOMEN ) ZOU ZO GRAAG TERUG WILLEN NAAR Z N ) HOOR JE WEL- ^ -v ZOEKEN, JONGENS 1/ ' MAMA. MAAR HIJ ZIT OPGESLOTEN 1 (SNIFU^J

^ S 1 IK... IK VOEL ME ZO GEMEEN... HET MINSTE \ 1

WAT IK KAN DOEN, IS DAT BEESTJE LOS■ J ^ LATEN, ZODAT HIJ NAAR Z N MAMMIE ,-Q

^ , KAN GAAN/ y- J

W DE JONGENS WILDEN HET HEK OPEN. ■

>MA / EN DE JON- T MAKEN. OM ONZE KLEINE GEVAN- M

’ENSI WAT ZIJN J GENE LOS TE LATEN. DONALD, EN^^M TuitHv'oerTn"L " HEB ZË DAARBIJ GEHOLTLjfiP

f ■ til lil lAe

HO£TBUJ ZHET' 1 'K GELOOF DAT HU PR°' WÊË HIJ KOMT TERUG 1 SJON- ) WAT EEN LIEF flH|

■iGf, HIJ IS TOCH WEL 1 DIERTJE IS

Hnii OP/ 1 HIJ IS TERUGGEKOMEN OM HET ^19 nvv j FLESJ£ ciTRO£NSAP IN ONZE

• ' , . \ GEZICHTEN LEEG TE SPUIT

fgpl

| MORGENOCHTEND GAAN WE ONMIDDELLIJK MET Z'N 1 ALLEN NAAR DE STADI EN DAN ZULLEN WE DE SHERIFF

j VRAGEN. OF HIJ DE BELONING VOOR EEN GEVAN-

12

(13)

&(ht Wat,

MET DONALD DUCK HEB JE DIE AL? grommen en te blaffen. Dat was

wel merkwaardig, want tegen een lantaarnpaal blaffen hondjes in de regel niet. Men dacht eerst dat er een of ander dier in de paal ver¬

scholen zat, maar bij een nader onderzoek kwam aan het licht, dat het onderste gedeelte van de paal door kortsluiting onder stroom was komen te staan. Daar hadden de hondjes niet van terug....

Een piloot van een sportvlieg- tuig, die een noodlanding moest maken in de Sahara, werd al spoedig gekweld door een he¬

vige dorst. Hij had de helft van het water in z’n veldfles al op, en op een gegeven moment wasl' zijn dorst zo erg, dat hij beslootft.

de rest in één keer op te drin-?

ken. Op het ogenblik dat hij de fles aan zijn lippen zette, ont¬

dekte hij opeens een woestijn- vos, die naar een cactus liep. Op de cactus zaten drie slakken. De woestijnvos at er één op en liet de andere onaangeroerd, want ook morgen kwam er nog een dag. Dit voorbeeld van zelfbe¬

heersing deed de piloot beslui¬

ten, zuinig met het water in de veldfles om te springen. Dit hield hem in leven, tot men hem had opgespoord.

Het roodbruine woestijnvosje, dat je hier op de postzegel van Spaans Sahara ziet, heeft dus zonder het te weten het leven van een mens gered.

Hij is wat groter dan een eekhoorn, maar kleiner dan een haas. Zijn lange opstaande oren, zijn donkere oogjes en zijn spitse snuitje geven hem een scherpzinnig, maar ook een heel vreemd uiterlljk.

BLAFFEN TEQEN EEN LANTAARNPAAL In een stadje in Zuid-Engeland maakte men onlangs iets heel vreemds mee. In één van de - straten stond een lantaarnpaal.

Dat is natuurlijk niets bijzon- _ ders, maar ieder hondje, dat even aan die lantaarnpaal snuf¬

felde, begon heel nijdig te

DAT U/AS EEN KOOPJE J De veertienjarige Stanley Rice i Londen heeft kort geleden ht.

koopje van zijn leven gedaan. Een I radiowinkel bij hem in de buurt werd opgeheven en de aanwezige radio- en televisie-toestellen wer- I den tegen zeer sterk verlaagde i prijzen van de hand gedaan. Een I televisie-toestel, dat volgens de I winkelier onherstelbaar defect was, r moest twee pennies, dat is onge-L veer een dubbeltje kosten. Stanley»

kocht het onmiddellijk en toen h "m het toestel thuis

aansloot, kreeg hij een prachtig | beeld. De winke¬

lier scheen zich deerlijk vergist te hebben. T

<\V

POSTZEQEL- PLAKKER

Mijnheer Belville in de Ver¬

enigde Staten is postzegel¬

verzamelaar. Maar hij ver¬

zamelt ze op zijn eigen, speciale manier. Hij plakt de zegels die hij krijgt overal op.

Eerst is hij begonnen met het beplakken van een schaal, toen volgde een stoel, daarna een wand van een van zijn kamers en nu is hij met zijn auto begonnen. De spatbor¬

den en twee deuren zijn al klaar. In totaal denkt mijn¬

heer Belville er meer dan honderdduizend postzegels voor nodig te hebben. Hij strijkt er netjes blanke lak over heen, zodat ze er niet af kunnen weken, als het regent.

Je begrijpt wel dat die auto, als hij ergens geparkeerd staat, veel bekijkt heeft.

'RIJT-TIP Als je dikwijls kleurkrijt ge¬

bruikt, zul je wel gemerkt heb¬

ben, dat zo’n pijpje krijt heel gemakkelijk breekt. Dat is erg naar, want met die kleine stuk¬

jes kun je lang zo fijn niet wer¬

ken. Om het breken te voor¬

komen, kun je het beste een strookje plakband om het krijt wikkelen. Je zult dan zien dat het krijtje lang zo gauw niet breekt.

(14)

■9B1ËV#1

rrCBQ

HET IS MAAR GOED DAT U DIE RATTENVANGER NIET BENT. VADER I DAN HOEFDE U ALLE MAAR OP UW FLUIT TE BLAZEN OM ZE OVEl AL MEE NAAR TOE TE LOKKEN WAARHEEN

MAAR WILDE I ,-1 UH? U.... U MAAKT

NATUURLIJK EEN GRAPJE. HÈ7 WACHT 'NS/ DAT IS EEN IDEEI

/JA MAAR, VADER, HET IS ALLEEN MAAR EEN V. SPROOKJE I . fBRRRI IK HEB EEN HEKEL AAN RATTEN I IK

KAN ZE EENVOUDIG NIET ZIENI MAAR ALS HET MET DIE BEESTEN GAAT. ^ ( MOET HET OOK MET BIG■ J N . GETJES LUKKEN I J- ,

/WOLFJE. OM ‘—^

r DIE BIGGETJES TE 1 VANGEN, WIL IK ALLES K-- PROBEREN! .

(15)
(16)
(17)
(18)

WAT ER GEBEURDE:

Op een nacht wordt Pipo gewekt door de aanwezigheid van een wit paard.

Hij klimt in het zadel en wordt naar het huisje gebracht van Miriardo, de magiër, de oudste der goochelaars. Hij geeft Pipo een geluksei. De volgende morgen vertelt Pipo alles aan Mam- maloe en aan Petra. Ze denken dat hij gedroomd heeft. Als Pipo hun het kostbare geluks-ei wil laten zien, blijkt dat echter spoorloos verdwenen te zijn.

Ze spelen de hele middag ganzebord. ..

eerst even in slaap gevallen, maar na een uurtje is hij weer klaar wakker. Hij schuift de dekens van zich af en doet het raampje open. De wagen rijdt nu door een streek met veel dennebossen, ziet hij.

„Ik moet opstaan,” mompelt Pipo. „Ik moet proberen of ik de weg naar het huis van Miriardo terug kan vinden. Er zit niets anders op, ik moet hem gaan ver¬

tellen, dat ik het geluks-ei kwijt geraakt ben!”

Op dat moment komt Mammaloe, die de teugels aan Petra gegeven heeft, binnen.

„Pipo!” roept ze, „blijf toch onder de wol, man! Je bent toch ziek?!” — „Nee, Mam¬

maloe,” zegt Pipo, „maar ik voel me natuurlijk niet kiplekker, want ik ben mijn ei kwijt! Ik weet zeker, dat ik het gehad heb, Mammaloe. Dat meneertje Miriardo heeft het me vannacht heus ge-

Mammaloe trekt de dekens recht, sluit het raampje weer en zegt, dat Pipo nog ziek is zolang hij zulke wartaal blijft praten over gelukseieren en nachtgoochelaars! Ze zette Petra naast het bed van Pipo neer, om op te letten, dat haar papa zich verder als een nette zieke gedraagt. Daarna gaat ze weer de wagen sturen. Pipo ligt een tijdje somber te staren, zo erg zelfs, dat Petra medelijden met hem krijgt. Ze gaat naar haar kastje en komt terug met het ganzebord.

„Sapperdeflap!” zegt Pipo, „dat is een goed idee van jou! Als ik * dan toch ziek moet zijn, kan ik net zo goed de tijd prettig door¬

brengen! Zo, wie het eerst zes gooit, mag beginnen!”

Pipo en Petra spelen de hele middag ganzebord, eerlijk gezegd is Pipo de hele geschiedenis met dat geluksei alweer vergeten. Hij is trouwens net zo gelukkig zonder dat ei! Om zes uur zet Mammaloe * de wagen stop. „Er is geen warm eten, Pipo,” zegt ze, „want door het sturen heb ik geen tijd gehad om te koken! Ik zal een bordje lammetjespap voor je maken, dat is zo goed voor een lieve zieke!”

Dat is teveel voor Pipo. Hij houdt wel van pap, maar alleen als toetje! „Einde van het ziekzijn,” bromt hij. Hij laat zich uit zijn bed glijden, trekt zijn kleren aan en klimt door het raampje naar buiten. En terwijl Mammaloe in het keukentje van de woonwagen in de pap staat te roeren, gaan Pipo en Petra op stap, om te kijken of ze misschien ergens wat hartigers te eten kunnen krijgen....

Naast elkaar gaan Petra en Pipo een weggetje in. Er is hier veel gras en hier en daar wat bomen, maar een eethuisje is nergens te zien. „Papa,” zegt Petra bezorgd, „zou Mammaloe dat nu wel leuk vinden? Straks zit ze met haar pap en dan zijn wij er niet!”

„Ach, Petra,” roept Pipo, „dat begrijp jij nog niet! Wij gaan lekker wat petat kopen en balletjes gehakt en daarmee komen wij dan terug bij Mammaloe! Ze zal blij zijn, dat ik beter ben en dat we toch lekker te eten hebben vanavond! Kom mee! Kijk eens, daar is een grappig huisje, we zullen daar eens aankloppen_ Ik denk vast, dat daar aardige mensen met warme prak en sju wonen. Mis-

18

(19)

schien is er wel rijst met krentjes ook! Oh, wat heb ik een honger!”

M

AMMALOE snapt er niets van. Toen ze de pap klaar had, is ze met een bordje vol naar het slaapkamertje gegaan, maar- het bed was leeg. De dekens lagen op een stapeltje en het raampje stond open. „Oh, wat is Pipo soms toch een onver¬

standige clown,” heeft Mammaloe gedacht. „Nu is hij met zijn zieke lijf naar buiten! Zo’n man wil niet goed gedaan wezen. Daar zit ik nu met m’n zorgen en m’n pap! Ohoh!” Ze heeft de pap zolang op een laag pitje gezet, maar toen ze een half uur geprut¬

teld had en Pipo en Petra nog niet terug waren, is Mammaloe ongerust geworden. Ze staat nu voor de woonwagen en tuurt de weg af. Er is niets te zien.

Eindelijk houdt Mammaloe het niet meer uit. Ze draait het vuur onder de pappan uit, sluit de deur en gaat ook op stap. Aarzelend loopt ze over de weg, naar alle kanten kijkt ze uit.

„Pi-po!” roept ze, „waar ben je nou? Je pap wordt koud!” Er komt geen antwoord, er is ook geen mens te zien, aan wie ze kan vragen of ze misschien een clown gezien hebben met een zonnetje op zijn linker¬

wang en een dochtertje aan zijn hand. „Oh,” zucht Mammaloe na een tijdje, „daar is een huisje, laat ik daar maar eens aankloppen. Misschien zijn ze daar langsgekomen, je kunt nooit weten!”

Ze loopt naar het huisje toe en belt aan. De deur wordt opengedaan. „Dag meneer,” zegt Mammaloe, beleefd. „Neemt u mij niet kwalijk dat ik bij u aan¬

bel, maar hebt u ook mijn man Pipo gezien. Hij is.. ” En dan geeft Mammaloe een gilletje, want het dringt nu pas tot haar door, dat de man die opengedaan heeft, zélf Pipo is!

„Kom binnen, Mammaloe!” grinnikt Pipo. „Blij dat je er bent, ik wou je net door Petra laten halen!”

Mammaloe staat te trillen op haar benen. „Pipo!”

zegt ze, „wat doe jij hier, in het huis van wild¬

vreemde mensen?”

„Haha!” juicht Pipo, „hier woont geen wildvreemd

mens, Mammaloe! Kijk maar eens, wie daar staat!”

Mammaloe doet een stapje naar voren en dan ziet ze de grote figuur bij het raam.

Een reusachtige man met een sjerp om zijn middel en ringetjes in zijn oren. Hij glimlacht verlegen en wrijft zijn grote handen....

„Maar dat is..’’ stamelt Mammaloe, dat is.. FELICIOü!”

En zo is het precies.

De wonderen zijn de wereld nog niet uit en de aardbol is maar klein. In het huisje, waar Pipo en Petra gingen aankloppen woont niemand minder dan Felicio, de grote zigeuner, die zelf nooit geloven kon, dat hij misschien wel de sterkste man van de wereld is. Hij heeft een hekel aan kracht¬

toeren en is dol op bloemetjes.

„Dag, Mallemeloes- je,” zegt hij blij.

„Wat leuk nou, dat jullie er zijn en zo opeens! Ik was net zo alleen en ineens

„hoeps” gaat het deurtje open en daar komt meneer Popi en zijn kind op visite-bezoek en dat was gezellig, joh, en toen gaat het nog eens „klop”

en daar komt Mal- lemeloesje binnen op al haar benen en nu heeft dit lijf al zijn vrienden weer bij elkaar en nu is het feest van

„Hoera” en „Tra¬

lala”. ohoh, wat fijn Ja, het is een vro¬

lijk weerzien van Pipo en de grote zigeuner; er wordt gepraat, gegeten en gedronken en ze willen van elkaar precies weten, wat ze in die tussentijd allemaal uitgevoerd hebben..

„Nou, ik zat op het eiland Arumba,” vertelt Felicio.

„En het was er lekker warm hoor, met ananas aan de bomen en ook vol lieve mensen!

Maar ja. dit lijf is zo lastig hè, het werd weer on¬

rustig, het wil altijd zwerven en dus ging het op een boot, ik kon het er niet vanaf brengen.

En toen kwam het weer in dit land en het zong met zijn orgeltje langs de weg en met zijn papegaai, maar het had van alles, maar geen dakje boven zijn hoofd tegen de regen en toen heeft Felicio dit huisje gehuurd voor een maand!

En dat brengt geluk, want vanmorgen is er ook al visite geweest, een kennis van vroeger, hij heette meneer Hiep, je weet wel, en hij had zoiets moois bij Stel je voor, joh, een ei dat glom en schitterde van de vonkjes, het leek wel van ’n schitterende diamant gemaakt!”

„WAT!!?” roept Pipo en hij gooit twee stoelen om van opwinding: „Wat zeg je daar, Felicio?!”

„Nou, meneer Popi,” zegt Felicio, „jij moet niet zo schrikken! Ik zei: „Vanmorgen was er óók al visite.

Jij kent hem ook, joh, het was die meneer, die zo dun was en haar had als een vatenkwast en hij heette Hiep, jij weet wel, hij was vroeger op het zeerovers-

DE TEGENSTANDERS

(20)

^öWt DTsnje^'s

mm

20

(21)
(22)

HET ZIT NIET ERG MEE VANDAAG. DENKT PLUTO.

MAAR DIE SPECHT IS IN ELK GEVAL WEG, VAN NU AAN ZAL HIJ ER OMHEEN BLIJVEN LOPEN EN.

ALLE BEREN OP 'N BOOMSTRONK I DAT IS IEMAND, WAAR HIJ ECHT NIET OP GEREKEND HEEFT I

’PLUTOI WAT HEB IK GEZEGD? KOM ER AF,

DENK MAAR

CRRRROlV

'■WAAROM HEB JE ME D-DAN OOK NIET GEWAARSCHUWD, PLUTO?

22

(23)

fFIJN IS HET, HOORI M'N GEWEER' LIGT DAAR VLAK NAAST DAT s MONSTER I EN HET IS ALLEMAAL, f~V. JOUW SCHULD I JT

~^ALS-IE DE Wa>

GEN MAAR NIET A BESCHA- . rV DiGTi Mi IIJ HEEFT HONGER OOK, •

LOOF IKI HIJ PROBEERT MIJN PAKJE BROOD UIT DE AUTO TE HALEN I

ALS HORATIUS HET ZEGT, ZAL HET WEL MOETEN GEBEUREN. EN PLUTO GAAT TOT DE AANVAL VOORUIT, PLUTO, LAAT NU 'NS ZIEN DAT

JE NIET BANG BENT. JAAG HEM WEG, DAN KAN IK MIJN GEWEER

PAKKENI ƒ=:

^AF! WOEF/

jj, WAF' ^

SOMS VINDT PLUTO HET NIET ZO HEEL PRETTIG, DAT HIJ EEN

HOND IS...

HET MAAKT NIET ZO VEEL INDRUK OP DE BEER.

LIJK MAAKT HET HELEMAAL GEEN INDRUK C EIGEN- D HEM I MAAR ZO GAUW LAAT PLUTO

ZICH NIET KENNEN. HIJ GAAT HET ANDERS AANPAKKEN.

EN DIT KEER HEEFT HIJ MEER SUCCES, ALS JE HET ZO KUNT NOEMEN/ DE BEER KOMT ACHTER HEM AANI

' MOOI ZO, >

PLUTO I IK ZAL HET VAN JE OVER NE- ff-, MEN/y

DAT ZAL HORATIUS GAUW MOETEN DOEN,

ANDERS KON 'T WEL 'NS TE LAAT ZIJN I Alt DAT IS NU NIET BEPAALD EEN GOED GE¬

RICHT SCHOT, HORATIUS I

(24)

I

WAT ZAL HIJ NEMEN ? DE NEER¬

GESCHOTEN EEND OF... PLUTO? I

NOU. JE MAG ER DAN NIET ZO LEKKER UIT- ZIEN. JIJ BENT ER TENMINSTE LEVEND_' K-AF GEKOMEN I J

WAF I WOEF WOEF WAF I WAF I

ONGEDULDIG MET JE WAS.

I PLUTO I WANT JIJ HEBT ER I TOCH EIGENLIJK VOOR

GEZORGD DAT WE MET EEN PAAR VETTE EENDEN --rq THUIS-

q\ KOMEN I

EN 'S AVONDS, ALS ZE VEILIG THUIS ZITTEN. VERTELT HORATIUS HET VER¬

HAAL VAN DE JACHT...

WE HEBBEN EEN DAG GEHAD I HA, DENK JE DAT 'NS IN... MET ÉÉN SCHOT HEBBEN WE DRIE EENDEN GESCHOTEN EN BOVENDIEN NOG EEN GROTE BEER 'OP DE VLUCHT GEJAApp, NIET PLUTO?/—-

DAT IS NOU HET FIJNE VAN PLUTO. HIJ ZAL NOOIT VERTELLEN WAT ER WERKELIJK GEBEURDE. WAAR¬

OM ZOU JE EEN GOED VERHAAL BEDERVEN?

(25)

KINDERAVOND IN ESBJERQ

D

N het Deense havenstadje Esbjerg heb ik de mooiste wedstrijd uit mijn loopbaan meegemaakt.

De Nederlandse ploeg zou ’s avonds turnen in een kleine zaal, die al ver voor het begin van de demonstratie was volgestroomd. We klommen op het podium en staarden verbaasd de zaal in. Er zaten tientallen kinderen! Ze stonden op hun tenen over de stoelleuningen te gluren, ze zaten bij hun ouders op schoot, ze keken ons vanonder de eerste rij stoelen nieuwsgierig aan; het

leek wel alsof er een kinder¬

film gegeven zou worden in¬

plaats van een turndemonstra- tie_Wat zouden ze een her¬

rie maken. Nee, we waren er helemaal niet zo blij mee!

Maar het bleef die avond stil in de zaal, met glanzende ogen zaten de kinderen te kijken.

We kregen er echt plezier in.

Vanaf die dag heb ik het altijd erg jammer gevonden, dat er in Nederland niet méér kinde¬

ren naar turnen komen kijken.

Want het is een fijne sport.

Een goede turner is lenig en heeft spieren als kabeltouwen.

Je moet veel oefenen. En je moet er niet van dromen, een groot kampioen of kampioene te worden. Denk je dat het prettig is kampioen te zijn?

Mag ik jullie eerlijk vertellen, hoe ik er over denk? Ik ben zelf tien keer kampioen van Nederland geweest en daar was ik trots op, maar_een kam¬

pioen mag nooit falen. Ieder¬

een verwacht van hem pracht

mag je beslist niet in een straatelftal spelen. Mijn vader vertelde ik er niets van, anders zou hij ’t me vast en zeker verboden hebben. Op een mooie zomer¬

avond trokken we naar Nieuwerkerk aan de IJssel.

Tijdens de wedstrijd verscheen opeens m’n vader langs de lijn_ Hij was het dus te weten gekomen, het ge¬

heim was uitgelekt! M’n vader was gekomen om mij uit het veld te halen, maar hij deed het niet.

„Ik vond het veel te leuk, je daar te zien spelen,” ver¬

telde hij me later.

Het werd een spannende wed¬

strijd, die wij tenslotte met 6—4 wonnen. Ik deed enorm m’n best om de Billy-Boys naar de overwinning te voeren.

Toen we dan ook wonnen, waren alle Boys bar trots, ik natuurlijk ook! De Nieuwer- kerkers speelden erg sportief.

Ze probeerden mij zo goed mogelijk af te dekken, maar ze deden het niet op een gemene manier.

Later kreeg ik natuurlijk nog wel wat te horen van ’t Feyen- oordbestuur, dat er ook achter was gekomen.... Toch heb ik de plezierigste wedstrijd van • m’n leven gespeeld met de Billy-Boys. Ik zou best nog wel ’ns in een elftal van Toon Bil willen meespelen!

Het is alleen zo jammer dat een geheim nooit geheim blijft..

prestaties en hij leeft daardoor onder een voortdurende spanning.

Toen ik tien keer kampioen was geweest en tijdens de elfde kam¬

pioenswedstrijden op de tweede plaats eindigde, was het eigenlijk een opluchting voor mij. Eindelijk viel de spanning van mij af, ik Donald Duckers, geloof me, het is niet zo verschrikkelijk belangrijk, kampioen te zijn. Ik weet zeker dat de turners die nooit een titel zullen veroveren, evenveel plezier van hun sport beleven als de kam-

DE BILLY-BOYS Weten jullie, wat de plezierigste wedstrijd is die ik ooit heb gespeeld?

Een wedstrijd met het Nederlands elftal of met Feyenoord, dacht je?

Nee hoor! Het was een wedstrijd met de Billy-Boys. Jullie hebben nog nooit van die club gehoord? Zal best, hij bestaat niet meer en er heeft ook nooit zelfs maar een heel klein ver¬

slag over in de krant gestaan.

Toon Bil, die bij mij in de buurt woonde, was de oprichter van de club. Toon Bil was niet z’n echte naam, hoor' maar iedereen noemde hem nu eenmaal zo. Hij stelde een elftal samen van jongens uit onze buurt, om een wedstrijd te spelen tegen een straatelftal uit Nieuwer¬

kerk aan de IJssel. Ik werd ook op¬

gesteld. Het gebeurde enkele jaren geleden en ik was toen al profvoet¬

baller in Feyenoord en het Neder¬

lands elftal. Mijn opstelling in de Billy-Boys moest geheim gehouden worden, want als beroepsvoetballer

25

(26)

Het paadje volgde e

varenplanten, lianen ondiep dal dat helemaal met struikgewas was overgroeid.

Kapitein Randar is met zijn matrozen en de neger¬

stammen, die zich bij hem hebben aangesloten, het oerwoud van Afrika ingetrokken en heeft Oshoema, de wrede negerkoning, gevangen genomen. Het dorp van Oshoema is in brand gestoken; al het goud en ivoor dat de mannen van Randar gevonden hebben, is in de vlammen geworpen. Als ze op het punt staan terug te keren naar de kust, waar de brigantijn van kapitein Randar ligt, komen er opeens zwaar bewapende mannen

J-*-**aa““ -’ Slavenjagers!

uit de rand van het oerwoud. . .

rriANDAR nam zijn I I 1 verrekijker en I tuurde naar de III oprukkende sla- venjagers. „Zijn dat die schurken, die het woud niet in durven, B’Arta?” vroeg hij kalm.

Het stamhoofd schudde bezorgd het hoofd. „Deze mannen durven dat wel, Ih-Shoema,” zei hij som¬

ber. „Dit zijn knechten van de mannen die op het zoute meer varen.

Hun aanvoerder heet On-da-Lienk.”

Dat moest Ondelingh zijn. Nu begreep Ran¬

dar ook, waar hun aan¬

vallers deze manier van oprukken hadden ge¬

leerd. Het waren man¬

nen, die aan de kust door blanken waren afgericht!

Hij zag dat het nog wel even zou duren, voor de slavenjagers de rand van het woud zouden be¬

reiken en zocht met zijn kijker naar de aanvoer¬

der. Hij had hem al gauw gevon¬

den. een grove vent met een echt bandietengezicht, brede schouders en een warrige, donkere baard. De man had zijn tropenhelm in zijn nek geschoven en praatte met een lange, magere Arabier, die naast hem op een kleine heuvel stond. Hij had geen aandacht voor de brandende stad, maar wees bepaalde punten

aan, waar zijn uit¬

stekend bewapende krijgsmacht op af moest marcheren.

Een kreet van een paar Apen jagers maakte Randar opmerkzaam op iets dat hem tot dusver was ontgaan. On¬

geveer honderd slaven naderden al kruipend, met brandende fakkels in de handen, de bos¬

rand, om daar de droge struiken in vlam te zet¬

ten.

„We moeten weg, Ih- Shoema!” drong B’Arta.

„Als we hier blijven, worden we door het vuur omgeven en zullen we stikken van de rook!”

Ze verlieten hun hoge waarnemingspost. Igir- ti, het hoofd der Bosjes¬

mannen, had de gevan¬

gen Koning Oshoema al met een aantal van zijn krijgers naar de kust gestuurd. Hij had

EEN VERHAAL UIT DE TIJD DER NEGERSLAVERNIJ,

DOOR DICK DREUX, MET TEKENINGEN VAN HANS KRESSE

ook het leger de raad gegeven, alvast dieper het bos in te trekken.

Nu keerde hij zich tot zijn beide mede-aan- voerders: „Ik weet een

(27)

geheim pad. Maar het is niet voor zulke grote ossen als jullie geschikt. Misschien wèl, als jullie alles wat je bij je hebt, weggooit. Speren, donder- stokken, kapmessen en ook de dingen, die jullie buffeljagers op je hoofden dragen.”

Randar en B’Arta knikten en zorgden ervoor dat alles wat op¬

genoemd was, tezamen met de tenten op een grote hoop werd gegooid. Jan vroeg of die rom¬

mel niet onbruikbaar gemaakt moest worden.

Randar wees op de naderende vlammenmuur. „Daardoor wordt alles wel vernield, jong.

Waar is Anita?”

„Daarginds bij die troep Vis¬

eters,” wees Jan.

„Goed. Vooruit maar, Igirti, wijs ons de weg!”

Het brandende hout achter hen begon harder te knetteren. Dikke rookgolven rolden op hen af. Er mocht geen tijd verloren gaan.

Igirti gaf een teken, zijn man¬

nen trokken een dichte struiken- haag opzij, waarachter een smal paadje zichtbaar werd, dat geen

Bosjesmannen de struiken op hun plaats terug en wisten ze ook de andere sporen zo goed mogelijk uit.

De kleine Igirti had niet teveel gezegd, toen hij beweerde dat zijn bondgenoten eigenlijk te groot waren. Zelfs de Vis-eters hadden er moeite mee en zij waren toch wel lenig! Ze moesten net als de anderen ge¬

bukt lopen, dik¬

wijls zelfs op han¬

den en voeten Maar na een half man meer ontdekt paadje volgde een ondiep dal dat helemaal met varenplanten, lianen en dicht struikgewas was overgroeid. De rook drong aan¬

vankelijk zelfs tot hier door, hele vluchten angstige vogels schoten voorbij.

wij," zei ze bezorgd.

Toontje, die zijn gemakkelijker de takken had op¬

gegeven, toen hij weer eens een slang had opgeschrikt, haalde zijn schouders op. „We kunnen er niks tegen beginnen.

Dus zullen we er maar niet op letten, hè?”

De bodem onder hun voeten werd drassig,

rook minder.

7e zijn alweer aan rand van het moeras,” deelde Toontje mee. „Hier het vuur geen kans krijgen, luitjes.

De bomen zijn er veel te vochtig voor!” Hij wees op een paar slierten draderig mos, die aan de takken van een dode struik hin¬

gen. „Dat goedje is

mens op die plaats zou hebben vermoed. Achter elkaar lopend volgden de krijgers die weg.

Slechts de Apenjagers zochten hun pad door de bomen. Toontje was blij dat hij van hen genoeg had geleerd, om ze nu zonder moeite te kunnen volgen. Toen de laatste man op het verborgen pad was aangeland, drukten de

en klein wild vergaten hun ge¬

wone angst voor de mensen en voegden zich bij de voortkrui¬

pende mannen, om de dood te ontvluchten. Of het leger van Ondelingh achter de vlammen het woud binnendrong, was niet meer uit te maken, want het ge¬

knetter van het brandende hout overstemde elk ander geluid.

wat je noemt vuurvast!” Dat was nu wel waar, maar het pad werd er niet gemakkelijker door.

Af en toe zonken Anita en de jongens bijna tot aan hun knieën in de weke modder. Maar de tocht ging verder, tot uit de voorhoede een luid gelach k opsteeg. De Vis-eters, die voorop liepen, hadden Wm

27

(28)

k4 Koning Oshoema ontdekt. De dikkerd had V nog al wat moeite gehad om het pad te r volgen. Zijn dwergachtige bewakers hadden geen spiertje medelijden met hem; als hij te lang¬

zaam voortkroop naar hun zin, dan prikten ze hem eens met hun kleine speren, die geen gif- punten hadden, maar wel heel scherp waren. Tot de verslagen mensenjager in een diepe kuil zakte en daar tot aan zijn middel weggezonken, hul¬

peloos was blijven hangen. Zo vonden de anderen hem. En al waren de Vis-eters niet zo gauw aan het lachen te krijgen, dit was zelfs voor hen teveel geweest. Een lange sliert kledderig nat mos hing over het kale hoofd van de gevallen ban- dietenkoning, op zijn trillende wangen zaten dikke kluiten modder en omdat hij hardop huilde en

daarbij zijn mond wijd open had, kreeg hij tegen wil en dank nog een paar vliegen binnen ook!

Randar werkte zich naar voren en maakte een einde aan de pret. Hij vroeg aan B’Arta, of die een paar van zijn Buffeljagers wilde sturen, om Oshoema uit de klem te helpen, zodat ze verder konden gaan. De Buffeljagers moesten op de knieën gaan liggen om de zwaarlijvige gevangene omhoog te sjorren, het ging niet allemaal even zachtzinnig. Maar eindelijk kon Koning Oshoema dan toch weer op handen en voeten verder kruipen.

„Ik krijg gewoon met hem te doen,” zei Anita medelijdend. „Die arme stakker kan zo toch nooit meekomen!”

„Hij heeft zelf andere mensen nog wel heel wat anders laten uitstaan!” mopperde Toontje. „Denk nog maar eens aan de littekens die de meisjes op hun halzen en polsen hadden!”

Tot het vallen van de avond trok het leger van Randar langs het pad. Er werd geen tijd ge¬

nomen om te rusten, ze hadden de eetwaren tegelijk met de rugzakken en de andere spulletjes moeten achterlaten, zelfs de veldflessen hadden

de mannen moeten afleggen. Hongerig en dorstig sjokten ze voort, maar niemand klaagde, behalve Oshoema natuurlijk. Toen het te donker werd om de tocht te vervolgen, hadden ze juist de rand van de modderrivier bereikt, die ze al eens waren gepasseerd. Toontje herinnerde zich wat de Kroe- matroos hun had verteld over de miljoenen mug¬

gen, die hier ’s avonds rondzoemden. Hij merkte nu dat de man niet had overdreven. De kleine monsters lieten hen geen moment met rust. Ze gonsden en staken en als je ze een tik wou geven, waren ze net weg. Randar had kininepoeders in zijn zakken en deelde die nu onder de blanken rond, om ze tegen de rivierkoorts te beschermen.

Het bittere goedje moest zonder water worden ingenomen. Daarna probeerde ieder in slaap te komen. Van het vuur was niets meer te mer¬

ken, maar af en toe klonken er kreten uit het oerwoud die erop wezen dat het leger van Ondelingh hen rusteloos achtervolgde.

Met het opkomen van de zon maakten de Apenjagers een lianen- brug over de rivier.

Ze spanden drie kabels van ineengedraaide vezels, die ze onderling zo verbonden, dat er een V-vormige over- gang ontstond. Een ge¬

woon mens zou daar niet zo gemakkelijk overheen kunnen ko¬

men, maar de schepe¬

lingen hadden er niet veel moeite mee. Ook Anita liep snel naar de overkant. Koning Os¬

hoema daarentegen maakte zoveel spek¬

takel, dat hij bijna met brug en al in de rivier was getuimeld! Toen werd alles gemakkelijker. Een steenachtige weg voerde door een steile rotskloof recht naar de baai waar de Libertas lag ver¬

borgen. Hier nam Randar omstreeks het middag¬

uur voorlopig afscheid van zijn bondgenoten, met de belofte terug te zullen komen. In de verte waren rookwolken te zien, daar hadden ver¬

kenners van Ondelingh het olifantengras in brand gestoken. Het leger van Randar ging snel uiteen en volgde de mannen van Igirti die hen langs andere geheime paden veilig terug zouden brengen naar hun dorpen. De sloepen waren nog on¬

beschadigd, de gevangen koning kon aan boord worden gebracht. Zodra iedereen op de brigantijn was aangeland, liet Randar het schip onmiddellijk tuigen. Ook Jan en Toontje staken daarbij flink hun handen uit de mouwen. Zij kregen als taak de palmbladeren weg te halen die aan de hoofdmast waren bevestigd. Toen ze hoog in de mast zaten, keken ze uit over de zee... „Wel alle!! Kijk nou ns! wees Jan. In de verte lagen drie brikken van slavenhalers, die de baai blokkeerden. Aan de wal klonken schoten en trommelgeroffel. Ze waren ingesloten!

Zal Ondelingh met zijn krijgsmacht ze dan toch nog gevangen gaan nemen? Volgende week hoor je er meer over!

28

(29)

TOM POES EN HEER BOMMEL WAREN OP EEN EILAND GERAAKT. WAAR HEER BOMMEL ALS ONKWETSBAAR WERD BESCHOUWD. OMDAT HIJ DOOR ALLERLEI TOE¬

VALLIGHEDEN AAN GROTE GEVAREN ONTSNAPTE. ZO WAS HIJ OOK ONGEDEERD GEBLEVEN. NADAT DE TO¬

VENAAR VAN HET EILAND EEN GROOT AFGODSBEELD OP HEM AF HAD LATEN ROLLEN.

W-WAAROVER WILT U PRATEN? GAAT HET

OVER HEER OLLIE?

1PI JIJ MEEKOMEN.

MOETEN PRATEN. {OVER TEREHEER.

JA... GRUMPFI

<^VOLG MUI

f IK HEB GEHOORD JIJ ' GELOOFT OOK NIET IN ON¬

KWETSBAARHEID VAN TERE¬

HEER. JIJ WILT NIET HIJ OP BERG¬

TOP VEREERD WORDEN. IK OOK NIET. WIJ WILLEN SA- i. MEN NIET. URRE-BUKI J

WAAR WIL IJ NAAR TOE?

IrajSlf (/( - N V

Hl

(30)

DAT IS TE ZEG¬

GEN. MENEER DE TO¬

VENAAR. IK... WIJ WILLEN ALLEBEI HET- ZELFDE, WITTE VREEMDELING EN... IK HEB MIDDEL OM TERE-

HEER TEN VAL TE BRENGEN.

JIJ MOET HELPEN. UMPFI

r LIEVE HELP... HIJ ZIET IN MIJ EEN BONDGENOOT... HM.

MISSCHIEN KAN IK ER ACHTER KOMEN. WELK NIEUW GEVAAR

HEER OLLIE BEDREIGTI

OEMPI GOED... IK ZAL HEL¬

PEN OM TEREHEER TE BEWIJZEN DAT HIJ NIET ONKWETSBAAR IS I

HEE... DAT LIJKT

WEL EEN BEEK I f UMF. JA. IK HEM OM- ~ [GELEGD. WAAROM? KLEI-

^NE WITTE HELPER ZIENI

DE ONDERAARDSE BEEK LEIDDE NAAR EEN GRO- I TE GROT. ER HING EEN VREEMDE ROSSE GLOED EN BENAUWENDE DAMPEN STEGEN OP UIT EEnI DIEPE KLOOF IN DE BODEM...

~ DAAR BENEDEN ~ VUURGOD VAN BERG. ALS IK MAAK OPEN DE SLUIS. KOMT

>N^ WATER IN VUUR...

30

(31)

31

(32)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We willen jullie vragen om allemaal de weektaak van Junior Einstein online echt te maken (deze staat ook bij verplicht), zodat wij goed kunnen zien hoe het gaat.. Neem je tijd

Deze keukencheque is exclusief bij Eigenhuis Keukens te besteden en niet inwisselbaar tegen contanten en wordt verrekend met de eindprijs van de uiteindelijk door jou bestelde

Samen met een van onze adviseurs kunnen aanpassingen en wijzigingen worden doorgevoerd in de door ons opgestelde keuken in jouw nieuwe huis.. Kijk gerust even op onze website

Deze keukencheque is exclusief bij Eigenhuis Keukens te besteden en niet inwisselbaar tegen contanten en wordt verrekend met de eindprijs van de uiteindelijk door jou bestelde

Samen met een van onze adviseurs kunnen aanpassingen en wijzigingen worden doorgevoerd in de door ons opgestelde keuken in jouw nieuwe huis.. Kijk gerust even op onze website

Deze keukencheque is exclusief bij Eigenhuis Keukens te besteden en niet inwisselbaar tegen contanten en wordt verrekend met de eindprijs van de uiteindelijk door jou bestelde

Ook bij ontkoppeld koken is iedere kok verantwoordelijk voor een component van het gerecht, alleen wordt het bewerkingstraject tussentijds onderbroken.. De componenten

Deze keukencheque is exclusief bij Eigenhuis Keukens te besteden en niet inwisselbaar tegen contanten en wordt verrekend met de eindprijs van de uiteindelijk door jou bestelde