• No results found

ENIGE OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN GEPUBLICEERDE BESCHOUWINGEN OMTRENT DE FUNCTIE VAN DE ACCOUNTANT IN HET KADER VAN DE PENSIOEN- EN SPAARFONDSENWET

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ENIGE OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN GEPUBLICEERDE BESCHOUWINGEN OMTRENT DE FUNCTIE VAN DE ACCOUNTANT IN HET KADER VAN DE PENSIOEN- EN SPAARFONDSENWET"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E N IG E O P M E R K IN G E N N A A R A A N L E ID IN G V A N G E P U B L IC E E R D E B E S C H O U W IN G E N O M T R E N T D E F U N C T IE V A N D E A C C O U N T A N T IN H E T K A D E R V A N

D E P E N S IO E N - E N S P A A R F O N D S E N W E T door T h. ]. P. Snijders

In zijn boekbespreking ,,H et V erslag van de V erzekeringskam er over het ja a r 1956” , in het M .A .B .-num m er van m aart 1958, w ijdt D r. H . L. D rost een p a ra g ra a f aan de pensioen- en spaarfondsen. D e daarin w eer­ gegeven cijfers om trent aan tal en om vang van de bedrijfs- en ondernem ings­ pensioenfondsen brengen, om dat deze cijfers het belang van deze m aterie zo treffend illustreren, w eder in herinnering de door een tw eetal schrijvers eerder in dit blad gepubliceerde beschouw ingen om trent de functie van de accountant in het k ader v an de Pensioen- en S paarfondsenw et. B edoelde beschouw ingen w aren, direct dan wel indirect, geinspireerd door het, in het rondschrijven d.d. 12 juli 1955 aan de leden, door het bestu u r v an het N .I.v.A . geform uleerde stan d p u n t met betrekking tot de vraag of in het algem een de accountant een goedkeurende verklaring kan afleggen b etre f­ fende een op „eigen-beheer-basis" w erkend pensioenfonds, indien niet de prem iereserve door een actuaris is berekend of gecontroleerd. Z o als bekend mag w orden geacht, nam t.d.a. het B estuur, n a overleg met de C .A .B ., een uitdrukkelijk afw ijzend stan d p u n t in, dit m otiverende met het argum ent, d a t „bij gemis aan zekerheid om trent de belangrijkste post van de jaarrek e­ ning geen goedkeurend oordeel kan w orden gegeven” .

Blijkens zijn publicatie in het M .A .B . van januari 1956 is de H eer W . G . B rugge van mening, d at het bestuur van het N .I.v.A . zich terecht op bovenom schreven stan d p u n t stelt, doch z.i. is het b estu u rsstan d p u n t het gevolg van de „verw arringstichtende opstelling van de staten 1 en 2 ” (b a ­ lans en rekening van lasten en b a te n ); de H eer B rugge acht het gew enst, d at de jaarlijks aan de verzekeringskam er over te leggen staten een andere opstelling krijgen, en wel een zodanige, d at d aaruit de „functie-scheiding” tussen accountant en actuaris duidelijk to t uitdrukking komt, w aard o o r dan zou w orden bereikt d a t „de accountant niet méér behoeft te certificeren dan redelijkerwijs van hem kan en mag w orden v e rla n g d ” (M .A .B . 1956, blz. 27).

D e H eer C. P. A . B akker poneert en v erdedigt in zijn artikel in het M .A .B .-num m er van mei 1957 de stelling, d at in vele gevallen de accountant over een v erslagjaar, aan het einde w aarvan de w iskundige reserve van een op eigen-beheer-basis w erkend pensioenfonds niet actuariëel is bere­ kend, op goede gronden tot de overtuiging kan komen, dat de in het fonds aanw ezige m iddelen toereikend zijn voor de aangegane verplichtingen; alsdan kan - volgens de H eer B akker - de accountant de jaarrekening van het fonds zonder voorbehoud tekenen. (M .A .B . 1957, blz. 212).

(2)

fonds immers ligt een bepaalde verzekeringstechnische opzet ten grondslag, w elke in de (w ettelijke verplichte) actuariële nota is vervat; de jaarrekening zal derhalve een beeld dienen te geven van de tenuitvoerlegging van deze opzet, hetgeen betekent, d at zij in feite een confrontatie vorm t van w erke­ lijkheid met verw achting.

N a d e r gepreciseerd: de balans zal mede dienen aan te geven over w elk verm ogen het fonds op basis van de technische opzet tenm inste moet be­ schikken om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen; de resultatenbere­ kening zal dienen aan te geven of, en zo ja welke, m arge er overblijft tussen enerzijds de technisch vereiste m iddelen tot dekking van w at men zou kun­ nen noemen de „m utaties" in de verplichtingen, en anderzijds de in w er­ kelijkheid beschikbaar gekomen middelen. D a t dit alles om doelm atigheids­ redenen tot de noodzaak voert om van jaar tot ja a r de prem iereserve ac- tuariëel te berekenen is duidelijk. Immers met het opstellen van de jaarrek e­ ning zónder het h anteren en verifiëren van de gekozen norm en (g rondsla­ gen) en zónder het confronteren van werkelijkheid met verw achting, be­ reikt men niet het wezenlijke doel van de jaarrekening: inzicht te geven in financiële positie en resultaten. M en komt dan niet verder dan tot een sur- rog aat-jaarrek en in g , die mist w at voor de onderhavige m aterie essentiëel is, n.1. het kritische element.

Bezien wij de betekenis van de jaarlijkse reserveberekening nader, dan valt vooreerst op te m erken, d at men slechts door middel van deze bereke­ ning een juist beeld kan krijgen van de in een fonds aanw ezige ex tra-reser­ ves, hetgeen u iteraard van groot belang is voor de beoordeling van het w eer­ standsverm ogen, de groei en de toekom stmogelijkheden van het fonds. W a t de resultatenrekening b etreft moge er op gewezen w orden, d at deze in de w ettelijk voorgeschreven, categorische, vorm (S ta a t 2) in één eind­ uitkom st de tegenoverelkaarstelling van w erkelijkheid en verw achting w eer­ geeft. D eze einduitkom st is de resultante van de over het jaar opgetreden voor- en nadelige saldi met betrekking tot de norm atief gekozen g rond­ slagen (intrest, kosten, sterfte en andere m utaties in het verzekerdenbe­ sta n d ). D oor het opstellen van een organische resultatenrekening, waarbij het resultaat geanalyseerd w ordt n aar kritische oorzaak, zal men een in­ zicht krijgen in de betekenis en de draagw ijdte van de invloeden welke op het fonds financiëel hebben ingew erkt. V a n d a a r dan ook dat, als het gaat om een fonds van enige betekenis, de accountant juist de organische resul­ tatenrekening als essentiële schakel van materiële controle zal hanteren. D a t ook voor de actuaris de organische resultatenrekening van wezenlijke betekenis is (nog afgezien van het feit, d at hij zich in het actuariëel verslag, S ta at 15, moet uitspreken om trent de resultaten terzake van de grondslagen kosten en in tre st), zal geen n ader betoog behoeven. O p de overigens inte­ ressante problem atiek w elke hier rijst met betrekking tot de raakvlakken van de arbeid van actuaris en accountant, w ordt in dit artikel niet ingegaan, d aar zulks buiten het bestek d aarvan zou vallen. V o lstaan moge w orden met op te merken, dat hier de confrontatie van w erkelijkheid met verw ach­ ting zowel verzekeringstechnische als bedrijfseconom ische aspecten heeft, welke nochtans in onderling verband dienen te w orden beschouwd.

D e H eer B rugge heeft in zijn eerderbedoeld artikel de w enselijkheid bepleit van een nieuw e vorm van verplichte verslaglegging. D eze nieuwe vorm zou z.i. een tw eeledige dienen te zijn, n.1. een m et nam e de accountant reg ard eren d (jaarlijks) financiëel verslag van de m utaties in en de stand van de aan het pensioenfonds toevertrouw de m iddelen, m et d aa rn aa st een

(vijfjaarlijks) op actuariële basis gefundeerd verslag.

(3)

M en zou zich inderd aad de figuur kunnen denken, dat jaarlijks door de pensioenfondsen bij de V erzekeringskam er opgaven, zoals door de H eer B rugge bedoeld, w orden ingediend. D en k b aar zou dan ook zijn, dat de fondsen verplicht zouden zijn de deugdelijkheid hunner opgaven door m id­ del van accountantsverklaringen te staven. Indien en zolang dit zich zou afspelen in de beslotenheid van het verkeer tussen V erzekeringskam er en fonds, zou men d aa r vrede mee kunnen hebben. V o o r de verslaglegging door het fonds n a a r buiten echter zal zonder enige twijfel de jaarrekening- vorm de geëigende vorm blijven. Als de V erzekeringskam er, binnen het k ader van haar toezichthoudende taak, genoegen neem t met een zich vijf­ jaarlijks bezinnen op de grondslagen van het fonds en overigens voor de tussenliggende jaren volstaat met het kennis nem en van bepaalde gegevens om trent de financiën en het verzekerdenbestand, dan wil dit geenszins zeggen, dat daarm ede de norm en gegeven zijn voor de aan de v erslag­ legging n aa r buiten te stellen algem ene eisen. U it het betoog van de H eer B rugge v alt af te leiden, d a t hij als prim aire eis aan de verslaglegging stelt, dat de vorm de inhoud w a ar m aakt; dat het ondoelm atig en onjuist is om bepaalde staten met „b alan s” en „rekening van lasten en b a te n ” te bestem ­ pelen, indien daarin het voor deze m aterie geldende kritische elem ent on t­ breekt; d at het tenslotte irrationeel zou zijn te verlangen, dat de accountant de niet-actuariëel gefundeerde jaarstukken certificeert, om dat deze nu juist niet geven w at bedoeld is, nl. een volledig beeld van de financiële toestand en van het behaalde resu ltaat (zie ook art. 10, lid 2, P .S .W .).

D e in de inleiding gem em oreerde conclusie van de H eer B akker w ordt gedragen door een betoog, dat, verkort w eergegeven, hierop neerkom t: a. de strekking van de N .I.v.A .-bestuursopvatting houdt niet in, dat de

jaarlijkse prem iereserveberekening door een actuaris dient te geschie­ den;

b. de berekening van de w iskundige reserve is geen doel op zich; men hoede zich er ook voor de betekenis d aarvan te overschatten, w a n t zij is slechts een middel om na te gaan of de m iddelen van het fonds toe­ reikend zijn voor de aangegane verplichtingen;

c. om dat a priori v aststaat d at het fonds voldoende d raagvlak bezit - an ­ ders w as het zelf risico dragen niet toegestaan - liggen de kansen op sterfteverliezen binnen redelijke grenzen; de accountant beschikt over voldoende gegevens om eventuele bijzondere sterfteverliezen te signa­ leren;

d. de accountant zal - gegeven het sub c gestelde - zonder actuariële hulp nu veelal globaal zelf kunnen berekenen of de m iddelen van het fonds toereikend zijn en m itsdien de jaarrekening zonder voorbehoud kunnen tekenen; tegen het opnem en in het n aa r buiten door het fonds te publi­ ceren verslag van een niet-actuariëel berekende doch globaal benaderde prem iereserve b estaat geen enkel bezw aar.

V olgen w e de voren w eergegeven punten op de voet, dan kunnen de volgende aantekeningen daarbij w orden geplaatst:

(4)

ad b. D e berekening van de prem iereserve is niet m éér m aar ook niet m inder dan het technische hulpm iddel, d at bij het opstellen van de jaarrekening g eh anteerd w o rd t om, op basis van de actuariëel gekozen grondslagen, de verplichtingen van het fonds balanstechnisch tot uitdrukking te brengen. H e t doel van de jaarrekening is het bepalen van de financiële positie en de resultaten van het fonds. H e t bestaan van de P ensioen- en S p aarfondsen­ w et en van de voorschriften van de V erzekeringskam er doen aan dit prin­ cipe niets af. D e berekening van de prem iereserve vindt niet alleen plaats om het geruststellende gevoel te krijgen, d at er géén verlies is o ntstaan en d at het fonds zijn verplichtingen nog wel kan nakom en, doch heeft een positief doel. H et moge w a ar zijn, d at de wettelijke voorschriften de ja a r­ lijkse actuariële reserveberekening niet im peratief stellen, doch stellig is dit een onvoldoende grond om voorbij te gaan aan de eigenlijke doelstelling van de jaarrekening en te volstaan met het „vaststellen” van een soort minimum-positie, die dan wel een bepaalde betekenis moge hebben voor de V erzekeringskam er, m aar die toch niet meer beantw oordt aan de huidige algem ene vaktechnische opvatting om trent de aan de verslaglegging te stellen algem ene normen. U it een en an d e r mag de conclusie w orden getrok­ ken dat het kernprobleem niet, zoals de H eer B akker meent, culm ineert in de vraag of de accountant, zonder op de actuariële reserveberekening terug te vallen, op goede gronden tot de overtuiging kan komen dat de aanw ezige m iddelen toereikend zijn voor de aangegane verplichtingen; het gaat er om, d at de accountant alleen een jaarrekening kan certificeren, die n aar vorm en dus ook n aa r inhoud beantw oordt zowel aan algem ene als aan specifieke eisen;

ad c. H e t voldoende draagvlak bezitten om zelf risico te kunnen en mogen dragen behoeft geenszins te impliceren, dat het risico een norm aal verloop vertoont. In het algem een is met betrekking tot de grondslag sterfte te stel­ len, d at bij fondsen van beperkte om vang en overigens ook bij „jonge” fondsen van groter proporties, de kansen op toevallige afw ijkingen ten opzichte van de onderstelde sterfte groot zijn. H ieruit valt eerder een a r­ gum ent af te leiden voor een jaarlijkse actuariële reserveberekening dan voor de door de H eer B akker voldoende geachte tussentijdse beoordeling door de accountant van het sterfteverloop. Bovendien moet het voor de accountant op zijn m inst een hachelijke zaak w orden genoemd om zich, buiten het verband van de jaarrekening om, een gefundeerd oordeel over deze m aterie te vormen.

(5)

berekening in de te publiceren jaarrekening van een pensioenfonds is dan ook onjuist te achten, om dat er in feite geen andere gedachte aan ten gronde slag ligt dan: er m oeten nu eenm aal zekere form aliteiten ten behoeve van de V erzekeringskam er w orden vervuld, en, om dat deze met een vijfjaarlijkse reserveberekening genoegen neemt, kan men voor het jaarverslag met een globaal overzicht volstaan, hetw elk de accountant rustig kan tekenen als hij m aar w eet d at hij aan de veilige k an t is gebleven. V a n tw eeën één: Ö f het fonds heeft een zodanige om vang en betekenis, d at een nauw lettend van ja a r to t ja a r volgen van de financiële positie en resu ltaten als vanzelf­ sprekende eis dient te w orden gesteld; een jaarlijkse actuariële reserve­ berekening, als onderdeel van doelm atig beheer, kan dan niet ontbeerd w orden. Ö f de geringe proporties van het fonds m aken de jaarlijkse actu ­ ariële reserveberekening tot een relatief zo weinig om vangrijk w erk, dat de kosten van een vijfjaarlijkse t.o.v. een jaarlijkse reserveberekening geen noem ensw aardige rol meer spelen.

R ecapitulerend zij vermeld, d a t de in het voorgaande gegeven beschou­ wingen en kritiek tot de volgende conclusies leiden:

1. D e accountantsverklaring is gericht op de jaarrekening: de jaarrekening heeft ten doel een juist beeld van en een inzicht in financiële positie en behaald re su ltaat te geven; dit is in het algem een slechts mogelijk w a n ­ neer van ja a r to t ja a r de prem iereserve w o rd t berekend.

2. D e opvatting, d a t de accountant een minimum-positie certificeert, is een verouderde opvatting, hetgeen eveneens m et betrekking tot de jaarrekening van pensioenfondsen geldt. D e overtuiging van de accoun­ tant, d at het fonds zijn verplichtingen kan nakom en, is op zichzelf on­ voldoende grond voor het afgeven van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening.

3. H e t door de V erzekeringskam er uitgeoefende toezicht op de pensioen­ fondsen dient los te w orden gezien van de jaarrekening-problem atiek dezer fondsen. In de jaren dat, op aa n v aard b are gronden, geen ac tu ­ ariële berekening van de prem iereserve plaats heeft gevonden, kan een opgave door het fonds aan de V erzekeringskam er van de stan d en m utaties van de m iddelen van het fonds en van het verzekerdenbestand door de accountant w orden gecertificeerd, mits deze opgave niet als jaarrekening w ordt gekw alificeerd en uitsluitend voor de V erzek erin g s­ kam er bestem d is. In deze gevallen zal de accountant bij een vijf jaren om vattend verslag een norm ale verklaring kunnen afgeven.

4. In het algem een zal bij relatief kleine en bij jonge fondsen, zeker w a n ­ neer de extra reserve nog van weinig betekenis is, in verband met het belang van mogelijke incidentele afw ijkingen, een jaarlijks volgen van de financiële en structurele ontw ikkeling gew enst zijn. D it op zichzelf m aakt de kosten van een jaarlijkse actuariële reserveberekening ver­ antw oord, en verw acht mag w orden d at deze kosten binnen redelijke grenzen zullen blijven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

één of meerdere jaren na een actua­ riële berekening voor zover de accountant door eigen actie tot de overtuiging is gekomen, dat voldoende middelen tot dekking van de

In een jaar, waarin geen wiskundige reserve wordt berekend behoeven geen gegevens voor de actu­ aris te worden verzameld, de accountant behoeft deze gegevens niet te con­

Een creringe alge­ mene procentuele salarisverhoqinq, of wijziging in de leeftijdsopbouw der groen, factoren, welke door de accountant in de loon van het verslagjaar zonder

Figuur 2: Aantalpercentages van de gevangen vissen in de Dommel tijdens de campagne april 2007 paling 30% riviergrondel 23% baars 11% blankvoorn 8% zonnebaars 7% snoek 7

from 2015 to 2030 in South Africa are made for worst case, business as usual, intermediate and best case scenarios which are based on different predict- ed future energy

The literature review that follows focuses on issues that are central to the development of a work unit performance measurement questionnaire, namely organizational

Deze installatie heeft voor de teler in de eerste plaats als doel om meer water te kunnen hergebruiken, maar kan bij calamiteiten ook ingezet worden om het lozingswater te

Figuur 54 Verschil in oppervlakte potentieel geschikt leefgebied per Habitatrichtlijngebied tussen de huidige toestand en de toekomstkaart voor de Nachtegaal.. 196 Figuur 55