• No results found

DE STER VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN HALF-MAANDELIJKSCH TIJDSCHRIFT OPGERICHT IN Conferentie-toespraak van President Anthony W. Ivins.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE STER VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN HALF-MAANDELIJKSCH TIJDSCHRIFT OPGERICHT IN Conferentie-toespraak van President Anthony W. Ivins."

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

<3%C&^55£5> <35ft><55J€><55£c><5%c&<55£t> <35£5><5JS><55£S><5%&<5Jf€><5iS> <55ft><3^&

15

OCTOBER

1923 No.20 28c

JAARGANG

DE STER

HALF-MAANDELIJKSCH TIJDSCHRIFT

VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN

OPGERICHT

IN 1896

Laat uw licht alzóó schijnen voor de menschen, dat zij uwe goede

werkenmogen zien,enuwenVader,diein dehemelenis,verheerlijken.

Mattheus 5: 16.

><3^^<&2^<3j^<i2^<a2^<32^<32^<^

Conferentie-toespraak

van

President

Anthony W.

Ivins.

De aard van maatschappelijke en godsdienstige wetten.

Gepaste verwantschap tusschenkerkenstaat.

Hetwoord van den Heer betreffende geestelijke en tijdelijke zaken.

(Gehouden inde 93eJaarlijkscheConferentie 8 April 1923).

Botsing het resultaat van de onwetendheid der wet.

Ik heb mijzelf dikwijls afgevraagd

wanneer

ik over de jongste gebeurtenissen nadacht: Staan wij,

moderne

menschen, die leven in het meest verlichte en vooruitstrevende tijdperk der wereld- geschiedenis,

met

de ondervindingen, van het verleden

om

ons te leiden, en wetenschap van de toekomst, zooals het beschreven is

door de profeten van ouds, boven deze onnoodige, onverantwoor-

delijke, verkeerde

meening

van vriendschapsbetrekking die bestaat of zoude bestaan tusschen de

Kerk

en den Staat?

Maken

wij

behoorlijk onderscheid tusschen onze verplichting van gehoor- zaamheid aan de burgerlijke wet, in de administratie van aardsche zaken, en onze verplichting aan de Kerk, die de goddelijke wet vertegenwoordigt, gegeven

met

het doel

om

den

mensch

te bereiden voor toekomstige heerlijkheid en verhooging in het Koninkrijk der hemelen?

Daar waar

tusschen die twee strijd bestaat, is het duidelijk het resultaat van hetzij onwetendheid, het-

zij moedwillig misverstaan van de burgerlijke, zoowel als de gees- telijke wet.

(2)

302

De Heer

heeft duidelijk gesproken over geestelijke en

tijdelijke zaken.

Bij het begin van een Evangelie-bedeeling heeft de

Heer

altijd

duidelijk gesproken, de plichten uiteenzettend van diegenen, die zijn

Woord

aannemen, betreffende geestelijke en tijdelijke zaken beide, en naons op onzeplichten gewezen te hebben, is het aan ons

om

aan te

nemen

en te volbrengen, en aldus de toekomstige en tegenwoordige zegeningen te winnen, die ons toegezegd zijn in- dien wij de wet onderhouden, of te verwerpen, gelijk wij het wenschen. Zijn

woord

aan ons over deze belangrijke vraag in de tegenwoordige bedeeling,

waarop

ik

uw

bijzondere aandacht

wensch

te vestigen,is geen uitzondering.

Gods Woord

aangaande deze belangrijke vraag.

In de vroegste geschiedenis van de

Kerk werd

er over de goede verstandhouding gesproken, die zoudebestaan tusschen de

Kerk

en den Staat, en opdat er geen verkeerd begrip zou ontstaan betref- fende deze belangrijke vraag,

werd

het volgende

aangenomen

en bekend gemaakt, en is sinds dien tijd de erkende houding van de Heiligen der Laatste Dagen. Ik lees in Afd. 134 van de Leer en

Verbonden

:

„Wij gelooven dat landsregeeringen door

God

ingesteld werden voor het nut der menschen, en dat Hij de

menschen

voor

hunne

handelingen

met

betrekking tot dezelven verantwoordelijk houdt, hetzij in het

maken

van wetten of het toepassen derzelven, voor het welzijn en de veiligheid der maatschappij.

Wij gelooven dat geen regeering in vrede kan bestaan, tenzij zulke wetten ontworpen zijn en onschendbaar gehouden worden, zoodat aan elk persoon de vrije uitoefening zijns gewetens, het recht en bestuur van eigendom, en de bescherming van het leven verzekerd is.

Wij gelooven dat alle regeeringen noodzakelijkerwijze burger-

lijke beambten en overheidspersonen behoeven, teneinde de wetten derzelven te handhaven, en dat naar dezulken, die de wetten in gelijkheid en gerechtigheid willen bedienen, gezocht en zij onder- steund zouden

worden

door de stem des volks (indien een repu- bliek), of den wil van den vorst.

Wij gelooven dat de godsdienst van

God

ingesteld is, en dat de menschen

Hem,

en

Hem

alleen verantwoordelijk zijn, voor het uit-

oefenen van denzelven, tenzij hunne godsdienstige denkbeelden hen aansporen inbreuk op de rechten en vrijheden van anderen te

maken

; doch wij gelooven niet dat de menschelijke wet het recht heeft zich te bemoeien in het voorschrijven van regelen van aan- bidding en zoodoende het geweten der

menschen

te binden, noch

vormen

van openbare of persoonlijke toewijding voor te schrijven

;

(3)

303

dat de burgerlijke overheid misdaad zou tegengaan, doch

nimmer

het geweten beheerschen; de schuldigen zoude straffen, doch nim-

mer

de vrijheid der ziel onderdrukken. ***

Wij gelooven dat elkeen in zijn

ambt

geëerd behoort te

worden

;

heerschers en overheden, als zoodanig gesteld zijnde voor de bescherming der onschuldigen, en het straffen der schuldigen; en dat alle

menschen

achting en eerbied aan de wetten verschuldigd

zijn, daar zonder dezelven vrede en harmonie door regeeringloos- heid en schrikbewindzouden vervangen

worden

; menschelijke wet- ten zijnde voorhet bijzondere doel, ingesteld

om

onze belangen als personen en natiën, tusschen

mensch

en mensch, te regelen, engod- delijke wetten, van den hemel gegeven zijnde, voorschrijvende regelen voor geestelijke aangelegenheden, voor geloof en aanbid- ding, en de

mensch

aan zijnen Schepper voor beide verantwoorde-

lijk zijnde. ***

Wij gelooven niet, dat het rechtvaardig is godsdienstigen in-

vloed

met

de burgerlijke regeering te vermengen, waardoor het ééne godsdienstige genootschap bevorderd wordt en het andere in zijn geestelijke voorrechten wordt belemmerd, en de persoon-

lijke rechten van hare leden als burgers wordt ontzegd.

Wij gelooven dat alle godsdienstige genootschappen het recht hebben

met

hunne leden voor onordelijk gedrag volgens de voor- schriften en verordeningen van die genootschappen te handelen, mits zulke handelingen betrekking hebben op het lidmaatschap en goede gemeenschap; doch wij gelooven niet, dat eenig godsdien- stig genootschap gezagheeft in gerichtte zitten overhet recht van eigendom of leven, het

ontnemen

van de goederen dezer wereld, of

hun

leven of leden in gevaar te brengen, noch eenige lichame-

lijke straffen op hen toe te passen; zij

kunnen

alleenlijk van

hun

genootschap

worden

verbannen envan

hun

lidmaatschapberoofd."

Kan

er een betere verklaring van de rechten eens volks gevonden worden?

Ik vraag u, mijne broederen en zusteren, ik vraag de

menschen

van de wereld:

waar

kan een betere verklaring van rechten gevonden worden, de band tusschen

Kerk

en Staat, de burgerlijke en geestelijke autoriteit uiteenzettend, dan die welke ik zooeven

las?

Kan men

er een vergissing in vinden, of een rechtvaardige tegenwerping

maken

?

De

Heiligen der Laatste

Dagen

gelooven dat de

komst

van

Columbus

in dit vasteland een gedeelte

was

van het goddelijk plan, door hetwelk dit land, dat in bewaring gehouden was, een wijk- plaats zoude'worden voor de verdrukten allernaties, opdat vrijheid

van gedachte en geweten, in rechtvaardigheid, door alle volkeren genoten

mocht

worden. Wij gelooven dat de

Heer

hen die het

(4)

3<M

bestuur in handen hadden, inspireerde

om

ons een wetgevend, uit-

voerend en administratie!' bestuur te geven, door hetwelk onze wetten worden gehandhaafd en bekrachtigd.

Contrast tusschen burgerlijke en godsdienstige wetten.

Onze

burgerlijke wetten

worden

gehandhaafd door een Congres, hetwelk bestuurd wordt, in het

maken

der wet, door de constitutie

van ons land; door onze Staatswetgevers onder autoriteit van het congres, en onze grenzen en stedelijke besturen onder autoriteit erkend door de wetgevende macht.

De

ambtenaren, die deze wet- ten uitvoeren,

worden

gekozen door het volk.

De

wetten, gehand- haafd door ons stedelijk bestuur, en de

macht

van de lagere rech- ters en ambtenaren, die ze bekrachtigen, zijn begrensd,

wat

betreft beide plaatselijke rechtsmacht en macht

om

straf op te leggen.

Wetgevende

wetten hebben rechtsmacht over al het volk van den Staat, terwijl de wetten van het Congres in alle declen der republiek gehoorzaamd moeten

w

rorden. Besluiten,

genomen

door Stedelijk Bestuur of districtsrechters, zijn aan herziening onderworpen (op verzoek) en

kunnen

voor den hoogsten raad gebracht worden, wiens uitspraak beslissend is.

Elk van deze rechtbanken heeft de autoriteit een vonnis te hand- haven door dwangmiddelen. Wij

kunnen

protesteeren, het

mag

in tegenspraak zijn

met

onze meening van recht en rechtvaardigheid,

we mogen

zeggen dat wij ons niet willen onderwerpen, het is alles tevergeefs, de burgerlijke wet eischt onderwerping. Zij kan zware boete opleggen en indien wij weigeren te betalen, ons eigendom

met

geweld in bezit

nemen om

aan het vonnis te voldoen. Zij kan ons gevangen zetten, levenslang indien noodig of ons zelfs van het leven berooven.

In tegenstelling hiermede zijn de wetten die de

Kerk

besturen, ons door

God

gegeven. Hij is de ontwerper, Hij is onze wetgever.

Hij heeft het reglement van het Kerkbestuur geopenbaard en de ambtenaren aangewezen, die haar zaken behartigen.

De

wijk- organisaties,

met

haar begrensde administratieve machten, de ringen met hunne grootere rechtsmachten, en eindelijk de pre- sideerende autoriteiten, die rechtsmacht hebben over alle zaken der Kerk, zijn ons allen door den

Heer

gegeven.

Waar

maatschappelijke en godsdienstige machten volkomen verschillen.

De

mannen, die de zaken der

Kerk

bedienen, zijn haar Priester- schap; dit

woord

beteekent, zij die gekozen en verordineerd zijn

om

heilige godsdienstige plichten te volbrengen.

De

machten aan

dit priesterschap verbonden, gekozen

om

in de zaken der

Kerk

te

(5)

305

bedienen, gelijk aan onze burgerlijke administratie, verschillen vol-

komen

van elkaar in de manier van administratie. Laat mij lezen

:

„Ziet, er zijn velen geroepen,

maar

weinigen zijn uitverkoren.

En waarom

zijn zij niet uitverkoren?

Omdat hunne

harten zoozeer op de dingen dezer wereld gezet zijn, en zij naar de eer der

menschen

zoeken, dat zij deze ééne les niet leeren

:

Dat

de rechten van het Priesterschap onafscheidelijk verbonden

zijn

met

de machten des hemels, en dat de machten des hemels

niet bestuurd noch

aangewend kunnen worden

dan alleen volgens de grondbeginselen van gerechtigheid.

Dat

zij op ons

kunnen

bevestigd worden, is

waar

;

maar wanneer

wij

ondernemen

onze zonden te bedekken, of onzen

hoogmoed

of onze ijdele eerzucht te bevredigen, of bestuur, heerschappij, of

dwang

op de zielen der menschenkinderen in eenige mate van on- gerechtigheid uit te oefenen, ziet, de hemelen onttrekken zich; de Geest des Heeren wordt bedroefd; en als deze onttrokken is

vaarwel zij dan het Priesterschap of gezag van dien man.***

Daarom

zijn velen geroepen,

maar

weinigen zijn uitverkoren.

Geen macht

of invloed kan of zou krachtens het Priesterschap

worden

gehandhaafd, dan alleen dooroverreding, door lankmoedig-

heid, door zachtmoedigheid, ootmoedigheid, en door ongeveinsde

liefde.

Door

vriendelijkheid en zuivere kennis, welke de ziel, zonder

huichelarij en bedrog, grootelijks zal ontwikkelen. Ik las uit de Leer en

Verbonden

der

Kerk

afd. 121.

Wederom

vraag ik u, mijne broeders en zusters, kan er eenige rechtvaardige critiek uit-

geoefend

worden

op deze duidelijke verklaring betreffende de voorrechten en rechten van het priesterschap?

Kan

iets verkeerd

zijn, hetwelk volvoerd wordt door overreding, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, door vriendelijkheid en ongeveinsde liefde.

Waar

vinden wij een verklaring van de autoriteit en plichten van het priesterschap die beter is, of die gelijk staat

met

die, welke ik zoo- even las. Indien zij bestaat, is mijn aandacht er nooit op gevestigd geworden.

Het

systeem van Kerk-Rechtbanken.

Het

iswaar, dat er een systeem van kerk-rechtbanken bestaat en errechterszijn,wier plicht hetis over de

Kerk

te waken, geschillen aan te hooren, die tusschen de leden zouden ontstaan en kennis te

nemen

van gevallen betreffende het gedrag van leden, wier han- delingen on-christelijk, onzedelijk of tegen recht en rechtvaardig- heid zouden zijn.

Dit systeem begint

met

de leeraars, van wie verwacht wordt, dat zij bekend zijn

met

het leven en gedrag van de leden van hun

wijk, trachtende door overreding en liefde diegenen die van den

weg

des Heeren afgeweken zijn, te doen terugkeeren. Indien leden

(6)

3o6

weigeren of niet wenschen zich te laten rcgceren door den raad van leeraars, kan hun zaak voor den bisschop gebracht worden, en indien zij ook daar geen voldoende recht kunnen vinden, voor den hoogen raad en van daar naar het Eerste Presidentschap.

Deze

kerkgerechten, eenigszins

met

onze burgerlijke recht- banken overeenkomend, verschillen in dit opzicht geheel en al van deze laatste. Hetzij het besluit

genomen

is door den bisschop,den hoogen raad of het Eerste Presidentschap, er wordt geen poging gedaan het besluit uit te voeren tegen den wil van den beschul- digde. Onbevooroordeelde

mannen

hooren de zaak aan, er zijngeen advocaten

om

de

wet

goed of verkeerd uit te leggen, debeschul- digde heeft het recht voor te,

komen

en in zijn eigen belang te spreken en bewijzen te leveren,

waarna

het besluit gegeven wordt.

Indien de beschuldigde weigert zich aan de uitspraak van het gerecht te onderwerpen, is de eenige straf, die

men

oplegt, het terugtrekken van de hand der gemeenschap of verbanning uit de Kerk,

waarna men hem

veroorlooft zijn

weg

in vrede te gaan, in

zoover zijn geweten zijn ziel kan veroorloven vrede te bezitten.

De

burgerlijke wet dwingend, de kerkwet vrijwillig.

Plet doel van dit overzicht, kort en onvolmaakt als het is, is

om uw

aandacht te roepen tot het feit, dat de burgerlijke wet gegeven

is voor de bescherming en bestuur over onze tijdelijke zaken, ter- wijl het priesterschap ons opgedragen isvoor het bestuur en voor- uitgang van de

Kerk

: dat de eerste daarin verschilt van de laatste

is, dat zij dwingt, de andere is geheel vrijwillig. Alle

menschen

on- geacht ras, geloof ofomstandigheid, moeten zich aan de burgerlijke wet onderwerpen, terwijl de

mensch

zich al of niet aan het pries- terschap kan onderwerpen gelijk hij het wenscht.

Toen

de Verlosser voor Pilatus gebracht werd, beschuldigde

men hem

o.a. van muiterij, daar hij verklaard had een koning te zijn. „Ja", antwoordde hij,

„maar

mijn Koninkrijk is niet van deze wereld."

Het was

niet een bedreiging van het Koninkrijk van Herodus of het keizerrijk van

Rome. Hem was

het koninkrijk der Hemelen, en had niets te

maken met

de koninkrijken van deze wereld, behalve dat Hij zijn volgelingen leerde hen gehoorzaam te zijn.

Maar

het volk, geen onderscheid kunnende

maken

tusschen

het tijdelijke en het geestelijke, kon het niet begrijpen.

Korte inhoud en toepassing.

Dus, mijn broeders en zusters,

kom

ik tot deze slotsom:

Dat

het deplicht is van ieder lid der

Kerk

de'wetvan het landte eeren en te gehoorzamen, en hen te steunen die voor dat

ambt

gekozen

zijn, in zooverre zij zulks doen in recht en rechtvaardigheid.

Dat

het priesterschap ons opgedragen is voor de ontwikkeling en het

(7)

3°7

bestuur der

Kerk

van Christus, en dat het niet wettig voor eenig ander doel gebruikt kan worden.

Dat

wij, indien wij het gebruiken ten voordeele onzer persoonlijke belangen,

om

aan persoonlijke trots te voldoen of het

aanwenden

door

dwang

of beperking, op gevaarlijk terrein zijn en niet in harmonie

met

het

Woord

van den Heer.

Mijn meening is, dat het priesterschap slechts dan wettig uit- geoefend kan worden,

wanneer

hettot doel heeft voor allen gelijke

voordeden te verschaffen, ieder lid in zijn eigen sfeer, en speciale voorrechten voor niemand, uitgezonderd

wanneer men

eer en on- derscheiding verdiend heeft door toewijding aan het

werk

van den Heer. Gij

moet

daar niet uit begrijpen, dat

mannen

die hetpriester- schap dragen, geen recht hebben

om

in alle

werkzaamheden

van den Staat te deelen, en alle voordeden te genieten,

waarop

het

burgerschap aan hen recht geeft,

maar

dit aandeel en de eer, diezij

kunnen

bekomen, zoudehet loon van verdienste zijn; en de invloed van het priesterschap zoude niet gebruikt

worden om

persoonlijke verlangens na te jagen.

Noch wensch

ik, dat gij de gevolgtrek- king zoudt maken, dat het priesterschap niet beoefend zoude wor- den voor den vooruitgang en ontwikkeling van de tijdelijke

belangen van het volk.

Het

zoude inderdaad een armzalig systeem vangodsdienstzijn, hetwelk slechts de redding der zielen des

men-

schen zoude omvatten, terwijl het de lichamen liet

omkomen.

Hoe

eenvoudig is het en toch hoe levenwekkend belangrijk. In- dien het volkvan de wereld slechts geleerd konde

worden

gehoor-

zaam

te zijn aan deze leerstelling, gewillig te zijn de

wet

van het land te eerbiedigen en te

gehoorzamen

betreffende tijdelijke zaken, alle

menschen

vrij latend den

Heer

te antwoorden inzake geloof en aanbidding, ieder eerbied hebbend voor de rechten en mee- ningen van zijn buurman, op deze wijze den Keizer gevende

wat

des Keizers is en aan

God

datgene

wat

2ijn Koninkrijk toekomt, zoude er spoedig vredö heerschen over de gansche aarde, het Koninkrijk van Christus zoude opgericht worden, en de wil van den

Heer

zoude geschieden op aarde gelijk in den Hemel.

Moge

deze dag verhaast worde, is mijn nederig gebed door Jezus Chris-

tus.

Amen.

J- H.

EENHEID.

„Gewisselijk, dan zal Iktot devolken eene reine spraak wenden; opdat zij allen den naam des Heeren aanroepen, opdat zij

Hem

dienen met

een' eenparigen schouder." Zefanja 3 :9.

't

Kind

dat op m'n knie

komt

klimmen, Vaders kleine lieveling,

Ziet een potloodhoutje glimmen,

En

verlangt dat mooie ding.

(8)

3o8

Straks verlangt het andre zaken

:

Heel het lieve leven lang Zal 't verlangen, hunkren, haken

Wondre,

heimnisvolle drang!

ü, verlangen doen wij allen!

En

de ziel die mooi ontplooit In des levens lotgevallen,

Wordt

in wensch-en-al vermooid.

Heel het leven is verlangen

;

En

in 't diepst van ons

gemoed

Juieht het als

we

aan 't stof niet hangen,

Maar

verlangen 't Hoogste Goed.

Want

naar

God

en 't

Hooger Leven

Is ons diepste Zelf gericht In zijn ingeboren streven,

Als een bloempje naar het licht.

En

als zangers uiting geven

Aan

hetgeen ten deel hun viel In

hun

innerlijk beleven,

Trilt gelijk-gestemde ziel.

„'t Hijgend hert, der jacht ontkomen, Schreeuwt niet sterker " Davids

w

7oord Is het lied der waarlijk-vromen

Aller eeuwen, in elk oord.

Daar

is eenheid, een beperkte,

Maar

die eens haar volheid vindt Als een snoer van dubble sterkte

:

Geest en spraak,

Gods

kindren bindt.

Geest: de geest die Christus spreidde;

Spraak: een reine wereldtaal.

Een

in daad en

woorden

beide Heerlijkst eenheidsideaal

!

Wat

geloovigen verlangen,

Van

den eenheidsgeest doortrild, Zullen ze eens gewis ontvangen :

De

eenheidshonger wordt gestild!

FRANK

I.

KOOYMAN

in

Eenheid.

(9)

...

DE STER NEDERLANDSCH ORGAAN VAN DE HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN

REDACTIE:

CHAS. S.

HYDE

~~ ASSISTENT: C.

ZAPPEY

:!lllllll!IKI!lil!lil!!lll!llllllllillllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIW

„WELK ZAL HET TEEKEN ZIJN VAN UWE TOEKOMST?"

Somwijlen staat

men

ontsteld wanneer

men

de verslagen van de vreeselijke

rampen

leest, die zoo herhaaldelijk

voorkomen

in de verschillende gedeelten van de wereld en

men

aanschouwt

met

ernstige bezorgdheid de spannende, onrustige en hatelijke gevoelens die onder de volken in vele landen heersenen.

Kortgeleden

werd

het nieuws ontvangen, dat groote vulkanische uitbarstingen in Italië hadden plaats gevonden, die

met

veel ver- lies gepaard ging-en.

Na

deze noodlottige gebeurtenissen

komt

het bericht van de bijna geheele verwoesting van Tokio en

Yokohama

in Japan door aardbevingen, vloedgolven en branden,

waar

mil- lioenen verloren gingen en een vreeselijke tol van menschenlevens betaald werd.

Onder

den

datum

van 21 September geeft een „International

News"

artikel in een San Francisco-courant het volgend duidelijk verslag van deze verwoesting, zooals het gezien

werd

door een kapitein van een Japansch schip

:

Trillende beschrijving van de verwoesting in Japan wordt ver- haald door een scheepskapitein.

(International

News

Service.)

San Francisco, 21 September.

— Een

trillende beschrijving van de verwoesting van

Yokohama,

de groote Japansche forten te

Yokusuka

en het verdwijnen van het Oshima-eiland,

werd

hier

vandaag verhaald door kapitein Tatsuzo Itoh van het Japansche vrachtschip „Horaisan Maru", hetwelk de haven verliet toen de aardbeving van 1 September Japan schokte.

„Het schip schudde", zeide hij.

„Het

water

werd

onstuimig en toen ik vanaf de brug door mijn kijker keek, kon ik de

gebouwen

van

Yokohama

zien tuimelen.

Toen

ik mij

omwendde,

zag ik één van de groote Yokusuka-forten inéén storten en dan, voor mijn oogen, zonk het Oshima-eiland onder de wateren.

Er was

niets dat wij konden doen en wij vervolgden onzen koers naar de Vereenigde Staten."

Als wij onze aandacht

wederom

naar

Europa

wenden,

kunnen

wij dagelijks de verslagen van oprijzingen lezen in verschillende gedeelten van Duitschland en botsingen tusschen verdedigers van het gouvernement te Berlijn en communisten en voorstanders van de monarchistische en andere

vormen

van gouvernement, wier

(10)

3io

geheel streven het ondermijnen van liet tegenwoordige regime schijnt te beamen, welk regime een toestand van stabiliteit in het land probeert te vestigen. Kr zijn berichten van dreigende burger- oorlogen en het afscheiden van staten, zooals Beieren en Saksen, en wat de uitkomst zal zijn, is moeilijk te voorspellen,

maar

het is

een spannende en ernstige toestand. Spanje heeft haar moeilijk- lieden met

Marokko

en niet lang geleden bezette Italië met geweld Grieksch gebied

om

represaille te verkrijgen voorvermoorde ambte- naren, welkebezetting den vrede van Europa dreigde te verstoren.

Xu komt

het nieuws, dat Rusland Perzië

met

oorlog dreigt en een leger van 80.000

mannen

in Turkestan tezamen gebrachtheeft.

Om

toe tevoegen aan den angst van dit verdrukte land,

komen

de aardschokken, die bijna iederen dag terugkeeren, volgens de cou- ranten-berichten.

Zoo kunnen

wij voortgaan

om

de vele voorvallen en gewichtige gebeurtenissen, die in de wereld plaats vinden op te

sommen, maar

die zulke dagelijksche gebeurtenissen zijn

geworden

dat zij nagenoeg onopgemerkt voorbijgaan.

Maar

wat beteekenen al deze voorvallen?

Is het mogelijk dat de wereld de laatstegroote crisis en het einde nadert en dat deze gebeurtenissen teekenen zijn voor diegenen die ze verstaan? Blijkt het niet, dat deze tijd gelijk is aan dien waar- over de Heiland sprak toen Zijn discipelen

kwamen

en zeiden

:

,,Welk zal het teeken zijn van

uwe

toekomst en van de volein- ding der wereld?" en Hij antwoordde.

,,Velen zullen

komen

onder mijnen naam, zeggende: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.

En

gij zult hooren van oorlogen en geruchten van oorlogen

:

ziet toe, wordt niet verschrikt;

want

alle die dingen moeten geschieden,

maar

nog is het einde niet.

Want

het ééne volkzaltegenhet andere volkopstaan, enhetééne koninkrijktegen het anderekoninkrijk; en daar zullenzijn hongers- nooden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.

Doch

al die dingen zijn

maar

een begin der smarten."

En

zoo gaat het 24ste hoofdstuk van Mattheus voort, voorspel- lende dat de liefde van velen zoude verkouden en er groote ver- drukking zal wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot

nu

toe en ook niet zijn zal.

Waarlijk niemand zaltwijfelenaan de

woorden

van den

Zoon

des

menschen

of dat Hij den dag van Zijne tweede

komst

voorzag,

maar

de oogen van de wereld zien deze gebeurtenissen zoo vaak, dat zij in een staat van lijdelijkheid gesust is en faalt

om

naar de waarschuwing van den Meester te luisteren,

om

haar lampen

met

olie gevuldte houden en te

waken

en te bidden, zoodat zij nietver- leid en onbereid bevonden

moge

worden,

want

voor den tijd dat de zon verduisterd zal

worden

en de

maan

haar schijnsel niet zal geven en de sterren van den hemel zullen vallen, zal het Evangelie des Koninkrijks in de geheele wereld gepredikt

worden

tot een

(11)

3ii

getuigenis, waarna het teeken van den

Zoon

des

menschen

in den hemel verschijnen zal.

De

getuigenis wordt van duizenden door de geheele wereld gehoord dat het Evangelie van het Koninkrijk hersteld is gewor- den in de uren van

Gods

oordeel, zooals voorspeld

werd

door johannes den Openbaarder, en nu wordt gepredikt door Zijn knechten tot een getuigenis allen volkeren, en diegenen die de Stem van den Meester herkennen, geven gehoor aan de roepstem

:

„Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij aan hare zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van hare plagen niet ontvangt."

Dat de tijd kort is, kan niemand ontkennen. Iedere nieuwe dag brengt de verwezenlijking duidelijker aan het verstaanbare ver- stand,

want

vrede zal van de aarde

weggenomen worden

en in Zion alleen, de plaats door

God

bereid en

waar

Zijn Huis gevestigd

is, zal veiligheid gevonden

w

rorden.

Moge God

verleenen, dat Zijn Yerbondskinderen in de natiën, de veiligetoevlucht van ontkoming

mogen

bereiken, de verwoesting van Babyion

mogen

ontvluchten en ten laatste

waar

Hij vertoeft, zij alzoo

mogen

zijn.

CHAS.

S.

HYDE.

Dat

gaat mij niet aan.

Toen

in Sint Louis (Amerika) een geheel-onthoudersvereeni- ging

werd

opgericht,

Wendde

de voorzitter zich

om

steun tot een rijken grondbezitter, die

hem

weinig vriendelijk ontving.

Toen

dezen er op

gewezen werd

hoe noodig het

was

dat het drankmis- bruikbestreden werd, antwoordde hij kort:

„Daar moet

de Regee- ring en de geestelijkheid

maar

voor zorgen, dat gaat mij niet aan."

Eenige dagen later

kwam

hij

met

een prachtig rijtuig, bespannen

met

mooie paarden, aan het station

om

zijn

vrouw

en beide doch-

ters, die een plezierreis

gemaakt

hadden, af te halen. Hij merkte, dat het publiek aldaar

opgewonden was

en druk sprak van een plaats gehad hebbende treinbotsing.

Van

den stationschef

vernam

hij, dateen ongeluk gebeurd

was

opde Mississippilijn, eenigemijlen van Sint Louis,

met

welke hij zijn gezin verwachtte.

„Ik geef 500 dollars voor een locomotief, die mij er brengt!"

riep hij uit.

„Het

gaat niet", zeide de chef, schouderophalend. „Dui- zend dollars". „Al bood u ook 10.000 dollars zou het niet mogelijk

zijn, daargeen locomotief beschikbaar is.

Houdt

u

maar

kalm, doc- toren en verbandmiddelen zijn reeds ter plaatse".

In

opgewonden

toestand liep hij een uur op het perron heen en weer, toen eindelijk de trein

aankwam. De

goederenwagen

was

in een lijkwagen herschapen. Daarin lagen zijn

vrouw

en oudste doch-

ter, beiden dood, ernstig verminkt. In den aangrenzenden

wagen

lag zijn jongste dochter, levend,

maar

voor altijd kreupel. Datalles

ging

hem

wèl aan.

Het

ongeluk moest

worden

toegeschreven aan het overmatig gebruik van drank door een baanwachter.

Wie

kan zeggen, dat de strijd tegen het alcoholisme

hem

niet

aangaat? (De Volksbond.)

(12)

;i2

f OUDERLING LAFAYETTE THATCHER HATCH.

Andermaal vervullen wij den droeviger! plicht

om

de lezers van

„De

Ster" in kennis te stellen met het over- lijden van één van

Gods

getrouwen, die gewillig

was

alles te verlaten en de roepstem te gehoorzamen en

Hem

te vol- gen

om

Zijn Evangeliewoord bekend te

maken

aan zijn

mede-natuurgenooten. Ouderling Lafayette Thatcher Haten, slechts 24 jaren oud, verwisselde het tijdelijke

voor het eeuwige den 25sten September in het ziekenhuis te Apeldoorn, waar hij slechts 10 uren vertoefde.

Zijn dood

komt

als een schok tot alle zendelingen en heiligen in Nederland, daar niets van zijn ziekte bekend was. Slechts 12

weken

geleden

was

ouderling Hatch van Zion

aangekomen

en had al spoedig door zijn bescheiden karakter, vlijt en minzaamheid, aller harten gewonnen.

Vooral

was

dit het geval met zijn mede-arbeiders, die-

genen die

met hem

gearbeid hebben gedurende den kor- ten tijd welken hij in dit land

werkzaam was

en

hem

heb- benleeren kennenals één die

met

alle kracht zichwenschte nuttigte

maken

in den werkkring diezijn hemelsche

Vader hem

aangewezen had in Zijn Wijngaard.

Zoo

vol van lust tot arbeid

was

deze ouderling, dat eenige dagen vóór zijn dood hij nog vol

moed

uitging

om met

traktaten van deur tot deur te arbeiden, zonder twij- fel zich niet al te wel voelende, daar de ziekte waaraan hij lijdende was, toen alreeds in hevige mate zijn gestel

moet

ondermijnd hebben.

Aan

niemand heeft hij den ernst van zijn ziekte bekend gemaakt, uit vrees dat de zendings-president

hem

terug naar Zion zoude zenden en

hem

de gelegenheid

ontnomen

zoude

worde om

zijn zending onder dit volk te volbrengen.

Toen

hij zijn bed moest houden,

werd

het pas kenbaar dat

hij ongesteld

was

en kort daarna is hij heengegaan. Zelfs den dag dathij niet meer van zijn legerstede kon verrijzen, verzocht hij zijn mede-arbeider

om

toch vooral geen bericht te zenden naar het hoofdkantoor, hetwelk geluk- kigerwijs toch plaats vond.

Voor

zijn geliefden aan de andere zijde van den Oceaan, die door deze gebeurtenis het diepst getroffen worden, bidden wij

God om

kracht en

opbouwing om

dit lot te

dragen en hen te sterken en te vertroosten in het smar-

telijk verlies. Vooral voor zijn vader, die eenige jaren

(13)

/?.aéaijefte (DnaJcher Q/Latcn.

(14)
(15)

313

geleden geroepen

werd om

het stoffelijk overschot van

zijn echtgenoote in de groeve der vertering neder te laten, zal dit treurig nieuws zwaar vallen,

maar

onze smeek- bede die tot den hemeltroon opstijgt, is: dat de goede

God

de overtuiging in zijn hart

moge

griffen dat een gelukkig weerzien heeft plaats gevonden aan de andere zijde van het graf en zoon en

moeder

vereenigd zijn en een blijde hereeniging voor allen éénmaal plaats zal vinden

waar

de dood geen

macht meer

heeft; en dat zijnzoon, in zijn jeugd uit het aardsche leven geroepen,

nu werkzaam

is

om

het Evangelie bekend te

maken

aan diegenen, die gestorven

zijn zonder een wetenschap van het plan van zaligheid.

Ouderling Lafayette Thatcher

Hatch werd

4 April 1899 te Logan, Utah, geboren, zoon van Hezekiah E. Hatch en Gorgia Thatcher. Hij arriveerde 1 Juli in het zendings- veld en arbeidde een poosje in Rotterdam,

waarna

hij

werd

verplaatst naar Apeldoorn.

Het

stoffelijk overschot ver- 'trok 3 October per s.s.

„Nieuw Amsterdam"

naar Zion.

ZIJN LEVEN WAS IN CHRISTUS EN ZITN STER-

VEN EEN GEWIN.

OORSPRONG VAN DE „GEREORGANISEERDE KERK"

DE OPVOLGING

IN

HET PRESIDENTSCHAP DER

KERK.

(Vervolg.)

Gij ziet dat al deze mannen, die door

James Whitehead

ge-

noemd

worden, zijn verklaring logenstraffen door

hun

geheelen levenswandel.

Maar

er is

nog

meer. Joseph Smith van de

„Gereorganiseerde"

Kerk

ontkent het zelve. Terwijl hij verklaart door zijn vader gezegend te zijn, zeide hij in het Tempelgrond- geding

:

„Neen mijnheer, ik heb niet verklaard dat ik verordineerd werd door mijn vader; ikheb de verklaring niet gemaakt. Ik werd

NIET

verordineerd door mijn vader als zijn opvolger

zooals ikhet woordverordineeren ver- sta, werd ik niet verordineerd." (Plaintiff's Abstract, bladzijde 79, paragraaf 162.)

Zoo, de getuigenis van

James Whitehead

is waardeloos. John

S. Carter zeide dat de Profeet zijn zoon koos in een openbare vergadering op een

Zondag

in

Nauvoo

„kortelings vóórdat Joseph vermoord werd". (True Succession, bladzijde 48.)

Toch

wist niet

(16)

3*4

één van het volk er iets van. Niets

werd

er van gezegd gedurende de moeilijkheden met Sidney Rigdon; en William Marks, president van den

Nauvoo

Ring, zonde hoogstwaarschijnlijk wel tegenwoor- dig zijn geweest in een openbare vergadering, die op

Zondag

gehouden

werd

te Nauvoo.

Toch

steunde hij den eisch van Sidney Rigdon

om

curator te zijn, toen de laatste verklaarde dat er geen opvolger aangesteld kon worden.

Het

is een weinig vreemd, dat een zoodanige aanstelling in een openbare vergadering gemaakt kon

worden

en dat dan al de menschen juist weinige

maanden

later

omtrent deze aanstelling in onkunde

kunnen

zijn.

Waar was

het volk dien dag, dat deze openbare vergaderinggehouden werd? 1let

zoude zooveel gemakkelijker voor Sidney Rigdon geweest zijn . Is hij op den 8sten Augustus 1844 gezegd had: „Ik wensch als voogd aangesteld te worden, totdat de jonge Joseph opgroeit!" inplaats van te verklaren dat er geen opvolger aangesteld kon

worden

!

Hoe

gemakkelijk zoude het voor

Lyman Wight

geweest zijn als hij

gezegd had: „Ik

was

tegenwoordig toen Joseph zijn zoon in

Liberty-gevangenis als zijn opvolger zegende", of voor

James

"YYhitehead en John S. Carter

om

verklaard te hebben dat de jonge Joseph verordineerd

werd om

zijn vaders opvolger te zijn in een openbare vergadering, kortelings vóór het martelaarschap en liet

volk aldus daaraan herinnerd zouden hebben.

Hoe vreemd

dat een zoodanige belangrijke gebeurtenis uit de gedachten van een geheel volk zoude glippen ten tijde van zulk een gewichtig oogenblik?

Maar

zij dachten er niet aan.

De

waarheid is echter, dat het een later invallende gedachte

was

van deze mannen.

Er

is iets anders hetwelk eigenaardig is:

Er waren

te veel „aan- stellingen" en „verordineeringen" van dezen „opvolger", dewelken het geheele geval zoo verdacht er uit doen zien.

Het

is niet redelijk

om

te veronderstellen dat de Profeet zijn zoon iedere twee of drie

dagen „aanstelde", „zegende" en „verordineerde". Als zooiets plaats had gevonden, zoude het gedaan zijn op een behoorlijke manier en wijze en in de tegenwoordigheid van de presideerende ambtenaren van de

Kerk

en een juist verslag zoude gehouden en bewaard gebleven zijn.

Maar

de verslagen van de

Kerk

zwijgen en het is zeer duidelijk dat

Lyman

Wight, James Whitehead, John S.

Carter en zelfs Joseph van de „Reorganisatie" zelve, deze „aan- stelling" of „verordineering" gedurende den meest kritieken tijd dat het vermeld moest worden, „vergeten" hadden

8 Augustus

1844.

William Smith verklaart dat het recht van het Presidentschap door het nakomelingschap moest

komen

en daarvoor ondersteunde

hij den zoon van den Profeet in 1850 en zelfs in

November

1845.

(True Succession, bladzijde 17.)

Toch

wist William Smith van geen aanstelling of verordineering van den jongen Joseph af, al-

hoewel hij één vande Apostelen

was

en het zekerlijkgeweten zoude hebben als zooiets had plaats gevonden. In Mei 1845 verklaarde hij

(17)

3i5

dat de

Twaalven

dejuiste autoriteiten

waren om

de

Kerk

te leiden.

(Times and Seasons 6 :904.) Hij

werd

den volgenden October afgesneden en het

was

nadat hij afgesneden was, dat hij het recht van den jongen Joseph voorstond. Bovendien verklaarde William Smithdat hij zelve door zijn broeder verordineerd

was om

de

Kerk

te leiden. (Robert's Succession p.p 103

105).

Ook

volgde hij

James

J. Strang en

nam hem

aan als den „opvolger", totdat hij ook van deze richting afgesneden werd.

Kunnen

wij eenig geloof in de getuigenissen van

mannen

als

Lyman

Wight,

James

Whitehead, John S. Carter en William Smith stellen? Onvoorwaardelijk neen.

Dat

de Profeet zijn zoon niet koos, wordt alzoo duidelijk

bewezen

uit de volgende getuigenissen door betrouwbare getuigen in den juisten tijd gegeven.

GETUIGENIS VAN PRESIDENT YOUNG.

In een vergadering 7 Augustus 1844 te

Nauvoo

gehouden,

zeide hij:

„Hoe dikwijls heeft Joseph tegen de Twaalven gezegd: „Ik heb den grondslag gelegd en gij moet daarop bouwen, want op

uw

schouders rust het koninkrijk. ***

Ik zeg u in den naam van den Heere, dat geen mensch in staat is een ander tusschen de Twaalven en den Profeet Joseph Smith te plaatsen.

Waarom?

Omdat Joseph hun leider was en hij heeft in hun handen de sleutelen van het Koninkrijk in deze laatste bedeeling voor de geheele wereld, overgegeven; plaats niets tusschen het Priesterschap van God."

(.Geschiedenis van de Kerk voor 7 Augustus 1844.)

(Wordt vervolgd.)

ZWERVERS.

(De Mormonen).

„Ongetwijfeld is dat weinige allerminst voldoende

om

een oor- deel te

kunnen

vellen omtrent dit vreemde volk; doch dit is zeker:

de indruk

was

een geheel andere dan ik had verwacht.

Wie

trou-

wens

is niet omtrent de

Mormonen

bevooroordeeld? H. H. Ban-

croft, die

Utah

behandeld in het 21e deel van zijn reusachtige geschiedenis der Pacific States, zal dan ook door niemand van overdrijving beschuldigd

worden waar

hij in het voorbericht ver- klaart:

nimmer

bij al zijne geschiedenis navorschingen de waar- heid te hebben moeten uitgraven van onder zulk een ontzettenden berg leugens als er omtrent dit volk zijn opeengestapeld.

Hubert Bancroft's blijkbaar niet minder onpartijdige, dan uit-

voerige studie legt een gunstige getuigenis af omtrent de steeds bespotte, veel geplaagde en somwijlen zeer streng vervolgde

man-

(18)

3i6

nertj die wij

Mormonen

noemen, en wien een nieuw geloof de

iioódige kracht schonk

om

aan dit alles niet alleen weerstand te bieden,

maar

óók tegen de verdrukking in te groeien.

Eerbied gevoelt zeker een ieder voor die Ilollanders in Michigan, die

om

der geloofswille zoo veel moesten lijden, hun vaderland vaarwel zeggen, en onder veel ontbering, de 'woeste

wouden

van lieverlede ontginnende, eindelijk door onverdroten arbeid tot be- trekkelijk welvaart zijn gekomen.

Maar

hunne vervolging

om

der geloofswille is kinderspel, de door hen geleden ontbering is weelde en comfort, vergeleken bij de ellende en de vervolging ondergaan door de

Mormonen

in hetzelfde land dat voor de gevluchte Neder- landers een land der vrijheid was.

Doch

evenveel grooter dan de

smaad

was, evenveel schitterender is dan ook de victorie; en wie weten wil

niet enkel

wat mannen

overhebben voor

hun

heiligste overtuiging,

maar

ook

wat mannen

door

hun

geloof kunnen tot stand brengen, die heeft te gaan niet naar Michigan, doch naar hetgeen wij

noemen

Utah, en de bewoners zelven Deseret: het land van de honingbij, de vestiging der ,,Latter-Day Saints".

R. P. J.

TUTEIN NOLTHENIUS

in: „Nieuwe Wereld".

Indrukken en aanteekeningen tijdens een reis door de Vereenigde Staten van Noord-Amcrika.

Overleden.

Te Amsterdam

overleed 17 September Maartje Wijkstra, doch- ter van

Lieuwe

Wijkstra en Maartje Heines.

Het

kindje

werd

12 Juli 1922 te

Amsterdam

geboren en door ouderling Samuel R. Car- penter 1 April 1923 ingezegend.

Rectificatie.

In

„De

Ster" van 15 September op bladzijde 270, regel 10, staat 730 jaar, lees 930 jaar.

INHOUD.

Conferentie-toespraak van

PresidentAnthonyW.Ivens blz. 301

Eenheid 307

,,Welkzalhetteekenzijnvan

Uwe

toekomst?" . . . . 309 Dat gaat mij niet aan 311

"f Ouderling Lafayette

Thatcher Hatch . blz. 312 Oorsprong van de „Gereor-

ganiseerde Kerk" . ,. 313

,. 315

316

Uitgegeven door de Nederlandsche Zending, Crooswijkschesingel 16B,

Rotterdam

Verkrijgbaar in alle

vertakkingen der Zending.

Abonnementsprijs per jaar: Nederland ƒ3.

, Buitenland ƒ4.

.

Afzonderlijke nummers 15 cent.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is gekozen voor een kleine groep mensen, een familie, om aan te geven dat het geen grote groepen mensen waren die rondtrokken.. Het landschap is besneeuwd om aan te geven

Het bezwaarschrift moet gemotiveerd zijn en te worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, Postbus 200, 3940 AE Doorn. Het

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Zij is geen samenvatting van het voorgaande (dat is met deze veelheid aan gegevens welhaast onmogelijk) en evenmin een conclusie in de strikte zin van het woord. Aan

Tot ik de lange weg-terug beëindig U op de laatste heuvel wachtend zie en U mij bij mijn voornaam aanroept zelfs op mij toesnelt, aan uw hart drukt als was ik door uw schuld van

Op deze reis had ik een schitterende gelegenheid om de Jood- sche nederzettingen te bestudeeren, die over geheel Palestina ver- rijzen, getuigend van het feit dat God Zijn

zijn, die goden genaamd worden ! Dat zegt nog niet dat zij het zijn.&#34; Hier is alweer dat op den klank afgaan zonder even na te denken. Wij vragen of er in den hemel wezens

Een oor van iemand die denkt dat de gedachte in zijn eigen hoofd wordt geboren als­ie op een dag bij de Verlengde Kruisweg de Vlaaksedijk op draait, uit eigen beweging naar