De nieuwe Kalief. — Hoe bier gemaakt wordt — Naarden’ s onafhankelijkheid.
No. 22 (48) 29 Nov.
1922.
PER NUMMER 20 CENT.
VOOR WEEK- ABONNÉ'S
.17»/» CENT.
A.W. SldTHOFF'S UITGEVERS MAATSCHAPPIJ LEIDEN
PRIJS PER KWARTAAL
f 2.25 FRANCO PER POST
f2.50
„Het Ministerie Cort van der Linden '
In de Kunstzaal Kleykamp te ’s~Gravenhage had Donderdag 23 November de aanbieding plaats aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van een schilderij, voorstellende het Ministerie Cort .van der Linden, geschilderd door P. v. d. Hem in opdracht van den heer W. Broese van Groenou, die door dit geschenk aan het Nederlandsche volk de mannen wenscht te huldigen die ons land gedurende
de jaren 1914 -1918 buiten den oorlog hielden.
PANORAMA 4
DE BIERBROUWERIJ
Zaal met kiemtrommels in de Mouterij. Groote machinekamer van de Brouwerij.
et bier is voor de volken van Midden- en West- Europa een belangrijke drank. In landen als Duitschland en België kan men het zeker tot de gewone levensbehoeften rekenen, doch ook in ons land wordt veel bier verbruikt; vooral in Brabant en Limburg is het bier als volks
drank zeer algemeen. Door het lage alkoholgehalte (3—5 %) kan het niet als gezondheidsschadelijk beschouwd worden, voorzoover het althans niet vervalscht- is, wat tot voor betrekkelijk korten tijd niet zelden voorkwam. Den laatsten tijd echter zijn biervervalschingen, in ons land althans, vrij zeldzaam en komen dan nog uitsluitend voor bij bieren van twijfelachtige herkomst.
De bereiding van het bier is een vrij ingewikkeld proces.
De grondstoffen waar men. van uitgaat, kent iedereen:
gerst, water, hop en gist, doch om hieruit het bier te vervaar
digen is een heele reeks van bewerkingen noodig/
Men kan de bereiding in 3 hoofdprocessen splitsen n. 1.
1° de kieming van de gerst, waardoor de mout ontstaat en de diastatische enzymen gevormd worden ; 2° de inwerking van deze enzymen op het zetmeel der mout, waardoor versuikering plaats heeft; de vorming van „wort” ; 3°
de ver gisting van het suikergehalte der wort.
Elk dezer processen zullen we wat meer in bijzonderheden nagaan.
Als de gerst aan de brouwerij aankomt is ze niet zonder meer voor de bier bereiding geschikt. Eerst moet ze gerei
nigd en gesorteerd worden. De gerst wordt hiertoe langs pneumatischen weg naar poetsmachines vervoerd, die ze van allerlei onzuiverheden bevrijden en daarna wordt ze inz.g.n.
trieurs naar korrelgrootte gesorteerd, daar alleen de grootere korrels verwerkt worden. De gereinigde gerst gaat naar de silo’s, waar ze in opslag blijft, totdat men ze gebruiken wil.
De gerstsilo’s der groote brouwerijen zijn vaak van geweldige afmeting. De Amstel-brouwerij te Amsterdam beschikt bijvoorbeeld over een stel silo’s, die een gezamenlijke capa
citeit hebben van 1.400.000 K. G. gerst. Vanuit de silo’s gaat de gerst,,via een automatisch weegapparaat, naar de mouterij, waar men ze laat kiemen en tot mout verwerkt.
De gerst wordt eerst gewasschen en daarna in weekkuipen gebracht, om ze door wateropname voor kieming geschikt te maken. Als de gerst de benoodigde hoeveelheid water opgenomen heeft, wat na ongeveer 3 dagen het geval is, brengt men ze in de kiemtrommels over, waar ze blootgesteld is
aan een vochtigen luchtstroom van bepaalde temperatuur.
In deze trommels, die van tijd tot tijd een kleine draaiing uitvoeren, heeft het kiemproces plaats. Door de kieming ontstaat in de gerstekorrel een zoogenaamd enzym (dias- tase), een vermoedelijk eiwitachtige stof, die het vermogen bezit het in de korrel aanwezige zetmeel onder wateropname over te voeren in dextrine en dit weer in moutsuiker of maltose. De diastase ontstaat in dé gerstekorrels om het reservevoedsel der korrels in een voor het jonge kiem-
Biergist (Saccharomyces Cerevisiae) in verschillende stadia van ontwikkeling (zeer sterk vergroot).
plantje opneembaren vorm te brengen. Doch in de brouwerij laat men het kiemproces niet zoover komen.
De bedoeling is hier slechts de vorming van een bepaalde hoeveelheid diastase. Is dit bereikt, wat na ongeveer 8 dagen het geval is, dan wordt het kiemproces gestuit. Het produkt, dat nu den naam van groenmout draagt, komt hiertoe in een systeem van trommels, eest genaamd, waar het aan de inwerking van heete lucht wordt blootgesteld, waardoor de kiem sterft. De mout krijgt door het eesten een bepaald aroma en er ontstaan kleurstoffen en caramel door ont
leding van de bestanddeelen der korrels.
De temperatuur, waarbij geëest wordt, bepaalt het karak
ter der biersoort, die men later van de mout wil brouwen.
Gewoonlijk bezigt men temperaturen van 50°—65° C.
Voor lichte bieren wordt bij lage temperaturen geëest, voor donkere bij hoogere temperaturen. Mout, die bij 200° C.
geëest is, zoogenaamde kleur mout, wordt gebruikt ter kleuring van zeer donkere bieren.
Na 2 x 24 uur is het eestproces afgeloopen en gaat de mout naar de poetsmachines, die de kiemworteltjes ver
wijderen. Daarna slaat men ze op in de moutsilo’s.
Het tweede proces, het brouwen, bestaat, zooals boven reeds gezegd is, in de inwerking van de tijdens het kiemen ge
vormde diastase op het zetmeel der korrels, waardoor dex
trine en maltose ontstaan. De mout wordt hiertoe grof gemalen tot zgn. schroot. Ongeveer 8000 K. G. van dit schroot worden in een groote koperen roerkuip met lauw
warm water aangeroerd tot een beslag. Een gedeeltevan het beslag wordt overgepompt in den brouwketel, verwarmd en tenslotte eenigen tijd gekookt en daarna in de roerkuip teruggevoerd, welke bewerking men driemaal herhaalt.
Hierdoor stijgt de temperatuur van den inhoud der roer
kuip en kan de diastase krachtig op het zetmeel inwerken, waardoor zich het moutextrakt vormt. Het zetmeel wordt meestal volkomen in dextrine overgevoerd en dit weer gedeel
telijk in maltose. Deze werkwijze draagt den naam van maischen.
Als de diastase voldoende dextrine in maltose heeft omge
zet, wordt het brouwsel in de klaringskuipen door zeving van de moutbastjes en andere onopgeloste bestanddeelen bevrijd.
Wat in de klaringskuipen achterblijft draagt den naam van bostel, en wordt grootendeels in gedroogden toestand als veevoeder verkocht.
Van uit de klaringskuipen stroomt het extrakt in den bierketel, waar het een tijd lang gekookt wordt. Dit koken heeft tot doel de oplossing te concentreeren en de diastase te vernietigen en hiermede het versuikeringsproces tot stil
stand te brengen, daar men een gedeelte van de dextrine als zoodanig in het bier wenscht te behouden.
In den bierketel wordt tevens aan het brouwsel hop (de vrouwelijke bloemen der hopplant) toegevoegd. Deze toevoeging- heeft zeer belangrijke gevolgen voor het bier.
De hop geeft het den bekenden ar omatisch bitteren smaak en is noodzakelijk voor een goede conserveering van het bier.
Hoe sterker het bier gehopt wordt, des te houdbaarder is het. Ook verwijdert de hop een gedeelte der eiwitstoffen, die in het bier aanwezig zijn. Een ander gedeelte is echter reeds eerder onder den invloed van eiwitsplitsende enzymen omgezet in zgn. peptpnen, die in het bier opgelost blijven en het eenige voedingswaarde verleenen. Het produkt van den
Kijkje in het Brouwhuis. De Amstelbrouwerij te Amsterdam in vogelvlucht.
Gistkelder No. 2 met aluminium tanks.
bierketel draagt den naam van wort. Op de foto van het nieuwe brouwhuis der Amstelbrouwerij ziet men links de roerkuip, in het midden den brouwketel en rechts den bierketel.
In dit brouwhuis kunnen vier brouwsels per dag vervaar
digd worden, elk van ruim 600 H. L. wort, terwijl, indién noodig, het oude brouwhuis der fabriek per dag ook nog 1200 H. L. kan produceeren, wat dus een capaciteit van 3600 H. L. wort vertegenwoordigt. Als de wort den bier
ketel verlaat, wordt ze eerst door zeven van de hopblaadjes ontdaan en moet nu snel afgekoeld worden, daar bij 25° C.
zeer spoedig melkzuurgisting optreedt, die de kwaliteit van het brouwsel zou benadeelen.
De eerste koeling heeft plaats in groote platte bakken, koelschepen genaamd, waarin zich tevens de tijdens het koken gecoaguleerde eiwitstoffen op den bodem afzetten.
Na èen half uur is alles bezonken en laat men de heldere wort afvloeien naar de lager staande wortkoelers. Hier stroomt de wort over een systeem van horizontaal boven elkaar liggende pijpen, waarvan de bovenste met koud water, de onderste met verdampende ammoniak gekoeld worden.
De temperatuur waarop de wort moet afgekoeld worden, is afhankelijk van de verdere behandeling, die men het brouw
sel wil laten ondergaan. Want nu volgt het derde proces der bierbereiding, de omzetting van het suikergehalte der wort in alcohol en koolzuur, het gistproces, en dit kan op twee wijzen plaats hebben n. 1. als bovengisting (bij 12—15° C.), of als ondergisting (bij 3° C.). Al naar mate men onder- of bovengisting toepast, moet meer of minder sterk gekoeld worden.
Aan de meeste groote bedrijven past men ondergisting toe, die een bier van grooter houdbaarheid levert dan de bovengisting.
Het gisten heeft plaats in kelders,, waarin een uitgebreid systeem van koelhuizen de temperatuur eenige graden boven het nulpunt houdt.
De wort komt hier in groote aluminium tanks, waar er bier gist aan toegevoegd wordt. De bier gist is een plantaardig mier o-organisme, een schimmel,’ die een enzym vormt, zymase genaamd, dat de eigenschap bezit, moutsuiker in alcohol en koolzuur om te zetten. De dextrine van de wort blijft echter onaangetast en vormt met de reeds eerder genoemde peptonen het voedselgehalte van het bier. Tijdens het gistingsproces vermeerdert de biergist zich sterk. Ze ■ wordt verzameld, in speciale machines gedroogd en is een veevoeder van hooge voedingswaarde. Een gedeelte van de beste gist wordt telkens bewaard om het volgende brouw
sel te vergisten.
De hoofdgisting duurt ongeveer 10 dagen, waarna in de
Sint Nicolaas.
Naar een éen-centsprent van J. Ch. Peilerin (18e eeuw).
(Collectie Henri Perrout.
legkelders een nagisting plaats heeft. Het bier wordt in deze kelders bij zeer lage temperatuur in groote geëmailleerd- ijzeren tanks bewaard, die elk eenige honderden hectoliters kunnen bevatten. De tijd,, die voor de nagisting noodig is, de lagertijd, is afhankelijk van de biersoort. Voor zware bieren bedraagt de lagertijd ongeveer 3 maanden, waarna het bier voor het gebruik rijp is en af geleverd wordt.
Op deze, zeer schematisch weergegeven werkwijze, die aan de Amstelbrouwerij gevolgd wordt, bestaan echter tallooze grootere en kleinere variaties. Elke brouwmeester heeft eigen opvattingen omtrent kiemen, eesten, maischen, enz., zoodat een vrijwel onbeperkt aantal biersoorten gebrouwen wordt.
De groote brouwerijen van ons land vervaardigen hoofd
zakelijk bieren naar Beiersch en Pilsener type en het Neder- landsche bier behoeft in geen enkel opzicht voor de buiten- landsche produkten onder te doen en is dan ook over de geheele wereld bekend.
P. F. J. A. JULI EN.
SINTERKLAAS OP BEZOEK
E
en heele drukte was het op Sinterklaasavond in de slaapkamer van de kleine meisjes Verschuur. Mies, zevenjarig nest, met heerlijke donkere kijkers en een krullebol als een prinsesje van een Engelsehe prent, drentelde op haar bloote voetjes in haar nachtponnetje heen en weer, zoekend naar de kleine laarsjes, die ze ner-De Nieuwekerk-toren te Delft.
Ter gelegenheid van de Delftsche Winkelweek, die van 19 tot 26 Novem
ber gehouden werd, was de toren van de Nieuwe Kerk aldaar veriicht door een zevental schijnwerpers, voorzien van projectieiantaarns, elk van 2000 kaars, versterkt door Amerikaansche spiegelreflectors, waardoor de lichtsterkte tot een totaal van 140.000 kaars werd opgevoerd. Zooals men op onze foto duidelijk ziet, kwamen de fraaie vormen van dit trotsche
bouwwerk'door deze verlichting zeer tot hun recht.
gens vinden kon. Pop, een jaartje jonger, oók al een guitig, pittig ding, met een kort blond vlechtje en een juweel van een wipneusje, eveneens in haar nachtponnetje en op bloote pootjes, was al even bedrijvig bij ’t zoeken naar zus’ laarsjes.
„Och, ze .zijn uit gewoonte op de gang gezet,” zei de kindermeid, die overal gezocht had voor de kleuters, en zonder resultaat, „ik ga ze halen.”
, Ze tripte de groote marmeren hal binnen, die aan de kin
derkamer grensde, en kwam met de laarsjes terug.
„Hoera!” jubelden de kleintjes, en klapten gééstdriftig in de mollige handjes, — „hoera!”
„Zet ze nu gauw onder den schoorsteen, Greet,” zei Mies tot de meid, — „vlak naast die van Pop, hoor.”
De meid deed, wat van haar verlangd werd, plaatste naast den haard, onder den monumentalen marmeren schoor
steenmantel de schoentjes naast een paartje dat er al stond.
„Wacht eens,”* zei Pop, die een wijle peinzend met den kleinen wijsvinger voor het mondje had gestaan, met een rimpeltje in het lieve blanke voorhoofdje als spande ze de jonge hersentjes mateloos in, — „wacht eens. Ze moeten niet naast elkaar, twee aan twee, maar om 'den andere.
Eén van Mies, één van mij, en dan weer een van Mies, en dan weer een van mij. Want als Sint Nicolaas eens geen tijd heeft dan zou hij misschien maar in twee wat kunnen doen, en dan zou de een alles en de andere niets krijgen.”
Meteen verschikte ze de schoentjes in den geest als zij geopperd had.
Hopkelder der Amstelbrouwerij.
„Jij bent een kleine oolijkerd,” gekte Greet, „maar gelijk hèb je.”
„Wij krijgen toch in alle vier wat, heeft ma gezegd,”
mompelde Miesje tevreden, — „wil je nu het hooi geven, Greet ?”
De meid haalde een paar handjesvol hooi voor den dag uit een doos, die zij medegebracht had, en stopte in elk van de laarsjes wat.
„Heeft zoo’n paard daar wel genoeg aan ?” vroeg Pop.
„Natuurlijk, natuurlijk kind,” zei Miesje wijs, — „hij hoeft er zijn maal niet mee te doen ; hij krijgt genoeg bij andere menschen ook. Het is meer voor een versnapering, net als wij bonbonnetjes eten.”
„Er moet water bij staan voor het paard,” opperde Pop, en met roode wangetjes van opwinding tippelde ze naar het waschstel om water in een van de kleine lampetkommen te gaan schenken.
Maar de meid sprong haar bij, anders had het bijdehande ding de volle lampetkan laten vallen. Behoedzaam schonk ze wat in de kom, en droeg die naar den schoorsteen.
„Dolletjes, dolletjes,” jubelden de kinderen, en elkaar omarmend voerden ze met de mollige bloote pootjes een dansje uit op het tapijt.
„Kom, kinderen, het is nu tijd om naar bed te gaan,”
vermaande Greet.
Maar hier hadden de kleuters, eerlijk gezegd, niet erg veel puf in.
„Ik vind het eigenlijk niet netjes,” begon Mies je, — „om aan het paard alles te geven wat zijn hartje begeert, en niets aan dien goeden Sint zelf . . . .”
„Zet een boterhammetje neer^ en een glaasje melK,”
stelde Pop voor.
„Neen, dat kan je een heilige niet geven,” meende Mies, —
„dat is veel te gewoon. Ja. . . ., als het nu nog een stukje van de roomtaart van vanmiddag was . . . .”
„Hè, ja, haal een stukje uit het buffet,” verzocht Pop met haar vriendelijkste snuitje aan het kindermeisje.
„Neen, neen, dat gaat niet,” deed deze, — „heiligen eten trouwens heelemaal niet . . . .”
„Dan zou ik geen heilige willen wezen,” beweerde Pop, —
„want ik vind eten erg lekker.”
„Nu het is tijd, kinderen/’ commandeerde Greet, en dreef de beide meisjes naar hun bedjes, waar ze ze heerlijk warm in de donzen dekentjes stopte.
„Laat je de deur open, Greet,” vroeg Pop.
„Ja,”
„En die van pa en ma aan den overkant ook, hoor,”
neuriede Mies je.-
„Ja, ja.”
XAINT NIC0LA
AEJEKLCbeZ jffiAN CHfa-DiPMiAM”, Caktier Jj
Sint Nicolaas.
Naar een prent van J. Ch. Bidier (18e eeuw).
(Collectie Berrz.a Putorï).
PANORAMA
,,Komen pa en ma vroeg thuis?” riep Popje nog.
,, Ja, ja. En nu zoet gaan slapen, want kinderen, die wakker liggen, vinden ’s morgens niets niemendal in hun schoentjes.
Denk erom.”
Een blik nog naar de lieve kleuters, die met hun rosé snuitjes en van opwinding glinsterende oogen uit hun kanten nestjes gluren, de knuistjes gebald op hun batisten laken
tjes, en weg was Gr eet.
De Verschuurs bewoonden een enorme flat in een der chique buitenwijken. Op een groote hall, met antieke kasten, fraai koperwerk en tapijten versierd, kwamen alle kamers uit. De twee salons, de eetkamer, de kinderkamer, de logeer
kamers, de slaapkamer van de ouders en die van de kinderen, tegenover elkaar liggend. De kindermeid had gejokt, toen ze zeide dat de vader en de moeder dien avond thuiskwamen.
Die waren uit dineeren bij een bevriende familie, en daar deze heel ver weg woonde, bleven ze daar logeeren. Den vol
genden dag tegen de lunch zouden ze weer thuis zijn. Ze lieten hun twee kinderen aan de goede zorgen van de drie meiden en den huisknecht achter. Greet had order, dien avond laat als de kinderen sliepen, het hooi uit de schoentjes te nemen en er versnaperingen voor in de plaats te leggen.
De Verschuurs hadden het jammer gevonden, juist op Sinterklaasochtend niet thuis te kunnen zijn, doch ze had-
De nood der intellectueelen in Duitschland.
Hierboven brengen wij een foto van Dominé Oelker uit Emmerstedt bij Hemstedt (Duitschland), die als geestelijke per dag slechts 226 Mark verdient (waarvoor men nauwelijks éen brood kan koopen), en die daarom vijf dagen per week
als mijnwerker in de Emma-mijn arbeidt.
den voor de uitnoodiging' der Van Haves, met wie ze zeer gelieerd waren en die ze in geen tijd gezien hadden, niet kunnen bedanken. De kinderen, zouden echter niets te kort komen, want na de lunch den volgenden dag zouden zij zelf de Sinterklaastafel in den salon voor hun lievelingen gereed maken.
Tegen elven dien avond ging de zorgzame Greet nogeens naar Mies en Pop kijken, stopte ze nogeens lekker in, ver
wisselde, behoedzaam doend om geen leven te maken, het hooi met chocoladeletters en voor elk een doos met bon
bons en ging daarna, de deur van de kinderkamer open latend, naar het sous-terrein, waar ook het an.dere personeel sliep.
Het zal even twaalf uur geweest zijn toen een individu, met de pet diep in de oogen getrokken en het ondergedeelte van het gezicht door een breede das onherkenbaar gemaakt, behoedzaam de marmeren vestibule binnentrad. De lan
taarn voorzichtig openend, liet hij een breede strook licht langs den muur schijnen. Hij vond den electrischen lichtknop en met den zakdoek erover gelegd om het geluid te dempen, draaide hij dien zachtjes om. De vestibule blaakte ineen helder licht. Het individu wachtte even. En alshij geen geluid ver nam, schreed hij onhoorbaar voort naar den salon, waarvan de deur openstond. Hij had echter het ongeluk tegen den deur
knop met den elleboog te stooten en het slot sprong uit.
met tamelijk veel geraas. Weer stond de kerel stil en hield den adem in, terwijl zijn tastende hand naar een der jas
zakken ging, waar hij een revolver halverwege uit te voor
schijn haalde.
In de stilte van het huis klonk nu, zeer dicht bij, een lief kinderstemmetje..
Ó
Naarden’s Zelfstandigheid.
Tot de oude Gooische hoofdstad Naarden — uit de vaderlandsche ge
schiedenis genoegzaam bekend — behoorde voorheen het gehucht Bussum, totdat dit laatste zich in 1817 van Naarden wist los te maken, o. a. tegen een jaariijkscne uitkeeri,ng van f 350. Bij gelegenheid van de feestelijke herdenking van Bussum’s honderdjarige zelfstandigheid, den 1 Mei 1917, werd door den toenmaiigen Burgemeester gezinspeeld op een eventuëele hereeniging van Naarden en Bussum, welke inderdaad dreigde tot stand te zullen komen, toen bij besluit van Gedeputeerde Staten van N.-Holland van 30 Aug. 1921, een Ontwerp van Wet tot vereeniging van die beide gemeenten inqediend werd, volgens hetwelk de samenvoeging op den 1 Januari 1922 bepaald werd. Intusschen openbaarde zich te Naarden een krachtig verzet tegen de inlijving der aloude Gooische hoofdstad bij het zooveel jongere, dank zij den aanleg van den Ooster Spoorweg, snel in bloei toegenomen dorp Bussum. Met den leider van de oppositie, ds. F.
W. Drijver, waren het inzonderheid de loco-burgemeester M. P. van Wettum en de eerste wethouder L. van Wilderen, die tegen de samen
voeging een krachtige’actie voerden, welke ten gevolge had. dat den 10 Nov. j.1. in de Staats-Courant het Kon Besluit vermeld stond, dat de heer M. P. van* Wettum tot Burgemeester van Naarden benoemd was, waarin opgesloten lag, dat Naarden als zelfstandige gemeente zou blijven voortbestaan. Door de overgroote meerderheid der bevolking werd dit besluit met vreugde begroet en aan den avond van dien 10 November werd den nieuwbenoemden Burgemeester, onder toeloop van schier de geheele burgerij der veste, een serenade gebracht, terwijl een zelfde hulde ten deel viel aan den wethouder L. v. Wilderen en den schrijver dëzer regelen. De heer Van Wettum, wiens portret wij hierbij reproduceeren, werd 5 Juli 1867 te Naarden geborenen heeft sedert 1904 voor de Anti
revolutionaire partij zitting in den Gemeenteraad, terwijl hij sedert 30 Sept.
1921 als loco-burgemeester fungeert Hij kent Naarden en haar bevolking en draagt stad en burgerij een warm hart toe. Hij is een eenvoudig man, wars van alle vertoon. Ook mag van hem verwacht worden, dat hij een gepaste zuinigheid zal weten te betrachten,'zonder daarbij te kortte doen aan hetgeen bevorderlijk kan zijn aan groei en bloei der gemeente, aan w.elker hoofd hij zich thans gesteld ziet. De installatie van den heer v.
Wettum zal plaats vinden op den 1 December, op welken dag voorts het voortbestaan van Naarden als zelfstandige gemeente feestelijk aevierd zal
worden. F. W. DRIJVER.
SINTER KLAAS-SURPRISES.
IN 1922.
(Wijze: Zie, ginds komt de stoomboot . . . .) Zie, 'ginds komt een man met
Mijn aanslagbiljet;
Ik ril, want wie weet, wat Daarop is gezet !
M'n vrouw spreekt me moed in Met 't lot, dat ons dreigt....
Dat is de surprise Die 'n huisvader krijgt!
't Getal conferenties
Weet niemand thans meer ; Ontwapening was er
De leus keer op keer.
In plaats, dat men ons nu Op vrede vergast
Wordt telkens de menschheid Met ^heibel” verrast!
*De snelheidsbevlieging Haalt thans een record, Men rent langs de wegen
Ter eere der sport. . ..
Nu is 7 een verrassing, Als 'r staat in je krant
„Een etmaal-lang beet er Geen tuffer in 't zand!”
Een bron van ellende Is de telefoon,
Ze maakt je aan wachten, En wanhoop gewoon ; Toch heeft soms de juffrouw
'n Verrassinkje klaar ! Ze geeft soms ons, stakkers,
'n Goed nummer, heusch waar!
Sint Nicolaas heeft één Verwoed' concurrent, Die met zijn geschenken
Heel Holland verwent;
Het is : Panorama, Dat w e k el i j k s vast Ons met z'n surprises
Verheugt en verrast!
J . C a t s J r .
„Bent u het vader?”
De inbreker had een bliksemsnellen angsttrek op het barsch gelaat, die echter nu bij het vernemen van die vraag in een grijns veranderde. Als een kat sprong hij naar de overzijde van.de vestibule, waar uit de open slaapkamer het stemmetje geklonken had.
„Bent U het misschien,.... Sinterklaas?” beefde het stemmetje.
En de dief, door de kamerdeur naar binnen sprekend, zei met een afgemeten, zware stem:
„Ja, ik ben het, Sinterklaas. Maar je mag geen leven maken.
Anders is er niets in je schoen, morgenochtend.”
Toen antwoordde het lieve kinderstemmetje bevend en toch kordaat:
„Neen, neen, lieve Sinterklaas, ik zal zoet zijn. Leg U dan maar een heele boel neer.”
„Mooi, goed,” deed de zware stem van den inbreker quasi-plechtig. En met een grijns op het gelaat om zijn wel
geslaagde list luisterde hij nog even. Het leek hem of hij twéé kinderstemmetjes benauwd hoorde fluisteren.
„Je zusje moet ook stil zijn,” sprak hij op goed geluk.
„Ja, ja, lieve Sint Nicolaas,” bibberde een ander, nog fijner stemmetje, — „ik zal zoo stil zijn als een muisje. U kunt net zoo lang cadeautjes blijven neerleggen als u wilt.
Nacht, lieve Sinterklaas I”
Voor reclame goed genoeg.
Daar de Oostenrijksche Kroon haar waarde als betaalmiddel bijna verloren heeft, wordt zij door vele zakenlieden thans vaak als reclame gebruikt. Zoo bezigt een Zwitsersche brouwerij de éen-kronenbiljetten als étiket voor haar flesschen.
En het andere eerste stemmetje, nu ook nog eens: „Dag, lieve Sinterklaas.”
„Mooi. Nacht, kinderen. Stil dus!” deed plechtig de zware stem.
Het was nu doodstil jn het groote huis. De inbreker luister
de nog even, en stak het licht in den salon daarna op. Op de teenen sloop hij naar een monumentaal schrijfbureau dat in een der hoeken stond, en hij begon met valsche sleutels en loopers net zoolang aan het slot te wroeten, tot dit open
ging. Dan ging hij .de laden een voor een doorsnuffelen, en na eenig zoeken vond hij een pak bankbiljetten en een zak baar geld, die hij vluchtig onderzocht en met een blik van tevredenheid bij zich stak. Het' sluiten van het bureau en het uitdraaien van het licht was voor den kerel het werk van eenige seconden.
Voor hij vertrok, luisterde hij nog even in de vestibule.
Het was doodstil in huis. Geen zweem van onraad. Voldaan over het gelukken van zijn onderneming, stond hij met de lantaarn half geopend in den schemer van de vestibule en grijnslachte. Nog eens klonk er zacht gedruisch in de ka
mer van de meisjes, alsof deze zich in hun bedjes verschikten.
„Gaat u al weg, Sinterklaas?” klonk nu een lief vleiend stemmetje, — „mijn zusje en ik wilden liever dat u nog wat bleef . . . .”
„Neen, ik ben klaar. Stil nu, kinderen,” bromde de zware stem, maar nu haastiger dan daareven en heelemaal zoo plechtig niet meer.
„Dank u wel, Sinterklaas. Dank u wel,” klonken de twee lieve stemmetjes bijna gelijktijdig.
M. V.
VAN HEINDE EN VERRE
De heer J. M. A. Wynaendts van Resandt De heer W. H. Vliesen 60 jaar De heer H. B. Nieuwenhuyzen Sr. f.
die benoemd is tot burgemeester van Wageningen.
De vorige week vierde de heer W. H. Vliegen, Wethouder en lid van den Amsterdamschen Raad, zijn 60sten verjaardag. Onze foto werd bij de huldiging in Parkzicht genomen. De heer Vliegen ziet men op de voorste
rij temidden zijner familie; op den achtergrond verscheidene vooraanstaande personen der S.D.A.P.
Te Rotterdam is op 64-jarigen leeftijd overleden de heer H. B. Nieuwenhuyzen Sr., die door zijn travestie- rollen in Henri Ter Hali’s revues in ons land een groote
bekendheid bezat.
Links :
De Banier- en Vaandelwedstrijd die de vorige week in den Dieren
tuin te ’s-Gravenhage gehouden werd naar aanleiding van het vijf
jarig bes taan der Tooneel vereen igirig ,/Luctor et Emergo”. Met een (x) het fraaie vaandel van het Brand
weer Muziekcorps ,,Amsterdam”, dat den eersten prijs verwierf.
Rechts:
Interessante herinneringsklek.
Hiernaast brengen« wij een foto van- de in 1915 plaats gehad heb
bende arrestatie van den fascisten
leider Mussolini, die thans, dank zij zijn hardnekkig voortgezette propa
ganda, minister-presidentwan Italië geworden is.
is in onze hoofdstad zóo groot, dat een speciale duivenmarkt er zelfs reden van bestaan heeft. Deze markt wordt iederen Zaterdagmiddag op de Westerstraat gehouden. Behalve natuurlijk duiveri, kan men er ook alles koooen wat met het houden van deze dieren in verband staat, zooals hout voor hokken enz. Onze foto’s geven, links: Een kijkje op de markt. Midden: Een
duivenplat in de Jordaan. Rechts: de houtafdeeiing op de markt.
Maatregelen der Berlijnsche politie tegen plunderingen.
Teneinde de tengevolge der duurte vaak voorkomende plunderingen op afdoende wijze te bestrijden, beschikt de Berlijnsche politie.thans over gepantserde automobielen, die van mitrailleurs voorzien zijn.
De beroemde ,,Eversharp”-potlood en „Wahl”-pen.
De Wahl Company te Chicago. waarvan wij hierboven de fabriek afbeelden, is de fabrikante ven de bekende vulpotlooden „Eversharp” en de metalen vulpen „Wahl”. De Eversharp is een potlood, dat dank zij haar speciale stalen punt, steeds scherp is. Juist op die stalen punt komt het aan. Dat is het patent van de Eversharp, wij zouden willen zeggen, het essentieéle waarom alles draait. Namaak kan zijn zonder die stalen punt of soms quasi met een stalen punt, maar nooit met de Eversharp punten die de potloodstiften slijpt en stevig vasthoudt. De Eversharp en Wahi zijn keurig van uitvoering. Het is een lust er naar te zien en het te gebruiken, daarom zijn deze voorwerpen zoo bijzonder geschikt voor cadeau. De prijzen zijn geschikt voor ieders beurs. Het metalen Eversharp potlood en de Wahl Pen zijn verkrijgbaar in verzilverd, zwaar verzil
verd, goud opgelegd, echt zilver en massief goud, in prijzen van f4.— tot f 115.—. Alle exem
plaren worden afgeleverd in 'n eenvoudig doosje, de soorten van duurdere uitvoering in fraaie luxe doosjes. Let vooral op dat op het potlood gegraveerd staat „Eversharp” en op de pen „Wahl pen”.
PA N O R A M A 8
VERGIF GENOMEN....
gom-kerel, zet jé er toch overheen ! We hebben K allemaal in ons leven wel eens van die ©ogen
si blikken, waarop wij het leven voelen als een man, die ons de baas is. Maar daar moet je niet aan toegeven. Dan ga je er onder I
„Alles zal rechtkom!’* zegt de Afrikaander, en hij heeft gelijk ook. Wij winden ons op over dingen, die wij een jaar later nauwelijks meer de moeite waard achten om over te denken, omdat dan toch alles anders is gegaan dan wij vermoedden !”
,,Ja — jij hebt gemakkelijk praten,” antwoordde Tom Bent op de broederlijke vermaning van zijn vriend Bob Wijt,
„maar jij kent mijn oom niet. Als die eenmaal neen gezegd heeft, dan blijft het neen. En nu hij het in zijn hoofd gehaaid heeft om ’t niét goed te vinden dat Mary en ik ons engageeren, nu zal geen macht ter wereld hem bewerken om van besluit te veranderen !”
,,En weigert hij nu alleen zijn toestemming omdat je nog niet genoeg verdient ?”
„Dat zegt hij tenminste. Toen ik hem een maand geleden vertelde, dat Mary en ik van elkander hielden, zei hij sar
castisch dat hij dat erg prettig vond, want dat hij dit liever had dan dat wij een hekel aan elkaar hadden. Maar toen ik hem yertelde, dat wij ons wilden engageeren, antwoordde hij mij verkeerd begrepen te hebben. Hij dacht niet, dat „die”
De nieuwe Kalief.
Hierboven een foto van den 54~jarigen Prins-troonopvolger Abdoel Medjid effendi (met zijn dochtertje), die door de nationale vergadering te Angora tot kalief gekozen werd. Deze functie is een zuiver geestelijke. Dat de nationale vergadering hem niet tot sultan koos bewijst, dat zij het wereld
lijke gezag aan zich wil houden.
liefde in het spel was, want dan had hij mij direct wel gezegd, dat hij daar niet op gesteld was. Als voogd over Mary was hij verantwoordelijk voor haar toekomst en hij kon het met zijn geweten niet overeen brengen haar te laten trouwen met iemand die niet voldoende inkomsten had om haar te doen leven zooals zij dit gewend was.”
„En je vooruit helpen wil hij ook niet?”
„Hif denkt er niet aan. ,Ik ben zelf door hard werken geworden wat ik ben, en zoo moet jij ook maar doe»,’zegt hij altijd. Maar hij vergeet, dat het in zijn tijd voor een advocaat gemakkelijker was om er te komen dan tegenwoordig.”
„En wat zegt Mary ervan?”
„Die is natuurlijk lang niet te spreken over het gedrag van.
haar oom. Maar wat kan zij er aan veranderen? Zij lijdt er even erg onder als ik I”
„Het is natuurlijk een lamme geschiedenis — maar in ieder geval kunnen jelui nog wel een jaartje wachten. Jelui zijn nog jong genoeg. En wie weet verandert je oom in dien tijd nog niet van gedachten.”
„O neen ! Je ziet het nu al weer. Eergisteren schreef ik hem of hij mij niet tot voorspraak wilde zijn voor die functie bij de D.A.B.Maatschappij —en hij geeft niet eens antwoord !”
„Ja — het lijkt een kwade, oude heer. Maar vooruit, laat den moed niet zakken. Met jezelf ziek te maken door je piekeren schiet je toch ook niet op. Mary wacht immers toch op je ! — Doch ik moet nu heusch weg I Kan ik soms nog iets voor je doen ?”
„Alvast een doodkist voor mij bestellen!” antwoordde Tom, die waarlijk ten prooi was aan een allersomberste gemoedsstemmi ng.
Zijn vriend lachte.
„Kom, kom !” zei hij. „Niet zoo somber. Misschien kom ik vanavond nog wel even oploopen. Dan drinken we samen een glaasje whisky. Ik zag daarnet, dat je nog wat hebt staan daar. Dat zal je goed doen, ouwe jongen! Bonjour, hoor !”
Toen Tom alleen was, nestelde hij zichzelf diep in zijn fauteuil. Hij voelde zich vermoeid en uitgeput. Zijn slapen klopten, en het leek alsof een ijzeren band strak om zijn voorhoofd stond gespannen. Het was alsof hij duizelig was, en h’j vroeg zichzelf af of dat misschien een symptoom was was een naderende bewusteloosheid. Hij had zoo iets nog nooit bij-de hand gehad, maar hij voelde zich alsof hij af en toe werd opgetild en dan plotseling weer met een smak omlaag geworpen werd.
Hij stond op ; zijn beenen leken hem niet meer te dragen en hij moest zich zelf vastgrijpen aan de leuning van zijn stoel om niet te vallen.
Als bij instinct begreep hij dat hij snel eenige medicijn moest nemen om niet werkelijk bewusteloos te worden.
Hij waggelde naar de kast en nam de flesch met het tonische middel, dat de dokter hem had voorgeschreven. Onmach
tig om naar een glas te zoeken, nam hij zóo een teug uit het fleschje. Maar met een kreet van afschuw zette hij het neer.
Een vreeselijke brandende pijn schroeide in zijn keel. Hij klopte op zijn borst en zijn lippen werden bleek als krijt.
Het leek hem alsof zijn borst inwendig verbrand was;
duizenden sterretjes dansten voor zijn oogen en het was of zijn hoofd bersten zou.
„Geest van zout!” zuchtte hij. „O God!” Zijn knieën knikten en hij viel in zijn stoel terug. Hij trachtte om hulp te roepen, maar geen geluid kwam over-zijn lippen. Het was of de kamer in de rondte draaide en alsof de muren voorover vielen en hem verpletteren zouden.
Met inspanning van al zijn krachten greep hij het portret van Mary, dat vóór hem op zijn bureau stond, als wilde hij bij haar hulp zoeken. En in zijn angst voelde hij plotseling als een zekerheid de gedachte in zich opkomen, dat zijn laat
ste uur gekomen was. Hij wilde Mary tenminste laten weten wat er gebeurd was met hem: dat hij geen zelfmoord gepleegd had.
Tastend zocht zijn hand naar een potlood en dan schreef hij, met gesloten oogen in onbeholpen letters op de foto:
„Vergif genomen— ”
Hij wilde eraan toevoegen : „inplaats van medicijnen”, maar zijn krachten begaven hem en hij verloor zijn bewust- zij n... .
„Een brief van Tom,” zei mijnheer Sade tegen Mary.
„Hij vraagt om mijn voorspraak bij een sollicitatie.”
„En natuurlijk doet u het, hè?” vleide Mary.
„Ik denk er niet aan. Dat heb ik hem al eens meer gezegd.
Als hij werkelijk zijn brood waard is, moet hij zelf zich opwerken.”
„Maar oom"-- Mary noemde haar voogd vaak oom, vooral als zij op zijn gemoed wilde werken — „het kost u toch niets geen moeite om aan zijn vraag te voldoen? En u zoudt er zoowel mij als hem zoo’n groot plezier mee doen.
Wij houden toch zooveel van elkander, oom. Toe — wees u nu eens lief en doet u het nu eens.”
Een oogenblik keek mijnheer Sade als in gedachten ver
zonken voor zich- Dan schudde hij van neen en zei:
„Kleed je aan, Mary, dan gaan we naar hem toe. Ik zal hem eerlijk zeggen wat ik denk.”
„En wat denkt u dan oom?” vroeg het meisje, terwijl een angstig voorgevoel haar beklemde.
’,,Dat hij niet langer aan je denken moet en dat hij zijn eigen*carrière moet trachten te maken.”
„O, oom, wat is u toch ....!” Mary kon zich niet meer bedwingen en liep schreiend de kamer uit.
„Wat die vrouwen toch eigenwijs zijn,” zei mijnheer Sade in zichzelf. „Hoe kan zij nu gelukkig worden met iemand die maar net genoeg verdient om zelf behoorlijk te kunnen leven en de ’hulp van anderen noodig heeft om vooruit te komen. Maar het moet nu maar eens uit zijn. Uit! En voor
goed!”
Resoluut opende hij de deur van de kamer en riep in de hall:
„Mary ! — ben je gereed? We moeten weg !”
Mary bedacht dat het nutteloos was nog verdere pogingen te doen om haar voogd milder te stemmen. Aan een hevige opwinding ten prooi zat zij zwijgend tegenover hem in den auto, die hen naar Tom's kamers bracht.
Toen mijnheer Sade tikte op de deur die een klein geëmail
leerd bordje: „Mr. T. Bent, advocaat en procureur”, droeg, kreeg hij geen antwoord.
„Natuurlijk met zijn vrienden op stap !” zei hij, zich tot Mary wendend. „Maar wij zullen in ieder geval naar binnen gaan en een briefje voor hem achterlaten !”
Hij deed de deur open en liet Mary het eerst binnen treden.
Deze ontstelde echter hevig en sloeg haar handen voor het gelaat. „O, oom ! Kijk eens !” gildezij. „Hij isziek — dood !”
Nu verdween ook mijnheer Sade’s gewone kalmte en met een uitroep van schrik volgde hij Mary naar de plek waar Tom lag. Tezamen tilden zij hem op van den grond en zetten hem in den stoel waarin hij gezeten had. Hevig ont
stelden zij toen zij in het doodsbleeke gelaat met de blauwe lippen en de gesloten oogen staarden.
„O, hij is dood — hij is vast dood!” riep Mary uit.
Maar haar voogd legde zijn hand op Tom’s hart.„Het slaat nog, dus. . . .”
Maar hij kon zijn zin niet voleindigen, want Mary, wier blik plotseling op haar portret gevallen was, greep hem bij zijn schouder, en wees naar de vreeselijke woorden: „Vergif genomen ....!”
„Hij heeft zichzelf gedood!” zuchtte zij, — en dan, met haar wijd-open angstoogen als in verdwazing op haar voogd gericht, zei ze: „U. heeft hem gedood — U — U !”
Het was mijnheer Sade alsof hij met een zwaren hamer een slag op zijn hart kreeg.
Fel belicht, kwam hem opeens het verkeerde van zijn
gedrag voor oogen, toen hij daar Mary naast Tom geknield zag liggen en hij haar hoorde snikken: „Tom •— liefste — Tom.... !”
Maar dan plotseling werd het hem duidelijk dat er iets gedaan moest worden, dat er een dokter komen moest.
„Blijf bij hem!” zei hij tegen Mary. „Ik ga een dokter halen. En als hij beter wordt, dan mogen jelui trouwen, zoo gauw als je wilt. Ik zal hem — ”
„Als hij beter wordt....” herhaalde Mary snikkend.
„Dat kunt u gemakkelijk zeggen. . . .”
Maar hij hoorde haar woorden niet eens meer. Zoo snel als zijn oude beenen hem dragen konden, was hij naar beneden gesneld, waar de chauffeur met den auto nog wachtte.
Hoewel het Mary voorkwam, dat het uren geduurd had, was haar voogd toch spoedig met een dokter teruggekeerd.
Deze begon direct Tom te onderzoeken. Hij voelde zijn pols en zijn hart, tilde zijn oogleden op en keek in zijn mond.
„Zijn mond is een beetje verbrand,” zei hij, „maar zijn pols en zijn hart zjjn goed, hoewel zwak.”
„O, dokter, maak hem alstublieft beter, ik smeek het u,”
riep Mary uit. „Hij is alles ter wereld voor mij.”
Haar voogd wendde zich af— tranen sprongen inzijn oogen.
De dokter stelde het meisje gerust. Hij haalde een fleschje uit zijn tasch en goot een weinig van den inhoud in een glas.
Dan deed hij er wat water bij en druppelde de vloeistof voorzichtig in Tom’s keel.
Het resultaat was verrassend. Tom’s oogen openden zich langzaam en verbaasd keken zij in het gelaat van Mary.
Hij glimlachte zwak.
Mlle Sorell verzekert haar hoed voor een millioen francs.
Twee bekende kunstenaressen, n.1. Mlle Sorell van de Comedie Fran^aise en Margerite Namara van de Opera te Chicago. De eerste verzekerde haar hoed, die met een aantal brillianten langs den rand is gegarneerd, ge
durende haar overtocht naar Amerika voor éen millioen francs. Haar overige toiletten zijn eveneens voor hetzelfde bedrag verzekerd.
Plotseling bracht hij zijn hand naar zijn keel. „Het doet pijn!” zei hij.
Toen kwam hetgeen er gebeurd was hem weer voor den geest en hij zei:
„Het was een ongeluk. Ik nam het in, en dacht dat het mijn medicijnen waren.”
„Wat nam U ?” vroeg de dokter.
„Geest van zout!” antwoordde Tom zwak.
De dokter schudde zijn hoofd.
„Het was geen geest van zout.”
„Maar het brandde zóo !” zei Tom.
„Ja— dat zie ik,” zei de dokter. „Waar is dè rest van het
geen u innam ?”
Tom wees naar de tafel. De dokter nam het fleschje, bekeek het en zei: „Het is geen geest van zout. Het is een of ander politoer-middel!”
Plotseling begon Tom te lachen. „Ik weet het al,” rièp hij uit. „Dat heeft de meubelmaker hier laten staan toen hij mijn bureau gepolitoerd heeft.”
Inderdaad was dit het geval. Dé vloeistof brandde hevig en dat had Tom doen denken aan geest van zout,, dat hij af en toe gebruikte om de penningen, die hij verzamelde, schoon te maken. Hij was echter geestelijk zoo afgemat geweest dat hij eerder bezwijmd was door zieleleed dan door de ingenomen vloeistof.
Het duurde niet lang of de invloed van de vloeistof was verdwenen, en daar mijnheer Sadezijn woord ten opzichte van zijn aan Mary gegeven belofte hield, en Tom als compagnon en medewerker in zijn zaken opnam, Reeft Tom nooit spijt gehad, dat hij zich „inwendig eens een beetje gepolitoerd”
heeft, zooals hij het zelf aan zijn vrienden placht te vertellen.
Integendeel: zijn vreugde kende geen grenzen, vooral niet toen zijn oom ook de rest van zijn belofte hield en Mary Mevrouw Bent werd.
©e bebouwing van het te Amsterdam
c jjcjjuuwuig van nci >
Nidden~©emter-rein ƒ /
In zijn zitting vanDinsdag21 Novemberheeft de gemeenteraad van Amsterdam het voor
stel van B. en W., om in principe te be
sluiten het Midden-Damterrein tebebouwen aangenomen. Hoewel hiermede natuurlijk
nog niet beslist is, hoe dit plein, dat naar het oordeel van Dr. Berlage,
een der mooiste pleinen van Europa worden kan, bebouwd zal wor
den, is men in ieder geval een stap op den weg der afdoening gevorderd en kan men wellicht binnenkort een definitieve af
handeling verwachten. Inver
band met deze voor de hoofd
stad zoobelangrijke kwestie, brengen wij op deze pagina
een aantal interessante foto’s, die opdegeschie
denis van den Dam betrekking hebben.
©e onthulling van het monument „gewijd aan den Volksgeest van 1850—51” (beter bekend als
„Naatje van den ©am”) op 27 TTugustus 1856. „Naatje van den ©am”. — Op den achtergrond hef verdwenen Commandantshuis.
Tlei ©am-ferrein «onder ©ijenkorf.
PANORAMA
r ROMAN UIT DE ZESDE EEUW VOOR U
■* CHRISTUS
22)
diier, o
koning,
hetbewijs,dat
ook Nitetisgelezen heeft. Het is
inde Egyptische priestertaalgeschreven.Ik ken
den inhoud, omdat Amasis
mij dien,zelf meedeelde. Het
ge schrift is van de
hand vanuwen oogarts
Nebenchari. Hijzal
wei geren,
udeninhoudte
vertalen, omdathijzijnkoning en
zijnvaderland niet wil
verraden.„Doch
in de
zaalhiernaast
wachtAnuphis,
de grijsaard, diemet
uwemagiërsop
den toren vanBel
de sterrenkunde beoefent. Hijis
de eenige manin Per- zië,
dieu den
inhoudvan
ditgeschrift
kanuitleggen/' Kamboezia
beval,dat Anuphiszoubinnen gebracht worden en
nuvernam hij de
bevestigingvan hetgeen Nitetis had
gezegd.„Nebenchari/’ zeide hij,„wasde
man, die bij
dege boorte der
beide koningskinderen tegenwoordig was;ik
steldedeacteop,
waarinvermeld
werd,dat de koningin een tweeling
hadgekregen, terwijl Hofrak's gemalin
eendood
kind kreeg;
zij stierf, eneen arme moeder stond
ons voorgoed haardoode lieveling
af, dieop de
kostbaarstewijzewerd gebalsemd
enin
hetkonings
graf bijgezet.
Mijn vaderland
wierpmij uit. Inde sterren las
ikhet noodlot,
dat het ondankbare Egypte treffenmoet
;de
ster van Amasisging onder
ende uwe
rijst, Ko
ning! Daarom
hielpik u,
hetgeheim
te ontsluieren.Doch
sta
mij toe,thans tot
mijnesterren terug
tekeeren.”
—In de eerstvolgende maanden spreidde Kamboezia groote
bedrijvigheid ten
toon enbetrachtte daar
door ook meerdere matigheid.
Aanhet
hoofd
vanzijn leger
trokhij, zonderoorlogs
verklaring, tegen Egypte op.
Phanes
was in alleszijn raadsman en
aanzijne kennis en
ervaring danktehet
zesmaalhonderddui
zend
man
sterke leger zijn behoudenaankomst
te Pelusium,na een
gevaar
volle reisdoor de
woestijn.Amasis stierf van
schrik enPsamtik hield met
zijn leger, bijnaevensterkals de vijand,
moedigstand
vóór deze stad.Daar
had degeweldigste
veldslag plaats, diein
deoudheid
bekendis.
Reeds
begon het Perzische
legér tewijken, toen Bardja,
aanhet hoofd
der zwareruiterij, op het juiste oogenblikeenverwoeden aanval
deed, endekans
deedkeeren.
Geweldigwashetenthousiasme,waarmede dejonge held door het leger werd toegejuicht en de oude arg
waan rees weer in hethart van
denkoning,
die van nuaf
zijninwendige gramschap door
den wijnzocht
tebedwingen.
Saïs, Memphiswerden
genomen. Psamtik, gevangen en aanvankelijk
gespaard, vielonder verdenking
van verraadenwerdterdoodgebracht.De onvermoeibare Cresus,
die
den koning steeds had vergezeld, stondhemtrouw
ter zijde,volgens
debelofte,
diehij Koeroes
hadgedaan,
ofschoonzijn raad
gewoonlijk inden wind
werdgeslagen.
En toen nu
dedolle heerschzucht van
den,koning nietmeer
tetemperenwas,
toen zijinvolslagen krank
zinnigheid
ontaardde; toen hij honderdduizenden
menschenlevensopofferde
invergeefsche
pogingen, om ookEthiopiï
en zelfsKarthago te
onderwerpen; toen hij zelfsde Egyptenaren van zich vervreemdde
doorhun heiligen stier
Apistedooden
met zijnzwaard, kon
degrijsaard zich nietweerhouden,
maartrof met
scherpeverwijten het door
den wijnverhit
en prik
kelbaar geworden gemoed des konings op zulk
een
wijze,dat
deze de jarenlange vriendschapbrak en
zijngrijzen
vriend in toornverliet.
De
krijgslieden, wien bevolen werd,
Cresus tedooden, waagden
het, aandit
bevel niet te voldoen.Toen
Kamboezia vernam,
dat deter dood
veroor deelde was gespaard, verheugde hij
zich,doch
deed de lieden,die
hemdit genoegen
haddenbereid, toch
boetenmet hun
leven.Cresus
echter trokzich
vannu
afterug in
de stad,die Koeroes
hemhad gegeven
en opzijne
reisdaarheen werd hij door Boenjah vergezeld.
Dezehadzichgeheel gewijd aande
bestudeering der
Egyptische kunst. Hijhad Memphis
en zelfsThebe bezocht en
verzekerde dikwijls,dat
deEgyptenaren
uitmunttenin
dekunst vanteekenen.
10
En
in
demuurteekeningen te Persépolis
wasweldra de invloedvan Boenjah’
sEgyptische
reiste
herkennen enis
zelfs nu nog te zien.Kamboezia
’
swaanzin had
nubijna het toppunt
bereikt.Een schijnbaar onbeteekenend voorval
zouaan
leiding
geven tot dehevigste
uitbarstingvan zijn toorn en
het tot dusver uitgesteldecomplot der magi
ërstotuitvoeringbrengen.
De zwarte vorst
derEthiopiërs had
Kamboeziaeen
boog gezonden, met deboodschap, indien
hijdien
spannenkonde, zou
de heerschappij overzijn
land hem toebedeeld zijn.Op
eendag liet Kamboeziazijn Rijksgroot en
bijeenroepen
enallen
beproefden vergeefs,den
boog te spannen.Zelfs des konings
eigen
reusachtige lichaamskrachtwas
nietvoldoende, den
zwarenpees
enhét weer
barstig
houttot
gehoorzaamheid tedwingen.
Zijnespieren, door onmatigheid
endronkenschap verslapt, hadden hunne
vroegere krachtverloren.
Daar
vertoonde
zichonverwachts Bardja, thans in
den vollenbloei des mannelijken levens,
stralendvan roem
enechtelijk geluk.
Onbedacht greep
hij den boog,spande dien
metinspanning zijner
jeugdige krachten en trofhet doel in het hart.
De
hovelingen juichten toe, verbleekten, zwegenDe strijd tegen de Tuberculose.
Hierboven reproduceeren wij het portret van den duitschen Professor dr. Friedmann, wiens voorbehoed-en geneesmiddel tegende tuberculose gedurende twee jaar door een commissie van 24 bekendegeleerden is onderzocht en thans op grond van genomen proeven als zeer waardevol erkend is in den strijd
tegen de tuberculose.
eensklaps,
toen
zijde houding
deskonings
bemerkten, dieBardjamet
geenenkelwoord verwaardigdeen des avonds,
na eendrinkgelag,
indelirium verviel.
Den volgenden
dagliet hij
Prexaspes roepenen
beval hem, Bardjain
het geheim tedooden.
„Uweigen
levenendat van
uwgezin zijn
verbeurd, indien gij aanmijnwensch niet
voldoet,” sprakhij.Zoo diep
was
de vorstgezonken,
diezooveel be
loofde in zijne
jeugd. Doch
het eindenaderde snel.
HOOFDSTUK
XXIII.
De burcht
te Suza herbergde inde
jaren, dieKam
boezia had döorgebracht in Egypte,
devrouwen
desKonings.Daar
woonde zijneverstoot en zuster
engemalin,
de dochter van Koeroes,Atossa, slechts
weinigejaren
ouderdanBardja;daar
ookwoondenPhaidyma, Otanes' dochteren
Nitetis, de dochter vanHofrah.
Zij waren wettige
gemalinnendes
Koningsen
in hoogegunstgeweest.
Ook
vertoefden
er vele vrouwen vanverschillenden
landaard, diedoor hare
schoonheid,of door
allerlei intrigen, toegelaten waren, om hetlui
en weelderig levenin het
paleis temogen deelen,
zonderdat
Kam
boezia haarveel
aandacht had geschonken.De
liefde, die Nitetis voorhare gewaande ouders
enzusters
had gevoeld,was
door deonthullingen
van Phanes en Anuphis in haatveranderd. Aanvankelijk
had zijvoldoening
gevondenin de zekerheid, dat
dedood harer
ouders nu gewrokenen
deschuldige ge
straft was.
Doch een gevoel
vanwroeging
begonlangzamerhand de plaats
in tenemen
van hare zelfvoldaanheid,toen haar eigen
lijdenhaar
ontvankelijk maaktevoor
medegevoel,metdat
van anderen.Atossakwelde
haar dagelijks
opbeleedigendewijze ;Phaidyma
en de andere vrouwen o verlaaddende
arme metspoten
hóón.Niemand
waser,
voor wie zijhaar
gefolterdhart
kon uitstorten; diehaar
troost konbieden
inhare smart. Toch
waszij koningin !
Pathizythes enzijn broeder
Gaumatabewoonden
ookdithuis
vansmarten,waar alleen de ongevoeligen
en karakterloozenhaar
weelderig leven genoten inongestoorde
vreugd.Als
opperste der magiërs leidde
de eerste hetleven
inhetpaleis naar
degodsdienstigegebruiken, en
hield zijnbroeder
zorgvuldig verborgenvoor de
oogen vaniedereen. In zijne
afzonderingsmachtte
deellendeling
naar dentijd,
waarin hij,volgens het denkbeeld
zijns broeders,in de rechten
deskoningszoudetreden.
Daar
verscheen
opzekeren dag, niet
langna
degebeurtenissen
inhet
vorigehoofdstuk
beschreven,een magiër
voorPathizythes,
diehetlegernaar Egypte
had vergezeld.Het was
Karasahvan
Ecbatana,de
eenigeman,
die hetgeheim
der misdadige broederskende.Pathizythes zag
terstond,dat
Karasahgewichtige zaken
had temelden.
„Verheug u, Gaumata,
”
zeide hij;
„dedag
van onzen triomfis
eindelijk aangebroken. PrinsBardja
is dood.Ik
heb zijngraf
gezien.Aan
denoever
der Roode Zeeligt
hijbegraven, verslagen door
deeigenhand
vanPrexaspes. Eenbevelschrift
deskonings had hem
daarheengezonden,
omkameelen
van deArabie
ren
tékoopen.
Prexaspes begeleidde hem metdui
zend
man ; onder
eenvoorwendsel
liethij de soldaten
vertrekkenen vertelde hun
later,dat
Bardjanaar
Perzië was afgereisd. De beschrijving,
die hetopper
hoofd der Arabieren
mij van denverslagene gaf, laat geen twijfel
over.„De moordenaar zelf
werkt
onsplanin de
hand ennimmer zal hij
zijngeheim
durven verraden.„Kamboezia is
niet meer
te vreezen; ikzeg U,dat zijneinde
nadert. Onzeweg is vrij!”
De
drie schurkennamen
nu terstondhunne
maat
regelen.Gaumata,
indekoninklijke
kleedingderAchaemeni- den,
met den wit-blauwenhoofdband
om de blondeharen,
opeen
koninklijkros
gezeten, verscheen on verwachts
voor de poort vanhet
paleis enwerd
door de aanwezige soldatenluide toegejuicht.
Zijn
broeder hield een rede tot de
verzameldemenig
teendeelde
hun
rilede,dat de koning krankzinnig
was enBardja
zijneplaats
opden
troonzoude
innemen.Vrijdom van
belastingen en van krijgsdienstwerden het juichende volk toegezegd
en deze bepalingen wer den
in het gansche Rijkafgekondigd, tegelijk
met detroonsbestijging van
Bardja. Als eenbevrijder werd
de jongevorst
overal metgejuich
ontvangen.Toen
trok Gaumatazich
in zijn paleis teSuza
terug enliet zijn broeder regeeren.
Den
dag,waarop
hij voor heteerst waagde,
de vertrekkender zeer door
hembegeerde Nitetis
te betreden, verspreidde eeneontzettende
tijding zich doorhet paleis.
Toen
degewaande
Bardjade kamer binnentrad,
vondhij
den arts Nebenchari, staande bij het ziel togend
lichaamder arme lij der
es,vergeefs
beproeven
de haar leven nog teredden.
Zij had
vergif ingenomenen stierf na een
vreese-lijken doodsstrijd
; de laatste zucht, dien zij slaakte,droeg
dennaam
vanKamboezia,
dienzij zeer
had liefgehad,zooals Nebenchari kon getuigen,
diehaar in hare laatsteuren had bijgestaan.
De vreugde in
hetweelderig paleis, een
oogen
blikdoor
deaanwezigheid
desdoods
gestoord, wasvoor
taan onvermengd, nu de gehate mededingster was gevallen.En
Atossa waande
zichgeheel
in eerehersteld.
Bracht alras de tijding van
Bardja's
troonsbestij
ging ingeheel Perzië groote vreugde,
inPersépolis, en vooral
in Egypte,werd ze
met gemengdegevoelensvernomen.
Sappho,
die met de kleine Parmys sedert dever
dwijning
van
Bardjabij
Rhodopiswoonde
en indiepe smart
en stillehoop dagelijks
zijn terugkeerof
zijne doodstijding verwachtte, leefdeweer op
enzag zich
in gedachtenaan
zijne zijde opden troon
geplaatst.Doch toen weken
verliepen
engeen enkele
tijding vanBardja
haarbereikte,
konRhodopis haar
slechtsmet moeite weerhouden,
omnaar Perzië te
reizen,en hare plaats
naastden
geliefdeweder
in te nemen,het
zij dankoning
ofniet.De
oude vrouw vermoedde eenig onheil onder
al diegeheimzinnigheid en
haar hart beefde, toen zij vernam,dat
Kamboeziavertrokken was,
om zijnbroeder te verdrijven.
(Wordt
vervolgd).
UIT HET VOLLE LEVEN
Onderwijs aan siechthoorenden.
Naar aanleiding van de in Pulchri Studio te ’s-Gravenhage gehouden tentoonstelling voor siechthoorenden, reproduceeren wij hierboven een tweetal foto’s, die op het onderwijs aan siechthoorenden betrekking hebben. Links: Het gebruik der „Vielhörer” met trechter. Rechts: Een les in ’t afzien van den mond.
In de afgeloopen week hadden te Amsterdam herhaaldeiijk opstootjes plaats, veroorzaakt door betoogende werkloozen. Verscheidene winkelruiten werden ingeworpen, zoodat vele groote instellingen in het centrum der stad hun ruiten lieten biindeeren (zie foto links). De kiek in ’t midden werd genomen aan den overkant van het Prinsenhof. De politie houdt de demon
stranten gedurende een zitting van den gemeenteraad in bedwang. Rechts: -De veie liefhebbers voor een plaatsje op de publieke tribune.
Links :
De aanbieding van P. v. d. Hem’s schilderij.
Hiernaast een groep der autori teiten met hun dames, die bij de aanbieding- van het op onze voor
pagina gereproduceerde schilderij aanwezig waren.
Rechts :
Twee-wedstrijden te Sloten.
Zaterdag 25 November had te Sloten een roeiwedstrijd tusschen tweeriemsgieken plaats. Hiernaast, een foto gemaakt gedurende het nummer tweeriems-overnaadsche gieken met stuurman (beginne
lingen).
WERKEN DER DUISTERNIS
OF
DE VELUWE IN HET TEEKEN VAN „HET LICHTBEELD”
DOOR CO NI JE
Met teekeningen van André Vlaanderen.
Naar aanleiding van bovenstaand verhaal looft de firma D. v.
Kreveid te Amsterdam onder onze abonné(e)’s een voorwerp ter waarde’ van honderd gulden uit. Voor de voorwaarden tot deel
neming verwijzen wij naar ons nummer van 1 November 1.1., waarin wij deze uitvoerig mededeelden.
5)
Cn toen ze nu opnieuw uitgenoodigd werden om naar hun plaatsen gebracht te worden, betreurden ze het misschien wel, dat de weg er heen zoo kort en het electrische licht zoo fei was.
Drie van de vier waren spoedig gezeten, maar de kastelein uit „Het Zwaantje” voerde een waren worstelstrijd met zijn stoel, welke hardnekkig telkens weer opklapte vóór hij kon gaan zitten. Eindelijk echter wist hij het weerspannige ding te verschalken en een zeker deel van zijn gewichtig lichaam een vast steunpunt te bezorgen.
En toen zaten ze alle vier in afwachting van de dingen die komen zouden. Het licht werd getemperd, hun verwach
ting bereikte haar hoogtepunt.
Plotseling werd het echter even wat stiller om hen heen bij de projectie van een werkelijk geestig geteekende reclame, welke het dus zoo ver had weten te brengen, voor een oogen- blik de aandacht te trekken van het door dé technisch zoö
volmaakte films verwende publiek. En Jaap, die zijn oogen voortdurend wijd had opengezet, ontdekte dadelijk het hem van de Nutslezing zoo bekende merk D. V. K. Onmiddellijk gaf hij zijn beiden buren een stomp in de ribben, terwijl hij riep: „Daor hè je waorechtig zoo’n „devékaotje” van dat heerschap, dat bie us eweest is. Een fien dinkske en et is mien zoo klaor as de dag, dat ie zien Handelsmerk „De Voorkeur” genoemd hiet.”
Maar weg was het beeld alweer en een duidelijke kiek van het intérieur van een Café moest nu de menschen verlokken na afloop van de voorstelling daar nog een biertje te pakken.
Juist was Jaap van plan om met zijn z.ware stem een ver
handeling te houden over het nut van goede lichtbeelden toen de eigenlijke voorstelling een aanvang nam.
Een detectievengeschiedenis deed hen rillen en beven.
Billeritsie bezorgde hun buikpijn van het lachen en veel te vroeg naar hun zin was de voorstelling afgeloopen.
Nog twee dagen bleven ze in Amsterdam, gingen nog twee maal naar de bioscoop en genoten volop van alles, wat de groote stad hun bood. Eindelijk kwamen ze in hun dorp terug.
Hun beurs was een boel lichter geworden, maar in ervaring waren ze veel en veel rijker, al moet ik in het midden laten of die ervaringen nu juist wel allen hadden bijgedragen om hun zedelijke opvoeding te voltooien.
Zeker is het, dat de schoolkinderen van het dor£> een paar maanden later hun voordeel hadden aan de reis van het drietal.
Weer was het heele Veluwsche dorp in opschudding. Weer was „Het Zwaantje” het middelpunt van de drukte. Maar nu
was het nog helder dag. De vroolijke voorjaarszon bestraalde
’t frissche jonge groen. En daar kwamen ze aan, de kleuters.
De meisjes, in hun bonte jurkjes, de jongens in hun donkere lakensche pakjes met de platte petjes schuin op de verbleekte vlaskopjes. Met al wat hun jeugdige vindingrijkheid had kun
nen bedenken, waren ze uitgedost. Veelkleurige sjerpen, bloemkransen en wapperende vlaggen gaven den stoet een fleurig aanzien. Voorop stapte de dorpsharmonie met haar groote koperen instrumenten, waarop de zon duizenden flikkerlichtjes tooverde. Vroolijk schetterde de muziek.
Helder klonken de hooge kinderstemmen en overstemden het gonzend gepraat en gelach der ouderen, die met glundere gezichten aan den kant van den weg stonden.Want feest was het vandaag, feest ook voor hen. Veertig jaar iang had de meester in de kleine dorpsschool zijn best gedaan wijsheid te gieten in de kleine hoofden der jonge boerinnetjesep boertjes.
En de meeste groote menschen van het dorp hadden bij hem school gegaan, hadden van meester wel eens om hun ooren gehad als ze in jeugdige dartelheid het hem wel eens al te lastig maakten. Maar hoe dikwijls ook hadden ze op donkere wintermiddagen niet aan zijn lippen gehangen, als hij hun vertelde, terwijl buiten de zwarte wolken over de heide joegen en het tenslotte zoo donker in het schoollokaal werd, dat ze elkaar haast niet meer konden zien. En in hun ver
beelding hoorden ze dan buiten de hoefslagen van het paard van den wilden ruit r of de gjllende oorlogskreten der wilde Hunnen, en menig meisje keek angstig naar de deur, alsof de booze Attilla zoo zou binnenkomen.
(Wordt vervolgd).