• No results found

Voorblad bij tentamen Hart en Bloed

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorblad bij tentamen Hart en Bloed"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

§

Tentamen/vakcode: 8WB00 Aantal deelnemers: 98

Datum: 26 juni 2018

Begintijd: 13h30 Eindtijd: 16h30 (17h00 inclusief verlenging)

schriftelijk / notebook (*) 25 meerkeuzevragen en 10 open vragen Aantal pagina’s: 14 pagina’s (inclusief voorblad), 7 vellen + 1 antwoordformulier

(*) doorhalen wat niet van toepassing is

Instructies voor studenten en surveillanten

Schrijf op ieder pagina/vel je naam en student nummer.

Noteer de meerkeuze antwoorden in BLOKLETTERS op het bijgeleverde antwoordformulier.

Schrijf duidelijk en leesbaar.

Lever alle formulieren in!

Toegestane hulpmiddelen (mee te nemen door student):

- Rekenmachine (grafisch ja/nee) - Lineaal/geodriehoek

Opmerkingen:

In totaal kunt u 100 punten verdienen, 2 punten per meerkeuze vraag. En in totaal 50 punten voor de open vragen. Bij de open vragen is een indicatie gegeven van het aantal te verdienen punten. Er zijn teven 4 bonuspunten te verdienen bij de open vragen.

Inzage van het tentamen is in overleg met de docent.

Let op:

• toiletbezoek is alleen onder begeleiding toegestaan

• binnen 15 minuten na aanvang en 15 minuten voor het einde mag de tentamenruimte niet worden verlaten

• er dient altijd tentamenwerk (volledig ingevuld tentamenpapier: naam, studentnummer e.d.) te worden ingeleverd

• tijdens het tentamen dienen de huisregels in acht te worden genomen

• aanwijzingen van examinatoren en surveillanten dienen opgevolgd te worden

• etui ligt niet op tafel

• onderling worden geen hulpmiddelen geleend/uitgewisseld

Tijdens het maken van schriftelijke tentamens wordt onder (poging tot) fraude in ieder geval verstaan:

• gebruik van andermans ID-bewijs/campuskaart

• mobiele telefoon of enige andere media dragende devices liggen op tafel of zijn opgeborgen in de kleding

• (poging tot) gebruik van ongeoorloofde bronnen en hulpmiddelen, zoals internet, mobiele telefoon e.d.

• het gebruik van een clicker die niet je eigen clicker is

• ander papier voor handen hebben dan door de TU/e is verstrekt

• toiletbezoek (of naar buiten lopen) zonder toestemming of begeleiding

Voorblad bij tentamen Hart en Bloed

(2)
(3)

Meerkeuze vragen

NOTEER DE ANTWOORDEN IN BLOKLETTERS OP HET BIJGELEVERDE ANTWOORDFORMULIER 2 punten per meerkeuze vraag.

1. Welke onderdeel van het hart vormt in de normale anatomische positie een groot deel van de voorzijde van het hart?

A) Rechter atrium B) Linker atrium C) Rechter ventrikel D) Linker ventrikel

2. Een drukverschil ∆𝑃 stuwt de bloedflow door drie afzonderlijke capillaire systemen (capillary beds). Elk systeem heeft een weerstand R. Om de grootst mogelijke flow te verkrijgen, moeten de systemen ….. geplaatst worden. Dit leidt tot een totale weerstand van …..

A) in serie, 3𝑅 B) in serie, 𝑅 3⁄ C) parallel, 3𝑅 D) parallel, 𝑅 3⁄

3. De pulmonaalklep voorkomt terugstroom van bloed naar de:

A) pulmonaalarterie.

B) linker ventrikel.

C) rechter ventrikel.

D) aorta.

4. Welk van onderstaande parameters wordt het meest beïnvloed door een verdikking van de vaatwand?

A) Het axiale drukverschil tussen het arteriele en veneuze deel van de circulatie.

B) Het axiale drukverschil tussen het vaat-lumen en de interstiele ruimte.

C) De oncotische druk.

D) De hydrostatische druk.

5. Wat is de juiste volgorde van de vier fasen van de hartcyclus?

A) instroom fase, isovolumetrische relaxatie, isovolumetrische contractie, uitstroom fase.

B) instroom fase, isovolumetrische relaxatie, uitstroom fase, isovolumetrische relaxatie.

C) instroom fase, isovolumetrische contractie, uitstroom fase, isovolumetrische relaxatie.

D) instroom fase, uitstroom fase, isovolumetrische contractie, isovolumetrische relaxatie.

(4)

6. De vaatwandspanning is het hoogst in:

A) de aorta.

B) een middelgrote arterie C) een capillair

D) een middelgrote vene

7. Een patiënt ontwikkeld door een pathologisch proces meer bindweefsel in de linkerkamer, hierdoor neemt de compliantie van de linkerkamer af. Het einddiastolisch volume EDV:

A) blijft gelijk.

B) neemt toe.

C) neemt af.

D) wordt gelijk aan het ESV.

8. Hoe kan de cardiac output worden vergroot ? A) Door toename van de preload.

B) Door toenamen van het einddiastolisch volume.

C) A en B zijn beide juist.

D) A en B zijn beide onjuist.

9. Bij beschadiging van de vaatwand komt het bloed in contact met het sub-endotheliaal gelegen collageen. Welke factor zorgt ervoor dat trombocyten kunnen binden aan het sub-endotheliale collageen en hiermee de hemostase in gang zetten?

A) Thrombomodulin B) Von Willebrand factor C) Tissue factor

D) ADP

10. De afbeelding hiernaast vertoont het hartskelet met daarin de hartkleppen bevestigd. Hoe heet de hartklep die aangeduid wordt met het cijfer 4?

A) Mitraalklep B) Tricuspidaalklep C) Aortaklep D) Pulmonaalklep

11. Hypertrofie van het hart:

A) Verhoogt de contractiliteit, en verlaagt de wandspanning B) Verlaagt de contractiliteit, en verlaagt de wandspanning C) Verhoogt de contractiliteit, en verhoogt de wandspanning D) Verlaagt de contractiliteit, en verhoogt de wandspanning

(5)

12. Natriumcitraat wordt vaak gebruikt als anticoagulans (ontstollingsmiddel) in

laboratoriumprotocollen waarbij met bloed gewerkt wordt. Bij deze zogenaamde ‘in-vitro’

procedures heeft het toevoegen van natriumcitraat tot doel:

A) Het voorkomen van bloedplaatjes-activatie door het isoleren van Von Willebrand Factor.

B) Het voorkomen van trombone vorming via het intrinsieke stollingsproces.

C) Het bevorderen van fibrinolyse door activatie van plaminogeen activatoren.

D) Het bevorderen van fibrinolyse via het remmen van plaminogeen activator inhibitor.

13. De figuur hiernaast toont een microscopische opname van een bloedvat. Wat voor soort vat is dit?

A) Een arteriole B) Een venule C) Een arterie D) Een vene

14. Een myocardinfarct veroorzaakt veranderingen op het ECG. Wat is een typische, veelvoorkomende verandering?

A) Verkorting van de T golf B) Verbreding van de P golf

C) Verhoging van de baseline tussen P en Q.

D) Verhoging van de baseline tussen S en T.

15. De waarden verkregen tijdens het meten van de bloeddruk, zoals 120/80, A) komen overeen met de druk in de ventrikels gedurende systole en diastole.

B) geven de druk in de grote arteriën gedurende systole en diastole.

C) zijn hetzelfde in zowel de pulmonaire circulatie als de systemische circulatie.

D) Alle bovengenoemde antwoorden zijn juist.

16. De snelheid beperkende stap in het bloedstollingsproces is:

A) De vorming van het extrinsieke tenase complex.

B) De vorming van het protrombinase-complex dat trombine activeert.

C) De trombine-gestuurde polymerisatie van fibrine vezels.

D) De crosslinking van het fibrine netwerk en contractie van het stolsel.

17. In de figuur hiernaast geeft het lijnsegment ….. de systole weer.

A) DAB B) ABC C) BCD D) CDA

(6)

18. Een volwassen menselijk lichaam bevat 5 liter bloed. Welk percentage van het bloed bevindt zich in het lagedruk systeem?

A) 80%

B) 85%

C) 90%

D) 100%

19. Als de contractiliteit van de hartspier toeneemt zal de Frank-Starling Curve A) naar rechts verschuiven.

B) naar links verschuiven.

C) omhoog verschuiven.

D) omlaag verschuiven.

20. Meneer Jansen heeft een mechanische hartklep en gebruikt sintrom®, een vitamine K- antagonist. Op welk onderdeel van de bloedstolling grijpt dit middel in?

A) Primair hemostase B) Vasoconstrictie C) Secundaire hemostase D) Fibrinolyse

21. Er vindt filtratie plaats bij een capillair wanneer:

A) de osmotische druk in het capillair hoger is dan de hydrostatische druk.

B) de osmotische druk in het capillair lager is dan de hydrostatische druk.

C) de osmotische druk in het capillair hoger is dan in het interstitium.

D) de hydrostatische druk in het capillair lager is dan in het interstitium.

22. Welke bewering is waar?

A) Een glanslijn (Engels: intercalated disc) is de afbakening tussen de cardiomyocyten en de extracellulaire matrix.

B) Een glanslijn bevindt zich tussen een cardiomyocyt en een zenuwcel.

C) Een glanslijn bevat myofibrillen.

D) Een glanslijn bevat desmosomen.

23. Gevensterde (fenestrated) capillairen bevinden zich vooral in de:

A) nier, voor effectieve filtratie

B) spier, voor uitwisseling van grote moleculen

C) hersenen, voor het in stand houden van de “blood-brain barrier”

D) huid, voor uitwisseling van warmte

(7)

24. Welke van onderstaande verandering leidt niet tot een verhoogde systemische bloeddruk?

A) Afname van de cardiac output.

B) Afname van de arteriële diameter.

C) Toename van de arteriële vaatweerstand.

D) Sympathische simulatie.

25. Het risico op een turbulente bloedflow kan verlaagd worden door:

A) Vasodilatatie B) Inspanning C) Anemie D) Polycythemia

(8)

Open vragen

Noteer de antwoorden op het bijgeleverde TU/e tentamenpapier. Een indicatie van het aantal punten per vraag staat per vraag aangegeven. De bonus punten tellen extra. In totaal zijn er dus 54 punten te behalen.

NB: het totaal is 52 punten (dus totaal score 102 punten). Dat komt omdat ik in eerste instantie het aantal punten bij eerste deel vraag 29 ben vergeten te melden.

Daarnaast zijn er 4 bonuspunten te behalen.

26. Tijdens een bepaalde inspanning moet de bloedflow in het vaatbed van een skeletspier met 300% toenemen. Stel dat we dit vaatbed vereenvoudigen tot één enkel vat. Nb met 300%

toenemen is niet echt een goed formulering (NB:demands a 300% increase)

A) Om aan de toename in bloedflow te voldoen moet de diameter van het vat aangepast worden. Bereken de nieuwe radius 𝑟', als de initiële radius 𝑟( = 10 μm. (1 punt) B) Bereken de circumferentiële rek in de vaatwand, 𝜖++, als gevolg van de verandering in

diameter. (1 punt)

C) Bereken de toename/afname (in %) in de wandspanning als gevolg van de verandering in diameter. (1 punt)

D) Bepaal de nieuwe flowsnelheid als gevolg van de verandering in diameter, als de initiële snelheid 1 mm/s bedraagt. (2 punten)

E) Stel dat de viscositeit van het bloed constant blijft. Met welke factor neemt het Reynold’s nummer dan af/toe als gevolg van de verandering in diameter? (2 punten)

F) Het blijkt dat een deel van het vat beschadigd is, zodanig dat de Young’s modulus van de vaatwand in dat deel met 50% afgenomen is. Bepaal de nieuwe radius 𝑟, in het beschadigde deel van het vat. (2 punten)

G) Bereken ook de nieuwe flowsnelheid in het beschadigde deel. (2 punten).

H) Hoeveel moet de transmurale druk toenemen/afnemen om de vaatwandspanning in het beschadigde deel terug te brengen op het niveau van de fysiologische wandspanning (vraag C)? (2 punten)

I) Stel dat ons lichaam besluit om in plaats van de aanpassing in vaatdiameter (bij vraag 1) de bloedviscositeit aan te passen. Met welke factor moet de viscositeit dan toenemen/afnemen om de 300% toename in bloedflow te bewerkstelligen? (1 punt) J) Noem één manier om de bloedviscositeit toe te laten nemen zonder de vaatdiameter aan

te passen. Beargumenteer of de benodigde verandering in viscositeit (bij I) gerealiseerd kan worden met deze methode. Waarom wel/niet? (2 punten)

Key:

a. --.

/=1.2

1/2 à 𝑟' = 14.14 μm (1 points) b. 𝜖++ =1.131/

/ = 0.414 (1 point)

c. 𝑇 = 𝛥𝑃 ∙ 𝑟 à 𝑇 increases by 41.4% (1 point)

(9)

d. --.

/=7.8.

7/8/=1..8.

1/.8/ à 𝑣' = 2 mm/s (2 points) e. 𝑅𝑒 ='18;< à 2.828× increase (2 point)

f. 𝜎 =(3?>.𝜖++ à new 𝜖++ = 0.828 à 𝑟, = 18.28 μm (2 points) g. --@

/=1@2

1/2 à 𝐹'= 11.17𝐹( à --@

/=1@.8@

1/.8/ à 𝑣, = 3.34 mm/s (2 points)

h. ∆𝑃,𝑟,= ∆𝑃'𝑟' à ∆𝑃,⁄∆𝑃' = 0.77 à should be decreased by 23% (2 points) i. --.

/=</

<. à 𝜂'⁄ = 1/4 (viscosity should be reduced by a factor of 4) (1 points) 𝜂(

j. Reducing hematocrit, lowering fibrinogen concentration in plasma. Not possible to reduce viscosity by 4-fold. (2 points)

27. Zie onderstaand schema. Geef voor de letters A t/m D de juiste stollingsfactoren aan die een kernrol spelen bij de vorming van een thrombus. (4 punten)

Antwoord:

A: VIIa B: Xa C: Va D: IIa

28. Wat wordt verstaan onder de sinus coronarius? (2 punten)

Antwoord: Een verzamelvat (vene) dat het veneuze bloed van het hart ontvangt en uitmondt in het rechter atrium.

29. Prikkelvoortgeleiding en ECG.

-A) Beschrijf het verloop van de prikkelvoortgeleiding in het hart, startend met de Sinusknoop.

Geef daarbij aan waar in het hart de verschillende onderdelen van het prikkelgeleidingssysteem gelegen zijn. (2 punten)

A) Hoe lang duurt de prikkelvoortgeleiding in een gezond volwassen hart in rust? (1 punt) Op een standaard ECG is de optelsom van de elektrische activiteit van alle hartspiercellen af te lezen. Een opmerkelijke eigenschap is dat de richting van het QRS complex gelijk is aan die van de T golf.

(10)

B) Waardoor ontstaan het QRS complex en de T golf? (2 punten)

C) Verklaar waarom de polariteit / richting van het QRS complex en de T golf identiek zijn. (2 punten)

D) Een ECG kan opgenomen worden volgens de methode van Einthoven, Goldberger of Wilson. Wat is het belangrijkste verschil tussen de methode van Wilson en de andere twee methoden? (bonus: 2 punten)

Antwoord:

a. Sinusknoop (in atrium bij vena cava sup.), atria, AV knoop (op grensvlak atrium ventrikel naast aortaklep), bundel van his (in septum), purkinjevezels (in septum en ventrikel wand) b. 300 ms (500 reken ik ook goed). 800 ms = 0.5 punt

c.

i. QRS = depolarisatie ventrikels (contractie is fout).

ii. T golf = repolarisatie ventrikels (ontspanning is fout).

d.

i. Depolarisatiefront loopt in LV van apex naar basis

ii. Hierbij gaat de positieve zijde van de dipool naar de positieve electrode -> positieve uitslag.

iii. Repolarisatie verloopt in tegengestelde richting (van basis naar apex) omdat de cellen in de basis als eerste gaan repolariseren en die in de apex als laatste.

iv. Hierdoor blijft de oriëntatie van de dipool gelijk, maar beweegt deze in tegengestelde richting (basis -> apex) met de negatieve zijde naar de negatieve elektrode ->

wederom positieve uitslag.

e. Eindhoven en Goldberger meten in het frontale vlak, Wilson meet hier haaks op en laat dus verschillen tussen de voor- en achterzijde van het hart zien.

30. Op het moment dat er vasodilatatie optreedt in de arteriën, is er over het algemeen ook sprake van vasoconstrictie in de microcirculatie van de hersenen. Leg uit waarom er in de microcirculatie van de hersenen vasoconstrictie plaatsvindt. (2 punten)

Antwoord: Als gevolg van vasodilatatie is er een verhoogde flow. De hersenen hebben behoefte aan constante flow, dus wordt hier voor de systemisch verhoogde bloedflow gecompenseerd via lokale regulatiesystemen.

31. Een jonge vrouw doet een rustige fietstest bij de cardioloog. Zij heeft tijdens die test een hartslagfrequentie van 160 slagen per minuut. Haar bloeddruk is 130/90 mmHg. Het einddiastolisch volume bedraagt 110 mL en de ejectiefractie bedraagt 45%.

A) Hoe groot is haar cardiac output tijdens deze fietstest? (2 punten) B) Bereken de M.A.P. van deze vrouw. (1 punt)

C) Teken de druk-volume lus van deze vrouw. (2 punten)

D) Beargumenteer aan welke harttaandoening deze vrouw waarschijnlijk leidt en met welke klachten zij bij de cardioloog terecht is gekomen. (bonus: 2 punten)

(11)

Antwoord

a. Ejectiefractie= SV/110 = (110-ESV)/110 =45%; 45%= SV/110; à SV=49,5 mL = ca 50 mL, ESV=110-50 = 60 mL (of exact: 110-49,5=60,5 mL). Dan is de cardiac output 160 x 49,5=7,920 L/min of afgerond: 8 L/min.

b. MAP= 90+ 1/3(130-90)=103,3 mmHg in rust, maar omdat HF=160 slagen per minuut: Systole en diastole duren even lang. Dan geldt: MAP = 110 mmHg. Beide antwoorden heb ik

goedgerekend

c. Nog intekenen: 90 mmHg (onderdruk als aorta klep opengaat), 130 mmHg (bovendruk, 60 mL (ESV), 110 mL (EDV)

d. Hypertrofe cardiomyopathie, laag EDV, laag SV, hartfalen aangetoond met EF< 55%;

moeheid, kortademigheid, pijn op de borst

32. A) Beschrijf hoe middels de baroreflex een verlaagde arteriële bloeddruk binnen enkele ogenblikken genormaliseerd kan worden. (3 punten)

B) Noem twee andere manieren waarop het lichaam de bloeddruk kan reguleren. (1 punt)

Antwoord:

a. bloeddruk laag -> vuurferquentie baroreceptoren omlaag -> sympatische activatie omhoog, parasympatisch omlaag -> hartcontractie omhoog, hartslag omhoog, à cardiac output omhoog; diameter arteriolen - perifere weerstand aangepast.

b. Chemoreceptoren (lokaal) Hormonaal -> vochthuishouding Sympatische regulatie

33. Beschrijf drie manieren waarop de veneuze return naar het hart kan worden vergroot (3 punten).

- Antwoord: spieractiviteit (beweging)

- Ademhaling verdiepen (aanzuigende kracht)

- Verhoging van de perifere weerstand – bloedverdeling veneus / arterieel (preload)à EDV - Retrograde activiteit van het hart

34. Het hart bevat twee types contractiele cellen.

(12)

B) Schets van beide typen cellen de actiepotentiaal en geef daarbij de waarden aan van de membraanpotentiaal in de tijd. (2 punten)

Antwoord a: 1) Autoritmische cardiomyocyten (pacemaker cellen); 2) Contractiele cardiomyocyten (contractie op geleide van potentiaal verschil)

b:

35. Een patiënt staat al enige jaren onder controle van een cardioloog vanwege

aortaklepinsufficiëntie (slecht sluitende aortaklep). Bij zijn jaarlijkse controle lijkt alles in orde, op de hoorbaar lekkende klep na.

A) Een lekkende aortaklep geeft een geruis. Is dit geruis tijdens de systole of tijdens de diastole hoorbaar? (1 punt)

B) In onderstaande figuur staat een normale PV-lus. Neem deze PV-lus over. Teken (liefst in een andere kleur) en beredeneer vervolgens de veranderingen in PV-lus bij de patiënt met aortaklepinsufficiëntie. (4 punten)

Antwoord

(13)

a) diastole 1 punt

b) dezelfde contractiliteit [1pt] en afterload [1pt]. Verhoogde preload [1pt]. volumetoename Isovol relaxatie [1pt] 4 punten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de adhesie van trombocyten aan collageen is von Willebrand Factor (vWF) nodig, dat als een soort kleefmiddel voor trombocyten dient.. De doorgetrokken lijnen zijn de

Als reactie op het polarisatie-beleid ontstaan twee partijen die zich in het centrum will en nestelen, te weten D '66 en Democratisch Socialist en '70 0 De laatste groepering

bijdragen van minister Dales tot handhaving van de ambtelijke cultuur zijn regelrecht sociaal-democra- tisch, maar zijn in eigen kring niet als zodanig her- kend en

Er was brede overeenstem­ ming dat het Verdrag wel ondertekend moest worden, maar dat niet meteen weer financiële steun moet worden gegeven.. &#34;Invulling op het gebied

Omdat de golflengte gelijk blijft, neemt de frequentie en dus de toonhoogte van de

Op de Ti-84 plus gebruik je de functie

Voor de algemene voorziening huishoudelijke hulp besloten wij om deze onder het abonnementstarief te brengen ingaande 1 januari 2019 en een overgangstermijn te hanteren voor

Voor de algemene voorziening huishoudelijke hulp besloten wij tevens om deze onder het abonnementstarief te brengen ingaande 1 januari 2019.. Cliënten van de algemene voorziening