• No results found

west-vlaanderen werkt tijdschrift van de westvlaamse ekonomische raad 1966 nr 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "west-vlaanderen werkt tijdschrift van de westvlaamse ekonomische raad 1966 nr 2"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

west-vlaanderen werkt

tijdschrift van de westvlaamse ekonomische raad 1966 nr 2

(2)

west-vlaanderen werkt

Driemaandelijkse uitgave 8e jaargang 1966 - nummer 2

Inhoud : 41 Editoriaal

42 Vijfjarenplan W.E.R. voor verbetering van de infrastruktuur in West-Vlaanderen, 1966-70

P. MONBALLYU 50 Huisvestingsbeleid in de provincie West-Vlaanderen L. BOCKSTAELE 54 Agrarische vormingsinstituten

E. GEYSEN 57 Zelfbediening in West-Vlaanderen 60 Spektrum

64 West-Vlaanderen Werkt

Bij naamvermelding verschijnt de bijdrage onder de verantwoordelijkheid van de auteur.

Beschermkomitee : Ridder P. van Outryve d'Ydewalle, Goeverneur.

De Heren J. Storme, H. Smissaert, L. Gillon, A. Loncke, M. Lootens, P. Monballyu, Leden der Bestendige Deputatie.

Redaktiekomitee : De Heren L. Bockstaele, G. Declercq, P. Delafontaine, J. Pattyn, F. Van Damme, O. Vanneste.

Redaktiesekretaris: De Heer D. Sanders.

Abonnement: 1966: 120 F — P.C.R. 976.57, W.E.R., Dijver 7, Brugge.

Redaktiesekretariaat en publiciteitsvoorwaarden : W.E.R., Dijver 7, Brugge.

Verzamelmappen : Verzamelmappen zijn te verkrijgen bij Industriële Boekband Walleyn, P.V.B.A., Gen. Lemanstraat, 52/54, te Brugge, door storting van 40 fr. op P.C.R. 127.982 van Industriële Boekband Walleyn.

Foto's : Voorpagina en blz. 47, 49, 52 : L. Van Rafelghem, St.-Kruis / blz. 59 : R. Vansevenant / blz. 71 : Ministerie Openbare Werken.

Drukkerij: Groeninghe, Kortrijk

Lay-out: Boudewijn Delaere

WESTVLAAMSE EKONOMISCHE RAAD

Dijver 7, Brugge Telefoon: 050/381.31 Postrekening 976.57

(3)

editoriaal

Het zal iedereen, die geregeld de Westvlaamse wegen bereist, reeds opgevallen zijn boe jaar per jaar de bezetting van de wegen toeneemt, alsook het aantal knelpunten.

Het zal daarenboven tevens opgevallen zijn aan de automobilist die regelmatig een kanaal moet dwarsen hoe ook daar een hogere bezetting valt waar te nemen.

Deze evolutie van het trafiek kan zeer goed aaangetoond worden door enkele statistieken.

Van 1933 tot 1964 steeg het aantal personenauto’s in West-Vlaanderen van 32.931 tol 123-244 eenheden; het aantal bussen steeg in onze provincie tussen dezelfde data van 466 tot 1.033 en het aantal voertuigen voor goederenvervoer van 16.754 tot 25.957 eenheden. De trafiek op het kanaal Gent-Brugge steeg tussen 1954 en 1964 van

3,7 miljoen ton tot 4,9 miljoen ton en op de Leie van 1,5 miljoen ton tot 2,9 miljoen ton.

Het is duidelijk dat deze snelle groei die zelfs op vele punten het Rijksgemiddelde overschrijdt dringend aanpassingen vereist aan de infrastruktuur van

West-Vlaanderen. Het industrialiseringsproces van West-Vlaanderen vergt daarenboven zowel aanpas sin gsw erken aan de wegen en de kanalen als aan de havens.

Op verzoek van de Heer J. De Saeger, Minister van Openbare Werken, heeft de Westvlaamse Ekonomische Raad een vijfjarenplan voor verbetering van de

infrastruktuur in West-Vlaanderen opgesteld; de Raad werd hiervoor bijgestaan door de hoofdingenieur-direkteurs van de diverse diensten.

De onderscheiden werkgroepen hebben zich bij de studie van dit infrastruktuurplan laten leiden door de huidige bezetting van de verkeersassen, de variabiliteit van het verkeer en de gewenste ontwikkeling van de Westvlaamse gewesten. Bij het vastleggen van de timing per jaar, hebben de werkgroepen zich gesteund op de mogelijkheid om in de korte tijdspanne de onteigeningen en voorbereidende werkzaamheden klaar te krijgen.

Op 4 april jl. werd het infrastruktuurplan, waarvan kopij in dit nummer, officieel aan de Heer Minister van Openbare Werken, overgemaakt. De W.E.R. drukt de hoop uit dat deze voorstellen integraal in vervulling zouden gaan en houdt er tevens aan de Heer J. De Saeger, Minister van Openbare Werken, zijn dank te betuigen voor de vererende opdracht.

(4)

vijfjarenplan W.E.R. voor verbetering van de

I. WEGEN

A. Samenstelling van de Werkgroep De werkgroep bestond uit :

Ramingen in mln fr.

Voorstel tot uitvoering in de heren leden van de Raad van Beheer en van

het direktiekomitee van de W.E.R. : Ridder P.

van Outryve d'Ydewalle, Gouverneur, algemeen voorzitter, dhr. H. Smissaert, Bestendig Afge­

vaardigde, voorzitter beheerraad en de heren P. Camel, A. Deboutte, G. Declercq, A. Dehem, A. Demeulenaere, J. Demeyere, A. Geschier, P.

Kempynck, J. Pattyn, A. Pottillius, P. Provost, B. Steverlynck, P. Van Damme, A. van der Haert, A. Vanhaverbeke, J. Van Langenhove en O.

Vanneste.

vertegenwoordigers van het Ministerie van Openbare Werken en andere openbare diensten:

de heren hoofdingenieur-direkteurs J. Verschave, N. Debrock, R. De Paepe en M. Gunst van het Ministerie van Openbare Werken, Ir. A. De France, direkteur van de Provinciale Technische Dienst en Ir. A. Noë, hoofd regionale dienst Kortrijk van de Intercommunale E 3.

B. Voorbereiding van het plan

Ter voorbereiding van het plan werden twee subkommissies opgericht, nl. (a) waterwegen en (b) wegen. Deze subkommissies bestonden uit de zoeven genoemde hoofd-ambtenaren van het Ministerie van Openbare Werken en andere besturen en de wetenschappelijk medewerkers van de Westvlaamse Ekonomische Raad. Ir.

P. Lagrou, hoofdingenieur-direkteur van de dienst der Waterwegen te Gent, nam eveneens deel aan de besprekingen van de subkommis- sie Waterwegen.

C. Indeling I. Wegen

A. Vijfjarenplan W.E.R. autosnelwegen

B. Vijfjarenplan W.E.R. gewoon Rijkswegennet C. Vijfjarenplan W.E.R. Provinciale banen

Bijlage : Uitsplitsing van het vijfjarenplan W.E.R.-gewoon wegennet, per tak.

II. Waterwegen

A. Uiteindelijke doelstelling ; voorstel W.E.R.

B. Prioriteiten vijfjarenplan W.E.R. voor de wa­

terwegen.

III. Havens; vijfjarenplan W.E.R.

A. Aanleg autosnelwegen

I. E3 : Franse grens te Rekkem tot grens Oost-Vlaanderen

II. Nieuwe kustweg of Autosnelweg Ca- lais-Amsterdam : vak Veurne-Jabbeke

Totaal

B. Verbetering gewoon Rijkswegennet I. Ringlaan rond Brugge

II. Kustbaan De Panne-Knokke III. Nieuwe rijksweg Kuurne-Lendelede-

Roeselare

IV. Rijksweg Zeebrugge-Doornik (Brug- ge-Kortrijk)

V. Rijksweg Roeselare-Ardooie-baan 71 (Kortrijk-Brugge)

VI. Rijksweg Brussel-Duinkerke (via Avelgem-Poperinge)

VII. Rijksweg De Panne-Rijsel (via De Panne-leper)

VIII. Rijksweg Tilburg-Rijsel (Waregem- Kortrijk-Aalbeke)

IX. Ring rond Kortrijk

X. Nieuwe weg Menen-Halewijn XI. Rijksweg Knokke-Westkapelle-Mal-

degem-Aalter

XII. Noordelijke omleiding Torhout (3 rijstroken)

XIII. Oostduinkerke (Kerkdorp)-Aveka- pelle

XIV. Verbinding Pervijze-Veldegem XV. Omleiding Diksmuide

XVI. Trajekt Oostende-Armentières Vak St.-Pieterskapelle-Leffinge- Noordhoek (4 rijstroken)

XVII. Rijksweg Poperinge-Abele (herstel­

ling)

XVIII. Westvlaamse Bergen

XIX. Noord-Oost omleiding van Veurne XX. Rijksweg Jabbeke-Vijfwege-

Den Haan

T otaal

C. Verbetering Provinciale banen XXI. Provinciale baan leper-Diksmuide XXII. Provinciale baan Kruiseik-Broods-

einde

XXIII. Provinciale baan Steenbrugge- Heidelberg

XXIV. Provinciale baan Menen-Roeselare- Lichtervelde

XXV. Provinciale baan Tielt-lngelmunster XXVI. Provinciale baan leper-Poelkapelle Totaal

'66 '67 '68 '69 '70 Tot.

2.400 1.350 3.750

15 24 45 10 12 106

78 109 30 40 257

80 10 40 130

37 81 147 200 127 592

30 30

30 133 265 60 488

22 30 20 20 92

_ 3 30 12 _ 45

60 80 140

70 70

39 30 15 84

25 25

22 _ __ _ 43 65

65 59 85 209

41 — 124 165

— 120 120

6 7 _ _ _ 13

6 42 48

20 30 50

60 60

205 604 615 7 54 611 2.789

74 59 22 155

17 18

18 5

35

18 17

3 9

7 60 60

7

84 85 63 _ 60 292

(5)

infrastruktuur in West-Vlaanderen, 1 9 6 6 -7 0

VIJFJARENPLAN W.E.R. VOOR DE VERBETERING VAN DE INFRASTRUKTUUR IN WEST-VLAANDEREN, 1966-70.

bestaande:

Dunkerque

te verbeteren : aan te leggen:

s = ^ = autosnelweg

m b m m hoofdverkeersweg

FRANKRIJK

Armentières

Tournai

(6)

bijlage (1) :

uitsplitsing van het vijfjarenplan W.E.R. voor de verbetering van het gewoon wegennet in West-Vlaanderen, 1966-70, per vak

Ramingen in mln fr. voor werken

Voorstel tot uitvoering in

Ramingen in mln fr. voor werken

Voorstel tot uitvoering in

'66 '67 ’68 '69 70 Tot. '66 '67 '68 '69 70 Tot.

I. Ringlaan rond Brugge Vak St.-Pieterskaai - Fort La- pin - Dammepoort :

Wegenis St.-Pieterskaai Fort Lapin (4 rijstroken) Nieuwe brug over Damse Vaart

Vak Kruispoort-Katelijnepoort (4 rijstroken) (onteigeningen : 20 mln fr.)

Vak Katelijnepoort-Station- plein :

Brug of tunnel voor krui­

sing van het kanaal Brugge- Gent

Wegeniswerken voor slui­

ten van de ring van Kate- lijnepoort tot station (4 rij­

stroken) (onteigeningen : 4 mln fr.)

Totaal

II. Kustbaan De Panne-Knokke Omleiding Blankenberge (2 x 2 rijstroken) (onteigeningen : 2 mln fr.)

Vak Wenduine-Den Haan (2 x 2 rijstroken) (onteigeningen : 10 mln fr.)

Vak Den Haan-Bredene (2 x 2 rijstroken)

Vak Bredene-Oostende : Wegeniswerken ( 2 x 2 rij­

stroken)

Voorhavenbruggen Oostende Ontdubbeling Troonstraat te Oostende (onteigeningen : 20 mln fr.)

Vak Oostende-Middelkerke (2 x2 rijstroken) (onteigeningen:

12 mln fr.)

Nieuwpoort-bad ; ontdubbe­

ling langs Elisalaan (onteige­

ningen : 5 mln fr.)

Totaal

1 5 - - - -

- - - 1 0 -

- 2 4 - - -

- - 4 5 - -

- 12

15 24 45 10 12 106

- 5 5 - - -

30 -

- 3 0 - - -

30

4 2 - - - -

- 2 4 - - -

- 40

6 - - - -

78 109 30 40 257

III. Nieuwe Rijksweg Kuurne- Lendelede-Roeselare

Vak Izegem-Roeselare ( 2x2 rijstroken) (onteigeningen : 23 mln fr.)

Brug over autosnelweg A71 Vak Lendelede-Harelbeke (3 rijstroken) (onteigeningen : 12 mln fr.)

Brug over de Leie

Totaal

IV. Rijksweg Zeebrugge-Door- nik (Brugge-Kortrijk)

Autosnelweg A71 :

Aanleggen verlengde Hoef- ijzerlaan (4 rijstroken) Bruggen toegangscomplex : brug over Leeuwerikstraat (onteigeningen : 1 mln fr.) Toegangscomplex (onteige­

ningen : 2 mln fr.)

Autosnelweg ( 2x 2 rijstro­

ken) :

- 1e perceel - 2e perceel - 3e perceel

Vak Brugge-Kortrijk - grens Henegouwen :

Baron Ruzettelaan ( 2x2 rij­

stroken)

Nieuwe weg Loppem-Waar- damme (4 rijstroken) (ont­

eigeningen : 15 mln fr.) Vak Waardamme-Zwevezele (voorlopig 3 rijstroken) Omleiding Zwevezele (4 rij­

stroken) (onteigeningen : 6 mln fr.)

Vak Zwevezele-lngelmunster (voorlopig 3 rijstroken) :

- brug over spoor te Pit- tem (onteigeningen : 1 mln fr.)

- opritten (onteigenin­

gen : 3 mln fr.)

- 7 0 - - -

- 1 0 - - -

- 40

- 10

80 10 40 130

- 1 5 - - -

1 0 - - - -

- 1 0 - - -

- - 7 0 - —

- - 70

70

1 5 - - - -

- 40 - — 32

_ _ _ 2 0

— - — 6 0 -

5

- 10

(7)

Ramingen in mln fr. voor Ramingen in mln fr. voor

werken werken

Voorstel tot uitvoering in Voorstel tot uitvoering in

'66 '67 '68 '69 '70 Tot. '66 '67 '68 '69 '70 Tot.

Omleiding Ingelmunster : - wegeniswerken (ont­

eigeningen: 15 mln fr.) - brug over vaart Roese-

lare-Leie

Vak Ingelmunster-Kortrijk : - Ingelmunster-Lendelede (voorlopig 3 rijstroken) - Noordelijke uitvalsweg

(onteigeningen: 15 mln fr.)

- doortocht Kortrijk Vak Kortrijk-Grens Hene­

gouwen (4 rijstroken) Totaal V. Rijksweg Roeselare-Ardooie -baan 71 (Kortrijk-Brugge) Ver- bredingswerken (3 rijstroken)

Totaal VI. Rijksweg Brussel-Duinker- ke (Avelgem-Poperinge) Vak Avelgem - E3

Omleiding Avelgem (3 rij­

stroken) (onteigeningen : 8 mln fr.)

Avelgem - E3 1e perceel nieuwe weg (3 rijstroken) (onteigeningen : 8 mln fr.) Avelgem - E3 2e perceel : - wegenis nieuwe weg 3

rijstroken) (onteigenin­

gen : 8 mln fr.) - brug over kanaal Kort-

rijk-Bossuit

Nieuwe weg Kortrijk-Menen : Kortrijk-Menen (nieuwe weg - 2 x 2 rijstroken) - (ont­

eigeningen : 30 mln fr.) Omleiding Menen (3 rij­

stroken) (onteigeningen : 20 mln fr.)

Vak Menen-leper :

Vak Geluwe-Zillebeke (ver­

breden en aanleggen van fietspaden)

Zuidelijke ring leper (3 rij­

stroken) (onteigeningen : 10 mln fr.)

- 35 - 1 1 -

- 17

- - - 5 0 -

12

- 40

37 8! 147 200 127 592

- - - 3 0 -

30 30

- - 2 0 - —

40

60 - 30

- 2 0 0

- - 4 8 - -

- 20

- 10 25 -

Vak leper-Poperinge : Vak leper-Poperinge (3 rij­

stroken) (onteigeningen : 10 mln fr.)

Omleiding Poperinge (3 rij­

stroken) (onteigeningen : 6 mln fr.)

T otaal VII. Rijksweg De Panne-Rijsel (De Panne-leper) Vak Veurne- leper

Brug over de Bulskampvaart en brug over de vaart Veurne- Duinkerke en Rijksweg 72 Wegenis westelijke omleiding (4 rijstroken) (onteigeningen : 7 mln fr.)

Doortocht van Hoogstade (3 rijstroken)

Omleiding Woesten (3 rijstro­

ken) (onteigeningen : 5 mln fr.)

Omleiding Brielen (3 rijstro­

ken) (onteigeningen : 5 mln fr.)

T otaal

VIII. Rijksweg Tilburg-Rijsel (Waregem-Kortrijk-Aalbeke) Vak Kortrijk-Harelbeke (4 rij­

stroken)

Doortocht Harelbeke (4 rij­

stroken)

Kruispunt St.-Eloois-Vijve (4 rijstroken)

Doortocht Aalbeke (onteige­

ningen : 10 mln fr.)

T otaal IX. Ring rond Kortrijk Vak Rijksweg Brugge-Kortrijk- Spoorlijn Kortrijk-Brugge (2 x 2 rijstroken)

Vak Rijksweg Brugge-Kortrijk tot Rijksweg Kortrijk-Gent (2 x 2 rijstroken) (onteigeningen :

10 mln fr.)

T otaal

- 25

- 10

30 133 265 60 488

2 0 - - - -

- 3 0 - - -

2 - - - -

20

- 20

22 30 20 20 92

— — — 12 —

20

- 3 - — —

10

3 30 12 45

- 80

60

60 80 140

(8)

bijlage (2) :

uitsplitsing van het vijfjarenplan W.E.R. voor de verbetering van het gewoon wegennet in West-Vlaanderen, 1966-70, per vak

Ramingen in mln fr. voor werken

Ramingen in mln fr. voor werken

Voorstel tot uitvoering in Voorstel tot uitvoering in

'66 '67 '68 ’69 70 Tot. '66 '67 '68 '69 70 Tot.

X. Nieuwe Weg Menen-Hale- XV. Omleiding Diksmuide

wijn

Vak grens tot Rijksweg Brus- sel-Duinkerke ( 2 x 2 rijstroken) Vak tussen oude en nieuwe Rijksweg Brussel-Duinkerke (2 x2 rijstroken) (onteigeningen:

10 mln fr.)

- 70

Totaal 70 70

Brug over de IJzer (onteige­

ningen : 1 mln fr.)

Brug over het spoor (onteige­

ningen : 2 mln fr.)

Wegeniswerken (4 rijstroken) (onteigeningen : 8 mln fr.) Wegeniswerken Kaaskerke- Beerst (2 rijstroken) (onteige­

ningen : 15 mln fr.)

- 33

- 8 - -

- 76

- 48 XI. Rijksweg Knokke-Westka-

pelle-Maldegem-Aalter Aanleggen van kruispunt met Rijksweg Brugge-Sluis Moderniseren vak Maldegem- Leeskensbrug ( 2 x 2 rijstroken) (onteigeningen : 8 mln fr.) Moderniseren vak Leeskens- brug-Hoeke ( 2x 2 rijstroken) (onteigeningen : 10 mln fr.) Moderniseren vak Hoeke- Westkapelle ( 2 x 2 rijstroken) (onteigeningen : 5 mln fr.)

Totaal XII. Noordelijke omleiding Torhout (3 rijstroken)

T otaal XIII. Oostduinkerke (kerkdorp) - Avekapelle

Opritten tot de Wulpenbrug ( 2 x 2 rijstroken)

Doortrekken tot nieuwe kust- baan en Rijksweg Veurne- Pervijze ( 2 x 2 rijstroken) (ont­

eigeningen : 10 mln fr.) Totaal XIV. Verbinding Pervijze-Vel- degem

Nieuwe weg Pervijze-Beerst (4 rijstroken) (onteigeningen : 15 mln fr.)

Moderniseren Beerst-lchtegem (4 rijstroken)

Nieuwe weg Ichtegem-Velde- gem (4 rijstroken) (onteigenin­

gen : 15 mln fr.)

Totaal

- 1 4 - - -

- 2 5 - - -

- 30

- 15

39 30 15 84

2 5 - - - -

25 25

2 2 - - - -

- 43

22 43 65

- 85 - 65

- 59

65 59 85 209

Totaal

XVI. Trajekt Oostende-Armen- tières

Vak St.-Pieterskapelle-Leffinge -Noordhoek (bochtverbeterin- gen) (onteigeningen : 10 mln fr.)

T otaal

XVII. Rijksweg Poperinge- Abele

Herstelling tussen 0 en Km. 1 Herstelling tussen Km. 1 en Km. 2

T otaal

XVIII. Westvlaamse bergen Bergstraat te Westouter (se­

cundair net) (onteigeningen : 4 mln fr.)

Reningelst-Loker-Dranouter (4 rijstroken) (onteigeningen : 6,3 mln fr.)

Totaal

XIX. Noord-Oost omleiding van Veurne

Brug over de vaart Veurne- Nieuwpoort

Wegeniswerken (4 rijstroken) (onteigeningen : 7 mln fr.)

T otaal

41 — 124 165

- 120

120 120

6 7

6 7 13

6

- 42

6 42 48

- 20

- 30

20 30 50

(9)

Ramingen in mln fr. voor werken

Voorstel tot uitvoering in '66 '67 '68 '69 '70 Tot.

XX. Rijksweg Jabbeke-Vijfwe- ge-Den Haan

Nieuwe brug over de vaart

Brugge-Oostende te Stalhille - 60 - -

Totaal 60 60

Te subsidiëren bedragen voor Provinciale banen

XXI. Provinciale baan leper- Diksmuide

Wegvakken km 10 - 'D e Kip-

pe ’-Woumen-Diksmuide 74

Wegvakken Markt Diksmuide-

Keiem 49

Wegvak grens Keiem-Leke-

doortocht Leke 22

Wegvak Leke-St.-Pieterskapel-

le (Leke-Zande) - 10 - -

T otaal 74 59 22 155

XXII. Provinciale baan Kruis- eik-Broodseinde

Wegvak Kruiseik-Zwaanhoek

(Beselare) 17

Wegvak Beselare-Broodseinde - - 18 -

T otaal 17 18 35

XXIII. Provinciale baan Steen- brugge-Heidelberg

Wegvak Steenbrugge-Loppem Totaal

XXIV. Provinciale baan Me- nen-Roeselare-Lichtervelde Wekvak ’ Bordelen Kot ’ 1 Hoge Barrière1 te Roese- lare

Wegvak ' Kleine Bassin ’ Noordlaan te Roeselare Wegvak Noordlaan-grens vroeger grondgebied Beveren- Roeselare

T otaal

XXV. Provinciale baan Tielt- Ingelmunster

Totaal

XXVI. Provinciale baan leper- Poelkapelle

Bruggesteenweg (lengte 1,3 km)

T otaal

Ramingen in mln fr. voor werken

Voorstel tot uitvoering in '66 '67 '68 '69 70 Tot.

18 -

18 18

_ 9 _ _

3

- 5 -

3 9 5 17

- 60

60 60

7 7

(10)

vij jarenplan W.E.R. voor verbetering van de

VIJFJARENPLAN W.E.R. VOOR DE VERBETERING VAN DE WATERWEGEN EN DE HAVENS IN WEST-VLAANDEREN, 1966-70

(11)

infrastruktuur in West-Vlaanderen, 1 9 6 6 -7 0

II. WATERWEGEN III. HAVENS

A. Uiteindelijke doelstelling ; voorstel W.E.R. Zeebrugge-Brugge Kanaal Kortrijk-Bossuit, 1.350 ton 1.300 mln fr.

Kanaal Roeselare-Leie, 1.350 ton

inbegrepen uitbreiding van haven van Roeselare 600 mln fr.

Leie (tot aan Franse grens) 1.350 ton 1.300 mln fr.

Kanaal Gent-Oostende, 2.000 ton 3.000 mln fr.

P.M. : Niet inbegrepen ringvaart te Brugge

Ijzer : waterbeheersing, waterbevoorrading, valorisatie

landbouwgronden, scheepvaart (1.350 ton) 800 mln fr.

Kanaal leper-IJzer, 1.350 ton 250 mln fr.

Kanaal Plassendale-Nieuwpoort, 1.350 ton 1.000 mln fr.

B. Voorstel prioriteiten vijfjarenplan inzake waterwegen

Verdere uitbouw van de voorhaven te Zeebrugge

(indijking westelijk schiereiland, uit­

rusting van oostelijk schiereiland en

yachthaven) 600 mln fr.

Ontsluiting van de industriezone door nieuwe sluis en verbredings- werken aan Boudewijnkanaal le

fase 800 mln fr.

Oostende

Derde visserijdok, nieuwe slipway, verbreden van haveningang, diep-

waterkaai 600 mln fr.

Kanaal Gent-Oostende :

verbeteren van sektie St.-Joris-ten-Distel-Oostkamp

voor schepen van 2.000 ton 500 mln fr.

Doelstelling : kanaal Gent-Oostende toegankelijk maken op het gehele tracé voor schepen van min. 1.000 t.

Leie :

moderniseren van de stuw van Harelbeke

afschaffing sluis te Deinze met herbouwen van sluis te St.-Baafs-Vijve en verdiepen van pand St.-Baafs-Vijve- Deinze

verbetering van sektie Ooigem-St.-Baafs-Vijve 540 mln fr.

Doelstelling : verbeteren van de w a terafvoer; versnellen van de scheepvaart; toegankelijk maken voor schepen van minimum 600 ton

Kanaal Roeselare-Leie :

herbouwen van de sluizen van Ooigem en Kachtem vervangen van ophaalbruggen door vaste bruggen

uitbreiding havens Roeselare en Izegem 450 mln fr.

Doelstelling : aansluiten van de havens Roeselare en Ize- gem op schepen van minimum 600 ton

P.M. : G elijktijdig dient het afleidingskanaal Deinze- Schipdonk insgelijks op 1.350 ton gebracht te w orden;

voor de eerste fase is hiervoor 100 mln fr. noodzakelijk.

Kanaal Bossuit-Kortrijk :

afschaffing tunnel te Moen 150 mln fr.

verbetering van het kanaal op kruispunt met de E3 80 mln fr.

aansluiting van Zwevegem op de Schelde voor schepen

van 1.350 ton 600 mln fr.

Doelstelling : Zwevegem toegankelijk te maken voor sche­

pen van 1.350 ton

Ijzer : 800 mln fr.

Doelstelling : waterbeheersing en bevoorrading ; valori­

satie landbouwgronden; scheepvaart (1.350 ton)

Nieuwpoort

Uitrusting yachthaven, droogdok voor reparatie voor vissersvloot,

dok voor handelsscheepvaart 200 mln fr.

Blankenberge

Uitrusting yachthaven 60 mln fr.

(12)

P. MONBALLYU,

Bestendig Afgevaardigde

huisvestingsbeleid

in de provincie West-Vlaanderen

1. Probleemstelling

Wonen is een primaire behoefte van de mens. Om aan deze behoefte te kunnen voldoen moet rekening wor­

den gehouden met de organisatie van onze maat­

schappij en de evolutie die zich onvermijdelijk daarin voordoet.

Traditioneel maakt in onze maatschappij ieder gezin aanspraak op een woning. Het basiselement voor vast­

stelling van de woonbehoefte is dus het aantal gezin­

nen. Waar in de laatste decennia een sterke aangroei van het aantal wordt vastgesteld valt daarbij onmid­

dellijk op dat die gezinnen in hun samenstelling een sterke daling vertonen. Ter illustratie kan gezegd wor­

den dat recente onderzoeken in het noordelijk gedeelte van onze provincie aangetoond hebben dat 50 % van de gezinnen bestaat uit één of twee personen. In som­

mige gemeenten wordt dit percentage zelfs overschre­

den.

Een tweede element is de veroudering van het woon- patrimonium, wat in vele gevallen voor gevolg heeft dat de woningen ongezond zijn of alleszins niet meer beantwoorden aan de eisen die de huidige maat­

schappij op dit gebied stelt.

Verder moet in rekening gebracht worden dat talrijke woningen verdwijnen door onteigeningen voor open­

baar nut. Specifiek voor de provincie West-Vlaanderen moet worden aangestipt dat het vroegere uitwijkings- overschot in het laatste jaar onbestaand is en dat we in de komende jaren voor een inwijkingsoverschot zul­

len staan.

Bij de vraag naar de woonbehoefte moet dus rekening gehouden worden met de twee facetten : enerzijds is er een woontekort en moeten dus maatregelen getrof­

fen worden om het aantal woningen op te drijven ; anderzijds moet er naar gestreefd worden woningen te bouwen die beantwoorden aan de eisen die de mensen, die ze zullen betrekken, stellen.

Zowel van privé-zijde als van overheidswege is er een bestendige aktiviteit die erop gericht is aan de woon­

behoefte tegemoet te komen.

Waar de bijdrage, door het privé-initiatief geleverd, van grote waarde en zelfs onontbeerlijk is, is ze toch

onvoldoende. Wij zien inderdaad dat het initiatief over het algemeen té eenzijdig ingesteld is op de groep van mensen die over de nodige middelen beschikken om onmiddellijk aan te kopen, of om dure apparte­

menten in huur te nemen. Daarbij wordt weinig of geen aandacht verleend aan het uitschakelen van onge­

zonde huizen en het bouwen van aangepaste wonin­

gen. Het grootste nadeel echter is dat het spekulatief element zich laat gelden wegens de beperktheid van bouwrijpe gronden. Op dit laatste komen we straks terug.

2. Overheidsmaatregelen

Tot vóór korte tijd waren de inspanningen van over­

heidswege vooral gericht op het quantitatief aspekt van het probleem, d.w.z. dat vooral aan de mensen met een bescheiden inkomen steun werd verleend om hen de mogelijkheid te bieden een eigen woning op te trekken of een woning te huren. Dat daarbij de oprui­

ming van ongezonde woningen niet uit het oog werd verloren bewijst een korte opsomming van de bijzon­

derste maatregelen en reglementen die door de over­

heid werden uitgevaardigd.

Daar is eerst en vooral de wet van 29-5-1948, beter gekend onder de naam 'W et De Taeye', waarbij aan de bouwlustigen een premie om niet wordt verleend.

Deze wet is nog van toepassing, hoewel de voorwaar­

den en het bedrag van de premie in de loop van de jaren werden aangepast.

De oprichting van de Nationale Maatschappij voor Huisvesting en de Nationale Maatschappij voor Kleine Landeigendom is zeker een grote stap vooruit geweest voor de mildering van de woonbehoeften. Voor West- Vlaanderen werden sedert hun oprichting tot 1964 respektievelijk 18.042 woningen door de N.M.H. en 915 landeigendommen opgericht. Op dit ogenblik moet 30 % van de ter beschikking gestelde kredieten van deze maatschappijen aangewend worden ter vervan­

ging van ongezonde woningen.

Het Nationaal Instituut voor de Huisvesting houdt zich vooral bezig met de vaststelling van de woonbe­

hoeften per streek en geeft dienaangaande advies aan de verantwoordelijke instanties.

(13)

Verder geeft de staat mits bepaalde voorwaarden een rentetoelage voor leningen, aangegaan met het oog op het bouwen of verbeteren van woningen.

Meer specifiek dan voor de strijd tegen ongezonde woningen kunnen we de wet van 7-12-1953 vermel­

den, waarbij een belangrijke staatstussenkomst voor­

zien wordt bij de sloping van ongezonde woningen.

Tevens voorziet een recent koninklijk besluit (10-1-66) een verhuistoelage en een tussenkomst in de huur voor personen die een ongezonde woning verlaten om een aangepaste woning te betrekken.

De provinciale reglementering in West-Vlaanderen inzake huisvesting was tot einde 1965 gebaseerd op het staatsstelsel. Terloops mag er hier wel op gewezen worden dat onze provincie aan de spits staat wat betreft de financiële inspanningen op het gebied van huisvesting.

De cijfers ingeschreven op de provinciale begroting van 1965 waren de volgende :

- bouw en aankooppremies 20.000.000

- ongezonde woningen 7.500.000

- komitee voor opschik van volkswoningen 250.000

- werken van gezondmaking 4.000.000

- aanleg van eigen watervoorzieningsinstallatie 1.000.000 - toelagen voor huisvestingsbeleid 500.000 F 33.250.000 3. Bodem- en huisvestingsbeleid van de provincie

West-Vlaanderen

Het is duidelijk dat de maatregelen, die van over­

heidswege getroffen werden inzake huisvesting, ge­

ïnspireerd en aangepast waren aan de noden van het ogenblik. De bouwstilstand en de vernielingen van de oorlogsperiode maakten inderdaad een snelle bouw en heropbouw noodzakelijk en de genomen maat­

regelen beoogden dan ook in grote mate een stimule­

ring van de nieuwbouw.

De vraag is nu of het huisvestingsprobleem werkelijk een tijdverschijnsel is en of het beleid terzake aan een strakke lijn kan gebonden blijven. Het antwoord is negatief. Inderdaad, de elementen die het probleem bepalen zijn in voortdurende beweging en evolutie, namelijk de mensen en gezinnen en het woonpatrimo- nium zelf. Dit geeft het probleem ontegensprekelijk een bestendig karakter. Dit brengt mee dat de mid­

delen, die aangewend worden om het vraagstuk op te lossen, in de mate van het mogelijke moeten mee evolueren en aangepast worden aan de gegevens van het ogenblik. Daarbij komt dat zich gedurende de laatste jaren bij de woningbouw een element is komen voegen, dat in se niet voor verandering vat­

baar is, maar dat het huisvestingsbeleid volledig in de war dreigt te brengen, namelijk de grond.

De grond kan niet vermenigvuldigd worden. Daar­

tegenover staat dat de maatschappij in haar evolutieve ontplooiing voor allerhande bedrijvigheden op steeds grotere oppervlakten grond beroep gaat doen : gron­

den voor nijverheid, ambacht en handel, onderwijs, medische sektor, openbare uitrusting (wegen, kanalen, havens enz.), huisvesting, ontspanningscentra, terwijl land- en tuinbouw toch leefbaar moeten blijven. De spanning op de gronden stijgt, met als gevolg een ongezonde grondspekulatie, welke sociaal en moreel onverantwoord is. Een ander uitvloeisel van deze toe­

stand is de lijnbebouwing en de wildbouw.

Feit is immers dat, spijt alle inspanningen, er steeds een woontekort is. In de tijdsevolutie is het quantitatief aspekt zich minder scherp gaan stellen, maar is daar­

tegenover de vraag gerezen naar de gezonde en aan­

gepaste woning met een ruimtelijk verantwoorde inplanting. Konkreet moet verhinderd worden dat alle verkeersaders stelselmatig over de ganse lengte door een eentonige lijnbebouwing ontsierd en onveilig gemaakt worden, zowel voor het verkeer als voor de bewoners zelf. Tevens moet de wildbouw tegenge­

werkt worden, d.w.z. dat, uit oorzaak van de overdre­

ven prijzen die voor specifieke bouwgrond gevraagd worden, door bouwlustigen elk afzonderlijk zonder enige planning buiten de bestaande woonkernen of hun normale uitbreidingssfeer gebouwd wordt. Dit betekent een voortdurende aanknaging van landbouw­

gronden en het quasi-onmogelijk maken van het uit­

voeren van plannen van aanleg en openbare uitrusting.

De provincie West-Vlaanderen heeft dan ook gemeend dat de reglementering nopens het aanwenden van de beperkte gelden, die ze jaarlijks besteedt aan haar huisvestingsbeleid, moet aangepast worden aan de kritieke problemen van nu.

Uit wat voorafgaat kunnen we als eerste probleem kristaliseren : het ter beschikking stellen van bouw- rijpe gronden aan de bouwlustigen aan normale prij­

zen. Dus moet het uiteindelijk resultaat zijn dat de bouwgrond goedkoper wordt of dat ten minste de stijging afgeremd wordt.

Daarom moet door de overheid een aktief grondbeleid inzake huisvesting gevoerd worden door het in reserve nemen van gronden. Het is duidelijk dat de te ver­

werven gronden oordeelkundig moeten gekozen wor­

den, rekening houdend met de ' gemeten woonbe­

hoeften ', de bestaande sociale uitrusting, dit alles ingeschakeld in het raam van de ruimtelijke ordening en ekonomische expansie. Het is eveneens van belang dat een dergelijk beleid in één uitvoeringsorgaan gekoncentreerd wordt, zodat de aktie over het ganse grondgebied van de provincie, met inachtname van een urgentieplan, kan aangepakt worden. Over het

(14)

algemeen is een gemeentebestuur én technisch én financieel niet bij machte dergelijk programma uit te voeren. De bijdrage van de gemeente kan zich dan ook beperken tot het verlenen van een gemeentelijke bouwpremie aan haar inwoners. Waar de provincie zelf niet ingericht is op deze taak, heeft de provinciale raad als uitvoeringsorgaan voor zijn bodembeleid de intercommunale aangewezen, die tot doel heeft de huisvesting te bevorderen.

Inderdaad, iedere belangstellende gemeente kan aan­

sluiten bij die intercommunale, zodat een éénvormige aktie overeenkomstig de behoeften van de gewesten, kan gevoerd worden.

De provinciale raad is ervan overtuigd dat, door het rijke studiemateriaal terzake dat het W.E.S. ter beschik­

king heeft en door een aktieve samenwerking tussen het W.E.S. en de intercommunale een verantwoord bodembeleid in de provincie verzekerd is.

Het provinciaal reglement inzake huisvesting voorziet dan ook dat, vanaf 1 januari 1966 een aanzienlijk

bedrag ter beschikking gesteld wordt voor het dek­

ken van interestlasten van leningen of kredietopenin- gen, door de intercommunale voor huisvesting aan­

gegaan voor het aankopen en bouwrijp maken van gronden.

In bepaalde gevallen kan de provincie eveneens tus­

senkomen in het verschil tussen de aankoop- en ver­

koopprijs van voormelde gronden.

Het bodembeleid als prijsregelende faktor moet in tamelijk korte tijd als gevolg hebben dat op de bouw­

gronden een belangrijke som kan bespaard worden per bouwperceel.

De provinciale overheid is de mening toegedaan dat het, voor de bouwlustigen, belangrijker is tienduizend frank en meer te besparen bij de aankoop van een bouwperceel, dan achteraf een bouwpremie van circa 7.000 fr. te ontvangen.

Een tweede probleem, waaraan de provincie in de loop van de jaren steeds een bijzondere aandacht

(15)

verleende, is de mogelijkheid te bevorderen om een gezonde woning te betrekken.

In de eerste plaats werd een wederhuisvestingspremie van 10.000 fr. voorzien. Deze premie wil de bewo­

ners van ongezonde en onvoldoende woningen aanzet­

ten en helpen zich in een gezonde woning en in een nieuw woonmilieu waardig in te stellen.

De gezondmakingspremie, die vroeger reeds werd verleend, werd aangepast. Het plafond, waarop 25 % gezondmakingspremie wordt verleend, werd van 50 op 80 duizend gebracht, zodat de maximumpremie nu 20.000 fr. bedraagt. Dit zal toelaten in een vlugger tempo en doelmatiger meer woningen, welke uiter­

aard ongezond zijn, te saneren en aldus een groter aantal woningen voor een langere toekomst te bewa ren.

Tenslotte voorziet de reglementering een belangrijke innovatie op het gebied van huurwoningen. Waar we reeds spraken van de verdunning van de gezinnen, met als onvermijdelijk gevolg een groot aantal onder­

bevolkte woningen, d.w.z. bewoond door een te gering aantal personen in verhouding tot de grotere bewoonbaarheid, is het omgekeerde even w a a r: kin­

derrijke gezinnen zijn gehuisvest in woningen waar het aantal slaapkamers niet beantwoordt aan de noodwendigheden.

Enerzijds moet er dus naar gestreefd worden aan de uitgebloeide gezinnen aangepaste woningen ter be­

schikking te stellen, komfortabel en tegen een lage huurprijs. De erkende bouwmaatschappij, de gemeente of de openbare instelling die dergelijke woningen bouwt om te verhuren, kan genieten van een provin­

ciale premie van 30.000 fr. per woning.

Anderzijds zoeken vele grote gezinnen naar een woning, die gedurende het nodige aantal jaren vol­

doende ruimte biedt om op een gezonde manier gehuisvest te zijn. Om de voornoemde instellingen in de gelegenheid te stellen dergelijke woningen tegen een behoorlijke huurprijs ter beschikking te stellen van die gezinnen, voorziet de provinciale reglemente­

ring een premie van 40.000 fr. voor iedere slaap­

kamer boven de vierde in een huurwoning.

De provinciale overheid is er zich van bewust dat die reglementering niet alles oplost, en dat ze altijd voor verbetering of aanpassing vatbaar kan zijn. Maar ze hoopt dat ze door dit initiatief en door de vernieuwing een stap heeft gedaan in de goede richting om tot een bevredigende oplossing van het huisvestings- vraagstuk te komen.

In een volgende bijdrage zou ik dan het heel speciale probleem van de iandbouwbedrijfswoning willen be­

handelen.

MIJN BANK ?

DE

K R E D I E T B A N K

onafhankelijke b a n k voor

onafhankelijke cliënteel

(16)

ir L. BOCKSTAELE,

Direkteur van het Provinciaal Onderzoek­

en Voorlichtingscentrum voor Nijverheidsteelten

agrarische vormingsinstituten

moderne vorm van naschools landbouwonderwijs

Inleiding

De kennis om een hoeve uit te baten werd in het ver­

leden, samen met de liefde tot het beroep, nagenoeg algemeen en bij voorkeur ook met het ouderlijk bedrijf van vader op zoon overgedragen. De meest vooruitstrevende landbouwers en vooral degene die een zekere materiële welstand kenden, achtten het wel nuttig hun kinderen die geroepen waren om later een hofstede uit te baten een paar jaar algemeen vormend onderwijs te laten volgen. Deze houding was nochtans vaak veeleer ingegeven door prestigeover­

wegingen en vooral door de behoefte ' om Frans te leren ' dan door het streven een hogere vakbekwaam­

heid in de landbouwkunde te verwerven. Landbouw- technisch onderwijs beschouwden velen als overbodig.

Vrij algemeen gold de mening dat men op school niet kon ' leren boeren '.

Deze primitieve opvatting over de vorming van de toekomstige landbouwbedrijfsleiders, gesteund op agrarische inteelt, behoort thans gelukkig tot de his­

torie. Men is tot het bewustzijn gekomen dat de ren­

dabele uitbating van het huidig landbouwbedrijf van­

wege de exploitant vele geschiktheden vergt, waarvan talrijke weliswaar uitstekend in familieverband kun­

nen worden verkregen, doch de meeste uitsluitend door een passende vorm van beroepsonderwijs moe­

ten worden bijgebracht.

Het scholingsniveau van de Westvlaamse landbouwers De provinciale overheid in West-Vlaanderen heeft in het verleden steeds uiting gegeven van een bijzondere bezorgdheid voor de beroepsopleiding in de agrarische sektor. Dank zij een ruime provinciale steun werden talrijke middelbare land- en tuinbouwscholen opgericht en degelijk uitgebouwd. De bloei van deze land- en tuinbouwinstituten en het groeiend aantal leerlingen zijn een sprekende getuigenis dat deze onderwijs­

instellingen aan een reële behoefte beantwoorden.

De aanwezigheid van meerdere degelijke sekundaire land- en tuinbouwscholen in West-Vlaanderen heeft echter niet belet dat slechts een vrij gering percentage uitbaters van landbouwbedrijven van deze vorm van

vakonderwijs heeft gebruik gemaakt. Uit de recente studie over de Westvlaamse landbouw, uitgevoerd op initiatief van het Westvlaams Ekonomisch Studiebureau, door Zwaenepoel en Vanhove1 blijkt dat op 3.465 geënqueteerde Westvlaamse landbouwers er slechts 3,7 % ten minste de volledige cyclus van het lager middelbaar landbouwonderwijs hebben doorgemaakt.

Deze verhouding bedraagt minder dan 2 % op bedrij­

ven met minder dan 7 ha, neemt toe tot ongeveer 5 % op de uitbatingen met 10 tot 15 ha, stijgt tot 8,7%

op de exploitaties met 20 tot 30 ha om amper 13,6 % te bereiken op de uitbatingen van 30 ha en meer.

Uit dit onderzoek bleek verder dat 3,5 % van de bedrijfshoofden die door middel van de enquête wer­

den bereikt, één of twee jaar landbouwonderwijs van de lagere graad hebben genoten zonder evenwel de volledige cyclus te beëindigen.

Naast het landbouwtechnisch dagonderwijs met volle­

dig leerplan werden, meestal onder impuls van ver­

dienstelijke onderwijzers of leiders van landbouw­

organisaties en met de steun van het rijk, de provin­

cie en gemeente, plaatselijke of gewestelijke land- bouwleergangen met beperkt leerplan onder de vorm van avond- of zondagonderwijs georganiseerd. Uit bovenvermelde studie van het Westvlaams Ekonomisch Studiebureau kwam tot uiting dat 22,4 % van alle in de streekproef opgenomen landbouwers één of meer van deze leergangen had gevolgd. Ook deze vorm van technische scholing werd vooral vastgesteld bij de uitbaters van grotere hoeven.

Van de 3.465 Westvlaamse landbouwers die in het kader van voormelde studie werden bereikt, had 68,3 % geen enkele vorm van landbouwonderwijs genoten. Dit cijfer is onbetwistbaar zeer hoog.

In het jongste verleden is er wel een gunstige kente­

ring gekomen inzake vaktechnische belangstelling bij de toekomstige landbouwbedrijfshoofden. Een toene­

mend percentage landbouwerskinderen die later de uitbating van een hoeve zullen moeten leiden, volgt

1 Zwaenepoel M. en Vanhove N., De landbouw in West-Vlaan­

deren, Westvlaams Ekonomisch Studiebureau, Brugge p. 165 (1965).

(17)

secundair landbouwonderwijs. Dit geschiedt echter veelal op een te jeugdige leeftijd, om nog niet te gewagen van de negatieve intellectuele selektie die in sommige gevallen bij de keus van de bedrijfs- opvolger in de landbouw wordt toegepast. Bij het opmaken van de leerprogramma's moet hiermede wor­

den rekening gehouden. Verder heeft dit tot gevolg dat vele leerlingen niet de vereiste geestesrijpheid bezitten om de technische en bedrijfsorganisatorische problemen waarvoor een landbouwbedrijfsleider later zal worden geplaatst voldoende te begrijpen. Het aan­

vullen van de beroepsopleiding op rijpere leeftijd is ook voor de afgestudeerde van het secundair land­

bouwonderwijs ten zeerste gewenst.

Het schaarser en duurder worden van de arbeids­

krachten in de landbouw heeft anderzijds tot gevolg dat landbouwers er tegen opzien hun niet meer leer­

plichtige kinderen dagonderwijs te laten volgen. Ook met dit aspekt moet rekening worden gehouden.

De moeilijkheden eigen aan de technische scholing in de landbouw mogen echter geenszins de verdere uit­

bouw van het landbouwonderwijs remmen. Gelet op de snelle technische evolutie en de wisselende ekono- mische omstandigheden in de agrarische sektor mag

niets onverlet worden gelaten om de beroepsopleiding van de toekomstige uitbaters in de hand te werken.

Aangepast naschools landbouwonderwijs

De secundaire land- en tuinbouwschool met volledig leerplan en dagonderwijs blijft onbetwistbaar het meest aangewezen opleidingsmilieu voor onze toe­

komstige boeren en tuinders. De leerlingen ontvangen er een passende algemene vorming, een flinke tech­

nische scholing en een degelijk onderricht in de hand­

vaardigheid met betrekking tot de landbouwmechanika en de boerderijbouw.

Om diverse redenen echter zullen steeds een hoog percentage toekomstige landbouwbedrijfshoofden deze voorbereiding moeten ontberen. Ook voor hen moet een aangepaste vakopleiding worden in het leven geroepen onder de vorm van degelijk naschools onderwijs.

Op initiatief van de provinciale overheid werd tijdens het winterseizoen 1965-66 te Deerlijk een proef geno­

men met een moderne vorm van naschools landbouw­

onderwijs. Een agrarisch vormingsinstituut werd er opgericht, zoals er in een nabije toekomst in de pro­

vincie meerdere zullen worden tot stand gebracht.

De agrarische vormingsinstituten zijn opgevat als win- terscholen met dagonderwijs en twee lesdagen per week. De volledige cyclus omvat twee niveau's, ieder gespreid over twee jaar. Het eerste leerjaar liep over 22 dagen en 1 eksamendag, met in totaal 147 uren, aangevuld met bezoeken aan landbouwmerkwaardig- heden en landbouwmanifestaties.

Organisatorische bijzonderheden

Om tot het eerste niveau te worden toegelaten moeten de leerlingen op het landbouwbedrijf werken en minstens 16 jaar oud zijn. Teneinde het verschil in ontwikkelingspeil van de lesvolgers zoveel mogelijk te vermijden, mogen de kandidaten geen volledige cyclus van het lager middelbaar onderwijs hebben be­

ëindigd.

Het leerprogramma van het eerste niveau wordt alge­

meen vormend opgevat. Beoogd wordt de algemene ontwikkeling op een hoger peil te brengen en de essentiële begrippen bij te brengen uit de natuurweten­

schappen die aan de basis liggen van de moderne landbouwpraktijk. Aan de materialenkennis en het hanteren van de gereedschappen betreffende de hout­

en metaalbewerking wordt eveneens aandacht ver­

leend. Deze primaire vorm bestaat er in feite in de leerlingen ontvankelijk te maken voor het bedrijfs- technisch onderwijs van de secundaire vorm. Het ligt in de bedoeling aan deze primaire vorm van naschools

(18)

landbouwonderwijs slechts een voorlopig karakter te geven en als een overgangsmaatregel te beschouwen tot het van kracht worden van de verlengde leer­

plicht tot 16 jaar.

De leerlingen die met vrucht de primaire cyclus heb­

ben doorgemaakt ofwel volledig lager middelbaar onderwijs hebben genoten en de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, worden tot de secundaire cyclus toe­

gelaten.

Bij het vooropzetten van de leeftijd van 18 jaar werd uitgegaan van de veronderstelling dat de lesvolgers doorgaans slechts op die leeftijd voldoende geestesrijp zijn en de nodige studieernst kunnen opbrengen. Ver­

der bestaat er ook meer kans dat de boerenzoon op die leeftijd reeds de beslissing heeft getroffen in de landbouw te blijven waardoor de nood aan en het nut van de scholing voor hem meer reëel wordt.

Het programma van de secundaire vorm wordt volledig in het teken gesteld van de landbouwpraktijk. De lessen over de onderscheidene takken van het land­

bouwbedrijf worden gegeven door deskundigen werk­

zaam in de diverse landbouwvoorlichtingsdiensten. De leerlingen worden verder vertrouwd gemaakt met de uitvoering van werkzaamheden in verband met de landbouwmechanisatie en de boerderijbouwkunde.

Het inschakelen van de landbouwvoorlichters, zowel van de openbare als van de privésektor, in de oplei­

ding van de toekomstige landbouwbedrijfshoofden

De toekomstige landbouwuitbater ontvangt een veelzijdige vorming.

biedt als bijkomend voordeel dat deze laatsten reeds vroeg in kontakt worden gebracht met de personen en instellingen op wie zij later een beroep kunnen doen om hen bij de uitbating van hun bedrijf te helpen.

De theoretische lessen worden gegeven in keurige loka­

len waarin de geest van de lagere school niet meer wordt opgeroepen. Aan het didaktisch materiaal en de biblioteek wordt een gans bijzondere aandacht geschonken. De materialenkennis wordt onderwezen in lokalen van terzake gespecialiseerde technische scholen. Het vervoer van de leerlingen geschiedt gemeenschappelijk.

Evenals de industriearbeider naast andere materiële voordelen een loondervingsvergoeding ontvangt wan­

neer hij in een centrum voor versnelde beroepsoplei­

ding van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een scholingskursus volgt en de ouders van de leerlingen die de pre-patronale vorming ontvangen van zekere geldelijke voordelen genieten, worden aan de ouders van de lesvolgers aan de Westvlaamse agrarische vor­

mingsinstituten ook zekere financiële tegemoetkomin­

gen verleend. Een deel van de materiële voordelen wordt slechts betaald zo de leerlingen slagen in het eksamen dat ieder jaar wordt georganiseerd. Dit stelsel wordt toegepast om de studieijver in de hand te werken. De lesvolgers zijn verder verplicht het mid­

dagmaal en het vieruurtje, dat hen kosteloos wordt verstrekt, gemeenschappelijk te gebruiken.

Besluit

De landbouwer als zelfstandige ondernemer moet een grote vaardigheid bezitten om zijn bedrijf bestendig aan de snelle technische en ekonomische evolutie te kunnen aanpassen en de rendabiliteit van zijn uitba­

ting te vrijwaren. Dit vergt een grondige technische bedrevenheid en een scherp ekonomisch doorzicht, gesteund op een brede algemene ontwikkeling. De basis van deze veelzijdige kennis moet door een aan­

gepast onderwijs gelegd worden. De agrarische vor­

mingsinstituten beogen er toe bij te dragen de land- bouwbedrijfsleiders in de gelegenheid te stellen de nodige vakbekwaamheid te verwerven.

Het experiment te Deerlijk groeide uit tot een sukses en in de andere gewesten van de provincie bestaat eenzelfde interesse. Deze bijzondere belangstelling van de Westvlaamse landbouwbevolking is een bevestiging dat de oprichting van agrarische vormingsinstituten aan een reële behoefte beantwoordt en tevens een waarborg voor de toekomst van dit nieuw initiatief.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bezoek aan West-Vlaanderen werd georganiseerd door de West- vlaamse Ekonomische Raad. Kortrijkse Kunstwerkstede De Coene waar aan de Franse

De weggebruikers moeten de verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen in acht nemen wanneer deze regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig

te Gent doorging werd in het kader van de tweede Toeleverings- beurs een speciale studiedag ingericht door de Belgische Vereniging voor Bevoorradingschefs

Overwegende dat de gouverneur bevoegd is voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid op de Belgische territoriale wateren, het Belgische continentaal plat en stranden

Verkeersveiligheid in de winkelstraat Voldoende parkeermogelijkheden Gratis parkeren Goede bereikbaarheid te voet of met de fiets Goede bereikbaarheid met de auto Mooie en

Als de vragen ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend, vindt mondelinge beantwoording plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college

“Van overeenkomstige toepassing” betekent bijvoorbeeld dat waar in de lokale arbeidsvoorwaardenregelingen staat “het college van B en W” of “burgemeester en wethouders” dan

De Westvlaamse Ekonomische Raad kan eveneens slechts zijn akkoord betuigen met bepaalde vormen van bijzondere overheidshulp aan de mijngebieden, zoals hoge