• No results found

Bijlage tot De Ingenieur" no. 9 van 4 Maart BETON MAANDBLAD GEWIJD AAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK VAN HET GEWAPEND BETON

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage tot De Ingenieur" no. 9 van 4 Maart BETON MAANDBLAD GEWIJD AAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK VAN HET GEWAPEND BETON"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage tot „De Ingenieur" no. 9 van 4 Maart 1938.

6e J A A R G A N G

N U M M E R 3

B E T O N

4 M A A R T 1938

B t . 23

M A A N D B L A D G E W I J D A A N W E T E N S C H A P E N P R A K T I J K V A N HET G E W A P E N D B E T O N

O R G A A N V A N D E B E T O N V E R E E N I G I N G

Bijdragen en brieven bestemd voor Beton, te zenden aan ir. A . H . S W E Y S , de Constant Rebeequestraat 96, V G r a v e n h a g e

— ; ; : i i , T. „ T n ™ ™ _ Ineezonden stukken: Uc berekening van de verstijvmgs- INHOUD: Architectuur en beton, door ir J. B V A N L O C H E M l n^ z o n a V O I . K E R , met naschrift door dr.

K<n»>r« hii het ontwerp hangbrug over de Nieuwe Maas te Rotterdam, aoor liggers bij net ontwerp i a K ë^ ^ Emmen. _ Jaarverslag der Betonvereemging.

Architectuur en beton.

1

)

Voordracht, gehouden voor de Betonvereemging op 17 November 1937 te Amsterdam door

ir. J . B . V A N L O G H E M .

Tot de meer edele „ l e v e n d e " materialen behooren vrijwel alle natuurlijke materialen, het hout, de (meeste) natuurlijke gesteenten en in zeKeien im uu». ^ .u tot steen geworden klei, de baksteen.

Tot de onedele, vergankelijke materialen behooren vrijwel alle kunstmatige samenstellingen, w.o. ook het ge- wapend beton."

Toen i n 1933 de Technische Hoogeschool te Deltt de gouden medaille verleende ten gevolge v a n de beantwoor- ding v a n de door haar gestelde vraag: „ i n hoeverre heeft het gewapend beton bijgedragen tot de ontwikkeling van de aesthetiek der bouwkunst en i n welken zin zijn nog verwachtingen hieromtrent gerechtvaardigd?", heeft het antwoord i n onzen kring, den kring der nieuw-zakelijke architecten, leden v a n de congressen voor het nieuwe bouwen, meer dan gewone teleurstelling gewekt. De wijze van beantwoording niet i n de eerste plaats, maar het feit, dat een instelling als de T . H . , die wij zoo gaarne leidend zouden zien, wederom bleek niet boven den geest van alle academies uit te komen, was teleurstellend.

In ons orgaan „de 8 en opbouw" is toen door V A N R A V E - S T E Y N en door mij stelling genomen tegen dien geest, die zoo- wel i n de bekroning als i n de algemeene „faits et gestes" v a n de bouwkundige afdeeling der T . H . tot uiting komt.

Volgens mij werd reeds v a n een verouderde gedachte uitgegaan door de T . H . , toen zij de vraag stelde „ i n hoe- verre heeft het gewapend beton bijgedragen tot de ont- wikkeling v a n de aesthetiek der bouwkunst", omdat de aesthetica nooit als doel gesteld mag of k a n worden, daar de bouwkunst uitsluitend het leven v a n den mensch heelt te concretiseeren i n zijn synthetische waaiden. H e t aesthe- tische k a n een gevolg zijn, maar is nooit primair.

N u moet men mij niet tegenwerpen, dat het kinderachtig is om over een woord te vallen, want die tegenwerping zou alleen mogen gelden, wanneer het een woord was, dat te beschouwen k o n zijn als een „slip of the pen . I n dit verband, i n deze zeer duidelijk gestelde vraag v a n de T H k a n men onmogelijk van een „slip of the p e n " spre- ken, wanneer het woord „ a e s t h e t i c a " der bouwkunst ge- bezigd wordt. Door d i t woord i n dit verband wordt zeer uitdrukkelijk vastgelegd, waardoor het verouderde v a n de T H - a f d e e i i n g Bouwkunde tot uiting komt. U i t deze uitdrukking „ a e s t h e t i c a der bouwkunst" spreekt zeer duidelijk de statische instelling v a n de T . H . , terwijl de bouwkunst i n alle niet-academische kringen zeer uitge- sproken dynamisch wordt gezien, d.w.z. als concre- tiseering v a n het vloeiende leven, v a n het dynamische leven, het leven v a n den 20sten eeuwschen mensch, die zijn hoogste mogelijkheid k a n en moet beleven i n de tot

!) De tekst van deze voordracht werd in verband met de critiek daarin uitgeoefend op de bekroning eener prijs- vraag in 1933, toegezonden aan de Afd. Bouwkunde der

•T.H., ten einde deze, desgewenscht, in de gelegenheid tc stellen een wederwoord tc plaatsen. Hiervan werd, met dank voor de inzage, echter geen gebruik gemaakt. (Redactie)

rust geworden beweging, i n de dynamische rust en orde, d. i . een rust, waarin het vloeiende, het wordende blijft

gelden. , In den gedachtengang v a n den 20sten eeuwschen mensen

is daarom het begrip „ a e s t h e t i e k " i n den ouden zin, een vermolmd begrip, dat geen levende werkelijkheid oproept en derhalve niet meer k a n gesteld worden als centrale gedachte, waarom het leven zich groepeert, H e t leven zelf moet de centrale gedachte zijn, en dat bouwwerk is het belangrijkste en ook het schoonste, dat het diepst geworteld is i n het volledige leven en dus zoowel tijds-

als eeuwigheidswaarde bezit. ^ Ik k o m n u terug op de uitspraak v a n den , ,goldmedallist ,

die het gewapend beton „ m i r nicht dir n i c h t " tot de on- edele materialen rekent tegenover het hout en de natuur- steen en „ i n zekeren z i n " ook de tot steen geworden klei

„de baksteen". W i j zien hier dus zeer duidelijk den v a n God bezeten i n plaats v a n den door G o d bevrijden mensch aan het woord, den mensch, die zijn begrippen omtrent edel en onedel feitelijk laat beheerschen door de oud-testamentische gedachten omtrent het geschapene.

W a n t i n de nevenstelling hout en natuursteen aan de eene zijde en baksteen aan de andere zijde spreekt als een zekere angst om de baksteen bij het „ g e s c h a p e n e " te rangschikken, zooals dit zoo duidelijk kenbaar is i n hout en natuursteen.

De oud-testamentische mensch k o n zich geen voorstel- ling maken v a n het gewapende beton en de nog steeds levende oud-testamentische mensch zou zich feitelijk wel een voorstelling daarvan moeten maken, maar zijn geest is nog zoo belast door het scheppingsverhaal, dat deze geest i n verzet k o m t tegen het gewapend beton, waarin de „ g e s c h a p e n " oerdeelen zóó verhuld, zóó gewijzigd voor- handen zijn en de onedele menschelijke adem er zoo duidelijk over gegaan is, dat het gewapend beton daardoor wel een onedel materiaal moest worden.

De werkelijk moderne mensch, die de betrekkelijkheid v a n alle waarden heeft lee- n z;en en doordenken, kent geen edele en onedele materialen i n den z i n als boven tot uiting gebracht. De moderne mensch, die de beschikking heeft gekregen over wetenschappelijke methoden v a n onderzoek, die het statische denken heeft leeren opheffen en verkeeren om zoodoende tot het dialectische denken te komen, heeft de onwijsgeerigheid v a n de onderscheiding edel en „ o n e d e l " ingezien; hij heeft begrepen, dat elk materiaal, indien verkeerd toegepast, van edel tot onedel wordt, zoo ook bij goede toepassing v a n onedel tot edel als men dan toch de woorden w i l laten uraw»»»,

gorieënbegrip noodig is. _ Het is juist de kunstenaar, die door de toepassing v a n het licht, door de schoonheid der ruimtelijke betrekkingen boven het materiaal uitkomt, het materiaal bezielt, het zijn zwaarte ontneemt, hetzij door den v o r m of door de kleur D i t alles w i l zeggen, dat men zou kunnen spreken van bezield en onbezield materiaal, waarbij, als men dan toch per sé tot den oorsprong wil teruggaan, elk materiaal

(2)

Bt. 24

De Ingenieur no. 9. Beton N o .

tr^f^Z 7™

a l S o n b e z i e l d e« ^ toegepasten v o r m pas als bezield k a n worden bestempeld

( 1 p Z°m° 'S h.e t hout a l s boomstam onbezield. Eerst wanneer J t S h ft ^ werktuigen, zijn kunstenaarsvisie het beroerd heeft, wordt het bezield. Denken wij eens aan het onaanzienlijke stukje hout, waarvan de Japansehe kunstenaar zijn netsjoeke snijdt, en ondergaan wij i n g ï dachten eens even onze gewaarwordingzn, wanneer wij zoo n netsjoeke met onze vingertoppen beroeren. W a t is de w ™Urtf°Ut b e Z i e M Sjorden, niet alleen doet dooTdat , ,'J

I

laStl

I

h Van h 6 t b e e l dJ 'e'maar e v e n ze e r doordat

alle

waarden, die i n het hout sluimerden, naar

voren zijn gebracht. ' D i t is een der mogelijkheden v a n bezieling van het

maar d a

f

r m e d e z iJ 'n d e mogelijkheden niet uit-

r

t n

ri

h e t Chmeesche en Japansehe lakwerk.

Niets van het hout is meer te herkennen, alles is door de kunstige laklaag bekleed. Is daardoor de waarde v a n het hout verloren gegaan? Integendeel, het hout is zoodanig beschermd en veredeld door de aanraking van de mensche i e w n , H ' o n b e z i e l d tot bezield materiaal is geworden, maar het is hout gebleven

na

?lrf

e G r i e,k e n bedekten veeM hun prachtig bewerkte faS 1l T i k I e U"g e v e r f I aSe n- Hierdoor werd juist het materiaal veredeld, omdat de eeuwigheidswaarde

S r m d T

g r

°

0 t

,

W e r d

-

^ 6 d e l k behoort meestal b ï

dut^amher"

6 1 1

' ^

g e h e C h t W M d t a a n d e

Ik mag veronderstellen, dat i k temidden v a n dit ee- zelschap v a n wetenschappelijke ondogmatici thans wel te loopen i n U w oogen een ketter te zijn, k a n zeggen dat het gewapend beton i n vergelijkking met natuursteen of baksteen eerder tot de bezielde materialen gerekend

ÏfkeT

d

r w

d C Z e I a a t S t C ma t e r i a l e n , omdat de mensche- hjke geest, het menschelijke weten reeds a priori sterker

£

S

* t w

n

^

g6WaPend bet

°

n d a n

*

de

"SE

steen en de baksteen.

altoï iS^M T

^ Z 6 g g e n' dat h e t ^ p e n d beton altijd bezielder ,s dan de natuursteen of de baksteen.

Zooals ik dit door de netsjoeke en het lakwerk heb ge- u i t o a a t ^ i n6 w ? S t e l k e b 6 Z i e I i n g' d i e van e e n ™ r k

Uitgaat i n laatstp instant» „fl,„„l..l"i_ — d i n a i i j v e i i K van de wiize waarop de toepassing heeft plaats gevonden en de mate' waarin de waarden, die in het materiaal besloten zijn tot w i U o c h T k6 f"' U i t dTk k i n g ^ SebrM En nu moten wij toch zeker deze conclusie trekken, dat bij de veelvuldige toepassing van het gewapend beton in onze moderne bouw- werken tegenover de vrij beperkte toepassingsmogelijkheid Ie k a n s f6 6 1 1 ° f ™ ^ ™ a l s -rkelijke bouwefemLÏen de kansen van het gewapend beton, om tot een bezielde uitdrukking te geraken, voor dezen tijd oneindig veel Ï ter zijn dan voor baksteen of natuursteen. Dit S t zeggen, dat wij zeer harde baksteen of natuursteen n et zullen gebruiken, waar het noodig is als bekleed ng van het gewapend beton, maar daarmede is deze baksteen of natuursteen evenmin doorslaggevend voor het bezieM

*qn ƒ onbezield zijn van het gebouw als de lak dit is w a nd e ntaf n n e r +°f ^ineeS °P Z i j n h°U t w e r k aanbreng want niettegenstaande de baksteenbekleeding of de be P W ^ h1? n a t u u r s te e n blijft het een werkelijke schep-

M e l W ° r d t "T1 C e n natuursteengebouw. ?

van een werk ^ ^ b e g r iJ Pe n-I k ^ e e k uitdrukkelijk maar al te l t i S C h e pPmg i n beton, omdat er helaas wapen? n e t e n ™ ? T T f ^ W a a r i n f e i t e I" k het ge- modern tuien 2 " ? W i"en h e t toch voofal namen o 7P aatsen n " , a r c h i t e c t. Ik wil hier geen goed bekend f s h o e ^ T ' ^ " UW k r i n g maar a l te

b e t o n k e r ^ p i

wo'rdJ * * " °* ^ ^

g e v o l g e n t

ti^J^JtT^ T^^

8 alS

genomen, omdat er via n t T a l s U ] tgangspunt merkbare reactie ontl L n T ^ ™ °D S l a n d e e n

T.H. A f d . Bouwkunde ik T " g C S t e U n d d o o r d« Kunde. Ik spreek met van schragen, want

om te schragen moet men kracht hebben, terwijl een oud stokske alleen nog kan steunen. Deze, onze Nederlandsche 1 . H ontkent de waarde der moderne constructiematerialen sterker en sterker en voert de bouwkunst steeds meer i n oude banen terug. Was er omstreeks 1930 een kleine hoop dat iets v a n het meuwe licht i n de T . H . zou doordringen die hoop is thans weder geheel vervluchtigd. D e T H o n t ' komt met heelemaal aan het gewapend beton. D i t was nog mogelijk in 1905, toen zonder dat iets tot Delft was doorgedrongen, toch reeds overal zeer belangrijke beton- constructies werden gemaakt.

Thans construeert men i n Delft ook wel i n beton maar Ifhr^ m a t e r i a a l nitsluitend een hulpmateriaal, dat men tlink bedekt en volkomen gecamoufleerd beton ^eteekend maar tot de vrije erkenning v a n de schoonheid, als nieuw' constructiemateriaal, is men aan onze T . H . noo niet ee

komen. a ë

Wat is i n het algemeen het verloop v a n de ontwikkeling van liet gewapend beton geweest?

L a t e n wij de alleroudste kleine toepassingen buiten be- schouw dan is i n den begintijd i n gewapend beton bijna uitsluitend weimg doorzichtig geconstrueerd D i t is logisch en begrijpelijk. De praktijk was nog niet v o l - doende o m zich te bevrijden v a n de eerste theoretische

nzichten. Bovendien _ en dit geldt voor alle overgangen m de architectonische opeenvolging v a n stijlen — de ontwerper z i t nog vast met zijn geest aan de voorgaande vorm- en materiaalprmcipes. B i j deze principes waren onze oogen zoodanig aan bepaalde verhoudingen, massa- werkingen en materiaalwaardeeringen gewend, dat diezelfde oogen maar niet terstond accepteerden, wat het verstand c T n s t r u e tV a a r d ta d' " d u s bW h j k , dat de beton-

^wlu uiiuurang, vending, vernieu- wing v a n constructies. H i j vond bovendien geen steun noch van den architect, noch v a n het publiek. D e meeste' bouwwerken u i t dien tijd zijn dus i n h u n verschijning

ver ten achter bij den inhoud. ë

E e n tweede fase treedt in, wanneer de architecten ( n o , ontdekt ^ °ntwaakt zh'n, d.w.z. het gewapend beton ontdekt hebben. N u treedt zoo mogelijk een nog minder goede fase in dan de reeds beschreven eerste, toen ten minste het verstand nog leidend was. I n deze tweede fase moetook he t verstand v a n den construeerenden ingenieur wijken voor den aesthetisch verkeerd, d.w.z. verouderd

ingestelden architect. ae m

van

r

j,r

t S t a a n g

7l

s c h eP Pi ng e n u i t de mogelijkheden van het gewapend beton voortgekomen, maar door de verouderde aesthetica wordt het beton v a n zijn karakteris- tieke schoonheid beroofd. E e n derde fase treedt i n , wanneer werkelijk modern voelende architecten o f kunstzinnige ingenieurs (in den grond zijn beide groepen hetzelfde) zich met het vraagstuk gaan bemoeien. De werkeliike kunstenaar doorbreekt de tamme architectuur-bende H e t

£ TT'LE C° ™IER' LE F B E V S S Ï N E T , M m s V A N D E

in ^ hygTJpen' d a t d e schoonheid van het gewapend beton m de lichte, typische mogelijkheden schuilt, waartoe d i t materiaal, vooral na de vervaardiging van de hoogwaardige staal- en cementsoorten, voorbeschikt schijnt

Zoo ontstaan, o m bij enkele voorbeelden te blijven het magazijn Esders i n Parijs, een warenhuis, dat i n zijn t y p i - sche lichtheid thans nog niet is overtroffen; de brug te St. Pierre du V a u v r a y brengt een nog niet geziene ijlheid, die het landschap met vernietigt, maar aan schoonheid doet winnen. D e vliegloods Orly, waar bij een spanning van 80 m een wanddikte v a n 9 c m voldoende bleek o m tot een machtige moderne uiting te geraken, is een mijl- paal voor de nieuwe architectuur

Delft blijft ingeslapen. O ja, Orly, hoort men er schamper mompelen, heel goede utiliteitsbouw, „ m a a r aan het hoogere komt het niet toe", alsof i n het lagere het hoogere met voorondersteld ware.

De brug over de Elorn-rivier met 3 spanningen, elk v a n

(3)

4-3-1938

D e I n g e n i e u r ^ i o ^ J J e t o i J ^ o ^ B t . 25

. . „ ._ i.„4- ,™„O<TC+IIV verder i n con- 1 8 3

m,

bren

f

nn

2

aa

;7

e

"

e

;7blijktrdat

d o o r d e r g e l i j k e ger s t r u c t i e v e n zm' m^ le S ien de ev e n d u i d e l i j k e r e n 1 S S ï f ^ ^ ^ d o o r t a l l o o z e r a a d h u i z e n , d e

die om ons ™^£«££Z^*^ „le h g

t o r e n i n *

i S S S ^ n S L h

Je! m e d e l i j d e n k r i j g e n m e t d e n

m

L E r BEYSbiNi-iï „ „h r e e f d a t h e t g e w a p e n d b e t o n e e n is

„ g o l d m e d a l h s t d e s c h r e e i d a

f

m e (

£

m s t misschien m o n e d e l m a t e r i a a l is l o c l i _ isi a e * o o g e n b l i k , st

nog t e z i j n a a n - d,

d a t hi] d o o r d i ezin™ ;e°ve waren n a u w e l i j k s . 1 0

J S S C S L T I Ï S c h o o l

v e r l i e t . B e w e z e n i s m l .

j a a r a a n g e b r o k e n . S c h a d e n f r e u d e " a l s i k o n z e d M e n v e r d e n k e mij n i e t v a n „ S c n a a e m r e u u

T . H . a f d . a r c h i t e c t u u r z o o W r q z e a d m * p p ^ b e t o o g ^

is a a n g e b r o k e n , z a l z i j n a l s e e n w e i J ] i n P a r i j s g e s t r a n d e l i c h t b a a k v a n L E F R E Y S S I N E T v e

SETS = S ï ? ~ è op

S e £ S £ 5 u l " d o o r d e z o o g e n a a m d e g e b r e k e n » v a n h e t m a t e r i a a l k a n v o o r t * e b m e h t w o r d l e n

W a n t d a t i n d e n a u t o w e g , d,e . 1 . U t o t a m « a d »

S8BEH&NB

m e e r k a n z i j n d a n e e n n o o d z a k e l i j k k w a a d , d a t m e n

d e s e l i i k m o g e l i j k m o e t w e g m o f f e l e n . . Prof d%Ï d e p r a c h t i g e A u g u s t i n u s k e r k i n « - W a n P r o f .

M O S E R k e n t , e e n k e r k , d i e e c h t h e i d e e n i g e o m k l e e d i n g h e t g e w a p e n d b e t o n i n a l z i j n

l a a t z i e n , h i j l a t e z i c h n i e t

dStt

h o o g f t e , v e r b l i n d e n , d r o g r e d e n e e r m g e n v a n h e n ^ d i e h e t g ,

T n teet t e b e s e f f e n , m a a r d a t h e t d e ^ « ^ ^ S

SS??»

t o t W e Ï d e n a r b e i d a a n l e i d i n g z a l g e v e n , is n n j n v a s t e

o v e r t u i g i n g . •

— ^ " ^ I N G Ê Z O N D Ë N ^ S T Ü ^ ^ ^

D e b e r e k e n i n g v a n d e v e r s t i j v i n g s l i g g e r s Wj h e t o n t - w e r p h a n g b r u g o v e r d e N i e u w e M a a s te R o t t e r d a m .

I n h e t a r t i k e l v a n d r . i r . J . B M M E N . o p g e n o m e n in.De Ingenieur n o . 3 2 e n n o . 3 6 r e s p e c t i e v e l i j k v a n 6 A u g u s t u s 1 9 3 7 e n 3 S e p t e m b e r 1 9 3 7 e n g e t i t e l d „ H e t b r u g o n t w e r p v o o r d e t w e e d e v a s t e o e v e r v e r b i n d i n g o v e r de N i e u w e M a a s t e R o t t e r d a m " , k o m e n e e n i g e b e s c h o u w i n g e n v o o r o v e r d e b e r e k e n i n g v a n d e v e r s t i j v i n g s l i g g e r s v a n d e h a n g b r u g .

N a a r aanleiding van deze beschouwingen zou ik het vol- gende willen opmerken ' h e e r EMMEN w e r d vanwege

m ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ n A op de bereke- liggers, daarin van deze liggers, juistheid «aren vast te. ™ v m n d e l,Ki n g,

fST " ttSfettZZZ'

verder oog

„u\irm«im"„, t

de " S S v i n g s l i g g e r , optredende,

d o ï r s n X ^ ^ ^ ^

w X e de

C^^^Snide

P u n t e n gebogen wordt

lolveSS«

de kromtestraal, zooveel te grooter de

^ T r Ï e f b e c i i f e r t hij, dat voor de vier bovengenoemde g e S l l e n d S m t e s t ^ l e n slechts weinig varieeren name, fitk van 4 5 8 0 m tot 4 8 9 0 m en hij trekt daaruit het besluit

£ , aangezien de hoogte van de jerstijvingggers bn de ver chillende aangenomen waarden dezelfde ^ o o k

spanningen in de wapening nagenoeg dezelfde moeten b l, j ' ven zelfs in geval van scheurvorming m het beton

B =^rd e n factor - te herleiden t o t m ~ m a '

' m m

w

; waard,: « - * > < -

^SStSJ^ £

vezel wordt de formule voor den kromtestraal B - q

S È o f f l J E nog rechtevenredig te zijn inet den dastici- e, teitsmodulus en den J f ^ ^ ^ E i S a ge-

ï van d e T n s de factor oc belangrijk gewijzigd wordt én ^ c l t r v o r m i n g in het beton doet d spannmg rn^de

« 1 wapening toenemen, even goed a s J n| een g ,g. ijzerconstructie de spanning ter plaatse van rst verzwakking oploopti ^ « « « t a a n d e in zijn be-

ste W a n n e e r de heer E M M E N het

^f^l

ege

J

e

nin

g

schouwingen betrekt, zal hi zien, dat er geen a

= tusschen zijn berekeningswijze en wat hl| noemt

d o x e berekeningswijze meer^ bestaat d o c h , ^ ^

— methode van berekening tot fe-elfde uvtkoms nt- als de door den R o t t e r d a m s c h e n criticus ^ t e

m . D r . E M M E N wijst er m zijn artikel

o p ^ ^^J^

h e t b e t o o g v a n d e n ^ ^ ^ ^ zooals uit het t e b r e n g e n ( e n d i t n « ^ ^ d e V d a a d h e t g e v a l ) b o v e n s t a a n d e m o g e zijn g e b l e k e n , 00

f™

d loer

.

d a n de t o e p a s s i n g v a n h e t g e w a p e n d ^ b e t o n ^ ^e

c o n s t r u c t i e ( b e d o e l d

^J^^^^BaSJ

d e r h a n g b r u g g e n z o u zijn v e r o o r d e e l d .

(4)

Bt. 26

De Ingenieur no. 9. Beton N o . 3

4-3-1938

in het toepassen v a n twee verschillende materialen voor de onderdeden v a n een statisch onbepaalde constructie en wel m dit geval v a n staal voor de kabels en gewapend beton voor de verstijvingsliggers v a n een hangbrug, veelal een groote mate v a n onzerkerheid omtrent het aandeel dat elk der onderdeden i n het opnemen v a n de belastingen heett. Deze onzekerheid zal menigmaal terecht weerhouden om ongelijksoortige materialen i n een statisch onbepaalde constructie toe te passen.

Onze leermeesters i n Delft wezen ons i n het algemeen reeds op d i t bezwaar. H e t onderhavige geval is een voor- beeld te meer.

In plaats v a n door het aanbrengen v a n verstijvings- hggers meent de heer E M M E N beperking v a n de verplaat- singen der hangbrug op economischer wijze te kunnen ver- krijgen door verzwaring v a n de vloerconstructie. H i j wijst er daarbij op, dat door de verzwaring v a n den vloer het meerdere i n de kabels te verwerken materiaal slechts weinig meer uitgaven z a l vergen. I k mis evenwel i n zijn betoog een opmerking aangaande de hoogere kosten v a n de zwaardere fundeering, welke v a n een verzwaring v a n den vloer door verhooging v a n de horizontale en verticale krachten, een gevolg is. Mogelijk kunnen ook deze kosten nog op den koop toe worden genomen, doch een aanwijzing, d a t dit eveneens is nagegaan, v i n d i k niet.

Verder zou i k er nog de aandacht op willen vestigen, dat

<te door ir. E M M E N toegepaste verstijvingsligger wel bij- zonder gering i n hoogte is ten opzichte v a n de overspanning.

Bij zijn ontwerp is de verhouding v a n hoogte t o t over- spanning 1 op 140, terwijl de Fransehen, die een lagen verstijvmgshgger zouden toepassen, toch nog voor deze verhouding ongeveer 1 op 100 zouden bezigen. H e t blijft voor mij nog de vraag, of de toepassing v a n een hoogeren verstijvmgshgger niet tot andere inzichten z o u leiden.

Aangezien de mogelijkheid voor het toepassen v a n hang- bruggen hier te lande zich voorloopig wel niet zal voordoen, heb i k mij tot het stellen v a n deze vragen beperkt, zonder door nadere becijferingen een antwoord hierop te geven.

Ik heb evenwel gemeend goed te doen met de aandacht op deze aangelegenheid te vestigen.

Ten einde mogelijk misverstand te vermijden, moge i k er op wijzen, dat met het bovenstaande allerminst wordt beoogd afbreuk te doen aan de stoute conceptie, welke door den heer E M M E N met d i t brugontwerp werd bereikt.

I r . F . V O L K E B . Antwoord.

Terecht betoogt i r . V O L K E B , dat de spanningen i n de verstijvingsliggers v a n het eerste brugproject niet alleen afhangen v a n de kromtestralen, volgens welke de liggers gebogen worden en v a n de hoogte v a n de liggers, doch ook afhankelijk zijn v a n andere factoren, n.1. v a n de elastici- teitsmoduli der materialen en v a n den afstand der uiterste vezels tot de neutrale lijn.

Ten onrechte merkt i r . V O L K E B op, dat i k deze eerste beginselen der mechanica over het hoofd zou hebben gezien en evenzoo ten onrechte verzekert mijn geachte bestrijder, dat, wanneer i k deze factoren i n mijn beschouwingen zou betrekken, er dan geen tegenstelling meer zou zijn tussohen mijn berekeningswijze en de orthodoxe methode, zoodat mijn methode d a n tot dezelfde uitkomsten leidt, als de door den Rotterdamschen criticus becijferde. Voorts geeft ir. V O L K E B als zijn meening te kennen, dat tegen het Rotter- damsche betoog niets is i n te brengen.

Waar i n het bijzonder de aandacht wordt gevestigd op Issn i P A N N I N G E N I N D E W APe n i ng groot 862 k g / c m2 en

±»8ü k g / c m2, door den Rotterdamschen criticus berekend,

i n A ~ i

A aanzien v a n deze spanningen onderzoeken, o f inderdaad tegen het Rotterdamsche betoog niets is i n

^ 2 r ,

e n

r

1 D° °R DEN RAAD VAN I R' V O L K E B op te S d der l f S p 6 C i a a l a a n d a< * t te wijden aan den

^n%TZ7:

z

^Lt

neutrale lijn en de eias

-

^^S^^t*^

1

^^

de wapening verondersteld "lat7 i } ^ ? .de R o t t^ d a m s e h e criticus

dersteld, dat de elasticiteitsmodulus v a n het beton

Schematische voorstelling van de constructie van den brug- vloer met verstijvingsliggers van het 1ste project., gelijk is aan 1.400.000 t / m2 (dus n = 15) en dat verder voor de bepaling v a n den stijfheidsfactor alleen gerekend moet worden met de volledige doorsnede (beton + wape- ning) v a n de beide verstijvingsliggers (lijven), zoodat de invloed v a n de vloerplaat (flens) tusschen de beide lijven is verwaarloosd (zie de fig.). M e t den aldus berekenden stijfheidsfactor (EI = 9.650.000 t / m2) v i n d t men een maxi- mum positief moment groot 2102 t / m (zie tabel A blz B t . 55. De Ingenieur 193T no. 32). D e bij d i t moment i n de wapening optredende trekspanning ad 862 ko-/cm2 is dan op de gebruikelijke wijze ( „ o r t h o d o x e methode") bepaald door aan te nemen, dat het beton geen trekspan- mngen k a n opnemen.

V o o r het berekenen v a n de trekspanning i n de wapening groot 1880 k g / c m2 (geval 2) heeft men te R o t t e r d a m aan*

genomen, dat de elasticiteitsmodulus v a n het beton gelijk is aan 2.100.000 t / m2 (dus n = 10) en dat verder voor de bepaling v a n den stijfheidsfactor gerekend moet worden met de volledige doorsnede (beton + wapening) v a n de beide verstijvingsliggers (lijven) en v a n de vloerplaat (Hens) tusschen de beide lijven (zie de fig.). M e n v i n d t dan een stijfheidsfactor EI = 22.500.000 t / m2 en een bijbe- hoorend m a x i m u m moment groot 4595 t / m (zie tabel A l.c.). D e trekspanning i n de wapening ad 1880 k a / c m2

is n u wederom op dezelfde wijze berekend i n de veronder- stelling, dat het beton geen trekspanningen k a n opnemen.

Hoewel dus de krachten, die op de brug werken i n ^eval 1 en geval 2 volkomen dezelfde zijn, v i n d t men, als gevolg van de verschillende stijfheidsfactoren, welke aan de verstijvingsliggers bij de berekening zijn toegekend, ver- schillende waarden voor de i n deze liggers optredende m a x i - mum momenten; een en ander is volkomen begrijpelijk;

tegen de berekening v a n de buigende momenten, die van- wege de Gemeente R o t t e r d a m is uitgevoerd overeenkomstig de methode, zooals deze is vermeld i n mijn verhandeling

„ O n t w e r p voor een oeververbinding over de Nieuwe Maas te R o t t e r d a m " (blz. 32 e.v.) is d a n ook geen bezwaar te maken. W e l echter tegen de bepaling v a n de trekspanningen i n de wapening. D e onjuistheid v a n deze spanningen is zoo evident dat het, o m deze onjuistheid aan te toonen, met eens noodig is i n detail op de berekening i n te gaan;

zelfs k a n men buiten beschouwing laten, dat de liggers een element v a n een hangbrug vormen, zoodat het dus mogelijk is aan te toonen, dat de berekende spanningen ook onjuist zouden zijn voor het geval de verstijvingsliggers tot een onderdeel v a n een willekeurige andere constructie zouden behooren, mits i n deze liggers uitsluitend buigende momen- ten en dwarskrachten voorkomen en geen normaalkrachten.

Dat het betoog niet uitsluitend t o t de hangbrug beperkt blijft, v i n d t zijn oorzaak i n een voor de hand liggende eigen- schap, die alle constructies gemeen hebben, te weten:

een onderdeel v a n een constructie, hetwelk door de op die constructie aangrijpende krachten gebogen wordt, z a l minder sterk worden gebogen, indien aan d a t onderdeel een grootere stijfheid wordt toegekend en overigens de op de constructie werkende krachten dezelfde blijven.

Wanneer dan ook eerst verondersteld wordt, dat de flens tusschen de beide lijven niet medewerkt voor het opnemen van het buigend moment en het beton een elasticiteits- modulus heeft gelijk aan 1.400.000 t / m2 (geval 1) en daarna, dat de flens tusschen de beide lijven wel medewerkt terwijl aan het beton een elasticiteitsmodulus v a n 2.100.000 t / m2

wordt toegekend (geval 2) dan zullen i n geval 2 de liggers, onverschillig v a n welke constructie zij een onderdeel uit- maken, dus minder gebogen worden dan i n geval 1. Hoeveel minder de buiging bedraagt hangt a f v a n den aard der

(5)

4-3-1938 De Ingenieur no. 9. Beton No. 3. Bt. 27

constructie; bij de onderhavige hangbrug is dit slechts enkele procenten (zie tabel B , blz. B t . 55, De Ingenieur 1937, n°. 32).

De elasticiteitsmodulus v a n de wapening is in het interval der beschouwde spanningen (n.1. 862 k g / c m2 en 1880 kg/cm2) constant (gelijk aan 21.000.000 t/m2), zoodat in het verdere betoog de elasticiteitsmodulus buiten beschou- wing k a n blijven. (Indien de betonspanningen onderzocht zouden worden, moet natuurlijk wel rekening gehouden wor- den met den wisselenden elasticiteitsmodulus v a n het beton).

2,18 maai De voor gevai a ucicucuuc a p o i u u u g ^

grooter dan voor geval 1. W a a r voorts i n geval 2 de krom- ming der liggers, zooals zooeven uiteengezet, i n ieder geval kleiner is dan i n geval 1 en de spanningen, zooals i r . V O L - K E R geheel juist betoogd heeft, recht evenredig zijn zoowel met de kromming als met den afstand van de beschouwde vezel tot de neutrale laag, zoo zal dus i n geval 2 de afstand van de wapening tot de neutrale laag meer dan 2,18 maal grooter moeten zijn d a n i n geval 1; d i t alles i n de ver- onderstelling, dat tegen de Rotterdamsche berekening niets is i n te brengen. N u k a n men reeds zonder eenige bere- kening en door eenvoudige beschouwing van de figuur op- merken, dat voor geval 1 de neutrale laag gelegen is op een afstand v a n dc bewapening, die zeker giootcr is dan de helft v a n de nuttige hoogte. Voor geval 2 zal dus de neutrale laag moeten liggen op een afstand v a n de wape- ning, die zeker grooter is dan (2,18 X V2) maal de nuttige hoogte, d.w.z. de afstand is grooter dan de nuttige hoogte, zoodat de neutrale laag buiten de doorsnede valt. Echter zal, aangezien i n de doorsnede geen normaal krachten optreden en deze dus uitsluitend aan buigende momenten en dwarskrachten weerstand moet bieden (ter plaatse v a n het m a x i m u m moment, waarvoor de spanningen zijn be- rekend, wordt de doorsnede zelfs zuiver gebogen), de neu- trale laag door het zwaartepunt moeten gaan en dus binnen de doorsnede vallen. Hieruit blijkt, dat de volgens de R o t - terdamsche berekening bepaalde spanningen absurd zijn *).

De i n deze berekening gemaakte fout v i n d t haar oorzaak in het feit, dat men i n Rotterdam voor het bepalen v a n het buigend moment de betondoorsnede met de wapening ten volle i n rekening heeft gebracht, doch, dat voor het bepalen v a n de bij het aldus berekende moment behoo- rende materiaalspanningen, op de gebruikelijke wijze, het beton, waarin trekspanningen optreden, is uitgeschakeld.

Alleen i n statisch bepaalde constructies, waar de i n een constructie voorkomende buigende momenten onafhan- kelijk zijn v a n de stijfheidsfactoren, leidt het op deze wijze verwaarloozen v a n de trekspanningen i n het beton voor het bepalen van de spanningen niet tot tegenstrijdigheden.

Bij statisch onbepaalde constructies komen deze tegen- strijdigheden, a l naar gelang v a n den aard der constructie, meer of minder tot uiting. Bijzonder sterk spreekt dit bezwaar bij de verstijvingsliggers i n de hangbrug, omdat, zooals i n mijn voordracht uitvoerig is uiteengezet, de kromming v a n de verstijvingsliggers zelfs bij sterke wis- seling v a n de stijfheid nagenoeg dezelfde blijft.

Men kan i n d i t opzicht onze constructies dus tusschen twee uiterste gevallen rangschikken; tot het eene uiterste (type A ) worden gerekend de constructies, waarbij het moment constant blijft, onverschillig hoe groot of de stijf- heid bij de berekening wordt aangenomen (dit zijn de sta- tisch bepaalde constructies) en tot het andere uiterste (type B) behooren de constructies, waarbij de k r o m m i n g nagenoeg constant blijft, niettegenstaande voor de stijfheid belang- rijk uiteenloopende waarden worden i n rekening gebracht (bijv. verstijvingsliggers v a n hangbruggen). D e A-con- structies en de B-constructies zijn zeer voldoend nauw- keurig te berekenen; de A-constructies, omdat de momen- ten nauwkeurig bekend zijn en de B-constructies, omdat de

l) U i t een eenvoudige berekening volgt, dat voor geval 1

« s i a n a (li—x) gelijk is aan circa I D * om. v u i g c u » uc ™ « u

u c aistand (h—x) gelijk is aan circa 154 cm. volgens ue I V O L L C I -

damsche berekpnino- ,mi dnn voor treval 2 de bewuste afstand (h—x) > 2,18 x 154 = 336 cm d.w.z. de neutrale laag valt meer dan 336 — 275 = 61 cm buiten de doorsnede!

krommingen i n het betreffende onderdeel nauwkeurig zijn te bepalen. D e bereikbare mate v a n nauwkeurigheid der berekening v a n de tusschen deze uitersten gelegen constructies kan belangrijk wisselen en is afhankelijk van het karakter der constructies.

U i t het bovenstaande volgt n u , dat scheurvorming m het beton de spanning i n de trekwapening bij de B-con- structies slechts onbelangrijk doet stijgen. Door scheur- vorming n.1. z a l de afstand (h—x) v a n de neutrale laag tot de trekwapening grooter worden; de spanning in de trekwapening zal dan toenemen, vrijwel evenredig met de vergrooting v a n (h—x), omdat de kromming v a n den ligger nagenoeg constant blijft; aangezien veider de neu- trale laag steeds door het zwaartepunt v a n de werkende doorsnede moet blijven loopen, k a n de toeneming v a n (h—x) slechts gering zijn en dus zal evenzoo de trekspan- ning maar weinig grooter worden. D i t i n tegenstelling met hetgeen bij scheurvorming plaats grijpt bij de con- structies, die meer bij het A-type liggen; daar neemt met alleen de afstand (h—x) toe, doch ook de kromming, zoodat bij deze constructies wel een belangrijke stijging v a n de spanning door scheurvorming k a n voorkomen, ge- paard met ernstiger scheuren dan bij de B-constructies;

deze laatste verkeeren i n d i t opzicht i n gunstiger conditie dan de A-constructies.

Evenzoo is aan te toonen, dat bij de B-constructies de bezwaren niet kunnen voorkomen, welke, volgens ir.

V O L K E R ' S herinnering aan zijn Delftsenen studietijd, zouden schuilen i n het toepassen v a n twee verschillende materialen voor de onderdeden v a n een statisch onbepaal- de constructie. Deze bezwaren vloeien i n hoofdzaak voort uit de onbekendheid v a n de onderlinge verhouding der stijfheidsfactoren v a n de met verschillende materialen geconstrueerde onderdeden, zoodat de berekening tot zekere hoogte onbetrouwbaar k a n zijn. Omdat n u echter bij de B-constructies groote afwijkingen i n den stijfheids- factor slechts geringen invloed hebben op dc kromming van een onderdeel (in casu de verstijvingsliggers v a n de hangbrug), zal evenals bij de scheurvorming de spanning in hoofdzaak bepaald worden door den afstand v a n de betreffende vezel (bijv. wapening) tot de neutrale laag en door den elasticiteitsmodulus. D e onnauwkeurigheid in de spanningsberekening is dan practisch alleen het gevolg van de onzekerheid omtrent de ligging v a n de neutrale laag (die steeds door het zwaartepunt moet gaan) en de grootte v a n den elasticiteitsmodulus v a n het materiaal en blijft dus beperkt binnen toelaatbare grenzen.

Het blijkt dus, dat de door i r . V O L K E R onder de aan- dacht gebrachte factoren, wel verre van tot dc conclusie te leiden, dat de door mij gegeven berekening onjuist zou zijn, integendeel een ongezochte gelegenheid hebben ver- schaft, op andere wijze de juistheid v a n de i n mijn voor- dracht ontwikkelde denkbeelden aan te toonen.

Ten aanzien v a n de i n voordracht gemaakte opmerking betreffende de economie der verzwaarde vloerconstructie, deel i k mede, dat hierbij i n aanmerking genomen zijn de hoogere kosten, welke ontstaan door de grootere belastin- gen op de fundeering.

De hoogte v a n de verstijvingsliggers bij mijn eerste project is inderdaad gering te noemen ten opzichte v a n de overspanning n.1. 1 : 140; bij het definitieve project is deze echter nog geringer, te weten 1 : 600. De meening van i r . V O L K E R , dat de Fransehen voor deze verhouding 1 : 100 zouden bezigen, is i n zijn algemeenheid met juist;

ook de Franschen hebben belangrijk lagere verstijvings- liggers toegepast. 2) Onder het groote aantal hangbruggen,

^ r7~ •• • , w - o n t T i i t o.a. de volgende verhoudingen tusschen hoogte der verstijvingsliggers en overspanningen

t 0v e r n L u w d e bovenbouw van de hangbrug over de Rhóne bij Aramont (overspanning 274,3 m) 1 : 131 project voor de Pont de Berville over de Seine (over- ^

spanning 600 m) ' ° hangbrug over de Durance bij Cavaillon (over-

spanning 300 m) ca 1 . IdO

(6)

Bt. 28 De Ingenieur no. 9. Beton No. 8.

4-3-1938 hetwelk i n F r a n k r i j k is uitgevoerd, treft men natuurlijk

ook bruggen met hoogere verstijvingsliggers aan. I k heb echter met kunnen constateeren, dat de bruggen met lage verstijvmgshggers minder goed zouden zijn dan die met hooge, integendeel.

In het algemeen is de invloed v a n de verstijvingsliggers verre overschat. De overschatting is vermoedelijk ont- staan, doordat men, vroeger en ook n u nog wel, de hang- bruggen berekende op de traditioneele manier door toe- passing v a n het beginsel v a n superpositie. D i t beginsel hetwelk bij de berekening van hangbruggen (en niet alleen van hangbruggen) tot geheel onjuiste uitkomsten aan- leiding geeft, is oorzaak, dat men i n vele gevallen i n de verstijvingsliggers veel te groote momenten vond, zoodat verschillende hangbruggen noodeloos duur werden ont- worpen. I k meende i n mijn voordracht aangetoond te hebben, dat de functie v a n de verstijvingsliggers slechts van bescheiden aard is. Met belangstelling heb i k dan ook kennis genomen v a n i r . V O L K E B ' S vragenderwijs gemaakte opmerking, of de toepassing v a n hoogere verstijvmgs- hggers met tot andere inzichten zou leiden. Vooral ten opzichte v a n deze kwestie betreur i k het, dat mijn geachte opponent niet door becijferingen d i t onderdeel verder heeft onderzocht, omdat, zooals hij meedeelt, de moge- lijkheid v a n het toepassen v a n hangbruggen zich hier te lande voorloopig wel niet z a l voordoen. Inderdaad z a l er heel wat water door onze rivieren moeten stroomen, voor- dat i n ons land een hangbrug gebouwd wordt, n u d i t brugtype officieel, zoowel v a n technische als wetenschap- pelijke zijde, voor Nederland ongeschikt is verklaard Echter zou ik ir. V O L K E B dringend willen verzoeken, ons zijn eventueele becijferingen niet te onthouden. Ten eerste omdat de techniek niet bij onze landsgrenzen ophoudt' doch gelukkig internationaal is, en het toepassen v a n hangbruggen niet overal door officieele uitspraken be- moeilijkt wordt, en verder, omdat wegens de verschil- lende voortreffelijke eigenschappen v a n d i t brugtype, i n het bijzonder voor ons land (zie de noot 7 bij mijn voor- dracht op blz. B t 63 De Ingenieur n ° . 36), op den duur toe- passing zeer waarschijnlijk niet z a l uitblijven.

D r . i r . J . E M M E N

Jaarverslag der Betonvereeniging.

Leden, bestuur.

Bij den aanvang v a n het verslagjaar bedroeg het aantal leden 86; 1 J a n u a r i 1938 was dit gestegen tot 107, waardoor voor het eerst sedert de oprichting de honderd overschreden werd. Behalve ons eerelid D r . VON E M P E B G E B en de Ge- meenten A m s t e r d a m en 's-Gravenhage, maken 38 aan- nemers-firma's, 15 belanghebbende en 51 belangstellende leden deel u i t der vereeniging.

Het accres v a n het aantal leden is voornamelijk te danken aan de toetreding v a n alle leden v a n den Beton- Aannemers-Bond (voor zoover niet reeds lid) op grond van een met dezen B o n d gesloten overeenkomst, volgens welke de B . A . B . - l e d e n l i d der Betonvereeniging worden tegen betaling v a n een gereduceerde contributie. D e hiervoor noodig geworden wijziging v a n het Huishoudelijk Regle- ment, bestaande uit de toevoeging aan art. 2 v a n een l i d e luidende:

„ a a n leden v a n vereenigingen v a n rechtspersonen, die betonwerken uitvoeren of van vereenigingen v a n belanghebbenden bij de betonindustrie k a n door de algemeene ledenvergadering onder nader te stellen voorwaarden een reductie op de voor deze categorieën geldende contributies worden verleend."

Plaats

°L

d

i

a I§ 'e m e e n c ledenvergadering, welke 8 A p r i l

plaats vond, aangenomen. V

z i j n d edb eZset „ n ?a d,e r i n?WCTden de aan de beurt van aftreden

POORT herkozen

T

BE

°

BAM VAN E

en

ongZ^UeT

T ^ s a m e n s t e l l i ng van het bestuur

c°ntr6le-Commissie.

^LttZ^^%ZTT

g werden de Ieden der P I E L (die, waar hij v e r h i n d e ^ f 'j vernmderd was de vergadering der DipL I n g' C" A"

commissie bij te wonen, zich had doen vervangen door den heer W I L L E B B A N T ) en i r . S T E M P E L S gedechargeerd Voor 1937 werden i n deze commissie benoemd: dr i r J . E M M E N , i r . H . S L E G T en i r . P . S T E M P E L S .

Publicaties.

Het boekje „ H e t uitvoeren v a n betonwerken" is thans evenals „ S a m e n s t e l l i n g en controle v a n betonmengsels"

uitverkocht. Besloten werd de stof, i n beide boekjes be- handeld, nu m één deel u i t te geven en voor zoover noodio- om te werken. I r . N . J . R E N G E B S heeft zich met de samen- stelling hiervan belast.

In samenwerking met de Verkoopassociatie Enci-Cemy N . V . werd een verhandeling over „ C e m e n t b e t o n v l o e r e n "

uitgegeven, bewerkt door Ing. J . A . ZWOLSMAN.

Viering 10-jarig bestaan.

Den 16en November 1937 was het 10 jaar geleden, dat in een vergadering van den sedert 1925 bestaanden „ B e t o n - b o n d " besloten werd den naam i n „ B e t o n v e r e e n i g i n g "

te veranderen en op de gewijzigde Statuten goedkeuring te vragen. De Betonvereeniging i n haar huidigen vorm bestond dien dag dus 10 jaar, hetgeen aanleiding was een bijzondere vergadering te Amsterdam te beleggen, welke tot een zeer geslaagd feest is geworden. De Duitsche en Oostcnrijksche „ B e t o n v e r e i n " lieten zich hierbij vertegen-

^ .6v . , . ivCg,ej ungsoaumeister a. IJ. K. B O E N E - M A N N en ons eerelid D r . Ing. F . V O N E M P E B G E B (wiens overkomst en bereidheid o m een spreekbeurt te vervullen ondanks zijn 70 jaren, bijzonder op prijs zijn gesteld),' waardoor de reeds sedert jaren bestaande aangename betrekkingen met deze zustervereenigingen wederom be- vestigd en verstevigd konden worden. De hoofdredacteur en p l v . hoofdredacteur v a n „De Ingenieur", alsmede ver- tegenwoordigers van den B . A . B . , den B o n d voor Materialen- kennis en de Geluidsstichting, woonden deze vergadering bij, waarin de voorzitter de dankbaarheid der vereenigino- voor de aangename samenwerking met de Redactie en het vriendschappelijk contact met deze corporaties tot uiting k o n brengen.

Bij den aanvang der vergadering werd den voorzitter bij monde van het bestuurslid i r . H . G . A . T B E E P de «ouden medaille der vereeniging aangeboden, waarop de volgende inscriptie is aangebracht:

„ A a n g e b o d e n aan i r . A . A . B O O N ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan der Betonvereeniging op 16 November 1937 uit erkentelijkheid voor hetgeen door hem gedurende die jaren als Voorzitter werd gedaan."

Ter vergadering werden voordrachten gehouden door D r . V O N E M P E B G E B , i r . W . V A L D E R P O O B T , prof. ir. J \ B A K K E R en ir. J . B . V A N L O G H E M . N a afloop hiervan vereemgden50 leden en genoodigden zich aan een maaltijd m het Parkhotel, die een geanimeerd en waardig slot v a n dezen feestdag vormde.

Voordrachten.

In 1937 werden voor de Betonvereeniging de volgende voordrachten gehouden, waarbij u i t de opkomst bleek dat de gekozen onderwerpen ten volle de belangstelling

hadden: 6

25 Februari te Rotterdam:

Ir J . P . VAN B R U G G E N over: „ B e t o n t e c h n i s c h e vraag- stukken in verband met de Maastunnelplannen te Rotter- dam."

27 M e i te 's-Gravenhage:

Dr. ir. J . E M M E N over: „ H e t brugontwerp voor de tweede vaste-oeververbinding over de Nieuwe Maas te Rotterdam "

29 September te Amsterdam:

Drs. E . R O E L O F S E N over: „ B e s c h o u w i n g e n over speciale betondeklagen en daarmede samenhangende vraagstukken."

Ir. A . E . R O E S T V A N L I M B U E G over: „ B e s c h e r m i n g v a n beton tegen agressieve invloeden."

16 November te Amsterdam:

D r Ing. h . c. F . V O N E M P E B G E B over: „ D i e Riszbreite als Maszstab der zuliissigen Spannungen."

Ir. W . VALDERPOORT over: „ O v e r h e i d en betontechniek".

Prof ir. J . A . B A K K E R over: „ W a p e n i n g s l a s s c h e n " . Ir. J . B . VAN L O G H E M over: „ B e t o n en architectuur".

Ir. A . H . S W E V S .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om niet te uitvoerig te worden, zal het volgende beperkt blijven tot enkele voorbeelden van de toepassing van het gewapend beton bij tijdelijke versterkingen en zal alleen de

Eenmaal opgezet en vlak gestreken niet meer aan het werk komen, aangezien de kans groot is dat u de beton cire stoort in het drogingsproces..

Door de speciale behandeling met Resist Plus zijn alle klinkers uit de reeks Solid en Granu.. voorzien van een hoogwaardige coating waardoor zij extra water-

Een mogelijkheid om een dubbelgekromd betonnen product seriematig te produceren, is door gebruik te maken van een flexibele bekistingswand. Deze mat zou dan als

Jullie gaan met een teamgenoot zelf een betonnen voorwerp maken dat je kan afgeven als cadeau. De belangrijkste eis is dat het geen geld

Het filiaal, gebouwd op een oude steenberg, wil een museum voor de eenentwintigste eeuw zijn. © Louvre

De bakstenen constructies werden door de Duitsers gebouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen enkele bunkers van de batterij geïncorporeerd werden in de Atlantikwall (Yves

Figuur 5.16 Nat beton heeft een hogere kleurintensiteit waardoor de kleur van het materiaal minder wordt vervaagd, daarnaast wordt er licht gevangen in een nat