J . Beurrier
EEIT GRÂFIGCEE VERGELIJKING 'Tü'JbEH GRÜERSGEKIDBELDEIT VAN C . B . T . B . - B E D R I J V E N Ell L . E . I.-BEDRIJVEIT III 1 9 6 2 / 6 3
Interne nota
Ho. 95
INHOUDSOÎ'GAVI B i z . INLEIDING 7 I . Ï I J T INKOï'IEII 3 a . Hot b e w o r k i n g s i n k o m o n 8 b . B o v / e r k i n g s k o s t o n 0 c . N e t t o - o v e r s c h o t 8 de A r b e i d s i n k o m e n 8
II.ARSEIDSPaODUKi'IVITLI-P Ell Ï.JLKDI3HTICID 15
a . P r o d u k t i v i t c i t 15 b„ T a a k d i c h t h o i d 15
I I I .RENTABILITEIT VAN DE BEDIÎIJF3"NDENDELEN 19
à . Do r u n d v e e h o u d e r i j 19
b. De varkenshouderij 19 c. De- pluimveehouderij 19 d„ Marktbaro gewassen 19
7
-INLEIDING
In dit onderzoek zijn de ons ter beschikking staande gegevens van de gemengde C.B.T.3.-bedrijven, waarvan een bedrijfseconomische boekhouding is bijgehouden, vergeleken met de gemengde.L.E.I.-be-drijven,
Bij deze vergelijking is uitgegaan van groepsgemiddelden waarvan de grootteklassen en het aantal bedrijven per groep in
tabel 1 Wordt gegeven. Het dool-was na te gaan of hierbij duide-lijke verschillen tussen L.E.I.-bedrijven en C.B.T.B.-bedrijven naar voren zouden komen.
Tabel 1
GROOTTE: :LASS: 5EH EN AANTAL C . B . T . B . • N o . 1) 1 2 3 4 5 1 2
3
4
5
1 23
4
5
6
7
89
10 11 1 2 1 2 I G r o o t t e k l a s s e D r e n t h e 4 , 0 0 6 , 1 49,37
8 , 4 0 .. 1 4 , 0 5 -1 -1 , 4 0 1 8 , 0 0 1 5 , 8 0 2 7 , 6 0 4 3 , 0 0 O v e r i j s s e l 3 , 7 0 7 , 5 1 9 , 5 1 1 2 , 0 1 1 5 , 0 1 -G e l d e r l < 2 , 7 0 5 , 0 1 6 , 0 1 6 , 6 1 7 , 5 1 8 , 4 1 9 , 1 1 1 0 , 0 1 . 1 1 , 8 1 1 4 , 0 1 1 7 , 0 1 2 1 , 0 1 -U t r e c h t 4 , 8 5 1 1 , 3 1 -7 , 5 0 9 , 5 0 1 2 , 0 0 1 5 , 0 0 3 2 , 0 0 m d 5 , 0 0 6 , 0 0 6 , 6 0 7 , 5 0 8 , 4 0 9 , 1 0 1 0 , 0 0 11 , 0 0 1 4 , 0 0 1 7 , 0 0 21 , 0 0 3 3 , 0 0 1 1 , 3 0 2 7 , 3 0 h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a h a .u a n t a l b e d r i j v e n 20 2 4 2 4 18 2 3 22 2 4 2 4 2 3 2 3 2 4 22 22 24 2 4 22 ' 22 2 4 20 21 2 4 12 22 9BEDi IJVLN PEP. GK0EP L . E . I . N o . 1) 1 2 1 2 3 4 5 1 2
3
4
5
6 . 1 I G r o o t t e k l a s s e D r e n t h e 9 , 0 0 - 1 8 , 0 0 h a 9 , 0 0 - 1 8 , 0 0 h a O v e r i j s s e l 4 , 0 0 - 7 , 0 0 h a 7 , 0 0 - 1 0 , 0 0 h a 7 , 0 0 - 1 0 , 0 0 h a 1 0 , 0 0 - 1 5 , 0 0 h a 1 0 , 0 0 - 1 6 , 0 0 ' h a G e l d e r l a n d 7 , 0 0 - 1 0 , 0 0 h a 1 0 , 0 0 - 1 5 , 0 0 h a 7 , 0 0 - 1 6 , 5 0 h a 7 , 0 0 - 9 , 5 0 h a 9 , 5 0 - 1 2 , 0 0 h a 1 2 , 0 0 - 1 8 , 0 0 h a U t r e c h t 7 , 0 0 - 1 4 , 0 0 h a A a n t a l b e d r i j v e n 2 0 20 20 17 17 16 15 1 5 16 1 8 19 18 16 2 0De C.B.T.B.-bedrijven zijn in het algemeen per provincie ingedeeld in verschillende grootteklassen; alleen in Drenthe zijn waarschijnlijk twee gebieden onderscheiden.
De L.E.I.-bedrijven zijn per consulentschap ingedeeld in grootte-klassen. Er is geen rekening gehouden met uventuele gebiedsverschillen tussen L.E.I.-bedrijven en C.B.T.B.-bedrijven.
I . HET INKOIuEÏÏ
a. Ilot bewerkingsinkomen
Hot bcworkingsinkomen wordt gevormd door de totale opbrengsten minus totale kosten exclusief kosten van arbeid, werktuigen, trekkers en werk door derden. Uit grafiek 1 blijkt dat het bewerkingsinkomen op de L.E. I. -bedrijven gemiddeld hoger ligt dan op de C .13 .T .B . -bedrij-ven. De oorzaken hiervan kunnen liggen in een hogere rentabiliteit van de afzonderlijke bedrijfsonderdelen of in de samenstellingen van het bedrijfsplan. Op de rentabiliteit van de afzonderlijke bedrijfsonderdelen zal hierna nog worden ingegaan.
b. Bewerkingskosten
De bewerkingskosten zijn de totale arbeidskosten + werktuig-kosten + trekkerwerktuig-kosten + werktuig-kosten van werk door derden + normbedrag van f.5OO,- per gemiddeld aanwezig paard. Uit grafiek 2 blijkt dat de bewerkingskosten op de L.E.I.-bedrijven aanmerkelijk hoger zijn dan op de C.B.T.B.-bedrijven.
Een nader onderzoek naar deze verschillen heeft uitgewezen dat een gedeelte hiervan wordt veroorzaakt doordat op de C.B, T.B.--bedrijven de berekening van de arbeidskosten afwijkt van de berekening
op de L.E.I.-bedrijven.
Bij de C .B. T. B.. -bedrijven is geen rekening gehouden met overuren,
hier zijn als arbeidskosten gerekend een jaarloon van f. 6.650»- P'-r
volwaardige arbeidskracht. Dit komt neer op + 264O uur por jaar per volwaardige arbeidskracht met een uurloon van + f.2,52. De be-werkingskosten per bewerkingseenheid worden in grafiek 3 weergegeven
Om een indruk te verkrijgen van de invloed van het verschil in berekeningswijze ten aanzien van de arbeidskosten is ook weergegeven wat het resultaat geweest zou zijn, als de arbeidskosten op de
L.E.I.-bedrijven op een zelfde niveau berekend werden als op de
C.B.T.B.-bedrijven; nl. f.6.650,- per volwaardige arbeidskracht. De uitkomst hiervan wordt in grafiek 4 weergegeven. Hieruit blijkt dat ondanks deze correctie de arbeidskosten op de L.E.I.-bedrijven nog wat hoger zijn.
c. Hetto-overschot
Het netto-overschot (grafiek 5) is op de L.E.I.-bedrijven
het laagst en varieert hier van +f.-5,- - ±f.-2,~. Op de
.C.B.T.B.-bedrijven lopen de netto-overschotten uiteen van +f>_3>_,_ +f.-0,50
per bewerkingseenheid.
Uiteraard is hier ook van toepassing hetgeen in •het voorgaande reeds is gezegd over de berekening van de arbeidskosten.
d. Arbeidsinkomen
Het arbeidsinkomen per v.a.k. wordt in grafiek 6 we-ergegeven. Hieruit blijkt dat er geen noemenswaardige verschillen zijn tussen do
C»B.T.B.- en L.E.I.-bedrijven. De verschillen in berekende arbeids-kosten hebben op het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht geen invloed.
Het lagere bewerkingsinkomen per bewerkingseenheid op de C.B.T.B.-bedrijven wordt blijkbaar gecompenseerd door een hoger aantal bewerkings eenheden per man.
CI 3 C Û "° t m ) -£3 C D C D t- C D CD O l l 1 O C D C D C O I C D C D C D r— 1 1 , , C D CD CD UD I I C D C D C D u O 1 1 C D C O C D -3-i I C D C D a C O 1 . , L „ C D C D C D Os] l 1 CD CD CD t 1 I CD C D C D C D 1 |„ , . CD CD CD en 1 1 CD CD C D C O 1 I o CD CD r— i i C D C D C D U D
11 -O '— CD L O CNJ -I O-CD O CO CD CD CD CD CD CD UO CD CD CD LO CD CD CD -d-CD O CD m CD CD CD OJ CD o CD f ™ CD CD CD CD CD CD CD OD CD CD CD CO CD CD CD r-o CD CD U3
13 en uu c j .—* _ * c CD O a t O) . 0 £_ — O O . C D O / r ~ > C_> C O <• ) < > f i c o r ) ( i e » t ^ J C J C D - Û c CD ex C J C D ^t- / l. / H - / \ ~ • <~ c CU a> » =s 0 _o t -O Q . — C D C J L O l f-" / *•/ / c o C ) r > <.NJ OvJ C D r 5 C \ J r~t C 3 ( 3 t ^ J f-" ) < J O J , C J C D <.X> ( — < J C D r— . r~> C D CD C J LO CD L O C D C D L O t C D C D C D 1 C D C D L O ""j™ C D C D O C x i C D C D L O CXJ 1 C D C D C D C O C D C D L O C O C D C D C D d -C D C D L O d -C D CD C D L O C D CD L O L O C D O C D I J O C D C D L O v-D C D C D C D r— C D C D L-O c — C D CD CD O O
• 15
-II. ÀxiBEIDSPRODUKTIVITEIT EN TAAKDICÏITHEIT) a. Produktiviteit
Uit grafiek 7 blijkt dat het aantal bewerkingneenheden
per volwaardige arbeidskracht op de C.B.T.B.-bedrijven gemiddeld hoger ligt dan op de L.E.1.-bedrijven. Van de onderzochte groepen
heeft de C.B.T.B. 66c/ó en het L.E.I. 2Vfo met meer dan 100Û
bewer-kingseenheden per volwaardige arbeidskracht. Ook het aantal ha per volwaardige arbeidskracht is op do C,B.T,B.-bedrijven hoger dan op de L.E.I.-bedrijven (grafiek 8 ) ,
Het kan zijn dat het bepalen van de beschikbaarheid van de gezinsleden in belangrijke mate tot deze verschillen heeft bijge-dragen. Het Vf a s op korte termijn niet mogelijk dit nader te onder-zoeken.
b. Taakdichtheid
Het aantal bewerkingseonheden per ha wordt gegeven in grafiek 9. De verschillen zijn hier niet groot. De C.B.T.B.-bedrijven komen hier misschien als iets intensiever naar voren
dan de L.E.I.-bedrijven, Een duidelijk verschil is hier echter niet te zien
17 -e x ] co LO CD
6°
CT* - o x ra LxJ O l XCT Q < * j =• O & ro O ^ o ° o ^ - " X x- X o rsj ,—C D C D L O Cvl C D C D -3-C^i C D C D co e^j C D o CvJ C^l C D C D Cvi C D C D O O J C D C D C D C D C D 0 0 C D C D r— C D CD <JD C D C D L O CD C D -4" CD CD C\l CD C D i— C D C D C D C D C D C D
19
-I -I -I . DE R2-ITTAB-IL-ITE.-IT VAN DE BEDR-IJFSONDERDELEN
a. De rundveehouderij
Bij de rundveehouderij komen tussen de C.B.T.B.-'en
L.E.I,-bedrij-ven geen duidelijke verschillen naar voren, In de grafieken 10-11-12 en
•13 is wel een tendentie aanwezig, dat de L.E. I,-"bedrij ven misschien iets gunstiger uitkomen. Uit de frequentieverdeling van de melkopbrengst en de opbrengst minus bijkomende voerkosten, blijkt, dat beide groepen een top hebben bij resp. 4000 - 4200 kg en 850 - 950 gld. Bij de omzet en
aanwas is dit niet het geval, hier zijn verschillende toppen. Op de C.B.T.B.-bedrijven bij 240 - 320 gld. en op de L.E.I.-bedrijven bij 320 - 4OO gld.
b. De varkenshouderij
Volgens de grafieken 14 en 15 geeft de varkenshouderij voor de L.E.I.-bedrijven een beter resultaat te zien. Bij de frequentieverde-ling van de opbrengst per 100 gld. voerkosten, komt dit duidelijk tot
uiting. Beide groepen hebben een top bij 80 - 90 gld., 2 O/o van de
C.B.T.B.-bedrijven tegenover 26c/o van de L.E.I.-bedrijven hebben deze
opbrengst gehaald. Verder blijkt uit deze grafiek dat het percentage bedrijven met minder dan 80 gld. opbrengst op de C.T.B.T.-bedrijven gro-ter is en met meer dan 90 gld. opbrengst, kleiner is dan op de
L.E.I.-bedrijven.
Het aantal varkens is bij beide groepen ongeveer gelijk. c. De pluimveehouderij
Bij de pluimveehouderij komen evenals bij de rundveehouderij, tussen de C.B.T.B.- en L.E.I.-bedrijven geen duidelijke verschillen naar voren. (Grafiek l6).
Uit de frequentieverdeling van de leg per hen per jaar (grafiek 17) blijkt, dat beide groepen verschillende toppen hebben. 47/-' van de C-B.T.B.-bedrijven heeft een leg per hen per jaar tussen de 190 en 230 eieren,
bij de L.E.I.-bedrijven is dit GOcfo met een leg per hen per jaar tussen de
I70 en 210 eieren. De spreiding is bij de C.B.T.B.-bedrijven groter dan bij de L.E.Ie-bedrijven, dit zal vermoedelijk veroorzaakt worden door ver-schillen in de inventarisatie (L.E.I. per veertiendaagse periode), in de overboeking naar leghen (L.E.I. met 5 maanden) en de gerichte keuze van de L.E.I.-bedrijven.
Het aantal leghennen per bedrijf is op de C.B.T.B.-bedrijven groter. d«, Marktbare gewassen
Bij de opbrengsten marktbare gewaasen per ha marktbaar gewas is
geen duidelijk verschil waar te nemen (grafiek 18). Per provincie kan
worden gezegd, dat de opbrengsten op de L.E.I.-bedrijven in Drenthe iets hoger, in Overijssel iets lager en in Gelderland gelijk zijn aan de C.B.T.B.-bedrijven. Dat in Overijssel de opbrengsten van de L.E.I.-bedrijven lager zijn wordt veroorzaakt door de verbouw van fabrieksaard-appelen op de C.B.T.B.-bedrijven. Over het algemeen is het percentage hakvruchten op de C.B.Ï.B.-bedrijven hoger dan op de L.E.I,-bedrijven.
20 -ca CD => o cv. o L J J O -et- r o v , co CD-' x » X C D L U CO r \ . C J - o ' O O e n c x j x *— CD Cn 1 ^/^ CT» C D -o ^ O cn - 3 * o>X !_OX C D CD CD CD CD -d-en CD CNJ CO CD CD cr> CD UD CO CD Cxi CO CD CD CO
rH :1 -CD • H CH CÖ fH O CD CO ra fa M r—i F--I K I o pq fa O pq M f H pq P-I P . pq O fa pq fa n H ^H fa en -^ O K , f -J « O H fa. o M fa .-1 PI P-T n n p - l h-;j. : 1 fa >~> ' ~' rq o M M çH I - , fa M m fa fa i •/ H a fa » fa m pq o o O O ^ rH CD a u CD P . s.: CD - p CO o "u CD O i> •H fa I ,.o O CD CD CD i> •r-j •H H fa rH Ö rd - H - P CD S tf c3 C\J CM <M C\J CM O C M CO rH -4- O CO " = J - CM r-O rH
22 -CM to M Ti C D CD O) o -1-E-i r.o • o P i .
8
fM-O ^ H I--H p-q N P i o l-.-- ^ <-4 h-T > H C'3 f>H P i M pq PI FH F-ï O O pH M n r> M P-l 1 PI m i r-i P-I o 1 1 1 i 1 CD CD CO LO C D CD L O CD CD CD CD CXJ L O So C 3 CU CO -3-CD CD -=t-S c a CD Ö iH CD PH v! ÎH CD tiO P i CD CD CO p> O F-! Pi CD CD c o •l C D CO CD C D CD CO • H M CD C ] ' cd -p rj CD S CsJ r-l • H CNJ O CM CO vt- OJ co "3- C\l23 -ni f-! m pi
3
« » M £TH a « * • :- -i M r~1 O pq M5J
> r i H M M M M K^. H M F-"-: t= e y M m P-H N oM
i-I M f H P=! L:J ('H M 1-1 n !__. M a> !> •r-3 •H r-i eu r - o ' ; CD O u CD El CD -3-> i-T> PO i CM , CD fH CD Pn T J hO f ^ •H rn ni ^ f i CT1 Qj CD «— C D a> N o CD CD OD CD CD r H ö CÔ -HCM a O CO CM M3 (M CM C M CM C M O CO r-H CM r H CO MD T ^ - CM24 en L U cuT _u O . _ . en X crO UD Q cr.x L U CD CO CD ^ X c^ O CG O -ooX CD CD ' X CD S o -a X CO - a X • o X
25 -M O) •H ' H ni H o " O N •o CO O M . O r H w I H PI o Cl:! r-1 PH > Pw K I P H O M M ( ! • > • C'3 l^H M 1-1 M M « M |> !'q H ' H i->. I--I [_r> (. •>' M PH i-H O F H I - I H h.--' • -' en n i- j
3
k £ H I-i M rr> C .) ! -'"! '>H ' • 1 c ; •3 « i - i CD CJ C ) r H O H O . O O -C\J O O ' O o O co o o O i n o O o C\) o f, o CO CvJ VO CV Cvl (M CM O C\J CO V D r H -<tf-O CO ^ CMCQ O OyC •-^ X CD o O o \ X ,S< 1 I CC CQ C u CD C - j Q o 1?? csio X C D n X C D (JLÎ r~-n u> s-T J O - O Î -(11 O . CD Cxi CD <-0 C D - f LT) C D CD CO ~4" CD LO CD CO CD CD CO C D C D
- 27 - o • - r - i -o o " O -o - o 3-N 'cu • H NH O p } o ~X) :M o CM o .o
o
-en CM o CM '^ n3 p 1-3 H PI 1-1 p'-l M M PH (•-1 M FH ! • • - ) f 3 (./ M PH I - HS
pc] pq PH O k l (-) O - r O CM O - C M CM O - r - l CM O - O CM O O ..co O o o o rH o rH O CM H O H t l • ' T •H O o rH O ci . H O - LTA C\i r H O o\ 0 3 VD •*}- cO H28 o c& CO U J C_3 —J CT> A CO X LO X CD 3C a i a en ra OO-O co-t^ X - O X -CD 3D «3 — t --=hX CD L O X CD o ^ X co - o -a X - a * •e-s. o o C D o . ,-, 'o •"* C D C O 'f~* C D _-v-C D C D -rt- m L O CD O") C D U D C-J oo
SAMENVATTING
1. Een aantal groepen C.B.T.B.-bedrijven werd vergeleken eet een aantal groepen L.E.I.-bedrijven.
2. De vergelijking had slechts "betrekking op één jaar namelijk 1962/63.
3. Het doel van deze vergelijking is na te gaan of er essentiële verschillen naar voren zouden komen tussen C . I>, T »13. -bedrijven
en L.E.I.-bedrijven
4. Het constateren van de verschillen in één bepaald jaar zegt niets over do oorzaken van de verschillen.
5. De L. E. 1. -bedrijven hebben, vergeleken met de C .15, T . 15.-bedrijven f
meer bewerkingsinkomen per bewerkingseenheid;
hogere bev/erkingskosten per bewerkingseenheid;
minder bowerkingseenheden per volwaardige arbeidskracht; gelijk of iets minder bowerkingseenheden per ha.
6. De hogere beworkingskosten zijn voor een gedeelte veroorzaakt
doordat de C.B.T.B. bij de berekening van de arbeidskosten geen
rekening houdt met eventuele overuren. Daarnaast is er echter ook een gedeelte te verklaren uit een groteraantal bewerkingseen..eden per volwaardige arbeidskracht op de C.B.T. B.-bedrijven.
7. Het verschil in aantal bewerkingscenhedon per volwaardige arbeids-kracht wordt veroorzaakt door een geringer aantal volwaardige arbeidskrachten per bedrijf Het is mogelijk dat ook dit berust op verschillen in d^ wijze van berekenen van de beschikbaarheid van de gezinsleden.
8. Er zijn geen duidelijke verschillen bij de opbrengsten minus
bijkomende voerkosten por dier in de rundvee- en pluimveehouderij.
Het aantal leghennen per bedrijf is op C .E ., T .B . -bedrijven groter.
9. De opbrengsten minus bijkomende voerkosten per omgerekend varken
geven voor de L.E.I.-bedrijven oen beter resultaat te zien.