Afkortingen:
IMG IgloMora Groep BV
IPM Innovation Process Management CCT Category Channel Team CRT Category Result Team IPF IgloMora Product Formulier
BM Brand Manager
CatMan Category Manager
ICFE Ice Cream & Frozen foods Europe ICFG Ice Cream & Frozen foods Global
BD Brand Development
FF Frozen Foods
FMCG Fast Moving Consumer Goods MSU Marketing & Sales Unit
SU Sourcing Unit
OGSM Objectives, Goals, Strategy & Measures
Bijlage 1.1: Uitgebreide structuur IgloMora Groep
Bijlage 3.1: Het ‘verschil’ tussen Weggeman en Mintzberg
De verschillen in inzicht van Weggeman en Mintzberg zijn niet heel erg groot. Beide auteurs gaan uit van twee aannames:
1) De structurele contingentietheorie
De optimale structuur is afhankelijk van een aantal factoren: organisatieomgeving, technologie, organisatiedoelen en soms ook factoren als eigenschappen van de organisatieleden, grootte en ouderdom
1.
2) Zonder interne afstemming kan er geen optimaal resultaat behaald worden.
De elementen waaruit de organisatie is opgebouwd moeten altijd op elkaar afgestemd zijn. Dit heeft tot gevolg dat er niet 1 kant en klaar oplossing is voor de optimale inrichting van de organisatie. Een tweede gevolg van deze aanname is dat een wijziging in een van de organisatie elementen vrijwel altijd gevolgen heeft voor de één of meer organisatie elementen.
Weggeman heeft bovenstaande aannames in zijn model op twee manieren verwerkt.
Ten eerste heeft Weggeman zijn model zelf gekwalificeerd met de term integraal. Hierbij heeft hij actief organisatiedoelen meegenomen in de analyse van organisaties. Ook in het Organiseren komen contingente elementen terug zoals organisatieleden in personeel. Overigens geeft Weggeman zelf ook aan dat de inrichting van een organisatie afhankelijk is van de gedragingen in de omgeving van de betreffende organisatie
2.
Ten tweede heeft Weggeman het ESH raamwerk ontwikkeld als ondersteuning bij het inrichten van een organisatie. Het ESH raamwerk staat voor drie principes:
Evenwicht
‘De benodigde consistente afstemming tussen en gelijkwaardige verdeling van tijd en energie over de zes factoren.’
3Samenhang
‘Elke verandering in een van de variabelen zal altijd een verandering –hoe klein ook- in de andere vijf tot gevolg hebben’
4Heterogeniteit
‘elke variabele heeft zowel betrekking op vooraf bedachte formele aspecten als op informele aspecten die in de praktijk ontstaan zijn…..’
5Hiermee gaat Weggeman in op beide aannames.
1 De Leeuw, 1996, p. 179
2 Weggeman, 2001, p. 66
3 Weggeman, 2001, p. 87
4 Weggeman, 2001, p. 87
5 Weggeman, 2001, p. 87
Mintzberg heeft twee hypothesen geformuleerd over de effectiviteit van structuren
6. 1) De congruentiehypothese
‘Een effectieve structuur vereist dat situationele factoren en ontwerpparameters nauw op elkaar afgestemd zijn. De succesvolle organisatie ontwerpt dus een structuur die bij haar situatie past’.
72) De configuratiehypothese
‘Een effectieve structuur vereist interne consistentie tussen de ontwerpparameters’.
8Mintzberg geeft hier vervolgens een passende samenvatting:
‘…één uitgebreide configuratiehypothese: bij een effectieve structuur is consistentie tussen de ontwerpparameters en de contingentiefactoren noodzakelijk’.
96 Mintzberg, 2001, p. 127
7 Mintzberg, 2001, p. 127
8 Mintzberg, 2001, p. 127
9 Mintzberg, 2001, p. 128
Bijlage 3.2: Vijf basisconfiguraties van Mintzberg en hun samenhang
Dit model is terug te vinden in het werk van Mintzberg: ‘Organisatie structuren’, 2001, p. 300 en 301
Bijlage 3.3: Dimensies van de Vijf Configuraties
Dimensies van de Vijf Configuraties(Bron: Mintzberg, 2001, p. 296/297) Eenvoudige
structuur
Machine bureaucratie
Professionele
bureaucratie Divisiestructuur Adhocratie
Primair
coördinatiemechanisme
Direct toezicht Standaardisatie van werk Standaardisatie van vaardigheden
Standaardisatie van output
Onderlinge aanpassing
Centraal deel van de organisatie
Strategische top Technostructuur Uitvoerende kern Middenkader Ondersteunende diensten (samen met de uitvoerende kern in de operationele adhocratie) Ontwerpparameters
Specialisatie van taken Weinig specialisatie Veel horizontale en verticale specialisatie
Veel horizontale specialisatie
Enige horizontale en verticale specialisatie (tussen divisies en hoofdkantoor)
Veel horizontale specialisatie
Training en indoctrinatie Weinig training en indoctrinatie
Weinig training en indoctrinatie
Veel training en indoctrinatie
Enige training en indoctrinatie (van divisiemanagers)
Veel training
Formalisatie van gedrag Weinig formalisatie, organisch
Veel formalisatie, bureaucratisch
Weinig formalisatie, bureaucratisch
Veel formalisatie (binnen divisies), bureaucratisch
Weinig formalisatie, organisch Groepering van
eenheden
Gewoonlijk functioneel Gewoonlijk functioneel Functioneel en marktgericht
marktgericht Functioneel en
marktgericht Grootte eenheden Groot Groot aan de basis, klein
elders
Groot aan de basis, klein elders
Groot (aan de top) Klein over de hele linie
Planning en controlesystemen
Weinig planning en controle
Actieplanning Weinig planning en controle
Veel prestatiecontrole Beperkte actieplanning (vooral in bestuurlijke adhocratie) Verbindingsmiddelen Weinig
verbindingsmiddelen
Weinig
verbindingsmiddelen
Verbindingsmiddelen in bestuur
Weinig
verbindingsmiddelen
Veel verbindingsmiddelen over de hele linie
Decentralisatie Centralisatie Beperkte horizontale
decentralisatie
Horizontale en verticale decentralisatie
Beperkte verticale decentralisatie
Selectieve decentralisatie
Functioneren
Strategische top Al het bestuurlijke werk Fijn-afstemming, coördinatie van functies, conflictoplossing
Externe contacten, conflictoplossing
Strategische portfolio, prestatiecontrole
Externe contacten, conflictoplossing, werkproportionering Uitvoerende kern Informeel werk met weinig
zeggenschap
Routine, geformaliseerd werk met weinig zeggenschap
Gekwalificeerd, gestandaardiseerd werk met veel individuele autonomie
Tendens naar formalisering door divisionalisering
Losgekoppeld (in bestuurlijke adhocratie) of gemengd met bestuur voor informeel projectwerk (in operationele adhocratie)
Middenkader Onbeduidend Uitgebreid en
gedifferentieerd, stafverbindingen, ondersteuning voor verticale stromen
Beheerst door professionals; veel onderlinge aanpassing
Formalisering van de divisiestrategie, management van de uitvoering
Uitgebreid maar vermengd met staf; betrokken bij projectwerk
Technostructuur Geen Uitgebreid voor
formalisatie van het werk
Weinig Uitgebreid op hoofdkantoor voor prestatiecontrole
Klein en vermengd in centrum in projectwerk Ondersteunende
diensten
Klein Vaak uitgebreid om
onzekerheid te verminderen
Uitgebreid voor ondersteuning professionals; Machine- bureaucratie structuur
Scheiding tussen hoofdskantoor en divisies
Zeer uitgebreid (vooral bestuurlijke adhocratie) maar vermengd in centrum in projectwerk.
Gezagsstructuur Significant vanuit top Significant over hele linie Insignificant (behalve in ondersteunende diensten)
Significant over hele linie Insignificant
Invloed gereguleerd systeem
Insignificant Significant over hele linie Insignificant (behalve in ondersteunende diensten)
Significant over hele linie Insignificant
Belang informele communicatie
Significant Ontmoedigd Significant in bestuur Enige tussen hoofdkantoor en divisies
Significant over hele linie
Werkeenheden Geen Insignificant, vooral op
lagere niveaus
Enige in bestuur Insignificant Significant over hele linie (vooral in bestuurlijke adhocratie)
Besluitvorming Top-down Top-down Bottom-up Gedifferentieerd tussen
hoofdkantoor en divisies
Gemengd, alle niveaus
Situationele factoren
Leeftijd en grootte Typisch jong en klein (eerste stadium)
Typisch oud en groot (tweede stadium)
Varieert Typisch oud en zeer groot (derde stadium)
Typisch jong (operationele adhocratie)
Technisch systeem Eenvoudig, niet regulerend Regulerend maar niet geautomatiseerd, niet geavanceerd
Niet regulerend of geavanceerd
Geschikt voor divisiestructuur, anders typisch zoals de machine bureaucratie
Zeer geavanceerd, vaak geautomatiseerd (in bestuurlijke adhocratie);
niet regulerend of geavanceerd (in operationele adhocratie) Omgeving Eenvoudig en dynamisch;
soms vijandig
Eenvoudig en stabiel Complex en stabiel Relatief eenvoudig en stabiel; diverse markten (vooral prod. en diensten)
Complex en dynamisch;
soms turbulent (in bestuurlijke adhocratie) Macht Macht bij topman; vaak
management door eigenaar; niet onderhevig aan mode
Technocratisch en soms externe macht; niet onderhevig aan mode
Macht bij professional;
onderhevig aan mode
Macht bij middenkader;
onderhevig aan mode (vooral in de industrie
Macht bij expert; zeer onderhevig aan mode
* Cursief geeft de voornaamste ontwerpparameters aan
Bijlage 7.1: de invalshoeken naast elkaar
IPM concept Formele organisatie Feitelijke situatie
Specialisatie van taken
Enige mate van horizontale en verticale specialisatie
Enige mate van horizontale en verticale specialisatie
Redelijk grote mate van horizontale en verticale
taakspecialisatie Training en
indoctrinatie
Enige training en indoctrinatie
Enige training en
indoctrinatie Veel training en indoctrinatie
Formalisatie van
gedrag Enige mate van formalisatie Weinig formalisatie. Lage mate van bureaucratisering.
Veel formalisatie en bureaucratisering.
Groepering van
eenheden Marktgericht Marktgericht Marktgericht/functioneel
Grootte eenheden Redelijk groot aan top.
Verder klein.
Redelijk groot aan top.
Verder klein.
Redelijk groot aan top.
Verder klein.
Planning en
controlesystemen Weinig planning & controle Veel prestatiecontrole Zeer veel prestatiecontrole
Verbindings- middelen
Redelijk weinig
verbindingsmiddelen Veel verbindingsmiddelen Veel verbindingsmiddelen
Decentralisatie Beperkte verticale decentralisatie
Verticaal en horizontaal selectieve decentralisatie
Verticaal en horizontaal selectieve decentralisatie
Strategische top Strategische portfolio, projectbewaking
Strategische portfolio +
projectbewaking Strategische portfolio
Uitvoerende kern
Gekwalificeerd, gestandaardiseerd werk met
veel individuele autonomie
Portfolio bewaking + gekwalificeerd, gestandaardiseerd werk met
veel individuele autonomie.
Autonomie in werk met veel onduidelijkheden.
Middenkader Onbeduidend Portfoliobewaking + prestatiecontrole
Formalisering van divisiestructuur.
Management van de uitvoering.
Technostructuur Uitgebreid op hoofdkantoor Uitgebreid op hoofdkantoor Wisselend
Ondersteunende diensten
Scheiding tussen
hoofdkantoor en divisies Uitgebreid op hoofdkantoor Wisselend
Gezagsstructuur Significant over hele linie Significant over hele linie Insignificant
Invloed gereguleerd
systeem Significant over hele linie Insignificant Insignificant
Belang informele communicatie
Enige tussen hoofdkantoor
en divisie Insignificant Significant over hele linie
Werkeenheden Significant over hele linie Significant over hele linie Significant over hele linie
Besluitvorming Gedifferentieerd tussen
hoofdkantoor en divisies Bottom-up Gemengd, alle niveaus
Bijlage: Interviews
Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van interviews. De probleemanalyse gaf aan dat er nog een heel breed onderzoeksveld is. Ook het conceptueel model bevat een grote variatie aan inhoudelijke elementen. Aangezien er wel een kern helder is voor het onderzoek (Innovation Process Management, ontwerpvariabelen en samenhang) is er gekozen voor semi-gestructureerde interviews.
De interviews zijn oorspronkelijk afgenomen met een andere onderzoeksopzet als uitgangspunt.
Doordat er bij het afnemen van de interviews al een grote onzekerheid was over de uiteindelijke vorm van het onderzoek. In de interviews zijn enkele aanvullende aandachtspunten toegevoegd die aansluiten bij de huidige onderzoeksopzet.
Keuze voor interview
Kijkend naar het conceptueel model dan is het met name voor het in kaart brengen van de huidige situatie nodig om interviews af te nemen. Er is hierover weinig informatie voor handen. Daarbij komt dat de informatie over de huidige situatie voornamelijk zit in de kennis, houdingen en attitudes van de betrokken medewerkers. Zoals Baarda en De Goede aangeven is interviewen dan een geschikte methode om informatie te achterhalen
10.
Keuze semi-gestructureerd
De interviews zijn afgenomen in een situatie waarbij nog niet veel informatie aanwezig was over de te onderzoeken situatie. Op basis van de informatie over het Innovation Process Management concept en het conceptuele model is er wel een reeks met aandachtspunten ontstaan voor een interview. Deze aandachtspunten vormen de basis voor de interviews die een duidelijk kwalitatief karakter hebben.
De basisvragen in het interview
Voor de interviews is een lijst opgesteld met een aantal basis vragen. Deze vragen richtte zich op de beslissingsstructuren en informatiebehoeftes bij innovatieprojecten. De lijst is uitgebreid met een aantal vragen die specifieker in gingen op houdingen en attitudes van de werknemers. De vragen 1, 2, 4, 13, 14 en 15 zijn vragen die voor het onderzoek een beeld konden geven van de ervaren problemen en mogelijkheden het verbetering hiervan. Deze basis lijst is hieronder weergegeven.
1. Hoe zou je de cultuur binnen de IMG omschrijven? Waar blijkt dit uit (voorbeeld)?
2. Welke managementstijl wordt toegepast binnen de IgloMora Groep? Waar blijkt dit uit (voorbeeld)?
3. Hoe is het proces van productontwikkeling formeel geregeld?
4. Hoe loopt het proces in de praktijk?
5. Voor welke beslissingen ben jij in het innovatieproces verantwoordelijk?
10 Baarda, D.B. en M.P.M de Goede, 1997, p. 135
6. Op welke informatie baseer je deze beslissingen en hoe kom je aan deze informatie?
7. Welke vorm heeft de informatie en welke eisen heb jij bij de informatie?
8. Van welke beslissingen ben jij in het innovatieproces afhankelijk?
9. Wie nemen deze beslissingen?
10. Op welke informatie worden deze beslissingen gebaseerd?
11. Hoe komen deze partijen aan deze informatie?
12. Welke vorm heeft de informatie en welke eisen hebben de beslissers bij de informatie?
13. Welke problemen word je het meest mee geconfronteerd bij ontwikkelingsprojecten?
14. Hoe/waar ontstaan deze problemen?
15. Wat is, naar jouw mening, het sterkste aan de huidige aanpak van ontwikkelingsprojecten?
Afhankelijk van de reacties van de respondenten is er vervolgens doorgevraagd, zijn vragen verschoven of zijn vragen in zijn geheel niet meer gesteld in het interview. Dit was mede afhankelijk van de inhoudelijk reeds gegeven reacties van de respondent, de tijd die er nog was in het interview en het belang van het onderwerp. Bijvoorbeeld, in geval er in het antwoord op een vraag tevens twee andere vragen indirect werden beantwoord zijn deze vragen vervolgens niet alsnog gesteld.
De respondenten
In totaal zijn er 18 mensen benaderd voor een interview. Deze mensen zijn gekozen op basis van hun betrokkenheid bij innovatieprocessen en vormden een dwarsdoorsnede van de betrokken groepen. Zo zijn er uiteindelijk projectleiders, projectmedewerkers, category managers, directieleden, lokale innovatiekampioenen, internationale innovatiekampioenen en kwaliteitsmanagers benaderd.
De respondenten zijn op twee manieren benaderd. In eerste instantie telefonisch en vervolgens per e- mail. In het telefoongesprek werd kort toegelicht waar het onderzoek over ging en de mogelijkheid om eventueel een gesprek te voeren. In het e-mail wat daarop volgde werd een uitgebreide toelichting meegestuurd over het onderzoek, de achtergronden van het onderzoek en het belang van de interviews.
Op basis hiervan werd verder contact gelegd voor het afnemen van interviews.
Uiteindelijk zijn er 10 interviews van anderhalf uur afgenomen waarbij alle groepen vertegenwoordigt zijn. In de hieronder gegeven tabel is weergegeven hoe de verdeling van de respondenten over de verschillende categorieën en functionele groepen verdeelt zijn;
Functionele verdeling Categorieverdeling
Teamleden 3 Mora 4
Brandmanagers 4 Iglo 5
CCT 2 IJs 4
IPM 3 IMG 4
Directie 1
IPM champion 1