• No results found

Collegereeks actualiteiten personenschade. 14 september 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Collegereeks actualiteiten personenschade. 14 september 2021"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Collegereeks actualiteiten

personenschade

14 september 2021

(2)

Whiplash

01

(3)

3

"a. Het is aan de benadeelde om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat hij aan

gezondheidsklachten lijdt. Het enkele feit dat het klachten betreft die naar hun aard subjectief zijn, betekent niet dat het bewijs ervan niet geleverd kan worden. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, hetgeen doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van dergelijke subjectieve klachten worden uitgegaan;

Juridisch kader

Hof Arnhem-Leeuwarden 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3988

(4)

b. Indien de benadeelde heeft aangetoond dat zijn subjectieve gezondheidsklachten in de hiervoor bedoelde juridische betekenis bestaan, mogen aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en deze klachten geen al te hoge eisen worden gesteld, in die zin dat het ontbreken van een specifieke, medisch

aantoonbare verklaring voor de klachten niet in de weg staat aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is (vgl. Hoge Raad 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2054). Indien komt vast te staan dat de benadeelde voorafgaand aan het ongeval deze gezondheidsklachten niet had, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband daarmee veelal geleverd zijn;

Juridisch kader

Hof Arnhem-Leeuwarden 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3988

(5)

5

c. Indien het causaal verband tussen de subjectieve gezondheidsklachten en het ongeval is vastgesteld, dient te worden beoordeeld of deze gezondheidsklachten ook tot beperkingen leiden. Het gaat bij de beoordeling van de beperkingen niet zozeer om het vaststellen van de meetbare functionele beperkingen van de benadeelde, maar om het vaststellen van de mate van activiteiten en participatie van het slachtoffer. Bij die vaststelling zijn niet alleen de lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen relevant, maar dienen ook de persoonlijke en omgevingsfactoren van de benadeelde te worden gewogen. Het enkele feit dat sprake is van subjectieve klachten, waarvoor een neurologisch substraat ontbreekt, staat dan ook nog niet in de weg aan de conclusie dat toch sprake is van beperkingen in de hiervoor weergegeven betekenis."

Juridisch kader

Hof Arnhem-Leeuwarden 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3988

(6)

"Daarbij is van belang dat het hof van oordeel is dat de rechtbank het bestaan van de klachten, in het licht van de overgelegde rapporten, ten onrechte heeft getoetst aan het criterium dat objectief wordt vastgesteld dat de klachten van [appellante] reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. De rechtbank verwijst voor dit criterium weliswaar naar het bekende arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2001

(ECLI:NL:HR:2001:AB2054, Zwolsche Algemeene / De Greef), maar in dat arrest heeft de Hoge Raad dat criterium niet zelf geformuleerd, maar slechts weergegeven dat het hof dit heeft overwogen."

Juridisch kader

Hof Arnhem Leeuwarden 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1661

(7)

7

"Volgens inmiddels vaste rechtspraak van dit hof is het aan de benadeelde om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij aan gezondheidsklachten lijdt. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, wat doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van klachten - overigens ook als het niet of moeilijk objectiveerbare klachten betreft - worden uitgegaan. Daarbij geldt bovendien dat het enkele feit dat sprake is van (enige) aggravatie nog niet betekent dat de klachten niet in aanmerking kunnen worden genomen. Relevant is wat het karakter

(opzettelijk of onbewust, ingegeven door psychische factoren of niet) en de omvang is van de aggravatie."

Juridisch kader

Hof Arnhem Leeuwarden 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1661

(8)

"Het hof stelt voorop dat het aan [appellante] als benadeelde is om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat zij aan gezondheidsklachten lijdt die het gevolg zijn van de aanrijding. Dat het, gelet op de door [appellante] beschreven klachten, gaat het om subjectieve klachten die moeilijk objectief vast te stellen zijn, doet daaraan niet af. Aangesloten wordt bij de rechtspraak op grond waarvan het bestaan van klachten kan worden aangenomen, als een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten aanwezig is, en bovendien komt vast te staan dat deze gezondheidsklachten voor de aanrijding niet bestonden, terwijl die klachten op zichzelf door de aanrijding veroorzaakt kunnen worden (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL: 2018:1661 en 24 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3988)."

Zie voor nog een recent voorbeeld waarin het toetsingskader van het Hof Arnhem-Leeuwarden wordt toegepast: Rb. Gelderland 7 juli 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3550

Juridisch kader

Hof Amsterdam, 14 april 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1310

(9)

9

"De rechtbank zal geen causaal verband vaststellen tussen het ongeval en de gestelde whiplashklachten (hoofdpijn, nek-, schouder- en concentratieklachten, vergeetachtigheid). In het kader van de aansprakelijkheid gaat het namelijk om de beperkingen die voortvloeien uit de klachten en niet alleen om de klachten op zichzelf.

Alleen die beperkingen kunnen namelijk tot schade leiden. Alleen de klachten rugpijn en klachten aan de heup/bil en benen leiden in deze zaak tot beperkingen, namelijk bij de belasting van de rug en bij lopen.

Hagemans heeft geen andere beperkingen vastgesteld."

Rb. Noord-Holland 11 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2270

Geen sprake van beperkingen

(10)

• Naar het oordeel van het hof is op basis van het onderzoek van de deskundigen voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] last heeft van nek- en hoofdpijn en dat zij ernstige vermoeidheidsklachten heeft, waardoor ook sprake is van concentratieklachten en vergeetachtigheid. In dit consequente en consistente

klachtenbeeld, dat een samenhangend patroon van klachten vertoont, is de vermoeidheid dominant.

Daardoor is [geïntimeerde] nauwelijks belastbaar.

• Het hof vindt ook voldoende aannemelijk dat causaal verband bestaat tussen de hiervoor vermelde klachten en het ongeval. Het hof stelt bij dit oordeel voorop dat het er daarbij om gaat dat in juridische zin sprake is van causaal verband. Daarvoor is niet noodzakelijk dat een sluitende wetenschappelijke verklaring wordt gegeven voor de klachten waaruit in wetenschappelijke zin onweerlegbaar volgt dat de klachten het gevolg zijn van het ongeval.

Hof Arnhem-Leeuwarden 23 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1759

Aanrijding met geringe impact

(11)

11

• Dat sprake was van een ongeval met geringe impact doet hier niet aan af.

• Door de deskundigen is de diagnose whiplash niet gesteld maar zij maken melding van een somatische symptoomstoornis en een chronisch pijnsyndroom. Daarvoor is een substantiële impact geen vereiste.

• Tot slot besteed het hof aandacht aan de opmerking van de deskundige dat een lopende procedure een negatieve invloed kan hebben op het slagen van een therapie. Dit probleem is naar het oordeel van het hof echter onoplosbaar.

Hof Arnhem-Leeuwarden 23 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1759

Aanrijding met geringe impact

(12)

• Benadeelde wordt van achteren aangereden en ontwikkelt daarna pijnklachten aan de rechterduim.

• Volgens verzoekster moet de whiplashjurisprudentie worden toegepast. Zij wijst erop dat zij voor het ongeval geen handklachten had en in directe aansluiting op het ongeval wel en dat sprake is van een plausibel klachtenpatroon.

• De rechtbank overweegt dat deze whiplashjurisprudentie ook wel toepassing vindt buiten whiplashzaken in zaken waar geen objectieve medische oorzaak is aan te wijzen. Maar die is er hier juist wel. De deskundige heeft immers artrose vastgesteld.

Rb. Midden-Nederland 2 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2416

Toepassing whiplashjurisprudentie buiten whiplashzaken

(13)

13

• Het moet voor een verzekeringnemer bij de totstandkoming van de overeenkomst duidelijk en begrijpelijk zijn geweest welke schade de SVI dekt.

• Nu de SVI geen handvatten biedt voor beantwoording van de causaliteitsvraag beantwoordt de rechtbank deze vraag aan de hand van art 6:98 BW.

• Het beroep op de whiplash-jurisprudentie kan de benadeelde niet baten. Voor die ruime toerekening is in dit geval geen plaats omdat de aansprakelijkheid berust op een verzekeringsovereenkomst en niet op een ongeval dat door een ander is veroorzaakt (onrechtmatige daad).

• Daarnaast is geen sprake van een bekend syndroom, zoals bij whiplashklachten na een aanrijding wel het geval is. Immers niet algemeen bekend is dat de (rest)klachten die de benadeelde aan zijn rechter voet en knie ervaart kunnen worden verklaard door het ongeval.

Rb. Rotterdam 23 juni 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:5704

Causaliteitsmaatstaf SVI-verzekering

(14)

Hof A-L 27/7/2021,GHARL:2021:7144

(15)

15

Wegbeheerdersaansprakelijkheid

02

(16)

• Appellante is op 30 mei 2016 met haar elektrische fiets gevallen op een fietspad waarvan de gemeente Eemnes (Utrecht) wegbeheerder was.

• Zij heeft de gemeente aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval en schadevergoeding gevorderd.

• De gemeente heeft samen met haar verzekeraar verweer gevoerd.

• In eerste aanleg zijn de vorderingen afgewezen.

Hof A-L 29 september 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7814

Feiten

(17)

17

Gemeente aansprakelijk?

(18)

• Aansprakelijkheid van de wegbeheerder: artikel 6:174 BW.

• Onder de openbare weg valt ook het weglichaam en de weguitrusting.

• Alleen gebreken gerelateerd aan de verkeersfunctie van de weg.

• Wilnis en Kelderluik.

Juridisch kader

(19)

19

• De aard van de weg

• De functie van de weg

• De fysieke toestand van de weg ten tijde van de verwezenlijking van het gevaar

• Het te verwachten gebruik door derden van de weg

• De grootte van de kans op verwezenlijking van het aan de weg verbonden gevaar

• De aard en ernst van de mogelijke gevolgen van de verwezenlijking van het gevaar

• De mogelijkheid en bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen

• Gezichtspunten voor de aansprakelijkheid van overheidslichamen:

• beleidsvrijheid

• ter beschikking staande financiële middelen

Juridisch kader

Gezichtspunten

(20)

• Gelet op de breedte van een fietsband loopt een aanzienlijk deel van de fietsers het risico klem te komen zitten en in onbalans te raken indien de fietsband in de groef terecht komt.

• Het enkele feit dat niemand vóór de fietser een melding van een ongeval door het klem zitten in de voeg heeft gemaakt bij de gemeente, maakt niet dat de kans op ongevallen door de breedte van de voeg (verwaarloosbaar) klein is.

• De te brede voeg ligt bij het aansnijden van de bocht in de binnenbocht, op ruim één stoeptegel (30 cm) van de betonband. De kans dat daar fietsers rijden bij het naderen van de tunnel is tamelijk groot, zeker als het druk is, men naast elkaar rijdt of er veel tegenliggers zijn.

• Fietspad is gebrekkig.

• Voor dat oordeel kan dan ook steun worden geput uit de CROW-richtlijnen.

Hof A-L 29 september 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7814

Hof

(21)

21

• Het hof past de omkeringsregel toe.

• De gemeente is als wegbeheerder verantwoordelijk voor veilige wegen zodat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat zich ongevallen voordoen als gevolg van de slechte staat van de weg. Die norm is hier geschonden: een groef van 3 cm breed en 1,5 cm diep in de bocht van een druk bereden fietspad is gevaarlijk en creëert het risico van ongevallen.

• De fietser is gevallen vlakbij die groef en heeft letsel opgelopen. Juist tegen de verwezenlijking van dit gevaar beoogt deze norm te beschermen. Vanwege de omkeringsregel hoeft zij dus niets te bewijzen en gaat het hof er van uit dat ze is gevallen doordat er een groef in het fietspad zat.

• Geen aanleiding om de Gemeente tot tegenbewijs toe te laten.

Hof A-L 29 september 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7814

Causaal verband - omkeringsregel

(22)

• Vordering voordat sprake is van letsel?

• Toegangsweg naar een woning verkeert in slechte staat.

• Eigenaar van de grond waarop de weg ligt verplicht om de toegangsweg te onderhouden.  Waaraan moet het onderhoud voldoen om de toegangsweg geschikt te houden?

Hof 's-Hertogenbosch 9 februari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:368

Feiten

(23)

24

"Of de toegangsweg voldoende is onderhouden om geschikt te zijn voor gebruik als toegangsweg, hangt af van de eisen die in de omstandigheden van dit geval aan de weg mogen worden gesteld. Daarbij komt het met name erop aan of de weg, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op het voorkomen van ongevallen deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans is op het verwezenlijken van het gevaar van ongevallen en welke onderhoudsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Het hof knoopt in dit verband aan bij criteria die in de rechtspraak worden gehanteerd om na te gaan of een opstal, zoals een weg, een gebrek heeft waarvoor de beheerder aansprakelijk is (vergelijk onder meer HR 17

december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236)."

Hof 's-Hertogenbosch 9 februari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:368

Hof

(24)

• Niet voldaan aan de onderhoudsverplichting.

• Gaat met name om de veiligheid van fietsers (van hogere leeftijd).

• Fietsers moeten onder slechte weersomstandigheden en in het donker zonder reëel gevaar de toegangsweg door het bos- en duingebied kunnen gebruiken om bij de woningen te komen.

• Aan de beheerder om naar eigen inzicht te bepalen hoe de toegangsweg in een staat van onderhoud wordt gebracht, die de weg weer geschikt maakt voor gebruik als toegangsweg.

• Er kan echter niet worden aangenomen dat het vullen van gaten of richels met behulp van Duomix nog toereikend is.

Hof 's-Hertogenbosch 9 februari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:368

Hof

(25)

28

• Fietser gevallen op een fietspad dat gedeeltelijk bedekt was met bladeren. Wegbeheerder aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW?

• Provincie heeft - in haar taak als wegbeheerder - de plicht heeft ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Vanuit die plicht dient zij gladheid door val van blad en takken te bestrijden.

• De provincie is alleen aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door een gevaarzettende situatie op de weg, waardoor een gevaar ontstaat voor personen en zaken en dit gevaar zich vervolgens heeft

verwezenlijkt.

• De zorgplicht van de provincie gaat echter niet zover dat zij onmogelijk dient te maken dat een weg door val van blad en takken glad wordt of dat zij alle wegen in haar beheer zo intensief dient te inspecteren dat zij een dergelijke situatie altijd onmiddellijk na het ontstaan daarvan te weten komt om gladheid direct te kunnen verhelpen.

Rb. Oost-Brabant 24 februari 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:892

Fietspad bedekt met bladeren

(26)

• De (financiële) middelen van de provincie zijn begrensd en in dat kader moet zij maatregelen nemen die beantwoorden aan haar verantwoordelijkheid ten opzichte van weggebruikers.

• Wegbeheerder niet aansprakelijk omdat zij voor wat betreft het bladvrij houden van het fietspad heeft voldaan aan haar zorgplicht.

• Er was een bladvrije strook, maar de fietser heeft er zelf voor gekozen om door de bladeren te gaan rijden om een scooter te laten passeren. Hij was zich bewust van het risico.

• De omstandigheid dat de fietser zich door de claxonnerende scooter ongemakkelijk voelde, zoals hij heeft verklaard, komt voor zijn rekening.

Rb. Oost-Brabant 24 februari 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:892

Fietspad bedekt met bladeren

(27)

30

"De aansprakelijkheid van de wegbeheerder op grond van art. 6:174 BW betreft (de toestand van) de openbare weg, waaronder ingevolge art. 6:174 lid 6 BW mede zijn te verstaan het weglichaam en de weguitrusting. Die aansprakelijkheid is beperkt tot gebreken die samenhangen met de verkeersfunctie van de openbare weg. De aanwezigheid op een openbare weg van een voorwerp dat niet behoort tot de weg in de zin van art. 6:174 BW en dat gevaar schept voor personen of zaken, is derhalve niet een gebrek van de weg als bedoeld in art. 6:174 lid 1 BW."

"De wegbeheerder kan echter, mede uit hoofde van zijn algemene zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van weggebruikers, wel aansprakelijk zijn voor de aanwezigheid van - niet van de weg, het weglichaam of

weguitrusting deel uitmakende - voorwerpen op de weg op grond van art. 6:162 BW. Terzake zal hem dan het verwijt moeten kunnen worden gemaakt dat hij in de nakoming van deze plicht is tekortgeschoten."

HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283

Juridisch kader: aansprakelijkheid wegbeheerder bij

voorwerpen op de weg

(28)

Beroepsziekten

03

(29)

32

Werknemer:

Dat hij is blootgesteld aan gevaarlijke werkomstandigheden.

Dat zijn gezondheidsklachten daardoor kunnen zijn ontstaan.

Werkgever:

• Dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.

NB. “is blootgesteld”: daadwerkelijke blootstelling.

• HR 26 januari 2001, VR 2001/80 (Weststrate/De Schelde).

Wat zijn de werkomstandigheden? Voorvraag!

• HR 20 mei 2005, JAR 2005/155.

Bewijslast bij beroepsziekten

Wie moet wat bewijzen?

(30)

Indien werknemer is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke

werkomstandigheden en hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt, wordt het causaal verband aangenomen indien de werkgever zijn zorgplicht niet is nagekomen.

• HR 17 november 2000, NJ 2001/596 (Unilever/Dikmans) en HR 23 juni 2006, JA 2006/107 (Havermans/Luyckx).

• HR 9 januari 2009, NJ 2011/252: niet alleen gevaarlijke stoffen.

Bewijslast bij beroepsziekten

Arbeidsrechtelijke omkeringsregel

(31)

34

“De hier bedoelde regel drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn

werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, alsook door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Gelet daarop is voor dat vermoeden geen plaats in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te

onzeker of te onbepaald is.”

Hoge Raad

Ten aanzien van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel:

(32)

• Werknemer komt in dit geval geen beroep toe op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel.

• Door middel van onderzoek door een deskundige wordt in deze procedure vastgesteld dat de kans dat de kanker bij de werknemer door zijn werk als schilder is veroorzaakt tussen de 14,7% en 32,3% bedraagt.

• Daarmee is het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker en te onbepaald, aldus het hof.

Hof 's-Hertogenbosch 5 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:780

Arbeidsrechtelijke omkeringsregel

(33)

36

• Het beroep op proportionele aansprakelijkheid slaagt wel.

• Zorgplichtschending: de werkgever heeft de werknemer niet, althans onvoldoende, beschermd tegen het gevaar van het ontstaan van kanker en andere aandoeningen.

• De kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt is niet zeer klein noch zeer groot.

• Nu de werkgever proportioneel aansprakelijk is, moet hij de schade vergoeden in evenredigheid met een als een percentage uitgedrukte kans dat de schade door de

normschending is veroordeeld. Het hof schat dit percentage op 25% (dat lijkt grofweg het gemiddelde van de door de deskundige vastgestelde kansberekening te zijn).

Hof 's-Hertogenbosch 5 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:780

Proportionele aansprakelijkheid

(34)

• Geschil opnieuw voorgelegd aan de HR.

• Hoge Raad verenigt zich met het oordeel van het hof  art. 81 RO.

• Daaruit kunnen we afleiden dat een kans tussen de 14,7% en 32,3% weliswaar te laag is voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel, maar wel ruimte laat voor toepassing van het leerstuk van proportionele

aansprakelijkheid.

Hoge Raad 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1996

Oordeel Hoge Raad

(35)

38

• Voor werknemers die aan oplosmiddelen zijn blootgesteld en daardoor de ziekte OPS hebben gekregen.

• Vergoeding € 21.847 (2021).

• Aanvraag voor de tegemoetkoming mogelijk vanaf 1 maart 2020.

• Aandoening voor 1 maart 2020 vastgesteld. Werknemer zonder diagnose had zich uiterlijk op 1 september 2020 moeten melden bij het Solvent Team voor het aanvragen van een diagnose.

• Werknemer dient mee te werken aan de bemiddeling voor een schadevergoeding in het geval er een werkgever aansprakelijk is te stellen  mogelijk een toename van claims na opening van het loket.

Eenmalige financiële tegemoetkoming slachtoffers OPS

Tegemoetkoming voor werknemers met 'schilderziekte'

(36)

• Werknemer stelt gehoorschade te hebben opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden in zwembaden.

• Rb.: Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat de schade is ontstaan in de uitoefening van zijn werkzaamheden als toezichthouder/schoonmaker bij de zwembaden.

• “Het feit dat niet uit te sluiten valt dat de tinnitus door, naar eiser stelt, voor hem stresserende werkfactoren is opgetreden en dat deze zich waarschijnlijk verder heeft ontwikkeld door zijn aanwezigheid in de zwembaden, is onvoldoende om aan te nemen dat waarschijnlijk is dat de werkzaamheden en/of werkomstandigheden in de zwembaden de tinnitus bij eiser daadwerkelijk hebben veroorzaakt.”

Rb. Den Haag 30 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6498

Causaal verband tussen gehoorschade en werkzaamheden in

zwembaden niet aannemelijk gemaakt (bestuursrecht)

(37)

40

Aanleiding:

• Bij beroepsziekten is het causaal verband vaak moeilijk aan te tonen.

• Werknemers ervaren een hoge drempel (relatie met werkgever staat op het spel).

• Veel werknemers lijden schade, en blijven daarbij zonder goede begeleiding in een

kwetsbare positie en worden niet gecompenseerd voor de geleden en nog te lijden schade.

• Onderzoek PwC: slechts in 14-15% van de gevallen wordt daadwerkelijk een claim ingediend.

• Gemiddelde behandeltermijn bedraagt 5, 6 jaar of meer.

Leidraad Afwikkeling Beroepsziektezaken

Stappenplan voor de afhandeling van verzoeken om

schadevergoeding in verband met een beroepsziekte

(38)

• Zolang aansprakelijkheid niet vaststaat, geldt dat men zoveel mogelijk dient te handelen in de geest van de GBL. Deze leidraad biedt daarom handvatten om uitvoering te geven aan het handelen in de geest van de GBL als het gaat om het eerste contact, de vaststelling van de aansprakelijkheid en de afspraken met betrekking tot de te volgen stappen bij de

afhandeling van de claim.

Leidraad Afwikkeling Beroepsziektezaken

Uitgangspunten

(39)

42

• Deskundigheid: Werknemer en werkgever laten zich ieder bijstaan door een op het gebied van beroepsziekteclaims deskundige.

• Verwachtingenmanagement: De belangenbehartiger van de werknemer licht de werknemer voor over de bijzondere aard van beroepsziektezaken en de daarmee gepaard gaande (verwachte) duur en kosten van het traject.

• Voortvarende behandeling: Partijen zijn samen verantwoordelijk voor een voortvarende behandeling van de zaak en maken afspraken over te hanteren termijnen.

Leidraad Afwikkeling Beroepsziektezaken

Uitgangspunten

(40)

Leidraad Afwikkeling Beroepsziektezaken

Stappenplan

(41)

44

Leidraad Afwikkeling Beroepsziektezaken

Stappenplan

(42)

Leidraad Afwikkeling Beroepsziektezaken

Stappenplan

(43)

46

• Zolang aansprakelijkheid niet vaststaat, dragen partijen zelf de kosten die zij maken in het kader van de eerste informatievergaring, het gezamenlijk bezoek aan de werkgever en de evaluatie op basis hiervan (stap 1 tot en met 4).

• Zien zij zich vervolgens genoodzaakt tot het inschakelen van een deskundige ter beoordeling van de blootstelling aan een gezondheidsrisico of ter beoordeling van het causaal verband (stap 5 en 6), dan dragen zij de kosten van de door hen gezamenlijk aangezochte onafhankelijke deskundige (ieder voor de helft).

• Komt aansprakelijkheid vast te staan (stap 7) dan draagt de aansprakelijke deze kosten conform artikel 6:96 lid 2 BW

Leidraad Afwikkeling Beroepsziektezaken

Kosten

(44)

Recente uitspraken

04

(45)

57

• Fietser is gevallen nabij een rotonde. Is een scooterrijder betrokken?

• Getuige: "Ik had het idee dat de mevrouw schrok van de bromfiets die op de rotonde afreed. Ik vermoed dat zij geremd heeft. Zij ging op de grijze stenen/tegels die langs de stoep liggen onderuit. Dat was nog vóór de bromfiets langs. Zij heeft de bromfiets daarbij niet geraakt. Zij kwam op haar zij terecht. (…) De bromfietser stond op dat moment al stil of praktisch stil. (…) De bromfietser reed zeer langzaam en heeft het ongeval niet kunnen voorkomen. Ik zou niet weten wat de bromfietser anders had kunnen doen. Zij kon niet nog langzamer rijden. Zij stond al praktisch stil. (…)."

Rb. Noord-Nederland 7 juli 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3434

185 WVW: betrokkenheid scooter niet aangenomen

(46)

Rechtbank:

• Ook bij afwezigheid van contact of een aanraking kan betrokkenheid worden aangenomen, bijvoorbeeld in het geval dat een fietser schrikt van een botsing tussen twee auto's en ten val komt (zie HR 23 november 1939, NJ 1940, 265).

• De enkele aanwezigheid van een motorrijtuig op de plaats van het ongeval of het enkel samengaan van de handeling van het motorrijtuig en het ongeval is daarentegen niet voldoende voor betrokkenheid in de zin van artikel 185 lid 1 WVW.

• In dit geval is niet vast komen te staan dat de scooterrijder een actieve rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval.

• Art. 185 lid 1 mist WVW toepassing.

Rb. Noord-Nederland 7 juli 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3434

185 WVW: betrokkenheid scooter niet aangenomen

(47)

59

• Situatie: voetganger rent over een parkeerplaats in een poging om de bus te halen. Hij glijdt uit over een blindegeleidetegel juist op het moment dat de bus wegrijdt en komt met zijn voet onder het rechter voorwiel van de bus. Overmacht?

• Hof: Buschauffeur kan rechtens geen enkel verwijt worden gemaakt. Een buschauffeur hoeft met een dergelijke “fout” van een weggebruiker - het uitglijden over een blindegeleidetegel – redelijkerwijs geen rekening te houden. Dit is ook naar het oordeel van het hof voldoende voor overmacht, behoudens ingeval komt vast te staan dat, zoals betrokkene stelt doch Veolia en Nationale Nederlanden betwisten, de

buschauffeur hem heeft zien vallen. Van een zorgvuldig chauffeur mag in dat geval worden verwacht dat hij/zij de bus onmiddellijk tot stil stand brengt.

• De voetganger wordt - bij wege van tegenbewijs - toegelaten te bewijzen dat de buschauffeur hem heeft zien vallen, waarna zij de bus niet onmiddellijk tot stilstand heeft gebracht en zelfs nog even is doorgereden.

Hof Den Bosch 20 juli 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2278

Overmacht: voetganger komt na val met voet onder een bus

terecht.

(48)

• Ongeval tussen linksaf slaande en inhalende auto, waarbij de bestuurder van de inhalende auto zeer ernstig gewond is geraakt.

• Overschrijding van de maximumsnelheid en het inzetten van een inhaalmanoeuvre op een moment dat appellant er rekening mee moest houden dat geïntimeerde zou afslaan.

• 2/3 eigen schuld

• Geen billijkheidscorrectie. De omstandigheden die tot een correctie zouden moeten leiden, houden elkaar in evenwicht. Zeer ernstig letsel, maar appellant valt een veel groter verwijt te maken als het gaat om het ontstaan van het ongeval en de ernst ervan.

Hof Arnhem-Leeuwarden 31 augustus 2021, ELCI:NL:GHARL:2021:8321

Ongeval ‘linksaffer’ en ‘inhaler’2/3 eigen schuld inhaler

(49)

61

TVM als gesubrogeerde SVI- en cascoverzekeraar van vrachtwagen verhaalt zich op voetganger, die plots de weg overstak met een aanrijding tot gevolg.

Voetganger was suïcidaal. Vraag of onrechtmatige daad aan de voetganger kan worden toegerekend in de zin van artikel 6:162 lid 3 BW, is niet het geval. TVM kan als gesubrogeerde verzekeraar geen beroep doen op artikel 6:165 BW op grond van artikel 6:197 lid 2 en zich niet de situatie van medeschuld voordoet.

Rb. Gelderland 18/8/2021, RBGEL:2021:4400

(50)

• Na een operatie aan een hersentumor bezoekt een vrouw meerdere ziekenhuizen voor controle. Bij de laatste controle wordt er een groei van de tumor geconstateerd.

• De vrouw verwijt twee ziekenhuizen dat zij tien jaar lang de groei van de tumor niet hebben opgemerkt waardoor een delay in behandeling is ontstaan.

• Volgens de rechtbank was de groei dermate klein dat het zou kunnen gaan om meetfouten.

• Pas in 2014 manifesteerden zich klachten die wezen op groei van de tumor.

• Nu geen sprake was van een significante groei, hoefden de ziekenhuizen dat ook niet mee te delen  geen toerekenbare tekortkoming.

Rb. Noord-Holland 7 juli 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6279

Handelen ziekenhuizen onrechtmatig bij behandeling

tumoren?

(51)

63

"Ten overvloede voegt de rechtbank daar aan toe dat zelfs als er een toerekenbare tekortkoming was geweest, geen sprake is van een causaal verband tussen deze tekortkoming en de gestelde schade. Het is namelijk niet vast komen te staan dat als de groei van de resttumor wel eerder was geconstateerd en medegedeeld:

• anders was gehandeld of een ander beleid was gevolgd;

• [eiseres] eerder of anders was behandeld;

• [eiseres] geen of minder restklachten had gehad."

Rb. Noord-Holland 7 juli 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6279

Handelen ziekenhuizen onrechtmatig bij behandeling

tumoren?

(52)

• Terwijl werknemer met een misplaatst confettikanon door de winkel loopt ontploft het kanon  ernstig letsel aan het linkeroog.

• Inspectie SZW: ongelukkige samenloop van omstandigheden  geen verder onderzoek.

• Werkgever aansprakelijk voor de schade?

• Heeft de werknemer aan het confettikanon gedraaid of is het kanon spontaan tot ontploffing gekomen?

Rb. Amsterdam 2 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4091

Confettikanon ontploft in gezicht werknemer

(53)

65

Kantonrechter:

• Uit camerabeelden kan niet worden afgeleid dat de werknemer bewust het ontploffingsmechanisme heeft geactiveerd. Beelden sluiten echter ook niet uit dat dit onbewust is gebeurd.

• Hoe het ontploffingsmechanisme werkt is geen feit van algemene bekendheid.

• Geen ongelukkig samenloop van omstandigheden: het lag in de lijn der verwachting dat de werknemer het confettikanon oppervlakkig onderzocht om te beoordelen of het weer terug in het schap gelegd kon worden.

Dat een werknemer bij een oppervlakkig onderzoek van het confettikanon een zodanige beweging maakt dat deze onbedoeld tot ontploffing komt, is uiterst ongelukkig, maar niet zodanig onwaarschijnlijk dat

redelijkerwijs niet van Action gevergd kan worden maatregelen te treffen ter voorkoming van een dergelijk ongeval.

Rb. Amsterdam 2 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4091

Confettikanon ontploft in gezicht werknemer

(54)

• Action heeft aangevoerd dat zij duizenden artikelen in haar schappen heeft liggen en dat het confettikanon slechts één van die producten is.

• Maar:

• Action kiest er voor een zeer divers en steeds wisselend winkelaanbod te hebben.

• Dat Action het vervolgens ondoenlijk vindt om haar werknemers te instrueren over het gevaar van één enkel product tussen de veelheid aan artikelen in haar schappen, ligt in haar risicosfeer en ontslaat haar niet van haar verantwoordelijkheid als werkgever om te zorgen voor een veilige werkomgeving waar ongevallen als de onderhavige zich niet kunnen voordoen.

Rb. Amsterdam 2 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4091

Confettikanon ontploft in gezicht werknemer

(55)

67

• Val van pony tijdens rijles.

• Risico-aansprakelijkheid manege (art. 6:179 BW).

• Schade is veroorzaakt door de eigen energie van het dier.

• Verweer manage: betrokkene, althans haar ouders, hebben door het aangaan van een lesovereenkomst het risico genomen dat zich een ongeval zou voordoen.

Rb. Overijssel 11 augustus 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:3261

Manege risicoaansprakelijk voor ongeval met pony

(56)

Hoge Raad van 25 oktober 2002, (ECLI:NL:HR:2002:AE7010):

"Indien degene die een paard van een ander berijdt, schade lijdt ten gevolge van onberekenbaar gedrag van het paard (…), is het enkele feit dat de benadeelde het paard uit vrije wil berijdt en met toestemming van de eigenaar, dus krachtens overeenkomst met deze, niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat uit art.

(…) 6:179 BW voortvloeiende aansprakelijkheid van de eigenaar van het paard geheel vervalt. Of en zo ja in hoeverre om die reden sprake is van een omstandigheid die in de risicosfeer van de berijder ligt en daarom aan hem moet worden toegerekend, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval.(…)’

Rb. Overijssel 11 augustus 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:3261

Manege risicoaansprakelijk voor ongeval met pony

(57)

69

Rechtbank:

• Gelet op deze rechtsregel geen geheel verval van aansprakelijkheid.

• Rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat sprake is van aan betrokkene toe te rekenen omstandigheden die hebben geleid tot het ongeval en die daarmee hebben bijgedragen aan het ontstaan van schade als gevolg van dat ongeval, anders dan dat zij heeft deelgenomen aan de rijles. Niet gebleken dat het meisje enig bijzonder verwijt treft.

• Causale verdeling: 60% manage en 40% betrokkene.

• Matiging: verzekeraar zal de schade niet vergoeden (geen tijdige melding). Matiging tot het bedrag waarvoor dekking zou hebben bestaan bij tijdige melding.

Rb. Overijssel 11 augustus 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:3261

Manege risicoaansprakelijk voor ongeval met pony

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(‘De vraag of de concrete gevolgen die mevrouw x ondervond ten gevolge van deze zeer zeldzame complicatie in de lijn van de verwachtingen liggen zoals die in de litera- tuur

In ieder geval wordt tot nog toe in de rechtspraak over de situatie zónder ongeval geen (kenbaar) onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de constitutie van het slacht-

In deze folder staat bij welke klachten u het ziekenhuis of uw huisarts moet waarschuwen.. En wat u zelf kunt doen bij spierpijn en

Medisch attest: O in bijlage O wordt later doorgestuurd Gelieve Medisch attest vrijwilliger te laten invullen door een geneesheer.. Was de tegenpartij ook

1 Zo meerdere natuurlijke personen samen houder zijn van een zichtrekening en/of spaarrekening, worden behoudens andersluidende overeenkomst, in zoverre schriftelijk aan AXA Bank

Wanneer het vacuüm tussen de ribbenkast en de longen wegvalt door bijvoorbeeld een gaatje, kunnen de longen ‘inklappen’ waardoor ze (tijdelijk) hun functie

Door als eerste de adviespraktijk van het Fonds voor de Medische Ongevallen en de rechtspraak kritisch te analyseren zet Wannes Buelens de toon en ik ben ervan overtuigd dat

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Velsen maken bekend dat zij in de periode van 17 januari 2011 tot en met 21 januari 2011 de volgende aanvragen voor een