• No results found

De werking van alvleessap en gal op de vertering van vet (olijfolie).

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De werking van alvleessap en gal op de vertering van vet (olijfolie)."

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De werking van alvleessap en gal op de vertering van vet (olijfolie).

Doel van de proef: onderzoeken onder welke omstandigheden vet het beste verteert N.B.: Het verslag van dit practicum moet geschreven worden volgens de

natuurwetenschappelijke methode!! Zie aangehechte bladzijdes.

Bij het onderzoeken van de werking van alvleessap bij de vertering van vetten gebruik je de base NaOH (natriumhydroxide). Door natriumhydroxide toe te voegen neutraliseer je de vetzuren die bij de vertering van vetten vrijkomen. Dus als je veel vetzuur moet neutraliseren (dus veel NaOH moet toevoegen), heeft alvleessap (+ gal) goed gewerkt.

De neutralisatie wordt gevolgd m.b.v. de indicator fenolftaleïne. Fenolftaleïne is kleurloos in een zuur milieu en rood in een basisch milieu. Door te letten op de kleuromslag van fenolftaleïne (kleurloos -> rood) stel je vast wanneer de ontstane vetzuren zijn geneutraliseerd.

Dus:

Hoe meer druppels NaOH je moet toevoegen om de reageerbuis rood te krijgen, des te meer vet is er verteerd (omdat er meer vetzuren inzitten), dus des te beter heeft alvleessap gewerkt.

Uitvoering:

Voordat je pipetteert; LET OP! Op de pipetten staat waarvoor je deze moet gebruiken! Hoe je moet pipetteren staat onderaan deze werkwijzer.

 Op het invulstencil staan 4 reageerbuizen getekend.

Vul onder elke reageerbuis in wat je erin doet.

 Nummer de buizen met een watervaste stift 1 t/m 4.

 Pipetteer in reageerbuis 1, 5 ml water.

 Pipetteer in de reageerbuizen 2 en 4 elk 5 ml alvleessap.

 Voeg nu met het kleine plastic pipetje in de reageerbuizen 3 en 4 elk 1 ml gal.

Spoel pipet goed schoon.

 Voeg nu met het kleine plastic pipetje in elke reageerbuis 0,5 ml olijfolie.

 Pipetteer hierna in de reageerbuizen zoveel gedestilleerd water tot er in elke buis in totaal 10 ml vloeistof zit. Spoel beide pipetten weer goed schoon.

 Schud de reageerbuizen goed en zet ze weg in de stoof bij 37 °C. (kabinet biologie, D008).

Laat de reageerbuizen ± 5 minuten staan.

Hoe pipetteer je?

Stel je hebt 2 ml van een vloeistof nodig.

De pipet met de bovenkant voorzichtig aan de onderkant in de pipetpomp drukken.

Draai het wieltje zover, dat de bovenkant (zie fig. 1) van de pomp volledig naar beneden staat.

Steek de pipet in het vloeistofpotje en draai het wieltje (zie fig. 1) omhoog totdat de vloeistof tot boven de 8 ml in de pipet stijgt.

Zet de uitloopopening in hoek van 45 ° tegen de wand en laat de pipet leeglopen door het wieltje naar beneden te daaien totdat de vloeistof tot 8 ml is teruggestroomd. Je hebt nu 2ml onder in de pipet zitten. LET OP! De onderkant van de holle vloeistofrand moet de 8 ml lijn raken.

Breng nu het pipet in de reageerbuis, zet de uitloopopening in hoek van 45 ° tegen de wand en laat de pipet leeglopen door het wieltje naar beneden te draaien. Er blijft in de pipet nog een druppeltje achter. Niet uitschudden!!!! De pipet is hierop geijkt.

Maak nu het pipet goed schoon met warm water.

Fig 1.

Wieltje

(2)

 Voeg eerst aan elke reageerbuis 5 druppels fenolftaleïne-oplossing toe.

 Doe in reageerbuis 1 telkens 1 druppel 0,05% natriumhydroxide. Schud de buis goed na elke toevoeging. Stop met toevoegen als de vloeistof in de reageerbuis blijvend een roze kleur krijgt (kan soms al na 1 druppel, maar kan ook oplopen tot 30 !).

 Noteer op het invulstencil hoeveel druppels natriumhydroxide je hebt toegevoegd.

 Doe hetzelfde met de andere reageerbuizen.

Resultaten en Conclusie: Invullen op je stencil

Maak hierna de reageerbuizen goed schoon. Viltstift haal je eraf met water.

Dit gedeelte van de proef doe je na ± 5 minuten.

 Voeg eerst aan elke reageerbuis 5 druppels fenolftaleïne-oplossing toe.

 Doe in reageerbuis 1 telkens 1 druppel 0,05% natriumhydroxide. Schud de buis goed na elke toevoeging. Stop met toevoegen als de vloeistof in de reageerbuis blijvend een roze kleur krijgt (kan soms al na 1 druppel, maar kan ook oplopen tot 30 !).

 Noteer op het invulstencil hoeveel druppels natriumhydroxide je hebt toegevoegd.

 Doe hetzelfde met de andere reageerbuizen.

Resultaten en Conclusie: Invullen op je stencil

Maak hierna de reageerbuizen goed schoon. Viltstift haal je eraf met water.

Dit gedeelte van de proef doe je na ± 5 minuten.

 Voeg eerst aan elke reageerbuis 5 druppels fenolftaleïne-oplossing toe.

 Doe in reageerbuis 1 telkens 1 druppel 0,05% natriumhydroxide. Schud de buis goed na elke toevoeging. Stop met toevoegen als de vloeistof in de reageerbuis blijvend een roze kleur krijgt (kan soms al na 1 druppel, maar kan ook oplopen tot 30 !).

 Noteer op het invulstencil hoeveel druppels natriumhydroxide je hebt toegevoegd.

 Doe hetzelfde met de andere reageerbuizen.

Resultaten en Conclusie: Invullen op je stencil

Maak hierna de reageerbuizen goed schoon. Viltstift haal je eraf met water.

(3)

De invloed van de pH op de werking van pepsine.

Doel van de proef: onderzoeken bij welke pH pepsine eiwit het beste verteert (basisch, neutraal, zuur)

N.B.: Het verslag van dit practicum moet geschreven worden volgens de natuurwetenschappelijke methode (zie aangehechte bladzijdes) Uitvoering:

Voordat je pipetteert; LET OP! Op de pipetten staat waarvoor je deze moet gebruiken!

Hoe je moet pipetteren staat onderaan deze werkwijzer.

 Op het invulstencil staan 6 reageerbuizen getekend.

Vul onder elke reageerbuis in wat je erin doet.

 Nummer de reageerbuizen 1 t/m 6 met een watervaste stift.

 Pipetteer in de reageerbuizen 1 t/m 3 én buis 6 elk 3 ml water.

 Pipetteer in de reageerbuizen 4 t/m 6 elk 3 ml pepsine-oplossing.

 Zet in alle reageerbuizen een teststrookje voor de pH-bepaling (een strookje van 1,5 cm is voldoende). Let bij de volgende handelingen op de kleur van het strookje!

 Voeg aan de reageerbuizen 1 en 4 enkele druppels zoutzuur toe tot de pH ongeveer 2 bedraagt. LET OP! 1 druppel kan al voldoende zijn.

 Voeg aan de reageerbuizen 2 en 5 enkele druppels natriumhydroxide toe tot de pH ongeveer 9 bedraagt. LET OP! 1 druppel kan al voldoende zijn.

 Pak 6 stukjes van het wit van het ei. Doe in elke reageerbuis een stukje eiwit.

 Zet de reageerbuizen in de stoof bij 37 °C (kabinet biologie, D008) . Laat de reageerbuizen ca.8 minuten staan.

Dit gedeelte van de proef doe je na ca. 8 minuten.

Resultaten en Conclusie: Invullen op je stencil

Maak hierna de reageerbuizen goed schoon. Watervaste stift haal je eraf met aceton (staat op het aanrecht achter in het lokaal).

Hoe pipetteer je?

Stel je hebt 2 ml van een vloeistof nodig.

De pipet met de bovenkant voorzichtig aan de onderkant in de pipetpomp drukken.

Draai het wieltje zover, dat de bovenkant (zie fig. 1) van de pomp volledig naar beneden staat.

Steek de pipet in het vloeistofpotje en draai het wieltje (zie fig. 1) omhoog totdat de vloeistof tot boven de 8 ml in de pipet stijgt.

Zet de uitloopopening in hoek van 45 ° tegen de wand en laat de pipet leeglopen door het wieltje naar beneden te daaien totdat de vloeistof tot 8 ml is teruggestroomd. Je hebt nu 2ml onder in de pipet zitten. LET OP! De onderkant van de holle vloeistofrand moet de 8 ml lijn raken.

Breng nu het pipet in de reageerbuis, zet de uitloopopening in hoek van 45 ° tegen de wand en laat de pipet leeglopen door het wieltje naar beneden te draaien. Er blijft in de pipet nog een druppeltje achter. Niet uitschudden!!!! De pipet is hierop geijkt.

Maak nu het pipet goed schoon met warm water.

Fig 1.

Wieltje

(4)

1. Onderzoeksvraag (Probleemstelling).

Je formuleert kort en krachtig wat je gaat onderzoeken. Een onderzoeksvraag eindigt altijd met een vraagteken.

Denk erom: een lezer weet nog van niets, dus geen details opnemen in de onderzoeksvraag, die een lezer nog niets zeggen!!

2. Hypothese.

Probeer een mogelijke uitkomst van jouw proef te bedenken en antwoord te geven op de onderzoeksvraag. Bij een hypothese is het niet erg dat deze na de proef fout blijkt te zijn.

Een hypothese wordt in principe niet verder toegelicht. Pas aan het eind van je onderzoek concludeer je of je hypothese goed of fout was.

Ook nu: geen details in je hypothese, die de lezer niet kent!!

3. Benodigdheden.

Een lijst met materialen die je gaat gebruiken voor de proef.

4. Werkwijze.

Maak een nauwkeurige beschrijving van de proef die je uit gaat voeren, al dan niet toegelicht met een tekening van de proefopstelling.

De werkwijze hoef je bij de proeven van vandaag niet geheel op te schrijven, dit is al gedeeltelijk gedaan. Vul die in / aan.

5. Resultaten.

Schrijf nauwkeurig op wat de uitkomsten zijn van de proef(jes). Je vermeldt nu alleen welke gegevens hebt verkregen en niet wat daar uit af te leiden valt, dat gebeurt bij punt 6.

6. Conclusie.

Trek nu een conclusie naar aanleiding van de resultaten. Welk antwoord geven de resultaten van de proef op je onderzoeksvraag?

Denk er om: je moet precies vermelden uit welke deel van de resultaten je welke conclusie trekt!!!

Je vergelijkt die met je hypothese en concludeert of die goed of fout was.

(5)

De invloed van de pH op de werking van pepsine

Namen groepsleden:_____________________________________________________________

1. Onderzoeksvraag/ (Probleemstelling)

2. Hypothese:

3. Werkwijze:

Vul de inhoud van de verschillende reageerbuizen in in afbeelding 1 op de volgende bladzijde.

De buizen functioneren als controleproef.

4. Benodigdheden:

5. Resultaten:

Vul de inhoud van de verschillende reageerbuizen in in afbeelding 1 op de volgende bladzijde.

6. Conclusie:

Leg uit of jullie conclusie overeen komt met de theorie.

(6)

Inhoud Buis 1

………

………

………

pH: …….

Resultaat buis 1 na 5 min.

…………

………

Inhoud Buis 2

………

……….…

………

pH: …….

Inhoud Buis 3

………

………

………

pH: …….

Inhoud Buis 4

………

………

………

pH: …….

Inhoud Buis 5

………

………

………

pH: …….

Inhoud Buis 6

………

………

………

pH: …….

Resultaat buis 2 na 5 min.

…………

………

Resultaat buis 3 na 5 min.:

…………

………

Resultaat buis 5 na 5 min.

…………

………

Resultaat buis 4 na 5 min

…………

………

Resultaat buis 6 na 5 min.

…………

………

(7)

De werking van alvleess ap en gal op de vertering van vet

Namen groepsleden:_____________________________________________________________

1. Onderzoeksvraag/ (Probleemstelling)

2. Hypothese:

3. Werkwijze:

Vul de inhoud van de verschillende reageerbuizen in in afbeelding 2 op de volgende bladzijde.

De buizen functioneren als controleproef.

4. Benodigdheden:

- - -

- - -

- - -

5. Resultaten:

Vul de inhoud van de verschillende reageerbuizen in in afbeelding 2 op de volgende bladzijde.

6. Conclusie:

Beantwoord de volgende vragen. In welke buis of buizen is er vet verteerd en leg uit waaraan je dat kunt zien. Ga in op het verband tussen NaOH en vetzuren en op de rol van fenolfthaleine.

Wordt in elke buis evenveel vet verteerd? Leg uit waarom dat wel of niet zo is.

Trek nu een eindconclusie, waarbij je precies ingaat op het verschil tussen de 4 reageerbuizen.

(8)

Inhoud Buis 1

………..…

………..…

………..…

………..

….

………

………

Aantal druppels NaOH toegevoegd na 5 min. in buis 1:

………

………

Inhoud Buis 2

………..…

………..…

………..…

………..…

Inhoud Buis 3

………..…

………..…

………..…

………..…

Inhoud Buis 4

………..…

………..…

………..…

………..

………..

Aantal druppels NaOH toegevoegd na 5 min. in buis 2:

………

………

Aantal druppels NaOH toegevoegd na 5 min. in buis 3:

………

………

Aantal druppels NaOH toegevoegd na 5 min. in buis 4:

………

………

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook hier is het weer onmogelijk, een algemeen overzicht te geven van alle maatregelen, welke in de verschillende Westeuropese landea zijn genomen. Daarom zullen wij ons beperken tot

[r]

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

[r]

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.

Wanneer recente en historische gegevens specifiek voor een bepaalde vissoort worden opgevraagd om in de databank te kunnen inbrengen, kunnen andere fiches worden gebruikt waarop ook