• No results found

Chinese investeringen op het Afrikaanse continent, motor voor ontwikkeling?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Chinese investeringen op het Afrikaanse continent, motor voor ontwikkeling?"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Chinese investeringen op het Afrikaanse continent,

motor voor ontwikkeling?

Marius Mulder

Studentnummer: 1400746

Januari 2012

Masterscriptie

Internationale Betrekkingen en Internationale Organisatie

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Letteren

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Hoofdstuk 1. De Chinese aanwezigheid op het Afrikaanse continent 7

1.1. Historische achtergrond 7

1.2. Handel, ontwikkelingshulp en BDI 9

1.3. Afrikaanse perspectieven op de Chinese aanwezigheid 13

Hoofdstuk 2. Theoretisch kader BDI 16

2.1. BDI, een definitie 17

2.2. Het Eclectic Paradigma van Dunning 17

2.3. Motieven voor BDI en het Eclectic Paradigma 20

2.4. Positieve en negatieve gevolgen van BDI voor het gastland 24

2.4.1. Positieve gevolgen voor het gastland 25

2.4.2. Negatieve gevolgen voor het gastland 31

2.5. Hypothesen 35

Hoofdstuk 3. Stadions, wegen en landjepik 36

3.1. Chinese motieven voor BDI in de infrastructuur van Ethiopië en Tanzania 37 3.2. Chinese motieven voor BDI in de landbouwsector van Ethiopië en Tanzania 43

3.3. Deelconclusie 47

Hoofdstuk 4. BDI, Race to the bottom? 48

4.1. Economische gevolgen van Chinese BDI in de infrastructuur van Ethiopië en Tanzania 48 4.2. Economische gevolgen van Chinese BDI in de landbouw van Ethiopië en Tanzania 56

4.3. Deelconclusie 63

Hoofdstuk 5. Financiële injecties, sociale devaluaties? 65

(3)

3

Inleiding

China bepaalt in toenemende mate de toekomst van het Afrikaanse continent. Door middel van handel, investeringen en hulp weten de Chinezen de Afrikaanse landen naar hun hand te zetten. Afrikaanse leiders profiteren van de aanwezigheid van de Chinezen en leggen de Chinezen dan ook geen strobreed in de weg in hun zoektocht naar natuurlijke grondstoffen. Terwijl China Afrika beroofd van zijn grondstoffen genieten de Afrikaanse leiders van hun kapitalen terwijl hun onderdanen omkomen van de honger. Verwerving van toegang tot deze natuurlijke grondstoffen is voor China een noodzaak wil het zijn economische groei op peil houden. Bovenstaande is althans het beeld dat door Westerse media en politici geschetst wordt wanneer het het handelen van China in Afrika betreft. Maar afgevraagd zou kunnen worden of er wel werkelijk sprake is van een dergelijk eenzijdig beeld met louter negatieve economische en sociale gevolgen voor Afrikaanse landen. Vaststaat dat China in het afgelopen decennium een belangrijke speler is geworden in Afrika. In 2008 streefde China de Europese Unie en de Verenigde Staten voorbij als de belangrijkste handelspartner van Afrika. Naast handel nemen ook Chinese Buitenlandse Directe Investeringen (BDI) en ontwikkelingshulp sterk toe.1

De aandacht voor China in Afrika is de laatste jaren sterk toegenomen, maar de Chinese aanwezigheid gaat een aantal decennia verder terug. Al in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw was er sprake van Chinese betrokkenheid in Afrika. Destijds betrof het voornamelijk Chinese steun voor onafhankelijkheidsbewegingen en antikoloniale handelingen. In het postkoloniale tijdperk betrof het de steun voor socialistische regimes. De huidige focus van China ten opzichte van Afrika is sterk gericht op handel en investeringen. In dit kader kan worden gedacht aan de Chinese investeringen in de olie-industrie van bijvoorbeeld Angola en Nigeria, als ook aan de Chinese aanwezigheid in de mijnensector in Kongo en Zimbabwe.2

BDI zijn een voorbeeld van investeringen welke door zowel de Chinese overheid als door Chinese private ondernemingen in Afrikaanse landen worden gedaan. Met betrekking tot de Chinese BDI in Afrika is er een sterke toename te zien in zowel omvang van de BDI als het aantal onder BDI vallende investeringen. Het totale aantal BDI van China in Afrika betrof in 2004 nog geen 8 miljard US$, maar was in 2007 al gestegen tot meer dan 30 miljard US$.3 Dambisa Moyo stelt in haar boek ‘Dead Aid: Why aid is not working and how there is a better

1

M.P. van Dijk., The New Presence of China in Africa, Amsterdam university press (2009; Amsterdam) 9-10.

2

Ibidem, 55-82.

(4)

4

way for Africa’:“FDI rather than aid is the way to develop Africa and that is exactly what the Chinese do”.4

Vooraanstaande internationale organisaties als de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) delen de opvatting dat BDI een sterk positief effect kan hebben voor de economische ontwikkeling van het ontvangende land. Naast economische voordelen kan BDI bijdragen aan het verbeteren van het milieu en de sociale omstandigheden door bijvoorbeeld de verspreiding van schonere technologieën uit het land waar de BDI vandaan komen.5 Hiertegenover staan verschillende theoretici die beweren dat BDI juist een sterk negatief effect hebben op de economische ontwikkeling van het ontvangende land.6

Wanneer het de Chinese BDI in Afrikaanse landen betreft richten zowel de media als de wetenschappelijke literatuur zich voornamelijk op de Chinese investeringen in de grondstofrijke Afrikaanse landen. Gedacht kan worden aan de eerder aangehaalde investeringen van China in de Afrikaanse olie-industrie. Ondanks dat het grootste gedeelte van de Chinese BDI gericht zijn op grondstofrijke economieën, worden er ook investeringen gedaan door de Chinezen in de andere sectoren van de Afrikaanse economieën.7 De infrastructuur en de landbouw zijn twee van deze sectoren waarin de Chinezen in toenemende mate investeren. Hierbij zijn de investeringen in de infrastructuur zeer interessant om te analyseren daar de infrastructuur gezien kan worden als de motor voor ontwikkeling.8 Gevolg van deze investeringen door China in Afrika zou kunnen zijn dat de Afrikaanse landen toegang krijgen tot kapitaal, technologie, infrastructuur en productiecapaciteit. Zaken waaraan in Afrikaanse landen een dringende behoefte is.9

In deze scriptie zal geanalyseerd worden welke gevolgen de Chinese BDI voor Afrikaanse landen hebben gehad. De hoofdvraag die in deze scriptie centraal staat is: In hoeverre hebben Chinese BDI gericht op de infrastructuur en landbouw bijgedragen aan de ontwikkeling van lokale Afrikaanse gemeenschappen gedurende het laatste decennium? Zoals gemeld lopen de meningen uiteen wat betreft de gevolgen die BDI hebben voor het ontvangende land. Interessant is het dan ook om te analyseren welke gevolgen de Chinese investeringen hebben gehad in deze twee sectoren binnen een aantal Afrikaanse landen en op welke de Chinese

4

D. Moyo., Dead Aid Why Aid is not working and how there is another way for Africa, Penguin Group (2009, Londen) 106.

5

OECD, ‘Foreign Direct Investment for Development, Maximising Benefits Minimizing Costs’, OECD <http://www.oecd.org/dataoecd/47/51/1959815.pdf> (2002; geraadpleegd op 10-06-2011) 5-32.

6

Hierbij gaat het om onder andere Duff (1997), Fry (1993) en Hermes en Lensink (2003).

7

Van Dijk., The New Presence, 83.

8

OECD, ‘Foreign Direct Investment’,10-13.

9

M. Vandepitte, ‘China in Afrika: neokolonialisme of win-winsituatie?’, De Wereld Morgen

(5)

5

investeringen de ontwikkelingsmogelijkheden van lokale gemeenschappen hebben beïnvloed. Lokale gemeenschappen worden genomen omdat verwacht kan worden dat deze het sterkst de positieve dan wel negatieve gevolgen van buitenlandse investeringen ervaren. Gedacht kan worden aan de impact die buitenlandse ondernemingen kunnen hebben op de werkgelegenheid. De landen welke als casestudies zullen dienen zijn Ethiopië en Tanzania. Voor deze landen is gekozen daar het hier twee landen betreft welke geen omvangrijke olie-industrie hebben. Over Chinese BDI in olierijke Afrikaanse landen is reeds een omvangrijke hoeveelheid literatuur verschenen, dit geldt echter niet voor Chinese BDI in andere sectoren dan de olie-industrie. Verder betreft het hier twee landen waarin de Chinese aanwezigheid vele jaren teruggaat en waarmee China verschillende bilaterale verdragen en contracten is aangegaan. Tevens is het aantal Chinese investeringen in beide landen sinds het begin van deze eeuw zeer significant toegenomen.10

De sectoren die geanalyseerd zullen worden zijn de infrastructuur en de landbouwsector. Bij de Infrastructuursector zal tevens de bouwsector worden meegenomen omdat er zeer veel overlap zit in de werkzaamheden tussen beide. Voor deze sector is gekozen omdat zoals reeds gesteld de infrastructuur gezien kan worden als de motor voor ontwikkeling. Daarnaast nemen de Chinese BDI in deze sector sterk toe. Voor de landbouwsector is gekozen omdat de ontwikkeling van de landbouw een belangrijke factor is voor de bestrijding van armoede en daarmee ook voor economische ontwikkeling. Ook in deze sector is een sterke toename te zien van het aantal Chinese BDI.11 Bij het analyseren van de landbouwsector zullen ook de verwante sectoren als de textiel- en katoensector worden meegenomen.

Als tijdsperiode is gekozen voor het laatste decennium omdat er in deze periode een zeer sterke stijging van het aantal Chinese BDI in Afrika is geweest. Uitgaande van de verschillende opvattingen die er zijn betreffende de gevolgen van BDI op de ontwikkeling van ontwikkelingslanden zou dit dus kunnen betekenen dat deze sterke toename van investeringen een zeer positief dan wel negatief effect heeft gehad op de lokale economische en sociale ontwikkeling van de Afrikaanse landen.

Allereerst zal er een uiteenzetting worden gegeven van de Chinese aanwezigheid in Afrika. Zoals gesteld onderhoudt China reeds een aantal decennia banden met Afrikaanse landen. Deze historische achtergrond zal uiteengezet worden waarna de Chinese directe investeringen

10

Van Dijk., The New Presence, 83.

11

(6)

6

in het Afrikaanse continent zullen worden beschreven. Tevens zal het Afrikaanse perspectief op de Chinese aanwezigheid worden onderzocht.

Om de gevolgen van de Chinese BDI in de Afrikaanse landen vast te kunnen stellen zal het tweede hoofdstuk bestaan uit een theoretisch kader aangaande BDI. In dit hoofdstuk zullen eerst de motieven die ondernemingen kunnen hebben voor BDI worden vastgesteld aan de hand van Dunning’s Eclectic Paradigma.12

Vervolgens zal worden ingegaan op de gevolgen die BDI kunnen hebben voor het ontvangende land. Verscheidene wetenschappers hebben hier reeds onderzoek naar gedaan, de uitkomsten hiervan zullen in het theoretisch kader worden gebruikt. De mogelijke positieve en negatieve economische en sociale gevolgen zullen achtereenvolgens worden geanalyseerd. Tot slot zullen aan de hand van dit theoretisch kader drie hypothesen worden opgesteld welke in de hierop volgende hoofdstukken zullen worden getoetst.

In hoofdstuk drie, vier en vijf zullen de drie hypothesen worden getoetst op de casestudie landen Tanzania en Ethiopië. In hoofdstuk 3 komen allereerst de Chinese motieven voor investeringen in de landbouw en infrastructuur van beide landen aan bod. In hoofdstuk 4 staan de economische gevolgen van de Chinese investeringen centraal en in hoofdstuk 5 de sociale en politieke gevolgen. Tot slot zal de hoofdvraag worden beantwoord in de conclusie, welke een logisch gevolg zal zijn van hetgeen in de voorgaande hoofdstukken onderzocht is.

Het onderzoek zal worden verricht op basis van voornamelijk secundaire bronnen. Het betreft hier wetenschappelijke artikelen en boeken. Daarnaast zal gebruik gemaakt worden van rapporten van diverse internationale organisaties en NGO’s op het gebied van economische ontwikkeling, infrastructuur en landbouw zoals bijvoorbeeld de OESO en de FAO. Evenals eerdere studies naar Chinese investeringen wordt dit onderzoek beperkt doordat van de Chinese BDI in de landbouw geen exacte cijfers openbaar worden gemaakt. Daarnaast maakt de sterke verwevenheid van handel, BDI en hulp binnen het Chinese overheidsbeleid een strikte en exacte scheiding tussen deze onmogelijk. Desalniettemin kan op basis van het beschikbare materiaal een indruk worden gegeven van de omvang en gevolgen van deze investeringen in Afrikaanse landen.

Doordat de nadruk in deze scriptie niet ligt op Chinese BDI in de gebruikelijke olierijke Afrikaanse landen draagt dit onderzoek direct bij aan het creëren van een breder perspectief betreffende China in Afrika. Daarnaast zal dit onderzoek een aanvulling kunnen

12

(7)

7

zijn op het Eclectic paradigma van Dunning Afgevraagd kan worden of de door hem onderscheidde motieven wel van toepassing zijn op de Chinese investeringen. Door twee sectoren in Afrikaanse landen waarin sprake is van Chinese BDI als uitgangspunt te nemen zal het paradigma direct getoetst kunnen worden. Tevens zal dit onderzoek duidelijk maken of de Westerse kritiek op de Chinese aanwezigheid gerechtvaardigd is.

Hoofdstuk 1 – De Chinese aanwezigheid in Afrika

Om een correct beeld te krijgen van de Chinese aanwezigheid in Afrika zal allereerst geanalyseerd worden hoe deze aanwezigheid zich heeft ontwikkeld sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw. Vervolgens zal er dieper ingegaan worden op de huidige banden tussen China en de Afrikaanse landen, waarbij de nadruk ligt op de Chinese BDI. Van belang voor beantwoording van de hoofdvraag is het om vast te stellen welke motieven de Chinese overheid heeft aangaande haar Afrika beleid en hoe de Afrikaanse landen hiervan zouden kunnen profiteren. Om een zo volledig mogelijke indruk te krijgen van de Chinese aanwezigheid zal de laatste paragraaf van het hoofdstuk beknopt de Afrikaanse perspectieven op deze groeiende aanwezigheid bespreken.

1.1.Historische achtergrond

In de jaren ’50 van de vorige eeuw werden door de Chinese overheid de eerste diplomatieke banden met een Afrikaans land, Ethiopië, aangegaan. Inmiddels onderhoudt China banden met achtenveertig van de drieënvijftig Afrikaanse landen. Vanaf de beginperiode is de Chinese houding ten opzichte van deze Afrikaanse landen gebaseerd op de ‘Vijf principes van Vreedzame Samenwerking’13

. Het gaat hierbij om: wederzijds respect voor elkaars soevereiniteit en territoriale integriteit; wederzijdse non-agressie; geen inmenging in elkaars binnenlandse aangelegenheden; gelijkheid en wederzijds voordeel en als laatste vreedzame co-existentie.14

In de beginjaren werd de relatie tussen China en de Afrikaanse landen gekenmerkt door een wederzijdse ideologische strijd tegen machtige internationale actoren en werd de

13

Deze principes zijn voorgesteld in 1953 door de toenmalige Chinese eerste minister Zhou Enlai, in het kader van onderhandelingen over Tibet. In 1982 werden deze principes opgenomen in de Chinese grondwet en tot bindend in buitenlandse betrekkingen verklaa rd.

(8)

8

houding van de Chinezen ingegeven door China’s verlangen om tegenwicht te bieden aan de invloed van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in Afrika. Dit resulteerde in Chinese steun voor onafhankelijkheidsbewegingen en socialistische regimes. De Chinese aanleg van de TAZARA (Tanzania Zambia Railway Authority) spoorlijn tussen Zambia en Tanzania en de steun die de Chinezen gaven aan de onafhankelijkheidsbeweging in Angola zijn voorbeelden hiervan.15 Verder bood China in de periode tussen de jaren ’50 en ’90 van de vorige eeuw ontwikkelingshulp aan meer dan achthonderd projecten in Afrikaanse landen. Het betrof initiatieven in onder andere de landbouw, visserij, textiel en de infrastructuur.16

Vanaf de jaren ’90 begon de relatie tussen China en Afrika zich in toenemende mate te ontwikkelen in de richting van een relatie welke voornamelijk door commerciële belangen van de kant van de Chinezen wordt ingegeven. In deze periode gaf de Chinese overheid zijn staatsmonopolie op het drijven van handel met het buitenland op. Sindsdien is het Chinese private ondernemingen en joint-ventures toegestaan over de grens handel te drijven. Dit heeft erin geresulteerd dat dergelijke ondernemingen een vooraanstaande positie zijn gaan innemen aangaande de Chinese importen en exporten.17

In 1999 kwam de Chinese regering onder president Zemin met de ‘Go Out Policy’. Dit beleid is gericht op het aanmoedigen en steunen van Chinese ondernemingen om met elkaar en de rest van de wereld de competitie aan te gaan voor grondstoffen en markten buiten China zelf.18 Naast dat de Go Out Policy sterk gericht is op het verwerven van toegang tot natuurlijke grondstoffen welke noodzakelijk zijn voor de Chinese economische groei is dit door de Chinese overheid gestimuleerde beleid gericht op een aantal sectoren. Tot deze centrale sectoren behoren de bouw- en infrastructuursector. Deze sectoren worden op een ‘speciale’ manier behandeld door de overheid. Ondernemingen uit deze sectoren kunnen bijvoorbeeld tegen zeer gunstige rentetarieven leningen afsluiten. Tevens poogt China middels dit beleid de Chinese export toe te laten nemen. Ten aanzien van de relatie met Afrikaanse landen werd in 2000, in het verlengde van de Go Out Policy, het Forum on China-Africa Cooperation (FOCAC) opgericht. Het betreft hier een forum waarbinnen de regeringsleiders van China en achtenveertig Afrikaanse landen om de drie jaar samenkomen. Binnen dit samenwerkingsverband ligt de nadruk op het realiseren van een win-win situatie voor de betrokken landen middels handel en investeringen.

15

M.P. van Dijk., The New Presence, 9-10.

16

F. Manji en S. Marks., African perspectives on China in Africa. Fahamu (2007: Oxford) 35

17

M.F. Renard.,‘China’s trade and BDI in Africa’, African Development Bank Group working paper, (2011) 1-12.

(9)

9

Sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw heeft China in zijn relatie met Afrika de nadruk gelegd op de gedeelde uitbuiting door imperiale grootmachten. Door China wordt de ‘koloniale kaart’ gespeeld en het land heeft zich opgeworpen als de facto leider van de ontwikkelingswereld. Daar China ook een ontwikkelingsland is zou het beter in staat zijn de Afrikaanse uitdagingen te begrijpen. Als leider van de ontwikkelingslanden steunt China de belangen van de Afrikaanse landen binnen de Verenigde Naties, zoals het streven naar een uitbreiding van het aantal permanente zetels binnen de VN Veiligheidsraad met een zetel voor een Afrikaans land. Op deze wijze probeert de Chinese regering duidelijk te maken op te komen voor de belangen van de armere landen. In ruil hiervoor verwacht China steun van Afrikaanse landen voor het Chinese buitenlandbeleid ten opzichte van Azië en de Chinese opstelling binnen de Verenigde Naties.19

1.2 Handel, ontwikkelingshulp en BDI.

Door de Chinese overheid wordt zijn relatie met Afrika getypeerd als ‘Zuid-Zuid samenwerking’, oftewel er is volgens China sprake van samenwerking tussen ontwikkelingslanden onderling. Door Westerse politici en beleidsmakers worden er echter frequent vraagtekens gezet bij deze volgens de Chinezen gelijkwaardige relatie. China zou in hun optiek een bedreiging zijn voor een gezonde, duurzame ontwikkeling van Afrika. Dit wordt veroorzaakt doordat de Chinezen op een effectieve wijze verantwoordelijke en op ontwikkeling gerichte organisaties zoals de Wereldbank uit de markt prijzen terwijl deze organisaties juist het meest noodzakelijk zijn voor de Afrikaanse duurzame ontwikkeling.20 Het Amerikaanse ministerie van financiën beschreef in 2006 in dit verband China als een ‘rogue creditor’ welke zich schuldig maakt aan het verstrekken van opportunistische leningen.21 China zou zich gedragen als een neokoloniale grootmacht enkel geïnteresseerd in de Afrikaanse natuurlijke grondstoffen en in Afrika als afzetmarkt voor Chinese producten.

De wijze waarop China Afrika benadert wordt in dit verband vaak getypeerd als het ‘Angola-model’. Dit model duidt op de wijze waarop China Angola na de burgeroorlog hulp bood. De Chinese hulp en leningen werden gekoppeld aan de natuurlijke grondstoffen van het Afrikaanse land. Als een ontwikkelingsland niet voldoende financiële mogelijkheden had of niet de vereiste garanties kon afgeven kon het zijn natuurlijke grondstoffen hiervoor in de plaats gebruiken. Vaak ging het hierbij om de financiering van infrastructurele projecten

19

Renard., ‘China’s trade and BDI’, 5-18.

20

M. Power en G. Mohan, ‘The geopolitics of China’s engagement with African development’, Geopolitics, 2-6.

(10)

10

waarbij de Chinese overheid het ontwikkelingsland verplichte voor zowel de aanleg van de infrastructuur als de winning van de grondstoffen Chinese ondernemingen te gebruiken. De huidige handelswijze van China ten opzichte van Afrika zou nog immer volgens dit model plaatsvinden.22

De Chinese overheid maakt gebruik van drie beleidsinstrumenten aangaande haar Afrika beleid. Het betreft hier handel met Afrikaanse landen, Chinese investeringen in Afrikaanse landen en de door China geboden ontwikkelingshulp. Doordat deze beleidsinstrumenten sterk met elkaar verweven is het in bepaalde gevallen problematisch om de omvang van de drie afzonderlijk vast te stellen. Dit is voornamelijk het geval wanneer men een strikt onderscheid probeert te maken tussen ontwikkelingshulp en investeringen gericht op projecten. Ontwikkelingshulp door Westerse landen wordt vaak nationaal per sector verdeeld terwijl de Chinese ontwikkelingshulp direct gericht is op het realiseren van een bepaald project. Daarnaast betaalt de Chinese overheid vaak gedeeltelijk middels de aanleg van bijvoorbeeld wegen of de bouw van gebouwen voor de toegang tot grondstoffen en de steun van Afrikaanse landen in internationale fora.23

In het geval van handel is er sprake van een enigszins eenzijdig beeld: grondstoffen en hulpstoffen worden door China geïmporteerd uit Afrika en industriële producten en goederen gaan de omgekeerde weg. De ontwikkelingshulp betreft voornamelijk giften, leningen tegen gunstige voorwaarden en het verlichten van de schuldenlast van sommige Afrikaanse landen door deze deels kwijt te schelden. Deze Chinese ontwikkelingshulp en handel houden sterk verband met het derde beleidsinstrument van de Chinese overheid, de investeringen.24

De Chinese investeringen worden gedaan zowel door de Chinese overheid middels de staatsondernemingen als door Chinese private ondernemingen. Iedere Chinese overzeese investering dient echter eerst door de overheid te zijn goedgekeurd. Hieruit komt de sterke link tussen de strategische doelen van het Chinese buitenlandbeleid en het handelen van de Chinese ondernemingen weer sterk naar voren. De dominerende spelers met betrekking tot de Chinese investeringen zijn de grote overheidsbedrijven. Deze ondernemingen worden vaak gesteund door een middels de staat verleend monopolie binnen de sector waarin de onderneming actief is. Maar naast deze grote overheidsbedrijven welke onder het bestuur vallen van de centrale Chinese overheid, zijn kleinere door provinciale overheden gesteunde

22

M. Davies, ’How China delivers development assistance to Africa’, Centre for Chinese Studies University of Stellenbosch. (2008, Stellenbosch) 30-37.

23

M. Power., ‘The geopolitics of China’s engagement’, 12-22.

(11)

11

ondernemingen en private ondernemingen in toenemende mate actief op het Afrikaanse continent.25 Van een monolithisch door de centrale Chinese overheid bepaalde strategie is hierdoor in afnemende mate sprake.

De Chinese BDI in Afrika zijn het laatste decennium sterk toegenomen zowel wat betreft de totale omvang als het totale aantal Chinese ondernemingen dat investeert in Afrikaanse landen. Het totale aantal BDI van Chinese ondernemingen op het Afrikaanse continent steeg bijvoorbeeld tussen 2004 en 2007 van 8 miljard US$ naar meer dan 30 miljard US$.26 Wanneer er wordt uitgegaan van de cijfers van het Chinese ministerie van Handel zou er zelfs sprake zijn van een stijging van de omvang van de Chinese BDI met 46% per jaar gedurende het laatste decennium.27 Deze sterke toename valt deels te verklaren door de Go Out Policy van de Chinese overheid. Als gevolg hier van zijn verscheidene Chinese ondernemingen joint-ventures aangegaan met lokale Afrikaanse ondernemingen.

Daarnaast nam in deze periode het aantal in Afrika actieve Chinese ondernemingen sterk toe tot meer dan zestienhonderd in 2008. Deze ondernemingen werden hoofdzakelijk opgezet in landen die rijk zijn aan natuurlijke grondstoffen, zoals Zuid-Afrika en Nigeria. Maar ook in landen als Tanzania en Ethiopië nam het aantal Chinese ondernemingen toe.28 Vaststelling van de exacte omvang van de Chinese investeringen in Afrika is echter problematisch daar de schattingen van verschillende bronnen uiteenlopen en Chinese investeringen vaak via offshore entiteiten geregistreerd in bijvoorbeeld Hongkong of de Kaaimaneilanden richting Afrika stromen.29 Duidelijk is echter dat er sprake is van een sterke toename van Chinese BDI in Afrikaanse landen gedurende de laatste tien jaar. Dit valt bijvoorbeeld ook af te lezen uit figuur 1 welke is gebaseerd op cijfers van de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) en het Chinese ministerie van handel (MOFCOM).

25

P. Gugler en B. Boie., ‘The emergence of chinese BDI: determinants and strategies of Chinese MNEs, Copenhagen Business School, (2008, Kopenhagen) 1-8.

26

Van Dijk., The New Presence, 18.

27

Renard., ‘China’s trade and BDI’, 5-18.

28

B. Vibe Christensen, ‘China in Africa: a macroeconomic perspective’, Center for Global Development Working paper 230, (2010, Washington DC.) 1-9

(12)

12

Figuur 1: Chinese BDI naar Afrika, 1999-2006 ($Miljoen)30

Bron: MOFCOM en UNCTAD (2007), Asian Foreign Direct Investment in Africa: Towards a New Era of Cooperation among Developing Countries,UNCTAD/ITE/ILA/2001/1. http://www.unctad.org/ Templates/ webflyer.asp?intDocItemID=13 286&docid=8120&intItemID= 139 7&lang=1&mode=press & Boardman, Harry (2007) “Africa’s Slik Road: China and India’s New Economic Frontier. Washington DC: The World Bank.

De Chinese toename van investeringen in Afrika houdt ook verband met de Chinese staatsbanken welke de Chinese aanwezigheid in Afrika ondersteunen. De Exim Bank (China Export-Import Bank), opgericht in 1994, is bijvoorbeeld gericht op de promotie van Chinese exporten en BDI specifiek gericht op de infrastructurele sector. De China Ontwikkelingsbank (CDB), welke in hetzelfde jaar werd opgericht, verstrekt leningen aan Chinese ondernemingen en heeft het China-Afrika ontwikkelingsfonds opgericht om Chinese investeringen in Afrika te promoten en te steunen. Daarnaast verstrekt SINOSURE (China Export and Credit Insurance Corporation) sinds 2001 een verzekering tegen de risico’s die gepaard gaan met Chinese exporten en overzeese investeringen.31

Het grootste gedeelte van de Chinese BDI in Afrika ging de afgelopen tien jaar naar de landen die rijk zijn aan natuurlijke grondstoffen. In 2004 ontvingen deze landen bijvoorbeeld 71% van de totale Chinese BDI in Afrika, maar vaststaat dat in toenemende mate Chinese investeringen worden gedaan in sectoren als de telecommunicatie, bouw en de infrastructuur.32 Daarnaast dient opgemerkt te worden dat door de Wereldbank is vastgesteld dat slechts ongeveer tien procent van de door de Chinezen gefinancierde infrastructurele projecten direct gekoppeld zijn aan de winning van natuurlijke grondstoffen. Het overgrote

30

Figuur is overgenomen uit: H. Besada en Wang, Y. en Whalley, J., ‘China’s growing economic activity in Africa’, NBER working paper, . (14024) (2008, Cambridge) 11.

31

Renard., ‘China’s trade and BDI’, 10-13.

(13)

13

deel van de door de Chinese ondernemingen aangelegde infrastructuur is gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsmogelijkheden van Afrikaanse landen.33

Figuur 2: Verdeling Chinese BDI naar Afrika in procenten, 201034

Bron: China-Africa Economic Trade Cooperation White Paper 2010.

De Chinese investeringen door staatsbedrijven en private ondernemingen op het Afrikaanse continent zijn voor China en voor continuering van de groei van de Chinese economie van belang. Hiermee verschaft China zich namelijk onder andere toegang tot de Afrikaanse grondstoffen en de afzetmarkten van verschillende Afrikaanse landen. Hiervoor gebruikt de Chinese overheid drie beleidsinstrumenten welke de verwezenlijking van een aantal doelen beogen. Allereerst de reeds aangehaalde verzekering van toegang tot grondstoffen en het creëren van markten voor Chinese goederen en diensten. Verder probeert de Chinese overheid de Afrikaanse landen een alternatief te bieden voor het Westerse ontwikkelingsmodel hetgeen tot doel heeft het verkrijgen van diplomatieke steun van de Afrikaanse landen binnen bijvoorbeeld de Verenigde Naties en andere internationale fora. 35

1.3 Afrikaanse perspectieven op de Chinese aanwezigheid

De sterke toename van de Chinese investeringen in Afrika is voor het Afrikaanse continent om meerdere redenen van belang. Allereerst heeft Afrika de Chinese investeringen nodig om

33

Vibe Christensen., ‘China in Africa’, 7-9.

34

China-Africa Economic Trade Cooperation White Paper 2010, beschikbaar via: http://news.xinhuanet.com/english2010/china/2010-12/23/c_13661470.htm, geraadpleegd op: 10-07-2011.

35

(14)

14

in het kader van de Millennium doelstellingen zijn jaarlijkse tekort aan buitenlandse tegoeden te dichten. Verder wordt BDI gezien als een stabiele financieringsbron daar het per definitie een lange termijn doel heeft. Tevens brengt het vaak technologieoverdracht en toegang tot internationale markten met zich mee. Daarnaast richten de Chinese BDI zoals al gesteld zich in toenemende mate op andere sectoren en op andere landen dan de grondstofrijke Afrikaanse landen waarnaar de BDI oorspronkelijk hoofdzakelijk ging. Hierdoor kunnen de andere Afrikaanse landen en sectoren ook profiteren van het ontwikkelingspotentieel dat BDI met zich meebrengt. Terwijl nog immer meer dan 90% van de Westerse BDI op het Afrikaanse continent gaat naar de tien landen met de meeste grondstoffen.36

Het New Partnership for Africa’s Development (NEPAD) is een door de Afrikaanse regeringsleiders in het kader van de Afrikaanse Unie in 2001 opgezet economisch programma gericht op het versterken van de economische samenwerking en integratie tussen Afrikaanse landen. Een van de doelen van NEPAD is de instroom van directe investeringen uit het buitenland te stimuleren.37 Gezien de sterke toename van de Chinese investeringen op het Afrikaanse continent lijkt het ontwikkelingsprogramma hierin succesvol. Op basis hiervan kan worden verwacht dat de Afrikaanse leiders de Chinese toenemende aanwezigheid als positief ervaren.

Diverse Afrikaanse leiders reageren inderdaad positief op de Chinese aanwezigheid. De Zimbabwaanse president Robert Mugabe is een van de treffendste voorbeelden hiervan. Aan het begin van deze eeuw besloot Mugabe tot een ‘kijk-oostwaarts’ politiek in een poging zich te verzekeren van Chinese investeringen en zich te bevrijden van zijn voormalig kolonisator Groot-Brittannië. Door versterking van de relatie met China is Mugabe erin geslaagd Chinese investeringen te doen toenemen en als gevolg hiervan heeft hij zich tot op heden kunnen handhaven als dictator. De president van Namibië, Hifikepunye Pohamba, is een andere Afrikaanse leider die de Chinese aanwezigheid als positief heeft getypeerd. Zo stelde hij na zijn inauguratie in 2005 dat door de Chinese steun Namibië zich sinds de onafhankelijkheid sterk heeft kunnen ontwikkelen.38 Samenvattend komt de houding van deze Afrikaanse politici erop neer dat zij de Chinese aanwezigheid zien als een manier om (deels) los te komen van de Westerse landen en instituties en hun conditionele leningen en eisen voor democratie en goedbestuur. Dit doordat de Chinezen zich met betrekking tot Afrika puur richten op de economische relaties en eerlijke marktprijzen en hier geen ideologische agenda

36

Van Dijk., The New Presence, 83-85.

37

F. manji en S. Marks., African perspectives, 5-13.

(15)

15

en strenge voorwaarden aan verbinden.39 Of zoals de ambassadeur van Sierra Leone in Beijing het stelde: ‘China doet meer dan de G8 om armoede de wereld uit te helpen. Als een van de G8-landen een stadion in een Afrikaans land wil opknappen, houdt men tot het einde der dagen vergaderingen. China komt gewoon en doet het’.40

Naast deze positieve geluiden lijkt er ook steeds meer weerstand te komen tegen de toenemende Chinese aanwezigheid. Zowel onder de bevolking van verschillende Afrikaanse landen als onder sommige regeringsleiders. Door de voormalige Zuid-Afrikaanse president Mbeki werd China in 2006 zelfs aangeduid als een neokoloniale macht enkel geïnteresseerd in de Afrikaanse grondstoffen.41 De bevolking van verschillende Afrikaanse landen en een deel van de lokale Afrikaanse arbeiders zijn de afgelopen jaren ook in het verweer gekomen tegen de groeiende aanwezigheid van Chinese ondernemingen, goederen en diensten op hun continent. In 2007 bijvoorbeeld pleegden rebellen in Ethiopië een aanslag op een Chinese olieraffinaderij waarbij meer dan 70 Chinese arbeiders om het leven kwamen. De aanslag was een gevolg van de toenemende woede onder een deel van de bevolking als gevolg van de Chinese oliewinning op ‘hun’ grondgebied.42

Daarnaast kwamen in 2006 Zuid-Afrikaanse textielarbeiders in opstand tegen de groeiende aanwezigheid van Chinese textielbedrijven op het Afrikaanse continent welke tot gevolg had dat lokale arbeiders hun banen verloren.43

De Afrikaanse houding ten opzichte van de toenemende Chinese aanwezigheid in Afrika kan dus als ambivalent worden getypeerd. Wel kan op basis van het in juni 2007 door Pew Report uitgevoerde onderzoek44 worden gesteld dat de Chinese aanwezigheid in hun thuisland door de ondervraagden eerder positief dan negatief wordt gezien. Uit het onderzoek komen een aantal punten naar voren over de heersende Afrikaanse opinie ten aanzien van de Chinese aanwezigheid.

Allereerst blijkt dat de opinie aangaande China en de Chinese BDI grotendeels positief is onder de Afrikanen. In vrijwel ieder onderzocht land overtreft de positieve opvatting de negatieve. Verder blijkt dat de Afrikaanse onderzochten in vrijwel ieder Afrikaans land de Chinese aanwezigheid als positiever beschouwen dan wanneer het gaat om de Amerikaanse aanwezigheid en invloed op het Afrikaanse continent. Als derde punt komt uit het onderzoek

39

M.P.Van Dijk.,’The Role of China in Africa’, 5-8.

40

F. manji en S. Marks., African perspectives’, 87-96.

41

M.P.Van Dijk.,’The Role of China in Africa’, 5-8.

42

J.Gettleman, ‘Ethiopian Rebels Kill 70 at Chinese-Run Oil Field’, The New York Times <http://www.nytimes.com/2007/04/25/world/africa/25ethiopia.html> (25-04-2007: geraadpleegd: 18-07-2011).

43

G.Ejaz.,‘South Africa: Workers unions protest against Chinese clothing imports’, Fibre 2Fashion <http:/ /www.fibre2fashion.com /news/ textiles-import-export-news/newsdetails.aspx?news_id=23535> (20-09-2006: geraadpleegd: 16-07-2011)

44

(16)

16

naar voren dat de Chinese invloed vrijwel universeel wordt gezien als een positievere impact op de Afrikaanse landen hebbende dan de Amerikaanse. In bijvoorbeeld Ethiopië wordt de Chinese aanwezigheid door 61% van de ondervraagden als positief beschouwd, terwijl slechts 34% van de ondervraagden de Amerikaanse invloed als positief beschouwen.45 De kanttekening die bij dit onderzoek moet worden geplaatsts is dat het onderzoek niet duidelijk weergeeft wie de ondervraagden zijn. Aannemelijk is dat het hier voornamelijk bestuurders betreft welke profiteren van de Chinese aanwezigheid terwijl de inheemse bevolking in toenemende mate nadeel ondervindt van de Chinezen. Ondanks de overwegend positieve uitkomsten van het onderzoek van Pew Report moet dus worden vastgesteld dat tegelijkertijd, afhankelijk van het Afrikaanse land, minstens één derde tot de helft van de inwoners de toenemende Chinese invloed en aanwezigheid als negatief ervaren. Simplistisch gesteld komt het erop neer dat degenen die profiteren van de Chinezen hun aanwezigheid als positief beschouwen.

Hoofdstuk 2 – Theoretisch kader BDI

Buitenlandse Directe Investeringen gaan gepaard met aan de ene kant de motieven van de investeerder en aan de andere kant de gevolgen voor het land waarin geïnvesteerd wordt. Om de wijze waarop Chinese BDI hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van lokale gemeenschappen te analyseren zal in dit hoofdstuk het theoretisch kader worden opgesteld welke beide kanten behandelt. Allereerst zal onderzocht worden wat BDI inhouden. Vervolgens zal Dunning’s Eclectic Paradigm worden behandeld. Aan de hand van deze theorie kunnen de motieven voor BDI vastgesteld worden. Daarna zal ingegaan worden op de gevolgen die BDI kunnen hebben voor het ontvangende land. Verscheidene theoretici hebben hiernaar onderzoek verricht. De mogelijke positieve en negatieve gevolgen van BDI voor het ontvangende land zullen uiteengezet worden. Hierbij zullen eerst de positieve gevolgen die BDI voor het ontvangende land kunnen hebben worden geanalyseerd om daarna de negatieve gevolgen te benoemen. Nadat het theoretisch kader is opgesteld zullen drie hypothesen hieraan worden ontleend welke in de casestudies getoetst zullen worden

(17)

17

2.1. BDI, een definitie.

BDI zijn investeringen in reële activa in een ander land dan het thuisland van de onderneming. Middels deze investeringen krijgt de investeerder minimaal tien procent van de aandelen of belangen van het bedrijf in het gastland in handen.46

BDI komen voor in twee verschillende vormen. Allereerst als investeringen in een gastland gericht op het fuseren met, dan wel het overnemen van, een lokale onderneming. Het betreft in dit geval zogeheten ´brownfield´ BDI. De andere wijze waarop BDI kunnen voorkomen is wanneer het een door een onderneming uit een ander land opgezette nieuwe onderneming in het gastland betreft. In het geval van de laatste vorm wordt ook wel gesproken van ‘greenfield’ investeringen.47

Het voornaamste percentage investeringen door ondernemingen in een ander land dan hun eigen vinden plaats in de vorm van fusies met en overnames van lokale ondernemingen. Middels dergelijke investeringen trachten ondernemingen hun eigen positie te beschermen en te verbeteren door de overname van andere ondernemingen welke in dezelfde bedrijfstak actief zijn. Bij deze vorm van investeringen worden er in het gastland geen nieuwe productiefaciliteiten opgezet.48 Dit in tegenstelling tot Greenfield investeringen.49

BDI wordt gezien als een belangrijke stimulans voor economische groei in ontwikkelingslanden. BDI zou namelijk een einde maken aan de beperkingen waarmee deze landen te maken hebben wat betreft hun ontwikkelingsmogelijkheden doordat het een einde maakt aan het tekort aan financiële middelen, gebrek aan technologie en het gebrek aan vaardig en geschoold personeel.50

2.2. Het Eclectic Paradigma van Dunning

Het meest gebruikte model om de drijfveren van BDI door multinationals te verklaren is het door John Dunning in 1976 opgestelde en sindsdien door hem verder ontwikkelde ‘eclectic theory of foreign investment’.51

Door Dunning zijn drie verklarende factoren voor investeringen door multinationals vastgesteld. Het betreft hier Ownership, Location en

46

OECD, ‘Foreign Direct Investment’, 5-32.

47

Ibidem, 5-30.

48

M. Herman, D. Chrisholm en H. Leavell.,‘BDI and the effects on society’, Journal of International Business Research (2005, New York)11-20

49

Ibidem, 12-18.

50

OECD., ‘Foreign Direct Investment’, 5-20.

(18)

18

Internalisation. Vandaar dat er ook wel gesproken wordt van het OLI-model. Het door Dunning opgestelde theorie stelt dat ondernemingen in een ander land gaan investeren wanneer ze beschikken over eigendom-specifieke voordelen (O), locatie specifieke voordelen (L) en internaliseringvoordelen (I). Dus:

BDI = O + L + I

Eigendom specifieke voordelen van een onderneming (O)

De eerste voorwaarde voor investeringen van ondernemingen in het buitenland is dat de onderneming over bepaalde comparatieve voordelen moet beschikken. Deze comparatieve voordelen worden door Dunning eigendom specifieke voordelen genoemd. Wanneer een onderneming gaat opereren in een ander land dan brengt dit nadelen met zich mee voor deze onderneming ten opzichte van de lokale ondernemingen in dit land. Te denken valt aan het niet hebben van kennis over de lokale markt en culturele en institutionele verschillen waarvan de lokale onderneming geen nadeel ondervinden. De eigendomspecifieke voordelen die de onderneming bezit moeten groter zijn dan deze nadelen. 52

Wanneer de eigendomsvoordelen de nadelen overtreffen bezit de onderneming een voorsprong ten opzichte van de lokale ondernemingen. In dat geval is het aantrekkelijk voor de onderneming om te gaan investeren in het gastland. Onder eigendomsvoordelen van een onderneming vallen onder andere het merk, het intellectuele eigendom, en de verworven technologische voorsprong en specifieke kennis ten opzichte van andere ondernemingen. Deze voordelen die de onderneming heeft maakt het voor de onderneming mogelijk de kosten verbonden aan de internationale productie te dekken dan wel de nadelen van ondernemen over de grens te niet te doen. 53

Locatie specifieke voordelen (L)

Locatie specifieke voordelen kunnen worden onderverdeeld in economische voordelen, sociale voordelen en politieke voordelen en op basis van de L kan worden vastgesteld waarom een onderneming in een bepaald land investeert. De locatie specifieke voordelen verklaren

52

J.H. Dunning, ‘The Eclectic Paradigm’, 8-31.

(19)

19

waar een onderneming een grotere winst kan behalen wanneer het gebruik maakt van zijn eigendom specifieke voordelen.54

Economische voordelen zijn bijvoorbeeld de lokale markt in het land waarin de onderneming gaat investeren, de aanwezigheid van grondstoffen of de lage arbeidskosten in het betreffende land. Onder sociale voordelen vallen onder andere de afstand tussen het thuisland en het land waarin geïnvesteerd wordt, en de afwezigheid van taalbarrières en culturele verschillen. Politieke voordelen omvatten de politieke structuur van het gastland en de wijze waarop het gastland BDI beïnvloedt. Investeren in een politiek of economisch onstabiel land brengt risico’s met zich mee voor de investeerder en is daarom niet aantrekkelijk. De onderneming zal daarom geïnteresseerd zijn in het investeren in een land dat economisch en politiek stabiel is. Op basis van de locatie specifieke voordelen kan worden vastgesteld waarom een onderneming investeert in een bepaald land. 55

Internaliseringvoordelen (I)

Het Eclectic paradigma vermeldde oorspronkelijk alleen de O en de L om buitenlandse directe investeringen van ondernemingen te verklaren. Hieraan werd door Dunning enige jaren later het internaliseringvoordeel (I) toegevoegd. Het internaliseringvoordeel houdt in dat ondernemingen ervoor kiezen om hun eigendomspecifieke voordelen in eigen bezit te houden in plaats van de rechten te verkopen op de internationale markt. Dunning stelt dat de voordelen die ondernemingen ertoe aanzetten hun eigendomspecifieke voordelen te gebruiken voordelen door internalisering zijn.56

Deze derde voorwaarde verklaart waarom ondernemingen die beschikken over eigendomspecifieke voordelen ervoor kiezen deze voordelen te verplaatsen over de eigen landgrens heen in een buitenlandse markt, maar ervoor kiezen deze voordelen binnen de eigen onderneming te houden in plaats van allianties aan te gaan met ondernemingen in een gastland. De voorwaarde houdt in dat een onderneming enkele in het gastland aanwezige hulpbronnen dient te gebruiken in combinatie met de eigendomspecifieke voordelen, op die wijze is het in staat een hogere winst te behalen dan wanneer het in eigen land zou blijven produceren en daarna de goederen zou exporteren.57

54

J.H. Dunning, ‘The Eclectic Paradigm’, 23-33.

55

Ibidem, 1-31.

56

J.H. Dunning., The Eclectic Paradigm of International Production: Past, present and future’, International Journal of the Economics of Business, (2001) 8:2, 173-190.

(20)

20

Een reden voor een onderneming om over te gaan op BDI kan het ontwijken van door het gastland gevoerd protectionistisch handelsbeleid zijn. Door direct in het gastland te investeren in de zin van het opzetten van productiefaciliteiten omzeilt de onderneming de opgeworpen handelsbarrières als invoertarieven waarvan het hinder ondervindt in het geval van exporteren naar deze markt. Het uiteindelijke resultaat is dat de onderneming door te kiezen voor BDI de productiekosten ziet verminderen en de winst kan laten stijgen. 58

Zolang ondernemingen beschikken over de drie OLI voordelen kunnen zij overgaan tot BDI. Wanneer een onderneming bijvoorbeeld wel de eigendom- en de internaliseringvoordelen heeft, maar niet de locatie specifieke voordelen zal de onderneming ervoor kiezen de productie in het thuisland te laten en over te gaan tot overzees exporteren. Wanneer een onderneming alleen de beschikking heeft over eigendomsvoordelen is het niet in staat deze voordelen toe te passen over de grens waar de internaliseringvoordelen ontbreken. In zo’n geval zal de onderneming kiezen voor het aangaan van contracten met buitenlandse ondernemingen en dus niet rechtstreeks in een ander land gaan investeren.59

Het eclectic paradigma stelt dus dat de omvang van de BDI zal toenemen naarmate de O en I voordelen van een onderneming stijgen en de onderneming in staat is te profiteren van de L voordelen met betrekking tot het creëren, verwerven en benutten in een ander land dan het thuisland van de onderneming. Wanneer de L voordelen beter kunnen worden benut in het thuisland zal de onderneming de voorkeur geven aan binnenlandse investeringen ten opzichte van BDI.60

2.3 Motieven voor BDI en het Eclectic Paradigma

In 1993 combineerde Dunning zijn eigen Eclectic paradigma met de door Behrman in 1972 opgestelde geclassificeerde uiteenzetting van internationale activiteiten door ondernemingen.61 Op basis hiervan komt Dunning tot vier doelen welke een onderneming kan hebben om over te gaan tot BDI. Deze investeringsdoelen zijn: investeringen gericht op het verkrijgen van toegang tot grondstoffen, investeringen gericht op het verkrijgen van toegang

58 J.H. Dunning., ‘Multinational Enterprises and the Global Economy’, Addison Wesley, (1, Boston, 1993) 70-85. 59

Ibidem, 82-90.

60

J.H. Dunning, ‘The Eclectic Paradigm’, 1-31.

61

(21)

21

tot nieuwe markten, op efficiëntie gerichte investeringen en investeringen gericht op het verwerven van een strategisch voordeel.62

BDI gericht op grondstoffen

Investeringen gericht op grondstoffen hebben als doel deze grondstoffen te verkrijgen voor een lagere prijs dan mogelijk is in het thuisland van de onderneming of om toegang te verkrijgen tot grondstoffen die niet beschikbaar zijn in het thuisland. De investeringen pogen de productiekosten te minimaliseren, de toegang tot de grondstoffen te verzekeren en de verworven concurrentiepositie te behouden. Investeringen gericht op grondstoffen kunnen onderverdeeld worden in drie subgroepen.63

Allereerst investeringen gericht op fysieke grondstoffen zoals olie, gas, landbouwproducten en mineralen. De motieven voor deze investeringen zijn doorgaans het verzekeren van toegang tot grondstoffen die noodzakelijk zijn voor de productie. De tweede subgroep bestaat uit investeringen die gericht zijn op geschoolde of ongeschoolde arbeidskrachten. Ondernemingen die arbeidsintensieve producten produceren kunnen bijvoorbeeld hun productiekosten verminderen wanneer ze gebruik gaan maken van goedkoop en laaggeschoold arbeidspersoneel in een gastland. Wanneer het gaat om kapitaalintensieve productie is hooggeschoold personeel vaak gewenst. Wanneer dit in het thuisland niet voldoende aanwezig is, of kostbaar is kan een onderneming de productie verplaatsen naar een land met meer hooggeschoolde arbeidskrachten. Hierdoor kan het de marginale kosten per extra product doen afnemen en dus de opbrengsten doen stijgen. Als laatste zijn er de investeringen gericht op het verkrijgen van toegang tot kennis en technologie. De BDI van een onderneming heeft in dit geval als doel de niet in het thuisland aanwezig maar gewenste technologische kennis te verwerven. Door te investeren in een reeds bestaande productiefaciliteit in een gastland welke de beschikking heeft over deze gesofisticeerde technologie kan de onderneming deze technologie ook in het thuisland gaan gebruiken.64

62

J.H. Dunning., ‘Multinational Enterprises’, 77-79.

63

J.H. Dunning., ‘The Theory of Transnational Corporations’, Routledge, (1993) 80-98.

(22)

22

BDI gericht op markttoegang

BDI gericht op markttoegang zijn investeringen die een onderneming doet om in bestaande markten actief te blijven en om nieuwe markten uit te buiten. Markten, zowel in het thuisland als over de grens, zijn voor ondernemingen belangrijk daar toegang tot deze het concurrentievermogen van de onderneming doet toenemen en haar marktaandeel laat stijgen.

Aan BDI gericht op markttoegang kunnen verscheidene redenen ten grondslag liggen. De productie- en transactiekosten in een gastland zijn bijvoorbeeld lager voor een onderneming wanneer het dit land bevoorraadt via een dochteronderneming in het betreffende land dan wanneer de onderneming ervoor kiest het land te bevoorraden vanuit het thuisland. Daarnaast is een belangrijke reden voor BDI gericht op markttoegang het belang voor een onderneming om fysiek aanwezig te zijn in de buitenlandse markt. Hierdoor is een onderneming namelijk beter in staat eventuele veranderingen in de markt waar te nemen en zijn producten hierop aan te passen. Hierdoor neemt het risico op een eventuele achterstand op lokale ondernemingen af.65

BDI gericht op efficiëntie

Op efficiëntie gerichte BDI zijn investeringen waarmee een onderneming poogt de productie in de in het thuisland gevestigde productie-eenheden, zoals fabrieken, te optimaliseren. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten op efficiëntie gerichte investeringen.66

Allereerst zijn er investeringen die gedaan worden in landen met grotendeels aan het thuisland van de onderneming vergelijkbare economische structuren en inkomensniveaus. Middels dergelijke investeringen probeert de onderneming te profiteren van de schaalvoordelen in deze economieën, door de productie geografisch te concentreren en het productieproces te optimaliseren. De voordelen die deze investeringen met zich meebrengen leiden er toe dat multinationale ondernemingen hun productiefaciliteiten op de plaatsen gaan vestigen waar de marginale productiekosten het laagst zijn.67

De tweede variant van op efficiëntie gerichte investeringen hebben tot doel te profiteren van de verschillen in productiekosten en de aanwezige productiefactoren (arbeid, kapitaal, land) in verschillende landen. In het geval van arbeidsintensieve productie zijn de arbeidskosten de belangrijkste productiefactor. Van belang is het loonniveau in het gastland

65

J.H. Dunning., ‘Multinational Enterprises’, 98-112.

66

Ibidem, 95-103.

(23)

23

en het thuisland. Wanneer de productie kapitaalintensief is, is er minder van de factor arbeid noodzakelijk binnen het proces. Maar bij een dergelijk productieproces is de kwaliteit van deze factor arbeid wel zeer belangrijk. De mate van efficiëntie aangaande de productie kan in dit geval toenemen wanneer er in het gastland sprake is van kwalitatief hoger opgeleid personeel waardoor de arbeidsproductiviteit hoger is dan in het thuisland van de onderneming.

BDI gericht op strategisch voordeel

Ondernemingen die zich middels BDI richten op het verwerven van een strategisch voordeel investeren voornamelijk in buitenlandse ondernemingen met als doel hun strategische doelstellingen op de lange termijn te realiseren. Onder dergelijke doelstellingen valt bijvoorbeeld het behouden of optimaliseren van de internationale concurrentiepositie van de onderneming.68

Het motief dat een multinational heeft voor deze vorm van investeringen is het verwerven van nieuwe voordelen welke aan de reeds in het bezit van de onderneming zijnde voordelen kunnen worden toegevoegd. Het strategische doel hiervan is het versterken van de eigen internationale concurrentiepositie dan wel het verzwakken van de positie van de concurrentie.69 Een voorbeeld van een op strategisch voordeel gerichte investering is het overnemen van een concurrerende onderneming met als doel de positie van de onderneming ten opzichte van een andere, machtigere concurrent te verbeteren. Een multinational kan bijvoorbeeld ook overgaan tot het overnemen van andere ondernemingen met als doel de exclusieve toegang tot een bepaalde grondstof te verkrijgen. Een laatste voorbeeld van investeringen gericht op het verwerven van een strategisch voordeel is het overnemen van een onderneming welke complementaire goederen produceert of diensten levert. Hierdoor is de onderneming in staat een breder aanbod van producten en diensten aan zijn klanten aan te bieden.70

Door een onderscheid te maken tussen de verschillende typen BDI kunnen de onderliggende motieven en de eigenschappen van deze investeringen worden vastgesteld. Van een afgebakend onderscheid tussen de verschillende vormen van BDI is geen sprake. De motieven die aan de investeringen ten grondslag liggen zijn niet wederzijds exclusief maar kunnen

68

J.H. Dunning, ‘The Eclectic Paradigm’, 10-18.

69

J.H. Dunning., ‘The Theory of Transnational Corporations’, Routledge, (1993) 80-98.

(24)

24

samengaan en naast elkaar bestaan. BDI kan gelijktijdig voortkomen uit verschillende motieven en in verschillende combinaties.

Het Eclectic Paradigma en de motieven voor BDI71:

2.4. Positieve en negatieve gevolgen van BDI voor het gastland

BDI door het verstrekkende land of door de verstrekkende onderneming beogen een bepaald voordeel voor dit land of voor deze onderneming op te leveren. Maar niet alleen de verstrekker van de BDI ondervindt de gevolgen van deze investeringen. Investeringen in een gastland hebben ook economische gevolgen voor dit land en voor de bevolking. Naast de economische gevolgen die de investeringen met zich meebrengen kunnen BDI ook politieke en sociaal-culturele gevolgen hebben voor het gastland.72 Tussen deze gevolgen van de investeringen kan op basis van voorgaande onderzoeken naar de gevolgen van BDI een onderscheid worden gemaakt tussen positieve en negatieve gevolgen voor het gastland.

71

Schema is door de auteur afgeleid uit voorgaande pagina’s.

72 OECD., ‘Foreign Direct Investment’, 15-16.

Eigendomspecifieke voordelen

Geven onderneming competitief voordeel in markt waarin geïnvesteerd wordt

Locatiespecifieke voordelen

Verklaren waarom een onderneming investeert in een bepaald land

Internaliseringvoordelen

(25)

25

2.4.1. Positieve gevolgen voor het gastland

1. Positieve economische gevolgen

Buitenlandse investeringen in een gastland kunnen verscheidene positieve economische gevolgen hebben. Door een toename van het aantal investeringen neemt allereerst de productiefactor kapitaal toe, hetgeen met zich meebrengt dat er meer goederen geproduceerd kunnen worden.

Het voordeel van BDI als kapitaalgoed ten opzichte van andere vormen van kapitaal is dat BDI gezien wordt als een stabielere vorm van kapitaalaccumulatie, daar BDI zich op de lange termijn richten.73 Hierdoor vinden er aangaande BDI minder fluctuaties plaats ten opzichte van de overige kapitaalstromen. Het gevolg is dat het gastland geen nadeel ondervindt van dergelijke schommelingen in de beschikbaarheid van de productiefactor kapitaal.

Naast de initiële macro-economische stimulans brengt BDI een aantal aanverwante positieve economische gevolgen voor het gastland met zich mee. BDI beïnvloedt de groei doordat de factorproductiviteit toeneemt en in algemenere zin beïnvloedt het de mate van efficiëntie waarmee in het gastland van productiefactoren gebruik wordt gemaakt. Dit komt voort uit de volgende aan BDI verwante kanalen: de koppeling tussen BDI en buitenlandse handelsstromen, de Spillover effecten en overige externaliteiten ten aanzien van de economische sector in het gastland, zoals bijvoorbeeld technologie overdracht, en als laatste door de directe impact die BDI heeft op de structurele factoren in het gastland.74

BDI en handel

De gevolgen die BDI heeft voor de handelsstromen van het gastland verschillen sterk per land en per economische sector. Wat echter vaststaat is dat de koppeling tussen BDI en handel gezien moet worden in een groter verband dan de directe invloed die de investeringen hebben op de import en export. Het voornaamste voordeel dat het gastland haalt uit de koppeling is de lange termijn bijdrage die BDI levert aan het integreren van de economie van het gastland met de wereldeconomie welke gepaard gaat met een stijging van zowel de import als de export. Anders gesteld, handel en investeringen worden in toenemende mate erkend als elkaar wederzijds versterkende kanalen voor grensoverschrijdende activiteiten.75

73

K. Bjorvatn., ‘FDI in LDCs Facts theory and evidence’, Working paper No 47/00 Centre for International Economics and Shipping (Bergen, 2000) 1-4.

74

I.A. Moosa., ‘Foreign direct investment, theory evidence and practice’, Palgrave Macmillan (2002) 68-75.

(26)

26

De mate waarin gastlanden door middel van de BDI de exporten op de korte en middellange termijn kunnen laten toenemen hangt af van de context. De duidelijkste voorbeelden van toename van de export als gevolg van BDI kunnen worden gevonden in landen die rijk zijn aan grondstoffen en tot recent hun economie gesloten hielden. Door openstelling van de economie voor buitenlandse investeringen in deze sector kan de export van deze hulpbronnen sterk toenemen.76

Technologie overdracht

In de economische literatuur wordt de overdracht van technologie als een van de voornaamste wijzen gezien waarop in het gastland gevestigde buitenlandse ondernemingen een positieve bijdrage leveren aan de economie van het gastland. Hiervan kan voornamelijk sprake zijn wanneer ondernemingen uit ontwikkelde landen gaan investeren in minder ontwikkelde landen, daar ondernemingen uit ontwikkelde landen vaak de beschikking hebben over geavanceerdere technologie dan in het gastland voor handen is. Als gevolg hiervan kunnen deze ondernemingen sterk bijdragen aan het aantal technologische spillovers.77

Technologische spillovers kunnen plaatsvinden op een viertal wijzen. Allereerst door verticale verbindingen tussen buitenlandse ondernemingen en leveranciers of winkeliers in het gastland. Verder door horizontale verbindingen met concurrerende of complementaire ondernemingen uit dezelfde sector. Als derde door de migratie van geschoolde arbeidskrachten en als laatste door de internationalisering van de onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten.78 Het spillover-effect is het sterkst aanwezig in het geval van verticale verbindingen met lokale leveranciers in minder ontwikkelde landen. In dat geval verlenen buitenlandse ondernemingen vaak technische ondersteuning, training en andere kennis om de kwaliteit van de producten van de leverancier te verbeteren. Verder ondersteunen veel buitenlandse ondernemingen lokale leveranciers in de aankoop van materialen en halfproducten als ook in het moderniseren van de productiefaciliteiten.79

Opgemerkt dient te worden dat de technologie relevant moet zijn voor de betreffende sector in het gastland om meer dan alleen een positief effect te hebben voor de lokale onderneming waarmee de buitenlandse onderneming gaat samenwerken. Tevens is het technologische niveau binnen de betreffende sector van het gastland van belang. Uit onderzoek is gebleken dat voor BDI om een positievere impact te hebben op de productiviteit

76

D. Moyo., Dead Aid, 100-140.

77

Ibidem, 110-123.

78

Broadman., Africa’s Silk Road, 210-226.

(27)

27

van het gastland dan binnenlandse investeringen, het verschil in technologische kennis tussen binnenlandse ondernemingen en buitenlandse investeerders relatief klein moet zijn. Wanneer het verschil aanzienlijk is of wanneer het absolute technologieniveau in het gastland laag is zullen lokale ondernemingen waarschijnlijk niet in staat zijn de buitenlandse technologieën te absorberen.80

Verbetering niveau menselijk kapitaal en werkgelegenheid

Een indirect gevolg van buitenlandse investeringen in een gastland is dat het menselijk kapitaal verbeterd. Hiermee worden de kennis en vaardigheden van de beroepsbevolking bedoeld. Empirisch onderzoek wijst uit dat multinationale ondernemingen ten opzichte van lokale ondernemingen relatief gezien voorzien in meer training en overige zaken welke het menselijk kapitaal doen toenemen. Tevens hebben de buitenlandse investeringen een positieve uitwerking op de werkgelegenheid in het gastland.81

Wanneer werknemers in dienst komen van dochterondernemingen van de buitenlandse ondernemingen zal door middel van trainingen en het on-the-job leren het menselijk kapitaal in het gastland toenemen. Wanneer deze werknemers van baan veranderen zullen ook andere ondernemingen van hun verworven kennis en vaardigheden kunnen profiteren. Van belang in deze is dat in het gastland sprake moet zijn van enig opleidingsniveau onder de beroepsbevolking, daar in het geval van een te groot gat tussen de kennis en vaardigheden van de lokale beroepsbevolking en die van de buitenlandse onderneming het spillover effect op dit gebied nihil zal zijn.82

Om een ¨positieve uitwerking te hebben op de werkgelegenheid is de wijze van BDI van belang. ´Greenfield´ BDI brengt naast de bouwwerkzaamheden voor een nieuwe productiefaciliteit werkgelegenheid met zich mee doordat de moederbedrijven voor hun nieuw opgezette ondernemingen in het gastland opzoek gaan naar werknemers. Dit betekent dat deze vorm van investeringen zowel zorgen voor werkgelegenheid op de korte als op de lange termijn. Wanneer het gaat om brownfield BDI vinden de investeringen plaats in reeds bestaande ondernemingen in het gastland. Als gevolg van deze investeringen zal de

80

H. Gorg en E. Strobl., ‘Foreign Direct Investment and Local Economic Development’ in: T.H. Moran ed, Does Foreign Direct Investment Promote Development?, Institute for international economics center for global development, 2005, 137-148.

81

K. Bjorvatn., ‘FDI in LDCs Facts theory and evidence’, 21-24.

(28)

28

werkgelegenheid in het gastland waarschijnlijk nauwelijks toenemen, daar een andere eigenaar niet automatisch nieuwe banen zal opleveren.83

Competitie

Door BDI en de aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen zal de concurrentie op de markten in het gastland sterk toenemen. De aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen kan in positieve zin bijdragen aan de economische ontwikkeling van het gastland daar het tot gevolg heeft dat de lokale ondernemingen zich concurrerend moeten opstellen.

Lokale ondernemingen worden door de aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen gedwongen hun productieproces aan te passen om de competitie aan te kunnen gaan met deze nieuwe ondernemingen. Het gevolg hiervan zal zijn dat de productiviteit zal verhogen, de prijzen zullen worden verlaagd en er op een efficiëntere wijze gebruik gemaakt zal gaan worden van de beschikbare productiefactoren.84

Ontwikkeling van ondernemingen

BDI heeft de potentie om de ontwikkeling van ondernemingen in het gastland in grote mate aan te moedigen. Doordat een buitenlandse onderneming investeert in een lokale onderneming wordt deze onderneming gedwongen efficiënter te werken, zullen de kosten afnemen en worden er nieuwe activiteiten ontwikkeld.

Daarnaast kan de efficiëntie in andere ondernemingen toenemen doordat deze het voorbeeld van de ondernemingen waarin geïnvesteerd is gaan volgen en als gevolg van spillovers verwant aan de spillovers op het gebied van technologie en menselijk kapitaal.85

2. Positieve sociale en politieke gevolgen

BDI kunnen naast economische gevolgen ook gevolgen hebben op sociaal, cultureel en politiek gebied. Het betreft hier grotendeels indirecte gevolgen van de buitenlandse investeringen voor het gastland. Positieve gevolgen kunnen de buitenlandse investeringen hebben op deze gebieden door bijvoorbeeld de disseminatie van good practices door buitenlandse ondernemingen.

83

R. E. Lipsey, F. Sjoholm., “The impact of inward BDI on Host Countries why such different answers?’ in: T.H. Moran ed, Does Foreign Direct Investment Promote Development?, Institute for international economics center for global development, (Washington) (2005), aldaar 23-38.

84

K. . Bjorvatn., ‘FDI in LDCs Facts theory and evidence’, 21-24.

(29)

29

Verbetering milieu- en arbeidsomstandigheden

Een indirect gevolg van de instroom van buitenlandse investeringen voor het gastland kan de verbetering van de milieuomstandigheden zijn. Doordat buitenlandse ondernemingen een dochteronderneming opzetten in het gastland of doordat buitenlandse ondernemingen een lokale onderneming overnemen worden de standaarden van de buitenlandse onderneming ook overgebracht naar het gastland. In geval het gaat om ondernemingen uit ontwikkelde landen brengt dit voor het gastland een verbetering van de milieu- en arbeidsomstandigheden met zich mee. Deze ondernemingen dienen zich in hun thuisland te houden aan verscheidene milieurestricties en arbeidseisen en zullen deze eisen meenemen naar het gastland.86

Een voorbeeld van de verbetering van de milieuomstandigheden is dat buitenlandse ondernemingen zich in hun thuisland dienen te houden aan strikte beperkingen omtrent milieuvervuiling. In minder ontwikkelde landen wordt hieraan door de lokale ondernemingen vrijwel geen aandacht besteed, wat een sterk negatief effect heeft op het milieu. Ondernemingen uit ontwikkelde landen transporteren als gevolg van de investeringen ook hun productiewijzen welke gekenmerkt worden door milieuvriendelijker produceren. Gevolg is dat de milieuvervuiling in het ontwikkelingsland zal afnemen.

Verbetering opleidingsniveau en lonen lokale bevolking

Dit gevolg van BDI hangt sterk samen met de eerder aangehaalde verbetering van het menselijk kapitaal. Doordat buitenlandse ondernemingen beschikken over een hoger niveau van kennis en vaardigheden en relatief gezien voorzien in meer training en overige zaken voor de werknemers heeft de beroepsbevolking in het gastland de gelegenheid zijn opleidingsniveau en vaardigheden te verbeteren.87

Als gevolg van een verbetering van het opleidingsniveau van de lokale bevolking zal het gemiddelde inkomen van de lokale beroepsbevolking toenemen. Hierdoor neemt de inkomensongelijkheid in het gastland af. Dit laatste is ook een gevolg van het feit dat buitenlandse ondernemingen over het algemeen een hoger salaris betalen dan de lokale ondernemingen.88

86

D.K. Brown, A.V. Deardorff. R.M. Stern., ´The effects of multinational production on wages and working conditions in developi ng countries´, Working paper No. 9669 National Bureau of Economic Research (2002, Washington DC) 3-12.

87

I.A. Moosa., ‘Foreign direct investment’, 70-92.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Aangezien Angola en de DRC landen zijn met veel grondstoffen hebben ook deze een belangrijke invloed op economische ontwikkeling.. Een het hoofdstuk over grondstoffen

Deze dienen zorg te dragen voor de ontwikkeling en de implementatie van bijvoorbeeld een breedbandnetwerk, maar daarnaast zijn zij zelf ook verantwoordelijk voor een goede

Based on a selection of institutional, socio-economic and environmental factors, our study identifies drivers and barriers affecting urban climate change plans across 200

The research findings sufficiently presented evidence to prove that three (3) key elements are vital to optimizing rotating equipment maintenance management in

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

13 Keune en De Beer (zie voet- noot 12) stellen dat de kwali- teit van publieke diensten vooral moet worden verbe- terd ‘door te investeren in de kwaliteit van de medewerkers

Er is op dit gebied veel ‘planwerk’ voor de gemeente, want er moeten niet alleen verschillende nieuwe bestemmingsplannen worden vastgesteld, ook oude plannen vragen