• No results found

Vaste verkoopprijzen voor medicijnen beoordeeld onder artikel 34 VWEU van Leeuwen, Barend

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vaste verkoopprijzen voor medicijnen beoordeeld onder artikel 34 VWEU van Leeuwen, Barend"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vaste verkoopprijzen voor medicijnen beoordeeld onder artikel 34 VWEU van Leeuwen, Barend

Published in:

Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht

DOI:

10.5553/NtER/138241202017023003004

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:

2017

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

van Leeuwen, B. (2017). Vaste verkoopprijzen voor medicijnen beoordeeld onder artikel 34 VWEU.

Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht, 2017(3), 62-67.

https://doi.org/10.5553/NtER/138241202017023003004

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

The publication may also be distributed here under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license.

More information can be found on the University of Groningen website: https://www.rug.nl/library/open-access/self-archiving-pure/taverne- amendment.

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Vrij verkeer

Vaste verkoopprijzen voor medicijnen beoordeeld onder artikel 34 VWEU

Dr. B.J. van Leeuwen*

In Deutsche Parkinson Vereinigung oordeelt het Hof van Justitie dat het Duitse vaste verkoopprijssysteem voor medicijnen artikel 34 VWEU schendt. Deze bijdrage analyseert op welke manier het Hof van Justitie een beperking van artikel 34 VWEU heeft vastgesteld.

Daarnaast wordt aandacht besteed aan de beoordeling van de rechtvaardigingsgrond en de evenredigheid van de beperking. Hoewel lidstaten op het terrein van volks- gezondheid een ruime beoordelingsvrijheid hebben, eist het Hof van Justitie wel dat zij hun beleid onderbouwen met voldoende bewijs. Hier slaagt Duitsland niet in: er is geen enkel bewijs dat vaste verkoopprijzen de beschikbaarheid en kwaliteit van medicijnen verbeteren.

HvJ 19 oktober 2016, zaak C-148/15, Deutsche Parkin- son Vereinigung eV/Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs eV, ECLI:EU:C:2016:776

Inleiding

Is de Duitse wetgeving die vaste verkoopprijzen voor medicijnen oplegt verenigbaar met artikel 34 VWEU? In Deutsche Parkinson Vereinigung oordeelt het Hof van Justitie dat een dergelijke regel een beperking van artikel 34 VWEU met zich meebrengt, omdat het voor buiten- landse handelaren belangrijker is dan voor binnenlandse handelaren om op prijs te kunnen concurreren om zo toegang tot de Duitse markt te krijgen. Hoewel deze beperking gerechtvaardigd kan worden op grond van het beschermen van de volksgezondheid, heeft Duitsland geen overtuigend bewijs aangeleverd om aan te tonen dat een vaste verkoopprijs daadwerkelijk bijdraagt aan het garanderen van de kwaliteit en de beschikbaarheid van medicijnen. Er is daarom sprake van een schending van artikel 34 VWEU.

Dit arrest van het Hof van Justitie is het derde arrest in een serie van arresten waarin de Nederlandse online

* Dr. B.J. (Barend) van Leeuwen is universitair docent Europees Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen.

apotheek DocMorris (‘Medikamente allein sind nicht genug’) een belangrijke rol speelde bij het aanvechten van Duitse wetgeving over de verkoop van medicijnen op de Duitse markt. De voorname rol van DocMorris in deze zaken is niet geheel verrassend: hoewel het een Nederlands bedrijf is, richt het zich bijna volledig op de Duitse markt voor medicijnen. En laat die markt nu om meerdere redenen niet bepaald toegankelijk zijn voor buitenlandse apothekers. In het eerste arrest, DocMor- ris,1 vocht DocMorris het Duitse verbod van online ver- koop van receptplichtige medicijnen (medicijnen waar de patiënt een recept van een arts voor nodig heeft) en van niet-receptplichtige medicijnen (medicijnen die zonder recept gekocht kunnen worden) aan. Het Hof van Justitie oordeelde dat het verbod op de online ver- koop van niet-receptplichtige medicijnen in strijd was met artikel 34 VWEU. In reactie op DocMorris heeft Duitsland vervolgens niet alleen de online verkoop van niet-receptplichtige medicijnen toegestaan, maar ook van receptplichtige medicijnen.

Enkele jaren later kwam het Duitse Fremdbezitzverbot onder vuur te liggen.2 Volgens dit beginsel hadden alleen gekwalificeerde apothekers het recht om een apo- theek te houden. DocMorris wilde een filiaal openen in Saarbrücken. Dit werd echter onmogelijk gemaakt door het Fremdbezitzverbot, omdat DocMorris geen apothe- ker in dienst had die het filiaal zou gaan leiden. Het Hof van Justitie oordeelde dat het hier ging om een beper- king van het vrij verkeer van vestiging, die gerechtvaar- digd kon worden op basis van het beschermen van de volksgezondheid. Deze slag werd door DocMorris dus verloren, maar tegelijkertijd zou je kunnen zeggen dat dit een Pyrrhusoverwinning voor de Duitse apothekers was. Door het in stand houden van het Fremdbesitzver- bot werd het immers nog belangrijker voor buitenlandse apothekers om op andere manieren toegang te krijgen tot de Duitse markt – zoals bijvoorbeeld via het internet.

En omdat Duitsland het nu voor zowel receptplichtige

1. HvJ 11 december 2003, zaak C-322/01, Deutsche Apothekerverband, ECLI:EU:C:2003:664.

2. HvJ 19 mei 2009, gevoegde zaken C-171/07 en C-172/07, Apotheker- kammer des Saarlandes e.a., ECLI:EU:C:2009:316.

62

NtEr mei 2017 | nr. 3 doi: 10.5553/NtER/138241202017023003004

(3)

medicijnen als niet-receptplichtige medicijnen mogelijk had gemaakt om online gekocht te worden, zou Duits- land opnieuw snel de confrontatie met DocMorris aan- gaan.

Feitelijke achtergrond

De Duitse geneesmiddelenwet bepaalt dat het Bondsmi- nisterie van Economische Zaken gemachtigd is om prijs- marges vast te stellen voor medicijnen die door apothe- kers worden verkocht.3 Voor receptplichtige medicijnen wordt een vaste verkoopprijs vastgesteld die op alle apo- theken in Duitsland van toepassing is. In oktober 2012 werd aanvullende wetgeving aangenomen waarin expli- ciet werd aangegeven dat deze uniforme verkoopprijs ook van toepassing is op medicijnen die direct uit het buitenland aan Duitse patiënten werden geleverd. Doc- Morris moest zich dus ook houden aan de uniforme ver- koopprijzen die door het Bondministerie waren vastge- steld. Door deze wetswijziging kwam het prijsbeleid van DocMorris nog eens nader onder de loep te liggen.

In 2009 was DocMorris een samenwerkingsverband aangegaan met de Deutsche Parkinson Vereinigung (DPV). DPV is een belangenorganisatie voor patiënten met de ziekte van Parkinson. Volgens het samenwer- kingsverband konden leden van DPV bij aankopen bij DocMorris gebruikmaken van een bonussysteem. Hier- door konden zij verschillende kortingen krijgen op receptplichtige medicijnen. Deze zouden vervolgens mogelijk onder de in Duitsland geldende vaste verkoop- prijs verkocht worden. Dit was tegen het zere been van de Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs (ZBW), een organisatie die in Duitsland oneerlijke mededinging bestrijdt. ZBW spande daarom een proce- dure aan tegen DPV, omdat deze de Duitse geneesmid- delenwet schond. In eerste instantie werd ZBW in het gelijk gesteld. Het Landgericht oordeelde dat DPV zich schuldig had gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken door het aanbieden van medicijnen onder de geldende vaste verkoopprijs. DPV ging tegen deze uitspraak in beroep bij het Oberlandesgericht (OLG) Düsseldorf.

Hoewel de hogere Duitse rechters al meerdere malen hadden geoordeeld dat het vaste verkoopprijssysteem in de Duitse geneesmiddelenwet verenigbaar was met arti- kel 34 VWEU, twijfelde het OLG Düsseldorf hieraan.

Daarom legde het in maart 2015 twee vragen voor aan het Hof van Justitie. De eerste vraag was of het vaste verkoopprijssysteem een maatregel van gelijke werking betrof onder artikel 34 VWEU. De tweede vraag richtte zich op de rechtvaardiging van een mogelijke beperking:

kon Duitsland zich in dit geval beroepen op het doel om een gelijkmatige geneesmiddelenvoorziening van de bevolking in heel Duitsland, en dan met name in lande- lijke gebieden, te waarborgen?

3. Par. 78 van het Arzneimittelgesetz.

De Conclusie van advocaat- generaal Szpunar

In juni 2016 publiceert advocaat-generaal Szpunar zijn Conclusie.4 Hij begint met de vraag of er hier sprake is van een beperking van artikel 34 VWEU. Hierbij hanteert hij twee verschillende beoordelingskaders.

Advocaat-generaal Szpunar begint met het traditionele beoordelingskader van Dassonville.5 Hij oordeelt dat concurrentie op prijs voor ondernemers een essentieel onderdeel is van het proberen om toegang te krijgen tot een buitenlandse markt. Wanneer wetgeving een vaste verkoopprijs oplegt, wordt aan buitenlandse handelaars een belangrijke concurrentiefactor ontnomen. Op die manier wordt het hun moeilijker gemaakt om toegang te krijgen tot de Duitse markt voor medicijnen. Advocaat- generaal Szpunar wijst dan ook op de daling van de ver- koop van medicijnen door DocMorris in Duitsland nadat de vaste verkoopprijs ook op de online verkoop door buitenlandse apothekers van toepassing was ver- klaard.6 Volgens advocaat-generaal Szpunar is het dan ook duidelijk dat er hier sprake is van een MVGW. Des- alniettemin besluit hij om de Duitse regel vervolgens onder Keck7 te beoordelen.

Voordat hij deze toetsing onder Keck uitvoert, geeft advocaat-generaal Szpunar zijn sterke voorkeur aan voor Dassonville als het meest geschikte beoordelingskader voor deze casus. Volgens hem heeft een vaste verkoop- prijsregel een rechtstreeks effect op de handel tussen lidstaten en komt deze zelfs dicht in de buurt van een productvereiste, omdat producten immers vaak voorzien zijn van een prijsetiket. Met frisse tegenzin toetst de advocaat-generaal de regel dan ook aan de twee mitsen van Keck. Het is duidelijk dat het vaste verkoopprijssys- teem van toepassing is op zowel binnenlandse als bui- tenlandse apothekers, en zowel op ingevoerde als Duitse medicijnen. Aan de eerste mits van Keck is daarom vol- daan. Vervolgens is het de vraag of er sprake is van directe of indirecte discriminatie van buitenlandse apo- thekers. Hier maakt advocaat-generaal Szpunar een link met het Fremdbesitzverbot: dit verbod maakt het voor buitenlandse apothekers die toegang willen krijgen tot de Duitse markt nog belangrijker om op prijs te kunnen concurreren. Het is een essentieel middel voor apothe- ken zoals DocMorris om op de Duitse markt actief te kunnen zijn. De vraag of er sprake is van discriminatie

4. Conclusie van A-G Szpunar in zaak C-148/15, Deutsche Parkinson Ver- einigung, ECLI:EU:C:2016:394.

5. HvJ 11 juli 1974, zaak C-8/74, Dassonville, ECLI:EU:C:1974:82.

6. Conclusie van A-G Szpunar in Deutsche Parkinson Vereinigung, punt 18.

7. HvJ 24 november 1993, gevoegde zaken C-267/91 en C-268/91, Keck en Mithouard, ECLI:EU:C:1993:905. Het Hof van Justitie oordeelde in Keck dat verkoopmodaliteiten – regels die zien op de omstandigheden waaronder een product op de markt kan worden gebracht – geen beperking van art. 34 VWEU met zich meebrengen als zij voldoen aan twee mitsen (punt 16): (1) zij moeten van toepassing zijn op alle markt- deelnemers en (2) zij moeten rechtens en feitelijk dezelfde invloed heb- ben op de verhandeling van nationale producten als op de verhandeling van geïmporteerde producten.

63

(4)

dient beoordeeld te worden vanuit het perspectief van apotheken in het algemeen – niet slechts van online apo- theken. De advocaat-generaal maakt hier een verbinding met DocMorris, waarin het Hof van Justitie had gesteld dat door het verbod op online verkoop van medicijnen buitenlandse producenten van medicijnen een alterna- tief middel ontnomen werd om Duitse gebruikers van medicijnen te bereiken. Deze redenering is ook van toe- passing op deze casus, omdat het kunnen concurreren op prijs een belangrijk middel is om toegang tot de Duitse markt te krijgen. Dus worden buitenlandse apo- theken door een vaste verkoopprijs harder geraakt dan Duitse apotheken en is er sprake van indirecte discrimi- natie.8 Er is niet voldaan aan de tweede mits van Keck en het vaste verkoopprijssysteem in de Duitse geneesmid- delenwet is een MVGW onder artikel 34 VWEU.

Vervolgens komt de advocaat-generaal aan bij de recht- vaardigingsgrond. Duitsland voert drie verschillende gronden aan, die allemaal onder het beschermen van de gezondheid van mensen in artikel 36 VWEU vallen: de gelijkmatige voorziening van medicijnen in heel Duits- land, het garanderen van de kwaliteit van medicijnen en het beheersen van de kostenontwikkeling in de gezond- heidssector. De derde grond wordt door advocaat-gene- raal Szpunar direct afgewezen als van economische aard.

Voor de overige twee gronden gaat de advocaat-generaal verder met de evenredigheidstoets. Voor beide recht- vaardigingsgronden komt hij tot de conclusie dat het gekozen middel niet geschikt is om het doel te bereiken.

Prijsconcurrentie tussen apotheken heeft juist een posi- tief effect op de gelijkmatige geneesmiddelenvoorzie- ning. Op deze manier kunnen patiënten in afgelegen gebieden direct online medicijnen bestellen. Met name bij patiënten met de ziekte van Parkinson, die in een later stadium van hun ziek steeds minder mobiel wor- den, zou deze mogelijkheid juist belangrijk zijn. De advocaat-generaal concludeert dan ook dat het verband tussen de Duitse maatregel en het gekozen doel te zwak is.9 Dit geldt ook voor het garanderen van de kwaliteit van medicijnen en de kwaliteit van dienstverlening.

Hierbij is het van essentieel belang dat het gaat om receptplichtige medicijnen. Deze medicijnen worden dus altijd voorgeschreven door artsen, en het is op het moment van voorschrijven dat er een belangrijke kwali- teitscontrole plaatsvindt. Apothekers kunnen daardoor geen rechtstreekse invloed uitoefenen op de omvang van de verkoop van geneesmiddelen en de prijs van medicij- nen heeft geen directe invloed op de hoeveelheid medi- cijnen die verkocht wordt. Opnieuw geldt dus dat het middel niet geschikt is om het doel te bereiken. Hij merkt ten slotte nog op dat het bij het rechtvaardigen van beperkingen van het vrij verkeersrecht van groot belang is dat de lidstaat bewijs levert om aan te tonen dat het gekozen middel daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van het doel.10 In dit geval heeft Duitsland op

8. Conclusie A-G Szpunar in Deutsche Parkinson Vereinigung, punt 37.

9. Conclusie A-G Szpunar in Deutsche Parkinson Vereinigung, punten 51-54.

10. Conclusie A-G Szpunar in Deutsche Parkinson Vereinigung, punt 72.

geen enkele wijze aan kunnen tonen dat het vaste prijs- systeem bijdraagt aan het garanderen van een gelijkmati- ge voorziening van medicijnen en het garanderen van de kwaliteit van medicijnen. Aan de noodzakelijkheidstoets komt de advocaat-generaal dus ook niet toe. Hij merkt nog wel op dat Duitsland een systeem van maximum- prijzen had overwogen. Dit was mogelijk een minder ingrijpende maatregel geweest. Al met al concludeert advocaat-generaal Szpunar dat er sprake is van een schending van artikel 34 VWEU.

Het arrest van het Hof van Justitie

Het arrest van het Hof van Justitie is aanzienlijk korter dan de Conclusie van advocaat-generaal Szpunar.11 Hoewel het Hof van Justitie en de advocaat-generaal bij alle vragen tot dezelfde uitkomst komen, is er wel een aantal verschillen. Bij de vraag of er in deze casus sprake is van een beperking van artikel 34 VWEU begint het Hof van Justitie met het uiteenzetten van de Dassonville- formule. Direct hierna verwijst het Hof van Justitie naar zijn eerdere uitspraak in DocMorris, waarin het geoor- deeld had dat het Duitse verbod op de online verkoop van medicijnen buitenlandse apotheken meer hinderde dan Duitse apotheken en dat dus niet aan de tweede mits van Keck voldaan was. Deze logica wordt vervol- gens ook toegepast op het vaste verkoopprijssysteem, omdat de online verkoop een belangrijk middel is voor buitenlandse apotheken om toegang te krijgen tot de Duitse markt. Prijsconcurrentie is voor hen belangrijker dan voor Duitse apotheken, omdat dit het enige middel is waarop online apotheken als DocMorris kunnen con- curreren met Duitse apothekers. Een vaste verkoopprijs belemmert de toegang tot de Duitse markt voor buiten- landse apotheken dus meer dan voor Duitse apotheken.

Er is dus sprake van een MVGW onder artikel 34 VWEU. Bij het beoordelen van de rechtvaardigings- grond voor de vaste verkoopprijs voor medicijnen neemt het Hof van Justitie een principiële positie in. Hoewel het de lidstaten vrij staat om zelf te bepalen welk niveau van bescherming van de volksgezondheid zij willen waarborgen en zij daarom beschikken over een zekere beoordelingsvrijheid, dient artikel 36 VWEU strikt te worden uitgelegd. Het gaat hier immers om uitzonde- ringen op het vrij verkeer van goederen, een van de fun- damentele beginselen van de interne markt. Die strikte uitleg heeft met name een effect op de onderbouwing van de rechtvaardigingsgrond door de lidstaten. Hoewel het Hof van Justitie in deze casus in principe bereid is om de gezondheid van mensen in artikel 36 VWEU te accepteren als rechtvaardigingsgrond, is het strikt bij de toepassing van de geschiktheidstoets. De door de lid- staat aangevoerde rechtvaardigingsgronden moeten

‘gepaard gaan met een onderzoek naar de geschiktheid

11. HvJ 19 oktober 2016, zaak C-148/15, Deutsche Parkinson Vereinigung, ECLI:EU:C:2016:776.

64

NtEr mei 2017 | nr. 3 doi: 10.5553/NtER/138241202017023003004

(5)

en evenredigheid van de door deze staat genomen maat- regel’.12 Hierbij moet een lidstaat ‘specifieke gegevens ter onderbouwing van zijn betoog aanleveren’.13 De nationale rechter mag niet te gemakkelijk accepteren dat een maatregel geschikt en noodzakelijk is. Dit mag alleen ‘aan de hand van nauwkeurige statistische gege- vens of met andere middelen’.14 Deze gegevens moeten redelijkerwijs kunnen leiden tot het oordeel dat het gekozen middel geschikt is. Hiermee wordt de beoorde- lingsvrijheid van de lidstaten dus behoorlijk ingeperkt.

Het feit dat het gaat om de bescherming van de volksge- zondheid heeft hier geen directe invloed op. Hoewel lid- staten beschikken over een beoordelingsmarge, moet hun oordeel wel ergens op gebaseerd zijn. Lidstaten krijgen dus vrijheid in het maken van een eigen afwe- ging, maar het Hof van Justitie eist wel dat die afweging gebaseerd is op objectieve gegevens die ook door de rechter beoordeeld kunnen worden. En dat is precies waar het in deze casus misgaat: Duitsland heeft op geen enkele wijze aangetoond dat een vaste verkoopprijs voor medicijnen een betere geografische spreiding van apo- theken waarborgt. Het Hof van Justitie volgt de Com- missie en de advocaat-generaal in hun oordeel dat toege- nomen prijsconcurrentie tussen apotheken juist bevor- derlijk is voor een meer gelijkmatige voorziening van medicijnen. Kortom: Duitsland heeft zijn huiswerk niet goed genoeg gedaan. Er is onvoldoende bewijs dat de vaste verkoopprijs ook daadwerkelijk leidt tot een sprei- ding van apotheken en beschikbare medicijnen. Dus is er sprake van een schending van artikel 34 VWEU.

Commentaar

De verhouding tussen Keck en Dassonville bij nationale prijsmaatregelen

Het arrest van het Hof van Justitie in Deutsche Parkinson Vereinigung dient geplaatst te worden in een serie recen- te uitspraken over nationale regels die de prijs van een product vaststelden of die directe invloed uitoefenden op de prijs waarvoor een product verkocht kon worden.

Voor Keck (pre-1993) werden dit soort regels direct onder Dassonville beoordeeld. Zo oordeelde het Hof van Justitie in Van Tiggele15 dat een minimumprijs voor jenever een MVGW oplevert wanneer deze het onmoge- lijk maakt om voordeel te halen uit lagere productieprij- zen in het buitenland. Na Keck was het onduidelijk of prijsmaatregelen nog steeds onder Dassonville vielen, of dat het hier ging om de omstandigheden waaronder een product op de markt kon worden gebracht. In dat geval waren prijsmaatregelen een typisch voorbeeld van ver- koopmodaliteiten en zouden deze dus onder Keck beoordeeld moeten worden. In Fachverband der Buch- und Medienwirtschaft beoordeelde het Hof van Justitie de Oostenrijkse wetgeving die een vaste verkoopprijs

12. Deutsche Parkinson Vereinigung, punt 35.

13. Deutsche Parkinson Vereinigung, punt 35.

14. Deutsche Parkinson Vereinigung, punt 36.

15. HvJ 24 januari 1978, zaak C-82/77, Van Tiggele, ECLI:EU:C:1978:10.

voor boeken vaststelde onder Keck.16 In Scotch Whisky Association moest het Hof van Justitie Schotse wet- geving beoordelen die een minimumprijs per eenheid alcohol (MPU) oplegde.17 Hoewel advocaat-generaal Bot opnieuw voor de Keck-route koos, ging het Hof van Justitie niet zo uitgebreid in op de aard van deze beper- king. Na het uiteenzetten van de Dassonville-formule concludeerde het Hof van Justitie slechts dat een MPU- regel de toegang tot de markt belemmert, omdat zij het niet mogelijk maakt om de lagere kostprijs tot uiting te laten komen in de verkoopprijs. Dit klinkt helemaal als Van Tiggele, maar erg duidelijk is het niet. Die onduide- lijkheid werd nog eens verstevigd doordat het Hof van Justitie expliciet verwees naar de conclusie van advo- caat-generaal Bot, die de MPU-regel juist onder Keck had beoordeeld.

Na Deutsche Parkinson Vereinigung kan niet anders dan geconcludeerd worden dat de onduidelijkheid omtrent het juiste beoordelingskader voor nationale prijsmaatre- gelen nog steeds bestaat. Bij een MPU-regel zou nog gesteld kunnen worden dat er een directe link is tussen de inhoud van het product en de nationale regelgeving, en dat het daarom meer om een productvereiste gaat dan een verkoopmodaliteit. Dit lijkt enigszins op wat advo- caat-generaal Szpunar probeerde te doen in Deutsche Parkinson Vereinigung door te verwijzen naar de nood- zaak van het aanbrengen van een prijsetiket. Tegelijker- tijd houdt een vaste prijsregel zoals die in de Duitse geneesmiddelenwet geen direct verband met de inhoud van het product. Formeel gezien is het daarom juister om dergelijke vaste prijsmaatregelen onder Keck te beoordelen, aangezien het echt gaat om de omstandighe- den waaronder een product op de markt kan worden gebracht.

Met de nadruk op de belemmering van de markttoegang bevestigt het Hof van Justitie nog eens een serie van arresten (zoals De Agostini18 en Gourmet19) waarin de tweede mits van Keck sterk als een markttoegangstoets werd geïnterpreteerd. Toch blijft het vreemd dat er in Deutsche Parkinson Vereinigung geen enkele (expliciete) verwijzing naar Keck te vinden is. De eerste mits van Keck – is de regel van toepassing op alle marktdeelne- mers? – wordt bovendien niet geanalyseerd. Hiervoor zijn twee verklaringen mogelijk. De eerste – en meest conventionele – verklaring zou zijn dat uit de verwijzing naar DocMorris duidelijk blijkt dat het Hof van Justitie voortbouwt op die analyse en dus opnieuw onder de tweede mits van Keck een beperking van artikel 34 VWEU vindt. Dan zou het slechts gaan om een slordige manier van uitschrijven van de argumentatie. Een alter- natieve verklaring zou kunnen zijn dat het Hof van Jus- titie hier helemaal niet Keck als beoordelingskader han- teert, maar dat het de vaste verkoopprijsregel direct onder Dassonville beoordeelt. Dit zou niet helemaal

16. HvJ 30 april 2009, zaak C-531/07, Fachverband der Buch- und Medienwirtschaft, ECLI:EU:C:2009:276.

17. HvJ 23 december 2015, zaak C-333/14, Scotch Whisky Association, ECLI:EU:C:2015:845.

18. HvJ 9 juli 1997, zaak C-34/95, De Agostini, ECLI:EU:C:1997:344.

19. HvJ 8 maart 2001, zaak C-405/98, Gourmet, ECLI:EU:C:2001:135.

65

(6)

onverwacht komen na Scotch Whisky Association. Het zou betekenen dat het Hof van Justitie een markttoe- gangstoets direct toepast onder Dassonville en dat het discriminerende effect van de vaste verkoopprijsregel op buitenlandse apotheken direct leidt tot een MVGW onder Dassonville. Omdat het Hof van Justitie zeer kort door de bocht heeft beredeneerd en het bijna lijkt of er een aantal rechtsoverwegingen uit het arrest is gehaald, blijft het nu echter gissen welke van de twee verklarin- gen de correcte is.

En daarmee komen we bij de meer fundamentele vraag:

is er nog een reëel verschil tussen de wijze waarop het Hof van Justitie oordeelt of er sprake is van een beper- king van artikel 34 VWEU onder Dassonville en onder Keck? De keuze voor het beoordelingskader is eigenlijk puur formalistisch geworden. Immers, hoe je het ook wendt of keert, uiteindelijk komt het Hof van Justitie bij de meeste nationale prijsmaatregelen toch uit op een beperking van artikel 34 VWEU. De uitzondering voor verkoopmodaliteiten in Keck ziet op een bepaald type nationale maatregelen, maar dergelijke nationale maatre- gelen worden door het Hof van Justitie vervolgens net zo hard aangepakt als maatregelen die direct onder Das- sonville beoordeeld worden. Keck is niet langer – als het dat ooit geweest is – de veilige haven voor nationale regelgeving die het Hof van Justitie voor de tsunami van artikel 34 VWEU wil beschermen. Bij het beoordelen van de tweede mits van Keck – geen directe of indirecte discriminatie jegens buitenlandse producten – maakt het Hof van Justitie gebruik van hetzelfde arsenaal als onder Dassonville, waar de marktoegangstoets na Mickelsson en Roos20 nu ook een zelfstandig beoordelingskader is geworden om een beperking van artikel 34 VWEU vast te stellen. Het resultaat is dat de verschillende beoorde- lingskaders van Keck en Dassonville in inhoudelijk opzicht dusdanig geïntegreerd zijn, dat het voor de uit- komst weinig meer uitmaakt onder welk kader een casus beoordeeld wordt. De markttoegangstoets is een krach- tig wapen geworden dat onder beide beoordelingskaders door het Hof van Justitie gehanteerd wordt. Vanuit dit perspectief is het dan ook niet te verwonderlijk dat het Hof van Justitie na Scotch Whisky Association ook in Deutsche Parkinson Vereinigung niet al te veel moeite doet om duidelijk te maken voor welk beoordelingskader het überhaupt gekozen heeft. Voor de vorm was dit mooi geweest, maar in de praktijk maakt het zeer weinig uit: er is sprake van een beperking die gerechtvaardigd moet worden.

Gezondheid onder artikel 36 VWEU en de evenredigheidstoets

Artikel 168 lid 7 VWEU maakt duidelijk dat de EU niet de bevoegdheid heeft om het gezondheidsbeleid van de lidstaten te harmoniseren. Desalniettemin weten we dat het vrij verkeersrecht – en ook het mededingingsrecht – op de gezondheidszorg van toepassing zou kunnen zijn.21 Tegelijkertijd past het de EU – en het Hof van

20. HvJ 4 juni 2009, zaak C-142/05, Mickelsson en Roos, ECLI:EU:C:

2009:336.

21. Zie HvJ 28 april 1998, zaak C-158/96, Decker, ECLI:EU:C:1998:171.

Justitie – om lidstaten een ruime beoordelingsmarge te geven in het organiseren van hun gezondheidszorgsyste- men. Die beoordelingsmarge moet met name worden geoperationaliseerd door de evenredigheidstoets, die door het Hof van Justitie met verschillende intensiteiten kan worden toegepast. In Deutsche Parkinson Vereinigung slaat het Hof van Justitie gelijk een harde toon aan: arti- kel 36 VWEU is een uitzondering op artikel 34 VWEU en dient daarom strikt geïnterpreteerd te worden. De beoordelingsmarge van de lidstaten moet vanuit dat startpunt gezien worden. Vervolgens veroordeelt het Hof van Justitie Duitsland scherp voor het volledige gebrek aan bewijs ter onderbouwing van de rechtvaardi- gingsgrond. Hier wordt ook weer een link gelegd met Scotch Whisky Association, waarin het Hof van Justitie de Schotse wetgeving aan een zeer grondige noodzakelijk- heidstoets onderwierp. Vervolgens werd in dat arrest echter wel de ruimte gelaten aan de nationale rechter om tot een conclusie te komen over de vraag of de MPU- regel noodzakelijk was, of dat belastingmaatregelen een minder ingrijpend alternatief konden zijn. In Deutsche Parkinson Vereinigung neemt het Hof van Justitie zelf de touwtjes in handen, en gunt het de Duitse rechter de vrijheid niet om zelf tot een afweging van de evenredig- heid te komen. Juist in een zo gevoelig beleidsterrein als de gezondheidszorg was dit wellicht een verstandigere keuze geweest. Bovendien had het Hof van Justitie Duitsland zo nog de mogelijkheid tot een herkansing geboden om met een betere (statistische) onderbouwing van de rechtvaardigingsgrond te komen.

De harde toon van het Hof van Justitie jegens de Duitse Staat bij het analyseren van de evenredigheid staat in schril contrast met de toon bij het analyseren van de beperking van artikel 34 VWEU. Hier is niets nieuws onder de zon: het vaststellen van de beperking is altijd een meer abstracte exercitie geweest dan het uitvoeren van de evenredigheidstoets. Tegelijkertijd zou het Hof van Justitie er goed aan doen om op het gebied van de bewijslast naar iets meer balans te streven tussen datge- ne wat handelaars aan moeten tonen en datgene wat van de lidstaten verwacht wordt. De markttoegangstoets als beoordelingskader voor het vaststellen van een beper- king van artikel 34 VWEU wordt vaak zonder enige vorm van concreet bewijs toegepast.22 Hoewel DocMor- ris in Deutsche Parkinson Vereinigung in ieder geval nog een daling van de verkoopcijfers kon aantonen, wordt de markttoegangstoets meestal op uiterst abstracte wijze uitgevoerd. Nu van lidstaten een kritische onderbou- wing verwacht wordt, zou het Hof van Justitie ook iets hogere bewijseisen aan importeurs mogen stellen. Het Hof van Justitie zou er goed aan doen om – zelfs bij een schaarste aan onderbouwing of bewijs – op gevoelige terreinen als de gezondheidszorg de nationale rechter tot een uiteindelijk oordeel te laten komen. De analyse van het – gebrek aan – bewijs ter ondersteuning van de

22. Zie J. Snell, ‘The Notion of Market Access: A Concept or a Slogan?’, CML Rev 2010, vol. 47, nr. 347. Zie ook M. Jansson en H. Kalimo, ‘De minimis meets “market access”: Transformations in the substance – and the syntax – of EU free movement law?’, CML Rev 2014, vol. 51, nr. 523.

66

NtEr mei 2017 | nr. 3 doi: 10.5553/NtER/138241202017023003004

(7)

rechtvaardigingsgrond kan bij zulke nationale beleids- terreinen immers het beste op nationaal niveau plaats- vinden.

Ten slotte is de vraag welke gevolgen dit arrest zal heb- ben voor de Nederlandse rechtspraktijk. In Nederland werd in 1996 de Wet Geneesmiddelenprijzen aangeno- men. Volgens deze wet hanteert Nederland voor medi- cijnen een systeem van maximumprijzen. Dit was ook de optie die door advocaat-generaal Szpunar werd aan- gewezen als een minder ingrijpend alternatief voor het Duitse vaste verkoopprijssysteem. De Nederlandse maximumprijzen worden door de minister van Volksge- zondheid bij ministeriële regeling vastgesteld en kunnen twee keer per jaar worden aangepast. De maximumprijs van een medicijn wordt bepaald op basis van de gemid- delde prijs van dat medicijn in vier verschillende landen:

België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Konink- rijk. Als het afschaffen van vaste verkoopprijzen in Duitsland leidt tot meer prijsconcurrentie en dus tot lagere prijzen, zal dit dan ook gevolgen hebben voor de maximumprijzen in Nederland.

67

(8)

Experts uit wetenschap en praktijk selecteren per rechtsgebied de

meest relevante uitspraken. Deze uitspraken worden voor u samengevat, gerubriceerd, voorzien van kort commentaar en doorzoekbaar gemaakt op de Updates-portalen. Daarnaast ontvangt u (twee)wekelijks een attendering om continu bij te blijven.

Ga naar www.proefabonnement.boomjuridisch.nl en meld u vandaag nog aan voor 2 maanden gratis toegang

RECHTSPRAAK UPDATES

GESELECTEERDE EN GERUBRICEERDE

JURISPRUDENTIE PER RECHTSGEBIED

(9)

TIKELEN

WWW.TIJDSCHRIFTEN.BOOMJURIDISCH.NL DE ONLINE TIJDSCHRIFTENPOR TAL VAN BOOM JURIDISCH

bevat ruim 14.000 wetenschappelijke artikelen;

bestaat uit meer dan 30 tijdschriften;

houdt u op de hoogte met de gratis e-mailattendering

U kunt een abonnement nemen op één of meer tijdschriften, maar ook op de gehele portal (all-in).

Interesse in een all-in-abonnement of een langere proefperiode? Neem dan contact op met onze

salesafdeling via sales@bju.nl of bel met 070-330 70 92.

(10)

Nieuw: Masterreeks KEI

alle ins en outs rondom het procesrecht

- Webinar 1: Het digitale dossier mr. Menno Weij | 2 oktober 2017

- Webinar 2: Basis en maatwerk: de processtukken mr. Matthijs Ariëns | 2 november 2017

- Webinar 3: Basis en maatwerk: de zittingen en de regiefunctie van de rechter

mr. Hans Steenberghe | 15 november 2017

- Webinar 4: Incidenten, uitspraken, verzet en hoger beroep, overgangsrecht

mr. Steven Venhuizen | 30 november 2017

Ga naar www.boomjuridischopleidingen.nl voor meer informatie of gelijk inschrijven

www.boomjuridischopleidingen.nl

8 PO

(11)

Milieu

39 Steekt de wind op? De Strategische Milieueffectrapportage verruimd

Mr. F.M. Fleurke

Rechtsbescherming

44 Tele2: de afweging tussen privacy en veiligheid nader omlijnd. Een tweede arrest over de bewaarplicht van telecommunicatiegegevens in het Europees recht Mr. N. Falot en dr. H. Hijmans

Vrij verkeer

53 Spanning tussen het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheids- en transparantiebeginsel bij het uitsluiten van ondernemingen in het aanbestedingsrecht

Mr. G. Bouwman

62 Vaste verkoopprijzen voor medicijnen beoordeeld onder artikel 34 VWEU

Dr. B.J. van Leeuwen

Nederlands tijdschrift voor Europees recht NtEr 2017/afl., p. …

Formule

Nederlands tijdschrift voor Europees recht bericht over de band tussen het Europees recht en de Nederlandse rechts- praktijk. Daarbij streeft het naar het toegankelijk maken van actuele juridische informatie die van belang is voor de in Nederland werkzame jurist, zowel op Europees als op Neder- lands niveau.

Redactie Mr. M.K. Bulterman Mr. dr. H. van Eijken Mr. drs. M.A. Fierstra Mr. J.C. van Haersolte Mr. E. Oude Elferink Prof. mr. L.A.J. Senden Mr. drs. H.A.G. Temmink Medewerkers Prof. mr. R. Barents Mr. J.C.M. van der Beek Mr. G.P. van Duijvenvoorde Mr. M.J.J.M. Essers Mr. F.M. Fleurke Mr. M.J. Frese Mr. dr. H.J. van Harten Prof. mr. M.B.M. Loos Mr. H. Oosterom-Staples Mr. drs. N. Saanen-Siebenga Mr. K. Sevinga

Mr. H.M.H. Speyart Mr. M.I. Veldt-Foglia Redactiesecretariaat

Kopij kan per e-mail worden gezonden aan mw. T.I. Colen- brander, tel. 06-16815485, e-mail nter@hotmail.nl. Auteurs- instructies zijn bij de redactiesecretaris verkrijgbaar.

Aanwijzing voor auteurs

Een auteur die een bijdrage voor dit tijdschrift aanlevert, geeft de uitgever tevens een niet-exclusief recht de bijdrage geheel of gedeeltelijk op te nemen in de door Boom juridisch (al dan niet in samenwerking met derden) geëxploiteerde data- base(s).

Uitgever Boom juridisch Kanonstraat 4-IV Postbus 85576 2508 CG Den Haag tel. 070-330 70 33 e-mail info@boomjuridisch.nl website www.boomjuridisch.nl Open Access beleid

Zes maanden na verschijning van het artikel staat het de auteur vrij om de definitieve pdf van zijn wetenschappelijke publicatie op het internet toegankelijk te maken. Voor meer informatie zie www.boomjuridisch.nl/open_access. Boom juridisch gaat ervan uit dat de auteur akkoord is met de daar te vinden licentievoorwaarden.

Abonnementen

Het Nederlands tijdschrift voor Europees recht verschijnt tien keer per jaar. De abonnementsprijs bedraagt in 2017

€ 272 (excl. btw) voor een online abonnement en € 370 (excl. btw, incl. verzendkosten) voor een plusabonnement.

Met een online abonnement heeft u toegang tot het volledi- ge online archief en ontvangt u een e-mailattendering. Met een plusabonnement ontvangt u tevens de gedrukte exem- plaren. Kijk op www.tijdschriften.boomjuridisch.nl voor meer informatie.

Ga naar www.boomjuridisch.nl om een abonnement af te sluiten. Hebt u vragen over de abonnementen? Neem dan contact op via tijdschriften@boomdistributiecentrum.nl of via 0522-23 75 55.

Advertenties

Voor het plaatsen van een advertentie in dit tijdschrift kunt u contact opnemen met Capital Media Services BV, tel. 024-3607710, e-mail mail@capitalmediaservices.nl.

ISSN 1382-4120

NtER_2017_23_03_omslag.indd 4 10-5-2017 09:51:54

(12)

MILIEU

Steekt de wind op? De Strategische Milieueffectrapportage verruimd

RECHTSBESCHERMING

Tele2: de afweging tussen privacy en veiligheid nader omlijnd

VRIJ VERKEER

Spanning tussen het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheids- en transparantiebeginsel bij het uitsluiten van ondernemingen in het aanbestedingsrecht

Vaste verkoopprijzen voor medicijnen beoordeeld onder artikel 34 VWEU

23e jaargang

.

nr. 3

.

mei 2017

NtER_2017_23_03_omslag.indd 1-2 10-5-2017 09:51:54

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De uitoefening van het recht van toegang, verbetering en verwijdering mag slechts worden beperkt voor zover die beperking onontbeerlijk is voor de uitoefening van de wettelijke taak

Bij artikel 3, 2°, van het ontwerp van koninklijk besluit worden de in artikel 1 bedoelde personeelsleden gemachtigd het identificatienummer te gebruiken, zulks uitsluitend voor de

De Commissie is daarom van mening dat in beginsel een overheid of een instelling, die machtiging tot toegang tot het Rijksregister heeft bekomen, de gegevens waarvan zij kennis heeft

Als de uitspraak van het OLG in hoger beroep bevestigd wordt, kunnen vonnissen van het CAS in Duitsland niet worden erkend, wat vervolgens de deur opent voor schadeclaims

Met ingang van 20 mei 2019 moeten verpakkingen van tabaksproducten geheel voldoen aan de vereisten van het Tabaks- en rookwarenbesluit omdat op 19 mei 2019 een overgangstermijn van

Een aanbieder van een uitkeringsproduct biedt de consument de mogelijkheid om een deel van de opgebouwde aanspraak op periodieke uitkeringen voortvloeiend uit een

besteding van de middelen (artikel 35). In artikel 35 zijn nadere bepalingen over deze accountantsverklaring opgenomen. publiekrechtelijke zbo’s die geen onderdeel zijn van de staat

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 8 oktober