• No results found

HERVORMING WETTELIJK ERFRECHT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HERVORMING WETTELIJK ERFRECHT"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HERVORMING WETTELIJK ERFRECHT

Aantal woorden: 27.563

Decock Kevin

Stamnummer : 01301210

De Smet Jonas

Stamnummer : 01205259

Promotor: Prof. Bart Chiau

Commissaris: Prof. Gerrit Van Daele

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master of Science in de Bedrijfseconomie

Afstudeerrichting: Bedrijfseconomie

Academiejaar: 2017- 2018

(2)
(3)

I

PERMISSION

Wij verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Naam student : Naam student:

Decock Kevin De Smet Jonas

(4)

II

(5)

III

Ma vraie gloire n’est pas d’avoir gagné quarante batailles. Waterloo effacera le souvenir de tant de victoires. Ce que rien n’effacera, ce qui vivra éternellement, c’est mon Code civil.1

1 In zijn ballingsoord in St-Helena zou Napoleon Bonaparte deze woorden uitgesproken hebben.

Vandaag, meer dan 200 jaar later, is er een eerste ingrijpende hervorming van het erfrecht zoals dat in de Code Napoleon was uitgetekend.

(6)

IV

(7)

V

Dankwoord

Deze masterproef vormt voor ons beide de afsluiter van de masteropleiding bedrijfseconomie, afstudeerrichting bedrijfseconomie. Het is een bijzonder leerrijke trip geweest doorheen voor ons onbekende vakgebieden die ons toestaat om met een bredere visie onze plaats in de maatschappij te zoeken. Het is dan ook passend dat wij hier even stilstaan bij de mensen die ons het voorbije jaar geholpen hebben bij het doorzwemmen van deze opleiding.

In de eerste plaats gaat onze dank uit naar prof. Bart Chiau, de promotor van deze masterproef. Wij danken hem voor het aanbieden van dit topic als masterproefonderwerp, de begeleiding tijdens het traject en de feedback op eerdere versies.

Daarnaast wensen wij onze familie te bedanken zonder wiens steun het waarschijnlijk niet mogelijk was om deze opleiding succesvol te beëindigen.

Tenslotte gaat onze dank uit naar onze vrienden. Dankzij hen was het voorbije jaar niet alleen heel leerrijk, maar tevens vol vreugde en plezier.

Dank aan allen!

Kevin Decock Jonas De Smet

(8)

VI

(9)

VII

Inhoudstafel

PERMISSION I

Dankwoord V

Inhoudstafel VII

I. Inleiding 1

II. De hervorming 3

1. Het huidige Belgische erfrecht 3

1.1 Het erfrecht van de Franse Revolutie 3

1.2 Het burgerlijk wetboek 4

1.2 Vroegere hervormingen 4

1.3 Nood aan verandering? 4

1.3.1. Juridische ontwikkelingen 4

1.3.2. Maatschappelijke ontwikkelingen 4

1.3.3 Enquête door de Koning Boudewijnstichting 5

2. De hervorming-Geens 5

2.1 Doelstellingen 5

2.2 De veranderingen 7

III. Het nieuwe erfrecht 8

1. De wettelijke reserve, het beschikbaar deel en de positie van de partner 8

1.1 Reservataire erfgenamen 8

1.2 Omvang van de reserve 10

1.2.1 Reserve der afstammelingen 11

1.2.2. Reserve van de langstlevende echtgenoot 13

1.2.3 De langstlevende echtgenoot in samenloop met afstammeling(en) decujus 14

1.3. De erfrechten van de partner 16

1.3.1 De langstlevende echtgenoot 16

1.3.2 De langstlevende wettelijk samenwonende 18

1.3.3 Onterving en ontneming reservataire rechten van de langstlevende echtgenoot 19

1.4 Sterke punten en struikelblokken 19

2. De erfovereenkomst 20

2.1 Het huidig verbod op erfovereenkomsten 20

2.2 Het nieuwe verbod op erfovereenkomsten 21

2.2.1 Definitie erfovereenkomsten 21

(10)

VIII

2.2.2 Uitbreiding wettelijke uitzonderingen 22

2.2.3 De globale erfovereenkomst 26

2.3 Sterke punten en struikelblokken 28

3. De inbreng en inkorting (capita selecta) 28

3.1. De inbreng (capita selecta) 28

3.1.1. Wie kan de inbreng vorderen? Schenking als voorschot erfdeel vs. buiten

erfdeel 29

3.1.2. Wijze van inbreng (in natura vs. in geld) 32

3.1.3. Modaliteiten van de inbreng door “mindere ontvangst” 32

3.1.4. Wijze van waardering giften m.o.o. inbreng 33

3.3 De inkorting (capita selecta) 35

3.3.1 Begripsomschrijving en situering 35

3.3.2 Waardering der schenkingen 35

3.3.3 Wijze & modaliteiten inzake inkorting 36

3.4 Sterke punten en struikelblokken 36

4. De Verdeling 39

5. De temporele werking 39

5.1 De algemene regel 39

5.2 Het testament 40

5.3 Schenkingen 40

5.4. Sterke punten en struikelblokken 42

IV. Aanvullende hervormingen op erfrechtelijk vlak 44

1. Hervorming huwelijksvermogensrecht 44

1.1 Situering hervorming 44

1.2 Doelstellingen hervormingen 45

1.3 Erfrechtelijke positie langstlevende echtgenoot 46

1.3.1 De echtgenoot in samenloop met niet-afstammelingen 46 1.3.2 Uitschakeling wettelijke reserve langstlevende echtgenoot 47

2. Hervorming (Vlaamse) Erfbelasting (capita selecta) 48

2.1 Beknopt overzicht van de geplande hervorming 48

2.2 Oude versus nieuwe tarieven inzake successie 50

2.3 Bespreking hervorming inzake erfbelasting 53

V. Casestudie 54

1. Successieplanning 54

2. Stiefkinderen 56

3. Verband erfrecht en huwelijksvermogensrecht 58

(11)

IX

4. Verband erfrecht en erfbelasting 58

VI. Conclusie 61

Bibliografie 62

Wetgeving 62

Literatuur 62

Andere bronnen 63

(12)

1

I. Inleiding

Bij het begin van de huidige legislatuur2 bracht Minister van Justitie Koen Geens een brochure uit over “De sprong naar het recht van Morgen”.3 Hij stipte daarin aan dat er vermogensrechtelijk drie uiterst belangrijke gebeurtenissen zijn in de privésfeer: een huwelijk, een echtscheiding en een overlijden. Deze masterproef zal zich bezinnen over het derde element, het overlijden. Meer bepaald probeert deze masterproef inzicht te verwerven in de hervorming van het erfrecht die vanaf 1 september 2018 zijn intrede zal doen in België.

Gelet op de maatschappelijke impact van het erfrecht, zal het de lezer niet verbazen dat er reeds een aantal bijdragen in de (juridische) literatuur over dit onderwerp verschenen zijn.

Net als de bestaande bijdragen zal onze masterproef een overzicht geven van de belangrijkste krachtlijnen van de hervorming. Het is immers onmogelijk om een hervorming te becommentariëren zonder het over de nieuwigheden zelf te hebben. Toch hopen wij geen flauw afkooksel te leveren van reeds bestaande overzichten. Dit pogen wij te bereiken op drie manieren. Ten eerste, in tegenstelling tot de bestaande, eerder technische uiteenzettingen, hopen wij een dynamischer beeld te geven van de hervorming. Het opzet is dan ook om zoveel als mogelijk met (kleine en grote) voorbeelden te werken. Deze voorbeelden zouden het duidelijker moeten maken wat er juist verandert in de nieuwe wetgeving. Ten tweede zullen wij ook de hervorming van het huwelijksvermogensrecht en de hervorming van de erfbelasting bespreken. Hoewel beide hervormingen nog niet volledig afgerond zijn, hebben zij een heel grote impact op het erfrecht sensu stricto. De reeds bestaande uiteenzettingen over de hervorming van het erfrecht hielden nog geen rekening met de hervorming in deze twee rechtstakken. Ten slotte, aan de hand van enkele casussen wensen wij na te gaan wat de hervorming nu precies inhoudt voor stiefkinderen én wensen wij meer focus te leggen op welke extra mogelijkheden er nu ontstaan om aan successieplanning te doen. Vooralsnog blijkt dat slechts heel weinig Belgen effectief hun eigen erfenis plannen. Een enquête uitgevoerd door de Koning Boudewijnstichting geeft aan dat amper 24% van de Belgen hun eigen erfenis voorbereidt.4 Uit een recente rondvraag van CBC Private Banking blijkt zelf dat slechts 13% van de Belgen aan successieplanning doet.5

Een kleine waarschuwing is eveneens op zijn plaats: deze masterproef zal de hervorming van het erfrecht bespreken, niet het erfrecht zelf. In deze masterproef zullen de principes of het jargon van het erfrecht amper of niet uitgelegd worden. Van de lezer wordt dan ook een degelijke voorkennis van het huidige erfrecht verwacht. Aangezien het in casu gaat om een

2 Het gaat in kwestie om de legislatuurperiode 2014-2019 van het federale niveau.

3 Beschikbaar op:

https://cdn.nimbu.io/s/1jn2gqe/assets/1481026673705/De%20sprong%20naar%20het%20recht%20v oor%20morgen.pdf (geraadpleegd op 11/02/2018).

4 Enquête beschikbaar op de website van de Koning Boudewijnstichting: https://www.kbs- frb.be/nl/Activities/Publications/2016/2016_MG_PUB_16022016 (geraadpleegd op 06/05/2018).

5 Zie http://moneytalk.knack.be/geld-en-beurs/belgen-doen-amper-aan-successieplanning/article- normal-969907.html (geraadpleegd op 9 april 2018).

(13)

2 juridisch onderwerp, zullen wij ook de juridische afkorting en verwijzingsregels hanteren, de zogenoemde V&A 2015.6

6 Beschikbaar op https://legalworld.wolterskluwer.be/media/4300/v_a-bi15001_final_binnenwerk- 1.pdf.

(14)

3

II. De hervorming

1. Het huidige Belgische erfrecht

De hervorming wenst het erfrecht te moderniseren. Daarbij zullen een aantal oude krachtlijnen sneuvelen. Het is dan ook geen slecht idee om in eerste instantie de oude principes van het erfrecht te bekijken en meer bepaald hun achterliggende ratio. Immers, those who cannot remember the past are condemned to repeat it.

1.1 Het erfrecht van de Franse Revolutie

De krachtlijnen van het erfrecht van voor de hervorming (hierna genoemd ‘oud of huidig erfrecht’ in tegenstelling tot het ‘nieuw erfrecht’) kent zijn grond in de Franse Revolutie.7 De Franse revolutionairen zagen het erfrecht als een essentieel instrument om de doelstellingen van de revolutie te verwezenlijken. Deze doelstellingen waren drieledig:

1. de macht van de adel en de kerk breken

De adel en de kerk waren de traditionele vijanden van de Revolutie. Omwille van hun rijkdom, hadden deze twee standen enorm veel invloed in de maatschappij. Hun macht kon enkel gebroken worden via het erfrecht.

Door maximale versplintering van de erfenis en de gelijkheid onder de erfgenamen te garanderen, in combinatie met de verplichting om schenkingen in te brengen, zou het familiefortuin van adellijke families geleidelijk wegvloeien. De kerk had het zelfs nog zwaarder. Alle schenkingen en legaten ten voordele van de kerk waren verboden.

2. meer macht geven aan jongeren die meer progressief gezind waren

De testeervrijheid is beperkt, kinderen genoten van een reservatair deel. Dit zorgde ervoor dat de dreiging van onterving heel wat afnam. Bovendien gaf men bij afwezigheid van afstammelingen vaak voorkeur aan de jongere boven de oudere generatie. Het idee van de generatiesprong die vandaag de dag gepromoot wordt, is dus helemaal niet zo nieuw.

3. het erfrecht vereenvoudigen

In lijn met de principes van de verlichting en de rationalisatie wou men het erfrecht vereenvoudigen. Regionale of standsverschillen waren uit den boze. De aard van de goederen deed er evenmin nog toe: vanaf dan gold het principe van de eenheid van de massa van de nalatenschap.

Los van deze vernieuwingen, bevestigde de revolutie toch ook een heel grote brok van het vroegere recht: bescherming van de familie tegen buitenstaanders en een zekere gelijkheid van de erfgenamen waren reeds basisprincipes in het Ancien Régime.

7 Deze paragraaf is gebaseerd op D. HEIRBAUT, Privaatgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2013, 383-416.

(15)

4

1.2 Het burgerlijk wetboek

Napoleon schaafde de scherpe kantjes van het erfrecht zoals gevormd door de Franse Revolutie af. De bevoordeling van de jongeren en de beknotting van de testeervrijheid werd ingeperkt. Zo was er voortaan sprake van een beschikbaar deel en een reservatair deel voor de afstammelingen. De grootte van het beschikbaar deel en de reserve is sindsdien niet meer gewijzigd.8 Het wetboek greep ook terug naar de orden van erfgenamen uit de Corpus Iuris Civilis, wat betekent dat een dichtere graad een verdere uitsluit.

1.2 Vroegere hervormingen

Sinds 1804 - het jaar van de introductie van het burgerlijk wetboek- zijn er twee belangrijke evoluties gebeurd in het erfrecht: de natuurlijke (buitenhuwelijkse) kinderen en de langstlevende echtgenoot of partner werden erfgenamen. Voor het overige is het burgerlijk wetboek, wat het erfrecht betreft, grotendeels behouden zoals het oorspronkelijk is opgesteld.

1.3 Nood aan verandering?

Het huidige erfrecht is dus oud. Maar oud recht is niet automatisch slecht recht. Evenwel kende onze maatschappij een aantal juridische en maatschappelijke ontwikkelingen die een update van het erfrecht noodzakelijk maakten.

1.3.1 Juridische ontwikkelingen

In 1804 was erven bijna uitsluitend de manier om welvaart te verkrijgen. De industriële revolutie moest nog op stoom komen, de maatschappij was grotendeels agrarisch en grond was overduidelijk het belangrijkste goed. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het erfrecht een bepalende invloed had op andere rechtsdomeinen. In de laatste 200 jaar is dat gewijzigd. Sinds de wet van 1921 op de VZW’s kunnen kerkelijke instellingen en andere giften ontvangen. Dankzij de opkomst van het vennootschapsrecht bestaan grote vermogens niet langer uit onroerende goederen, maar uit geld en waardepapieren. Maar de belangrijkste evolutie voor het erfrecht is misschien nog wel het fiscaal recht. De belastingdruk bij erfenis gerelateerde transacties is (historisch gezien) nog nooit zo hoog geweest.9

1.3.2 Maatschappelijke ontwikkelingen

De maatschappij van 1804 is niet meer dezelfde als deze van vandaag. De grote familie met twee getrouwde ouders en louter gemeenschappelijke kinderen in het centrum was toen het archetype, maar is vandaag de dag meer de uitzondering dan de regel. Heden ten dage is er een enorme verscheidenheid aan persoonlijke en familiale situaties. Bovendien wordt de maatschappij ook steeds individualistischer.

8 Dit betekent dat de reserve gelijk is aan de helft wanneer er slechts 1 kind is, ⅔ bij 2 kinderen en ¾ bij drie of meer kinderen (oud art. 913 BW).

9 Dit is mooi verwoord in de opiniebijdrage van prof. Michel Maus “erven is fiscaal sterven”, zie https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/02/26/opinie-michel-maus-erven-is-fiscaal-sterven/ (geraadpleegd op 6 mei 2018).

(16)

5 1.3.3 Enquête door de Koning Boudewijnstichting

Deze evoluties zijn uitstekend gedocumenteerd door de Koning Boudewijnstichting in hun onderzoek uitgevoerd in 2016 over de perceptie en verwachtingen over erven en nalaten in België:

“Uit het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting naar de verwachtingen van de Belgische bevolking over erven en nalaten blijkt dat een grote meerderheid van de Belgen (86%) meer vrijheid wil om zelf te bepalen wie van hen erft, hoeveel en waarom. Dit betekent niet dat ze meteen alle regels overboord willen gooien, er is behoefte aan een minimaal kader. Een meerderheid heeft, ook als ze meer vrijheid zouden krijgen, de intentie om de geest van de huidige wet te respecteren. Kinderen en partner blijven de eersten aan wie men wil nalaten. Maar de Belg wil niet meer dat de wetgever dat voor hem vastlegt. Hij vraagt het vertrouwen van de overheid dat hij die vrijheid niet zal gebruiken om de intergenerationele solidariteit op te blazen.”10 De gewenste hervorming zou dan ook idealiter meer vrijheid aan de rechtsonderhorigen moeten toekennen.

Een tweede element dat naar voor komt uit het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting is dat men vandaag veel meer bij leven schenkt. Aangezien de levensverwachting steeds meer toeneemt, moet er steeds langer gewacht worden op een erfenis. Vaak willen Belgen dan ook schenkingen doen aan hun (klein)kinderen op het moment dat zij dit het meest nodig hebben. Bovendien is de schenker dan nog in de mogelijkheid om te sturen hoe hun geld gebruikt wordt.

De slotsom is duidelijk: een hervorming van het erfrecht is broodnodig.

2. De hervorming-Geens

2.1 Doelstellingen

Rekening houdende met het bovenstaande, beslisten de CD&V, Open VLD, MR en NV-A om de hervorming van het erfrecht op te nemen in het regeerakkoord:

10 Https://www.kbs-frb.be/nl/Activities/Publications/2016/2016_MG_PUB_16022016 (geraadpleegd op 13/02/2018). Dit grootschalig onderzoek gebeurde in drie fasen. In een eerste fase ondervroeg de KBS een aantal experten om de context van het huidige erfrecht te begrijpen. In een tweede fase was het de beurt aan practici om hun ervaring mee te delen. Ten slotte liet de KBS een representatieve kwantitatieve (ongeveer 1000 Belgen) en kwalitatieve (8 focusgroepen en 8 individuele diepte- interviews) uitvoeren om een beeld te krijgen van de verwachtingen en ervaringen van de Belgische bevolking over het nalaten van een erfenis. De wetgever heeft gretig uit dit onderzoek geput om zijn hervorming uit te voeren en te verantwoorden.

(17)

6

“Het huwelijksvermogensrecht en erfrecht zullen worden hervormd, rekening houdend met de maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe samenlevingsvormen.

Er zal méér keuzevrijheid zijn om te bepalen aan wie zijn of haar erfenis toekomt, waarbij een evenwicht zal worden gevonden tussen respect voor de familiale solidariteit en de beschikkingsvrijheid van het individu. De mogelijkheid tot het verhogen van het beschikbaar gedeelte van de nalatenschap zal onderzocht worden.”11

Minister van Justitie Koen Geens nam meteen de handschoen op en plaatste de hervorming binnen zijn ruimer plan “De sprong naar het recht van morgen”.12 De minister wil een vereenvoudiging en modernisering van alle basiswetgeving creëren om een meer toegankelijk recht te bekomen. Voor het erfrecht werkte de minister samen met een werkgroep vooraanstaande experts in het vakgebied.13 Concreet resulteerde dit in 4 doelstellingen voor de hervorming van het erfrecht:

1. Flexibilisering van het erfrecht door een grote beschikkingsvrijheid voor de erflater.

De maatschappij wordt almaar complexer. Het erfrecht moet hierin volgen en het noodzakelijke kader bieden om deze flexibilisering mogelijk te maken.

2. Behoud van de familiale solidariteit

Binnen het kerngezin (ouders en kinderen) moet het huidige evenwicht behouden blijven, zowel tussen de kinderen onderling als tussen de kinderen en de langstlevende echtgenoot.

3. Vereenvoudiging van de techniciteit in het licht van de rechtszekerheid en de kenbaarheid van het recht

Het erfrecht zal altijd een complexe materie blijven, maar waar mogelijk moet deze techniciteit toch beperkt blijven. Dit moet de leesbaarheid en de rechtszekerheid in het erfrecht ten goede komen.

4. Modernisering in het licht van de internationale tendensen

Als het bestaande erfrecht meer dan 200 jaar lang onaangetast is gebleven, lijkt een modernisering geen slecht idee.

11 Regeerakkoord 10 oktober 2014, p. 125. Beschikbaar op http://www.premier.be/nl/regeerakkoord (geraadpleegd op 26 februari 2018). Overigens was dit niet de eerste maal dat de hervorming van het erfrecht een objectief was van de regering. Reeds in het regeerakkoord Di Rupo-I kunnen we op p.139 lezen: “De regering zal het parlementaire initiatief steunen en uitvoeren om een familie- en jeugdrechtbank op te richten. Het familierecht zal eveneens worden gemoderniseerd en het erfrecht zal worden hervormd, rekening houdende met de maatschappelijke ontwikkelingen.” Beschikbaar op:

https://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/searchlist/Regeerakkoord_1_december_2011.pdf.

(geraadpleegd op 8 mei 2018).

12 Beschikbaar op https://www.koengeens.be/policy/hercodificatie (geraadpleegd op 6 mei 2018).

13 De leden van deze werkgroep waren: Jan Bael, Renate Barbaix, Hélène Casman,Philippe de Page, Charlotte Declerck, Johan Du Mongh, Yves-Henri Leleu, Jean-Louis Renchon, Fabienne Tainmont, Alain-Charles Van Gysel en Alain-Laurent Verbeke. Bovendien konden zij rekenen op de steun van een redactieteam, leden van het kabinet en leden van de administratie.

(18)

7

2.2 De veranderingen

Doelstellingen zijn mooi, maar vereisen uiteraard implementatie. Door de publicatie van de wet van 31 juli 2017, weten we concreet welke veranderingen er zullen aankomen. De veranderingen zijn opgebouwd rond vier krachtlijnen:

1. aanpassing wettelijke reserve

2. verduidelijking en versoepeling van het verbod op erfovereenkomsten

3. modernisering en vereenvoudiging van de regels betreffende inbreng en inkorting 4. (technische) vereenvoudiging van de procedure vereffening-verdeling

In het volgende hoofdstuk gaan wij hier dieper op in.

(19)

8

III. Het nieuwe erfrecht

1. De wettelijke reserve, het beschikbaar deel en de positie van de partner

De (wettelijke) reserve komt neer op beschermde aanspraken voor bepaalde erfgenamen (die inter alia enkel gelden voor zover de persoon volgens de regels van de wettelijke devolutie tot de nalatenschap komt van de overledene). De erfaanspraken -voor deze zogenaamde “reservataire erfgenamen”- worden beschermd waardoor de principiële beschikkingsvrijheid van de inmiddels overleden persoon eventueel kan gematigd worden.

Of, nog anders gesteld, betreft de reserve de mogelijkheid zich in rechte te verzetten tegen overdreven vrijgevigheden van de erflater en deze overdreven schenkingen of legaten (geheel of gedeeltelijk) te betwisten.14 Dit betwistingsrecht is de vordering tot inkorting15, en zal later in deze scriptie worden behandeld.

1.1 Reservataire erfgenamen

De nieuwe wet inzake het erfrecht (hierna ‘erfwet’) zal slechts twee categorieën van reservataire erfgenamen omvatten. Deze twee categorieën zijn, ex lege16: 1) de (juridisch vastgestelde) afstammelingen en 2) de langstlevende echtgenoot (dit laatste is reeds het geval sinds 1981). Daartegenover werd het reservatair erfdeel van de ascendenten afgeschaft (hieronder vallen, inter alia, de ouders, adoptie-ouders en dergelijke meer). Ter herinnering: in het huidige erfrecht zijn de ascendenten slechts reservataire erfgenamen in de mate dat zij tot de nalatenschap komen op grond van de wettelijke devolutie, dit laatste drukt men ook uit als volgt: [indien de ouder] “in nuttige graad en orde stond”.17 De ascendenten verliezen in de hervorming dus hun status van reservatair erfgenaam. De wetgever heeft echter de afschaffing trachten te compenseren met een sterker vorderingsrecht inzake onderhoud voor de ascendent(en) ten behoeve van de nalatenschap.

Uiteraard zal de vordering tot onderhoud evenwel slechts mogelijk zijn indien de ascendenten behoeftig zijn. De uiteenzetting inzake de constitutieve criteria aangaande de

14 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat, Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, nr. 31, (63) 74-116.

15 Merk het verschil op tussen de vordering tot inkorting en de vordering tot inbreng. Beide rechtsfiguren worden na het overlijden van de erflater ingesteld om vroegere schenkingen van deze erflater te treffen. Bij de inkorting is het evenwel de bedoeling om de schenkingen zodanig terug te draaien dat de reserve van de reservataire erfgenamen gevrijwaard is. De vordering tot inkorting dient dus ter bescherming van de wettelijke reserve. Inbreng daarentegen heeft als doel om de gelijkheid onder erfgenamen te beschermen. Wanneer een mede-erfgenaam reeds vroeger een schenking heeft gekregen van de erflater, zal dit principieel in rekening moeten gebracht worden bij de latere verdeling van de nalatenschap. Op deze manier kan men gelijkheid onder alle erfgenamen bereiken.

Dit gebeurt door de vroegere schenking opnieuw in te brengen. Beide aspecten komen later uitvoerig aan bod, en nuances zullen gemaakt worden.

16 Nieuw art. 916 BW.

17 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, nr. 31, (69) 74-116.

(20)

9 vereiste staat van behoeftigheid gaat het bestek te buiten van deze scriptie.18 De verruimde onderhoudsvordering zelf komt later uitvoerig aan bod (infra).

Merk op dat noch andere bloedverwanten, noch de langstlevende wettelijk samenwonende partner of feitelijk samenwonende partner een reservatair erfrecht had én zal hebben. De gevolgen hiervan zijn dat de erflater deze te allen tijde integraal kan onterven. Zoals reeds aangehaald geniet men in bepaalde gevallen wel van een (sinds de nieuwe wet sterker) onderhoudsrecht lastens de nalatenschap als behoeftige ascendent.19 Uit de parlementaire stukken kan afgeleid worden dat het een uitbreiding van de onderhoudsvordering omvat die reeds eerder bestond ten belope van de erfrechten die de ascendenten verloren ten gevolge van giften aan de langstlevende echtgenoot of de langstlevende wettelijk samenwonende.

De wetgever oordeelde dat het niet toegelaten is dat een ouder behoeftig zou zijn terwijl zijn kind de middelen had om in die behoeftes te voorzien, en desalniettemin verkozen heeft om derden te begunstigen. Opdat een bloedverwant in opgaande lijn een onderhoudsvordering zou kunnen instellen, is het vereist dat hij behoeftig is ten tijde van het overlijden. Dit behelst de behoeftigheid die ontstaat door het overlijden. Het levensonderhoud wordt toegekend hetzij in de vorm van een maandelijkse lijfrente, hetzij in de vorm van een kapitaal. Vermits de onderhoudsvordering voor de bloedverwanten in de opgaande lijn in de plaats komt van de ascendentenreserve, wordt het bedrag van het toegekend levensonderhoud begrensd door de omvang van die vroegere reserve. Dat betekent dat bij de toekenning van het levensonderhoud, het bedrag daarvan per opgaande lijn van bloedverwanten nooit ¼ van de massa van artikel 922 BW mag overschrijden. Indien de erflater bloedverwanten in de vaderlijke en de moederlijke lijn nalaat, mag het toegekend levensonderhoud derhalve maximum ½ van die massa bedragen.20 De berekening van het principe van de ascendentenreserve blijft aldus nog relevant in het kader van de berekening van de maximum onderhoudsbijdrageplicht lastens de nalatenschap. Tevens is het niet onbelangrijk te wijzen op de vroegere wetswijzigingen die reeds een aanzienlijke uitholling van deze (afgeschafte) ascendentenreserve hebben teweeggebracht: zo bepaalt huidig artikel 915, tweede lid BW dat ascendenten hun reserve niet kunnen inroepen tegen giften gedaan aan de langstlevende echtgenoot resp. langstlevende partner.

➢ Voorbeeld: meneer X overlijdt kinderloos21 en laat onder meer een wettelijk samenwonende partner na. Hij laat ook een vader en een grootvader na langs moederszijde. De vader22 bevindt zich in een dichtere graad (i.c. 1e graad terwijl de grootvader zich in 2e graad bevindt) en sluit bijgevolg de grootvader uit. Mijnheer X had een viertal jaar geleden een groot deel van zijn vermogen via een gift vermaakt aan zijn wettelijk samenwonende partner (of langstlevende echtgenote). Dit

18 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, nr. 31, (71) 74-116.

19 Nieuw art. 205bis, § 2 burgerlijk wetboek.

20 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.st., Kamer van Volksvertegenwoordigers, 2016-2017, Parl.doc. 54, 2282-001, p. 26.

21 Zoals reeds werd aangestipt speelt de ascendentenreserve slechts in het geval dat op grond van de regels van de wettelijke devolutie deze tot de nalatenschap komen. Bijgevolg zal de

ascendentenreserve (zoals die nu geldt) niet spelen indien de erflater afstammelingen heeft.

22 Merk tevens op dat het nieuwe erfrecht uitdrukkelijk een plaatsvervulling ten voordele van ascendenten, uitsluit, op grond van nieuw art. 741, eerste lid BW. Tevens is plaatsvervulling niet mogelijk voor afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de erflater (nieuw art. 741, tweede lid BW).

(21)

10 impliceert dus dat de ascendentenreserve enorm uitgehold is en tevens toegestaan is op basis van de wet (i.c. artikel 915, tweede lid BW).

De parlementaire stukken maken in dit kader ook een verwijzing naar het verouderde karakter van de ascendentenreserve omdat deze onaangepast zou zijn aan de huidige evoluties, meer bepaald naar de feitelijke samenwoonst. De wetgever acht het niet langer opportuun om de wilsvrijheid door middel van schenking aan een ‘feitelijke partner’ te benadelen.23 Giften aan de feitelijke partner waren volgens art. 915 BW immers niet immuun voor de reserve-aanspraken van de ascendenten. In de doctrine gingen reeds (o.i.

gefundeerde24) stemmen op25 om de ascendentenreserve ofwel te beperken tot de 1e graad26 ofwel af te schaffen en een onderhoudsvordering lastens de nalatenschap te verkrijgen indien er sprake is van behoeftigheid.

De afschaffing van de ascendentenreserve is niet uniek voor België en België lijkt de buurlanden te volgen. Ook Frankrijk27, Nederland28 en Luxemburg29 hadden een ascendentenreserve die naderhand werd afgeschaft. Volledigheidshalve dient wel opgemerkt te worden dat Duitsland nog steeds een ascendentenreserve heeft maar dat deze beperkt is tot de 1e Romeinse graad, zijnde de ouders die de vooroverleden juridische afstammeling overleven.30

1.2 Omvang van de reserve

Niet alleen het aantal reservataire erfgenamen is veranderd, ook de omvang van de reserve is gewijzigd. Opmerkelijk is dat onder het oude erfrecht31 de omvang van het beschikbaar deel een functie is van het aantal reservataire erfgenamen die tot de nalatenschap komt.32 Het nieuwe erfrecht maakt hiermee echter komaf. Het reservatair deel en het beschikbaar deel (i.e. het deel waarover de overledene in principe vrij kan beschikken via schenking of

23 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.st., Kamer van Volksvertegenwoordigers, 2016-2017, Parl.doc. 54, 2282-001, p. 78.

24 Onder meer omdat de ascendentenreserve kan uitgehold worden door giften aan de langstlevende wettelijk samenwonende partner / de langstlevende echtgenoot. De staat van behoeftigheid van de begunstigde van de ascendentenreserve had hierop in principe geen invloed.

25 A.-L. VERBEKE, “Hervorming van Belgisch erfrecht”, TEP 2011, p. 11; Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.st., Kamer van Volksvertegenwoordigers, 2016-2017, Parl.doc. 54, 2282- 001, p. 78 en de referenties aldaar.

26 Zijnde de moeder en/of de vader.

27 Bij Franse wet van 23 juni 2006.

28 In Nederland is dit sinds 1 januari 1996.

29 Luxemburgse wet van 26 april 1976.

30 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.st., Kamer van Volksvertegenwoordigers, 2016-2017, Parl.doc. 54, 2282-001, p. 78.

31 Dit huidige, en in deze bijdrage ‘oude’ erfrecht genaamd is echter in principe tot 1 september 2018 het vigerende recht, hoewel er ad hoc overgangsmaatregelen kunnen gelden (infra).

32 Voor de duidelijkheid: het deel van de nalatenschap dat niet verplicht gereserveerd is voor de reservataire erfgenamen, wordt het beschikbaar deel van de nalatenschap genoemd.

(22)

11 testament) is eenvormig vastgelegd, en dit ongeacht het aantal reservataire erfgenamen die tot de nalatenschap komen.33

De omvang verschilt wel nog steeds naargelang een categorie reservataire erfgenamen als enige categorie dan wel samen met de andere categorie reservataire erfgenamen opkomt.

Concreet worden verschillende scenario’s bedoeld: komen de afstammelingen alleen op, komt de echtgenoot alleen op of komen afstammelingen en echtgenoot samen op? Deze aspecten vormen de structuur van de verdere uiteenzetting inzake de reserve.

Het principe is dat de reserve recht geeft op een deel van het vermogen van de erflater in volle eigendom. Van dit principe kan evenwel worden afgeweken doordat een of meerdere afstammelingen van de decujus samen met de langstlevende echtgenoot als erfgenamen tot de nalatenschap komen.34 Doorheen de verdere bespreking zal dit geconcretiseerd worden.

1.2.1 Reserve der afstammelingen

De nieuwe omvang van de globale reserve35 voor de afstammelingen is steeds 1/2e (= 50%) ongeacht het aantal reservataire afstammelingen. Binnen deze globale reserve wordt voor elke reservataire afstammeling een gelijke individuele reserve berekend. Volgende figuur -en bijhorende bespreking- illustreren dit36:

➢ Voorbeeld: X(avier) is de juridische vader van A(lexander), B(art) en adoptievader van C(hristophe) en is uit de echt gescheiden. Alexander is echter reeds vooroverleden. Xavier sterft na 1 september 2018 (we maken hierbij abstractie van mogelijkse overgangsbepalingen die zouden gelden, die later in de thesis aan bod zullen komen). B en C komen tot de nalatenschap en hebben elk een reservataire aanspraak. De globale reserve omvat ½. Nu de omvang van de reserve los staat van het aantal reservataire afstammelingen, zou deze globale reserve van 1/2e tevens het geval geweest zijn indien Alexander nog in leven was of indien Bart ook reeds was vooroverleden. Het vooroverlijden van Alexander verandert dus niets aan de globale reserve, maar wijzigt de individuele reserve van Bart en Christophe wel. Bart en Christophe maken nu elk aanspraak op een reservataire vordering van ¼ van de fictieve massa, namelijk elk ½ van ½.37 Had Bart nog geleefd, dan hadden de drie

33 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 31, (74) 74-116.

34 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 31, (74) 74-116.

35 Dit begrip is sinds de nieuwe wet inzake het erfrecht een wettelijk gedefinieerd begrip dat slaat op de reservataire aanspraken van alle reservataire erfgenamen samen.

36 Figuur ontleend uit: R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 31, (74) 74-116.

37 Ter vergelijking: onder het oude recht zouden Bart en Christophe elk recht hebben op een individuele reserve van ⅓.

(23)

12 kinderen recht op ⅓ van ½, zijnde ⅙ elk. Stel dat Alexander één afstammeling had (D), dan komt diens reservataire erfdeel bij plaatsvervulling toe aan deze (in casu enige) afstammeling van Alexander. Iedere afstammeling (B, C en D) heeft dan een reservatair recht op ⅙ van de fictieve massa. Men zou hetzelfde resultaat bekomen indien A niet vooroverleden, maar erfonbekwaam38 is ten aanzien van Xavier of de erfenis gewoonweg heeft verworpen.

Onderstaande tabel schetst de nieuwe situatie op een meer theoretische wijze:

aantal afstammelingen

globale reserve individuele reserve beschikbaar deel

1 1/2 1/2 1/2

2 1/2 1/4 1/2

3 1/2 1/6 1/2

4 1/2 1/8 1/2

Daartegenover kan de situatie onder het huidige erfrecht39 als volgt worden weergegeven:

1) indien erflater één kind nalaat, bedraagt het beschikbaar gedeelte de helft, zodat de reserve van het kind ook de helft bedraagt;

2) indien de erflater twee kinderen nalaat, bedraagt het beschikbaar gedeelte één derde, zodat de globale reserve van de kinderen twee derden bedraagt, en de individuele reserve van elk kind één derde;

3) Indien de erflater drie kinderen nalaat, bedraagt het beschikbaar gedeelte één vierde, zodat de globale reserve van de kinderen drie vierden bedraagt, en de individuele reserve van elk kind één vierde;

4) Indien de erflater meer dan drie kinderen nalaat, bedraagt het beschikbaar deel één vierde, zodat de globale reserve van de kinderen drie vierden bedraagt, en de individuele reserve van elk kind een breukdeel van de globale reserve is (waarvan de omvang varieert in functie van het aantal kinderen). Dit geldt ook indien de erfgerechtigde afstammeling(en) reeds is/zijn vooroverleden en deze nakomelingen nalaat die tot de nalatenschap komen.40

Volgende tabel geeft dit schematisch weer:

38 Deze erfonbekwaamheid is mogelijks van toepassing op strafrechtelijk veroordeelden voor bepaalde misdrijven jegens de decujus. Onder dit begrip wordt geen handelingsonbekwaamheid bedoeld. Handelingsonbekwaamheid stelt zich in de situatie dat iemand bv. volledig de toedracht van diens handelingen niet kent en dit door de rechter werd vastgesteld. Principieel kunnen ook deze bijzondere categorie der personen (die onder bewind staan) alsnog erven zonder meer. Dit laatste gaat echter het bestek ver te buiten van deze scriptie.

39 Art. 913 (oud) BW.

40 C. AUGHUET, “Erfwet 31 juli 2017: eerste overzicht”, Patrimonium 2017, (113) 150-156.

(24)

13 aantal

afstammelingen

globale reserve individuele reserve beschikbaar deel

1 1/2 1/2 1/2

2 2/3 1/3 1/3

3 3/4 1/4 1/4

4 3/4 3/16 1/4

Het principe van de gelijke behandeling van de afstammelingen geldt echter nog steeds als principe onder het nieuwe erfrecht (dus onder de wettelijke devolutie). Kinderen komen voor gelijke delen tot de nalatenschap.41 Dit is ook de reden waarom in principe erfgenamen de reeds gekregen schenkingen in de nalatenschap moeten inbrengen (Infra inzake de inbreng en inkorting van giften). De huidige (en ongewijzigde) artikelen uit het burgerlijk wetboek42 behouden tevens het principe van plaatsvervulling: indien het erfgerechtigde kind43 reeds vooroverleden, verwerpend of onwaardig is jegens de erflater, wordt diens afstammeling via plaatsvervulling tot de nalatenschap geroepen.

1.2.2 Reserve van de langstlevende echtgenoot

Overeenkomstig oud artikel 915bis BW geniet de langstlevende echtgenoot44 van een tweeledige reserve:

1) een zogenaamde “abstracte reserve” die betrekking heeft op het vruchtgebruik van de helft van de goederen van de nalatenschap, preciezer: van de helft van de fictieve massa.45 2) een zogenaamde “concrete reserve”, zijnde het vruchtgebruik van de “preferentiële goederen”, namelijk van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van de daarin aanwezige huisraad.

Niet onbelangrijk is de vraag hoe deze twee “reserves” zich verhouden. Deze twee reserves worden niet gecumuleerd, maar gecombineerd.46 Dit houdt in dat: (1) ofwel de waarde van de preferentiële goederen de helft van de fictieve massa overschrijdt en de echtgenoot recht heeft op het vruchtgebruik van de preferentiële goederen als reserve; (2) ofwel de waarde van de preferentiële goederen minder is dan de helft van de fictieve massa en de echtgenoot, als reserve, recht heeft op het vruchtgebruik van de preferentiële goederen aangevuld met hetgeen nodig is om de helft van de massa in vruchtgebruik te bereiken.

41 Art. 745 BW.

42 Art. 739 et seq. BW.

43 De ‘afstammeling’ dus. Met ‘kind’ bedoelen wij hier niet minderjarigheid. Een minderjarig kind kan erven, zelfs een verwekt kind kan dit indien het levend en levensvatbaar geboren wordt.

44 Merk op dat de langstlevende wettelijk samenwonende partner geen wettelijke reserve heeft.

45 C. AUGHUET, “Erfwet 31 juli 2017: eerste overzicht”, Patrimonium 2017, (113) 150-156.

46 Ibid.

(25)

14 De nieuwe wet op het erfrecht behoudt dit principe van tweeledige reserve in hoofde van de langstlevende echtgenoot, alsook het principe dat deze abstracte en concrete reserve niet worden opgeteld maar wel worden gecombineerd.47 Er zijn een aantal kleinere, technische wijzigingen aangebracht. Eén daarvan is in het kader van deze scriptie wel interessant, nl.

het principe dat de langstlevende echtgenoot in elk geval niet de inkorting48 kan vragen van schenkingen gedaan door de erflater voor de schenkingen die werden gedaan alvorens het huwelijk plaatsvond (infra).49 Deze schenkingen worden uiteraard wel nog opgenomen in de fictieve massa. Hoewel deze anterioriteitsregel o.i. aansluit bij de logica inzake chronologie, kan verder opgemerkt worden dat deze regel bedoeld is ter bescherming van de rechten van de voorkinderen. Het nieuwe erfrecht stelt namelijk dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot bij voorrang het beschikbaar deel bezwaart (en er dus een blote eigendom overblijft) en slechts het overschot het voorbehouden erfdeel van de kinderen bezwaart (infra bij de bespreking van de langstlevende echtgenoot die in samenloop komt met een of meerdere afstammelingen van de decujus).50

Volledigheidshalve merken we op dat er geen (fundamentele) wijzigingen plaatsvonden inzake huwelijksvoordelen.51

1.2.3 De langstlevende echtgenoot in samenloop met afstammeling(en) decujus In bijzonderheid rijst de vraag (onder het nieuwe erfrecht) naar de verhouding tussen de langstlevende echtgenoot en de enige andere categorie van reservataire erfgenaam onder het nieuwe erfrecht, nl. de afstammeling(en) van de overledene. Binnen deze vraag kunnen 3 hypothesen onderscheiden worden:

1) de erflater wou de langstlevende echtgenoot zelf het grootst mogelijk beschikbaar deel toekennen (via schenking, legaat, …);

2) de erflater wou aan een derde het grootst mogelijke beschikbaar deel toekennen (via schenking, legaat,...).

3) de erflater wou aan een of meerdere afstammelingen het grootst mogelijke beschikbaar deel toekennen. Deze derde hypothese sluit o.i. aan bij hypothese 2 en deze hypothesen worden derhalve samen behandelt.

In de eerste hypothese (de langstlevende echtgenoot is begiftigde van het grootst mogelijk beschikbaar deel) zal -overeenkomstig de ongewijzigde bepaling in het erfrecht52- de langstlevende echtgenoot de volle eigendom over het beschikbaar deel combineren met het

47 C. AUGHUET, “Erfwet 31 juli 2017: eerste overzicht”, Patrimonium 2017, (113) 150-156.

48 Hierop wordt later dieper ingegaan.

49 De meer abstracte omschrijving van het nieuwe artikel 915bis, §2/1 bw luidt als volgt: “op een tijdstip waarop de echtgenoot deze hoedanigheid niet had”.

50 Desgewenst kan de lezer voor een uitvoerige discussie met inbegrip van het advies van de Raad van State verwezen worden naar: Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54 2282/003, amendement nr. 26, verantwoording, 45 en 46.

51 Hieronder wordt verstaan: bedingen van vooruitmaking (art. 1458 BW), beding van inbreng en/of een beding van ongelijke verdeling van de gemeenschap.

52 Art. 1094, eerste lid BW.

(26)

15 vruchtgebruik op de reservataire delen van de afstammelingen. Dit blijft dus ongewijzigd onder het nieuwe erfrecht.53 Onder het nieuwe erfrecht levert de bijzondere situatie waarin de erflater het grootst beschikbaar deel wil laten toekomen aan de langstlevende echtgenoot (die in samenloop komt met afstammelingen van de erflater) dan ook het volgende schema op54:

aantal afstammelingen

globale reserve afstammelingen

individuele reserve afstammelingen

maximaal beschikbaar deel t.v.v. langstlevende

echtgenoot

1 ½ BE van de FM ½ BE van de FM ½ VE van de FM +

½ VG van de FM 2 ½ BE van de FM ¼ BE van de FM ½ Ve van de FM + ½

VG van de FM

3 ½ BE van de FM ⅙ BE van de FM ½ VE van de FM +

½ VG van de FM

4 ½ BE van de FM ⅛ BE van de FM ½ VE van de FM +

½ VG van de FM

Binnen de tweede en derde hypothese - een derde of afstammeling was begiftigde van het grootst beschikbaar deel- blijkt dit evenwel complexer te zijn. Deze complexiteit ontstaat vanuit de bijzondere kenmerken van het reservatair vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot.55

Meer bepaald rijst de vraag wie de last draagt van het reservatair vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot. Drie hypothesen zijn mogelijk56:

1) de (globale) reserve van de afstammelingen draagt de last;

2) het beschikbare deel draagt prioritair de last of

3) de last wordt proportioneel gedragen door de reserve en het beschikbaar deel.

Onder het huidige erfrecht voorziet (oud) art. 915bis, § 4 BW het principe van de proportionele aanrekening op het beschikbaar deel en de globale reserve.

Het nieuwe erfrecht voorziet daarentegen in het principe van de prioritaire aanrekening op het beschikbaar deel.57 Onderstaande tabel geeft de nieuwe situatie weer58:

53 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, nr. 31, (69) 83.

54 Tabel overgenomen uit R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, nr. 31, (69) 86.

55 Ibid.

56 Ibid.

57 (Nieuw) art. 914, § 1 juncto (nieuw) art. 915bis, § 4 BW.

58 Tabel overgenomen uit B. CHIAU, “Welke mogelijkheden biedt het nieuwe erfrecht?”, seminarie over het nieuwe erfrecht, slide 29, onuitg.

(27)

16 Reservataire

erfgenamen

Globale reserve afstammelingen

Reserve langstlevende

echtgenoot

Beschikbaar deel

Eén afstammeling ½ VE / ½ VE

Twee afstammelingen +

langstlevende echtgenoot

½ VE ½ VG ½ BE

Twee afstammelingen

½ VE / ½ VE

Twee afstammelingen +

langstlevende echtgenoot

½ VE ½ VG ½ BE

Drie afstammelingen ½ VE / ½ VE

Drie afstammelingen + langstlevende

echtgenoot

½ VE ½ VG ½ BE

Voor een uitvoerige bespreking van het principe van de prioritaire aanrekening op het beschikbaar deel kan verwezen worden naar de literatuur.59

1.3 De erfrechten van de partner

Naast de voormelde veranderingen in de wettelijke reserve, zijn er ook een aantal wijzigingen voor de erfrechtelijke positie ab intestato.

1.3.1 De langstlevende echtgenoot

Krachtens huidig artikel 745bis, § 1 BW heeft de langstlevende echtgenoot recht op:

- het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap, in geval van samenloop met de afstammelingen van de erflater.60

- de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en het vruchtgebruik van diens eigen goederen, in geval van samenloop met andere erfgenamen dan de afstammelingen (infra wordt dieper ingegaan op bepaalde aspecten van het huwelijksvermogensrecht).61

59 O.a. R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht”, Rechtskroniek voor het Notariaat Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, nr. 31, (69) 86-89.

60 Merk hierbij op dat onder ‘afstammelingen” van de erflater ook niet-gemeenschappelijke kinderen worden verstaan.

61 De volgende auteur maakt echter volgende opmerking: indien de erflater en de langstlevende echtgenoot gehuwd waren onder een scheidingsstelsel, is de roeping van de echtgenoot in volle eigendom zonder voorwerp bij gebrek aan een gemeenschappelijk vermogen zodat enkel zijn roeping

(28)

17 - of, in het derde geval: de volle eigendom van de gehele nalatenschap indien de echtgenoot de enige wettelijke erfgenaam is. Ook inzake het recht van wettelijke terugkeer van reeds geschonken goederen.62

Hier brengt de hervorming van het erfrecht geen verandering in. Dat is namelijk pas gebeurd bij de hervorming van het huwelijksvermogensrecht, waar wij later in deze scriptie op zullen ingaan.

De nieuwe wet inzake het erfrecht voerde wel een nieuw recht in ten voordele van de langstlevende echtgenoot in de nalatenschap van de overleden-echtgenoot op de goederen die door de erflater geschonken werden met voorbehoud van vruchtgebruik.63 Dit geldt slechts onder de voorwaarde dat de schenking met voorbehoud plaatsvond na de onttrekking van het huwelijk.64 Het lijkt derhalve te gaan om een nieuwe bijzondere wettelijke roeping toegekend aan de langstlevende echtgenoot die betrekking heeft op goederen die geen deel meer uitmaken van de nalatenschap op het ogenblik van overlijden. Deze zienswijze wordt in de parlementaire voorbereiding bevestigd.65 Deze nieuwe erfrechtelijke bepaling66 bepaalt uitdrukkelijk:

1) dat de regels met betrekking tot de omzetting van het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot voorzien in de artikelen 745quater tot 745septies BW op dat vruchtgebruik van toepassing zijn en

2) de langstlevende echtgenoot (voorafgaandelijk) aan dat vruchtgebruik kan verzaken, waarbij de verzaking is onderworpen aan de (nieuwe) regels die van toepassing zijn op elke erfovereenkomst (infra in deze scriptie) wat betreft het formalisme, de gevolgen, de sancties en de publiciteit.67 De literatuur stelt dat de erflater dit vruchtgebruik (zoals elk erfrecht ab intestato68) kan ontnemen, uiteraard in de hypothese dat geen afbreuk wordt gedaan aan de regels inzake de reserve van de langstlevende echtgenoot.69 Deze rechtsfiguur heeft reeds de naam ‘voortgezet vruchtgebruik’ gekregen. Dit voortgezet vruchtgebruik is een nieuwe rechtsfiguur die federaal in het leven is geroepen. De Vlaamse erfbelasting zal met ingang van 1 september 2018 op deze nieuwe rechtsfiguur afgestemd zijn (infra).70

in vruchtgebruik effectief is. cf. C. AUGHUET, “Erfwet 31 juli 2017: eerste overzicht”, Patrimonium 2017, (45) 150-156.

62 In de situatie van een “anomale nalatenschap, art. 745bis, § 2 BW (niet gewijzigd).

63 Art. 858bis, § 3, eerste lid (nieuw) BW.

64 De nieuwe wet (nieuw art. 858bis, § 3, eerste lid BW) spreekt van het volgende: “bij overlijden van de schenker ontvangt de langstlevende echtgenoot echter het vruchtgebruik van de goederen die de schenker heeft geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden, op

voorwaarde dat de echtgenoot op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid heeft.”

65 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl. St. Kamer 2016-17, nr. 54 2282/003, amendement nr. 22, verantwoording, 35.

66 Nieuw art. 858bis, § 3, tweede lid BW.

67 Nieuw art. 858bis, § 5 BW.

68 Ab intestaat betekent dat er geen bijzondere regeling is getroffen omtrent de nalatenschap (bv.

testament).

69 C. AUGHUET, “Erfwet 31 juli 2017: eerste overzicht”, Patrimonium 2017, (113) 150-156.

70 Nieuw art. 2.7.1.0.3, tweede lid V.C.F. zou dit voorgezet vruchtgebruik formeel onder het toepassingsgebied brengen van de Vlaamse erfbelasting lastens de langstlevende echtgenoot.

Volledigheidshalve zou dit tevens gelden voor de langstlevende wettelijk samenwonende partner.

Later in deze scriptie zal op uitgebreide wijze ingegaan worden op dit voortgezet vruchtgebruik, en de relatie met de Vlaamse erfbelasting.

(29)

18 Inzake het omzettingsrecht van het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot is weinig echt gewijzigd. Er werd evenwel een punctuele wijziging aangebracht in het kader van nieuw samengestelde gezinnen. Dit komt er juridisch-technisch op neer dat de blote eigendom van de goederen van de nalatenschap toebehoort aan niet- gemeenschappelijke afstammelingen71. Niet-gemeenschappelijke afstammelingen zijn de afstammelingen, geadopteerde kinderen of de afstammelingen van de geadopteerde kinderen van de erflater die deze band met de langstlevende echtgenoot niet hebben.72 Er wordt o.i. terecht vastgesteld in de rechtsleer dat paragraaf 4 van (nieuw) art. 858bis BW het

“vetorecht” aan de langstlevende echtgenoot verschaft.73 Dit vetorecht komt erop neer dat de langstlevende echtgenoot zich in rechte kan verzetten tegen de omzetting van het vruchtgebruik op de zogenaamde preferentiële goederen, die het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende omvat, alsook de daarin aanwezig huisraad. In de praktijk komt dit erop neer dat de langstlevende echtgenoot niet tegen zijn/haar zin in de plaats van zijn/haar vruchtgebruik op deze preferentiële goederen, een omzetting van het vruchtgebruik kan opgelegd worden door iemand anders (bv. omgezet in geld, een rente,...).

Volledigheidshalve wordt nog gewezen op een van de principes aangaande de waarde van het vruchtgebruik. In de praktijk wordt de waarde van het vruchtgebruik vastgesteld op basis van omzettingstabellen die een functie zijn van de leeftijd van de vruchtgebruiker op de datum van de vraag tot omzetting.74 De nieuwe erfwet regelt de (nogal complexe) modaliteiten inzake omzetting in het nieuwe artikel 745quater BW. Een omstandige bespreking hiervan gaat echter het bestek te buiten van deze scriptie.

1.3.2 De langstlevende wettelijk samenwonende

Het roepingsrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende is naar de omvang - onder voorbehoud van een bijzonder geval dat eerstvolgend wordt behandeld- niet gewijzigd door de nieuwe wet. Het oude artikel 745octies, §1, BW blijft aldus behouden en houdt in dat de langstlevende wettelijk samenwonende partner recht heeft op het vruchtgebruik van de in deze scriptie meermaals aangehaalde “preferentiële goederen”.

Deze nieuwe bepaling inzake vruchtgebruik75 heeft betrekking op de goederen die de erflater bij leven heeft geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik, dus naar analogie met de eerdere uiteenzetting (supra.). O.i. moet de analogie met dit nieuwe erfrecht inzake vruchtgebruik ten behoeve van de langstlevende echtgenoot enigszins worden genuanceerd: deze nieuwe roeping voor de langstlevende samenwonende betreft enkel de onroerende goederen gedaan met voorbehoud van vruchtgebruik door de erflater dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en de daarin aanwezige huisraad.76

71 Of aan geadopteerde kinderen of aan de afstammelingen van geadopteerde kinderen.

72 Nieuw art. 745quater, §1/1, eerste en tweede lid BW.

73 C. AUGHUET, “Erfwet 31 juli 2017: eerste overzicht”, Patrimonium 2017, (113) 150-156.

74 Nieuw art. 745quater, § 1/1, derde lid BW.

75 Art. 858bis, § 4 BW.

76 Ibid.

(30)

19 Inzake de omzetting van het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende merken wij tevens op dat ook de langstlevende wettelijk samenwonende geniet van het vetorecht (supra) ten voordele van de langstlevende echtgenoot.77

1.3.3 Onterving en ontneming reservataire rechten van de langstlevende echtgenoot

De onterving via testamentaire clausule (expliciet verwoord dan wel impliciet) blijft mogelijk78 en de vereiste van feitelijke scheiding is in dit kader nog steeds relevant.79 Ook het erfrechtelijk beding tussen echtgenoten voorafgaand aan het sluiten van een EOT80-akte blijft behouden. De wetgever achtte het noodzakelijk om uitdrukkelijk te bepalen wanneer dit beding uitwerking heeft: dit is (onder het nieuwe recht) principieel vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tenzij de echtgenoten uitdrukkelijk overeengekomen zijn de uitwerking te verlenen vanaf de ondertekening. In dit laatste geval geldt dat bij het overlijden van een van de echtgenoten na de ondertekening van het beding ook de “echtelijke onenigheid”

voldoende blijkt uit de ondertekening van de overeenkomst en zal dit beding uitwerking hebben zelfs als de procedure tot echtscheiding nog niet is opgestart.

Merk op dat in de hervorming van het huwelijksvermogensrecht er een verruimde mogelijkheid voorzien is om bij een tweede huwelijk de reservataire rechten van de langstlevende echtgenoot te ontnemen. Hier zullen wij later op ingaan.

1.4 Sterke punten en struikelblokken

Binnen de doelstellingen van de huidige federale regering om een grotere beschikkingsvrijheid voor de erflater te bewerkstelligen, kan dit in de praktijk evenwel leiden tot een situatie waarbij het ene kind ten opzichte van het andere kind althans op mathematisch vlak meer wordt benadeeld onder het nieuwe dan het oude erfrecht. Volgende fictieve case illustreert deze trade off die gemaakt werd binnen het beleid81 tussen gelijkheid van de afstammelingen enerzijds en de testeervrijheid ten gunste van één of meerdere afstammelingen anderzijds

➢ Voorbeeld: Koen heeft 5 kinderen en kan door de verruiming van het beschikbaar deel82 de helft wegschenken gedurende zijn leven of legateren aan zijn buurman Gerrit, met wie hij een goede band heeft. Echter is het onder deze nieuwe regel ook mogelijk om het beschikbaar deel (50% en dit ongeacht het aantal kinderen, cf. supra tabel) te laten toekomen aan een van zijn vijf kinderen. Concreet zal een schenking

77 Deze gelijkstelling inzake omzettingsrecht is niet gewijzigd door de nieuwe wet en is vervat in art.

745octies, § 3 BW.

78 Uiteraard verliest de echtgenoot diens wettelijk erfrecht indien het huwelijk wordt ontbonden (echtscheiding). Soms verkiezen gehuwden er evenwel voor om getrouwd te blijven, maar toch de erfrechten in te perken.

79 Nieuw art. 915bis, §3, tweede lid BW.

80 Echtscheiding onderlinge toestemming, waarin de beide echtgenoten instemmen omtrent alle aspecten inzake eventueel levensonderhoud en dergelijke meer.

81 Merk echter op dat dit voorbeeld mogelijks louter theoretisch is van aard maar desalniettemin de grenzen van het nieuwe erfrecht weergeeft.

82 Nieuw art. 913, § 1 BW.

(31)

20 gedaan buiten erfdeel83 aan kind 1 (van de 5) maximaal 60% bedragen terwijl de overige 4 kinderen elk slechts 10% zullen ontvangen.

De wetgever was zich van deze situatie terdege bewust84 maar de wens om het beschikbaar deel te zien toenemen was groter dan de vrees voor hetgeen vaders en moeders met deze vrijheid zouden doen. Dit kadert binnen de “meer beschikkingsvrijheid”policy die de regering nastreeft inzake het erfrecht om de erflater toe te laten om rekening te houden met de eigenheid van de gezinssituatie (bv. stiefkinderen, ongehuwde partner, zorgkinderen die extra hulpbehoevend zijn, overdracht van familiale ondernemingen en dergelijke meer).85 Daarnaast bleek uit de enquête van de Koning Boudewijnstichting dat 67% van de respondenten vinden dat het aan de kinderen voorbehouden gedeelte van de nalatenschap niet groter moet zijn dan de helft.86

Onze mening hieromtrent is dat een duidelijk meer liberaal gedachtegoed werd nagestreefd door minister Geens et al. Wij volgen de zienswijze van een rechtsgeleerde87 die stelt dat één enkele wettelijke regel misschien niet aan de nodige diversiteit in gezinsvormen (bv.

huwelijk, wettelijke samenwoning) en gezinssamenstellingen én gezinstransities tegemoet komt omdat het onmogelijk is om voor deze diversiteit aan situaties één enkele wettelijke regeling uit te werken. Eén wettelijke regeling zou in dergelijk geval een “open, vage norm”

betreffen maar zou de diversiteit van de verscheidene situaties die inherent verschillend zijn uit sociologisch en familierechtelijk oogpunt, onrecht kunnen aandoen.

2. De erfovereenkomst

In het huidige erfrecht bestaat er heel wat discussie over erfovereenkomsten. Artikel 1130 BW is in deze het basisartikel en bepaalt dat men een niet opengevallen nalatenschap niet kan verwerpen noch er enige beding over maken, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.

2.1 Het huidig verbod op erfovereenkomsten

88

Het principe van de wetgever is duidelijk: het is not done om overeenkomsten te maken over de nalatenschap van een derde persoon als die persoon nog in leven is. Het tast vooral de individuele testeervrijheid aan van deze derde persoon. Bovendien zou dit immorele speculaties over het vroegtijdig overlijden in de hand werken.89 Mag een persoon dan ook

83 Dit staat in contrast met een schenking als “voorschot op erfdeel”, zie verdere bespreking in de scriptie.

84 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet”, Rechtskroniek voor het Notariaat, Deel 31, Brugge, Die Keure, nr. 31, (1) 1-36.

85 Ibid.

86 Hoorzitting 23 mei 2017, zie terzake: het verslag van de eerste lezing van het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Commissie voor Justitie, Kamer van Volksvertegenwoordigers, Parl. Doc.

54, nr. 2282/006, 60.

87 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet”, Rechtskroniek voor het Notariaat, nr. 31, (1) 1-36.

88 Deze masterproef raakt de problematiek van de erfovereenkomsten onder het huidig recht slechts oppervlakkig aan. Voor een grondige bespreking van dit onderwerp, zie J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 1040 p.

89 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia 2017, p.245-246, nr. 432. Deze motieven zijn reeds terug te vinden in het Romeins Recht. De Franse revolutionairen en Napoleon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Per gridcel is de gemiddelde slootafstand be- paald van de gridcel zelf en de 12 omringende grids (zie Fig.. Figuur 12 De verschillende fysische factoren die de geschiktheid voor

[r]

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

Wat de tweede variant van het gevaltype be- treft: wanneer de overeenkomst tussen partijen - in het bijzonder de (geschonden) waarschu- wingsplicht van de aannemer - er op zichzelf

The first set of variables was to change the inlet concentration and thus the WHSV of the sulphur trioxide by keeping the same number of catalyst particles in the bed (bed

Wanneer de aandeelhouder de volle eigendom van een pand heeft en het vruchtge­ bruik aan zijn BV vervreemdt, dient de periode van dertig jaren in acht te

A an vlo

Beyond the visible hallmarks of aged gait, i.e., slowed walking speed, shorter steps, and increased cadence [3,4], aging also affects the neuromuscular control of gait and