• No results found

DE BETEKENIS VAN DE CALCULATIE NAAR WAARDE VOOR HET BESTUREN VAN DE PUBLIEKE DIENST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE BETEKENIS VAN DE CALCULATIE NAAR WAARDE VOOR HET BESTUREN VAN DE PUBLIEKE DIENST"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D E B E T E K E N IS V A N D E C A L C U L A T IE N A A R W A A R D E V O O R H E T B E S T U R E N V A N D E P U B L IE K E D IE N S T

(A ntw oord aan D r D. B. J. Schouten n aa r aanleiding van diens artikel in het Januari-num m er 1953).

door P rof. D r A . M e y Inleiding

E en poging om die betekenis nad er aan te tonen, moge in het onder­ staan d e ondernom en w orden; helaas zal ik daarbij ook op enkele punten van de theorie m oeten ingaan. U itera ard ben ik bereid aan te nemen, dat het feit, d at U toch geen juiste voorstelling blijkt te hebben van de w aardetheorie van de A m sterdam se school, te w ijten is aan onvoldoende uiteenzetting van de gronden d aarvan in mijn betoog in kwestie. Ik heb die w aarschijnlijk te veel bij de lezers bekend geacht; derhalve moge men het mij niet euvel duiden, w anneer de verdediging meer plaatsruim te v ra ag t dan de aanval.

N u ligt het dieptepunt van ons m eningsverschil niet in de eerste plaats in het probleem van toepassing der vervangingsw aarde, noch in de bete­ kenis van de toepassing van de w aarde. H e t k ernpunt ligt daarin, d at bij U geheel andere aspecten van openbaar bestuursbeleid dom ineren, dan die w elke verbonden zijn met de problem en door mij behandeld. U iter­ a a rd kan hier het verschil in terrein, w aarop wij m et het openbaar bestuur in contact kw am en een rol spelen. Ik heb in mijn artikel gehandeld over de problem en van het besturen van het grote en —■ uit een veelheid van diverse diensten — sam engestelde p roductie-apparaat, w aarm ede wij in casu te doen hebben. „P ro d u ctie is van het verbruik van w a ard en om and ere w a ard en voort te b re n g en ”. U blijkt het probleem slechts — of alth an s in overheersende m ate — te beschouw en uit het oogpunt van de financiering en van het m onetaire evenw icht. Ik heb juist betoogd, dat de vereenzelviging van financieringsproblem en m et het productieprobleem tot de door mij bestreden verw arring van uitgaven en kosten leidt. Ik zal de laatste zijn om de betekenis U w er problem en te ontkennen, m aar ik heb een en ander slechts in één punt geraakt, w aarop ik aanstonds terugkom . E n p assant moge ik hier opm erken, d at de tegenstelling door U gem aakt tussen „financiering” en „w aard erin g ” niet juist is. Z o ook heb ik te dezer zake niet het oog op de vraagstukken der „nationale planning” , welke — n aa r het mij voorkom t — ook een ach tergrond van U w betoog is. Ik behoef mij niet meer, noch in het licht van mijn vroegere publicaties, noch in d at van mijn w erk in O verheidsdienst, als v o orstan­ der van de w erkm ethode in kw estie te presenteren. M en hoede zich er echter voor om de interne regelen voor het besturen van de organen der staatshuishouding en van de n aa r binnen gerichte ta a k van de uitvoerende regeringsm acht a f te leiden uit de problem atiek van „nationale planning en nationale boekhouding”. M en onderschatte echter niet de vraagstuk? ken van het besturen der productie-organisatie.

(2)

betreft, die met w instdoel w orden voortgebracht of per stuk w orden betaald, dan wel of daarvoor — om reden van de voortgebrachte beschik- baarheidsnuttigheden — in collectiviteit betaald w ordt. H e t afgestem d zijn op dezelfde beginselen houdt in: juiste calculatie van het w a ard e- verbruik, efficiëntiebew aking, juiste onderscheiding van de financiering der kapitaalgoederenverw erving van het w aardeverbruik in de productie, m.a.w. een juiste onderscheiding van enerzijds w a t bij budget en boek­ houding in de rekeningengroep van kapitaalgoederen en verm ogen en anderzijds in de rekeningengroep van het re su ltaat behoort; bij dit laatste dan scontrerende het norm atief en het werkelijke verbruik.

D it n aa r 't zelfde beginsel beheren en verantw oorden impliceert uiter­ a a rd niet (dit om m isverstand te verm ijden), d at ik de kosten van de productie der beschikbaarheidsnuttigheden en die van de productie der ondernem ingen in het nationaal budget zou willen totaliseren: om begrij­ pelijke redenen moet men die gescheiden houden. In de totalisatie der „O verheidskosten” vorm en de onderscheiden diensten van de grote be­ stuursorganen evenzeer constituerende elem enten als de verschillende soorten van publiekrechtelijke organisaties: de eenheid van conceptie is dus een eis voor het bestuur van alle O verheidsdiensten.

In het rapport van de Groupe d’étude du revenu national de 1'organi- sation européenne de cooperation économique (April 1950), lees ik o.m., dat zelfs een eenvoudig systeem van „comptabilité nationale” nodig heeft „deux comptes, 1’un pour les opérations courantes, 1’autre pour les opéra­ tions en Capital”. Een systeem, waaraan onderscheiding ontbreekt, „ne projetterait aucune lumière sur le problème essentiel de la formation de Capital et n’apporterait aucune contribution a 1’analyse des problèmes complexes du crédit international".

M en onderschatte echter niet de vraagstukken van het besturen der productie-organisatie.

2. Stellingnem ing tegenover D r. Schouten s betoog.

H e t probleem nu w a ar het in mijn gem aakt artikel om gaat, is dat van het besturen van de productie. H et gaat om het feit, d a t de taak, welke door de organen van de O verheid ten behoeve der volksgem een­ schap verricht w ordt, productie is; niet alleen voor zoverre het g aa t om goederen en diensten, voor welke per eenheid w o rd t betaald, m aar ook w aar het beschikbaarheidsnuttigheden betreft, voor w elke alleen in hun collectiviteit door belastingen betaald kan w orden. W e lk e de sam en­ stelling dier collectiviteit is, kan ten dele als probleem van politiek inzicht gesteld w orden; b.v. inzake de bemoeiing met economische en sociale aangelegenheden der volkshuishouding. T e n dele kan ook de mate, w aarin deze bemoeiing geschiedt — algem een aangeduid door mij m et „perfectie- g ra a d ” — een politiek vraag stu k genoemd w orden. H et is het volk zelf, d at — via h aa r vertegenw oordiging, partijgroepering en m eerderheids­ besluiten — te bepalen heeft, hoe de collectiviteit zal zijn sam engesteld en w elke de relatieve perfectiegraden der verschillende diensten zullen zijn. V e r uiteenlopen dier graden is dus niet uitgesloten te achten.

E r is bovendien ’n minimum aan beschikbaarheidsnuttigenheden, w a a r­ over niet te tw isten valt — de klassieke O verh eid staak — ; openbare veiligheid, defensie, vertegenw oordiging in het buitenland, de zorg van bruggen en w egen en — vooral ten onzent — de verdediging tegen de verw oestende w erking van w aterkracht. D eze noodzakelijke voorw aarden voor nationale sam enleving dienen echter — zelfs vanw ege die noodzaak

(3)

— efficient b estuurd te w orden. Z e dienen bestuurd te w orden n aa r alle eisen van bestuurstechniek; d.i. gefundeerd te zijn op de beginselen der bedrijf shuishoudkunde.

D it houdt in, dat geen groter w aardeverbruik toelaatbaar is dan ver­ eist o f onvermijdbaar om die diensten voort te brengen in de door de volksvertegenw oordiging gestelde collectiviteit en door h aa r geëiste of geautoriseerde perfectie. D it impliceert dus, d a t de kostprijs gekend moet w orden van elke dien st als orgaan van het sam engestelde organisme der staatshuishouding.

O f het totaal vereist verbruik in een bepaalde periode geheel uit be­ lastingen gedekt kan w orden of niet, staat los van de stelling, d at de belastingbetaler zeker moet zijn, d at geen verbruik boven d a t vereiste of onverm ijdbare plaats vindt, d a t in geen ja a r hem lasten opgelegd w orden voor andere jaarlag en der bevolking (noch uit het verleden noch van de toekom st). E n het is de verantw oordelijkheid van elke m inister, van elke directeur en hoofdam btenaar, da t d it onder zijn bestuur niet geschiedt; zelfs niet geschieden kan. E n w a a r in een sam engestelde, veel vertak te organisatie — juist bij grote verscheidenheid van techniek der productie — eenheid van conceptie een eerste vereiste is, moet hier een coördinerende instantie ontstaan, w aarvoor organisatorisch het M inisterie van F inanciën de m eest gerede is, afgezien nog van het feit, d at de wet dit voorschrijft.

D e financiering nu is — desondanks — een hulpdienst der productie; financiering heeft geen doel in zichzelf. D e financiering doet ook de efficiëntie niet o ntstaan, alhoew el zij het efficientiestreven kan stim uleren, coördineren en controleren. D e efficiëntie b etreft de doelm atigheid van het verbruik; de beperking d aarv an to t het technisch-vereiste, resp. eco­ nomisch onverm ijdbaar. D oelm atig verbruik is verbonden met de tech­ nische uitvoering. E enheid van conceptie t.d. zou ook via een andere instantie dan „F in an ciën ” gecreëerd en gecontroleerd kunnen w orden, zoals ook in sommige andere landen geschiedt; evenwel schept een bin­ ding van efficientie-coördinatie met budgetbeleid een groot voordeel, evenals de binding van budgetbeleid en centrale leiding van controle en van boekhouding.

(4)

ren van organen, w aarin de O verheid, als o rgaan van de volksgem een­ schap doet produceren direct voor de behoeften der gem eenschap, dan wel of men te doen heeft met ondernem ingen, gesticht teneinde voor een groep personen uit de beoefening van een productieproces een inkomen te doen verw erven. D a t dit onderscheid voor vele andere problem en van levensgroot belang is, sta a t hierbuiten. W ij hebben in casu te m aken met het probleem van de doelm atigheid der productie — van de planning d aarv an en controle daarop — w aarbij het verschil in de aard van het geproduceerde slechts een variatie in de techniek van planning, bew aking en controle doet ontstaan. W e l schept het feit, dat de gem eenschap direct voor de gem eenschap doet produceren een bestuursprobleem n aast d a t van de bestuursvraagstukken van het uitvoerend beleid, m aar dit kan het — n aar het inw endige gerichte beleid van de bestuursorganen — niet veranderen. D it feit zal alleen daarop een organische verhouding superponeren, edoch die moet aan d eze lfd e regelen van w aardeverbruik en calculatie gebonden zijn; niet alleen om dat anders het ap p a raa t een ram m elende constructie zou zijn, m aar ook, om dat de calculatie in w aard e à fortiori vereist is, d aa r w a ar de autorisatie in het plan een sam envat­ ting is van een veelheid van diensten, welke onderling in hun w a a rd e ­ verbruik vergelijkbaar m oeten zijn (anders w are het budgetbeleid niet te coördineren en w are geen eenheid van conceptie in de autorisatie te scheppen). H e t beleid zou dan toch volgtijdelijk ten aanzien van elke dienst op zichzelf, noch gelijktijdelijk voor w a t b etreft de diensten onder­ ling te beoordelen zijn.

N u moge men stellen (zoals ik uit de aanval concludeer), d a t effi- cientiebew aking is een toetsing van w erkelijk kw a n tita tief verbruik aan vereist (onverm ijdbaar) verbruik van hoeveelheden (stan d a ard e n bij een vereiste g raad van perfectie van product of d ien st), dan vergeet men echter ten zeerste w elk een omslag het zou brengen om in de veelheid van de te verbruiken categorieën alles n a a r kw antum te beoordelen. D e toe­ voeging van w aard e in standaardbepaling en verbruiksverantw oording geeft in de regelm aat der verantw oording geen noem ensw aardige w erk- verm eerdering, schept echter de mogelijkheid om bij de controle analyse van het verbruik n aa r kw antiteiten d aa r achterw ege te laten, w aar het totaal-bedrag der werkelijke offers de vereiste kosten niet verder over­

schrijden dan binnen de grenzen ener aangenom en tolerantie ligt.

B ovendien echter — als reeds gezegd — de u itdrukking in waarde m aakt onderlinge vergelijking mogelijk van de verschillende diensten van één m inisterie en van alle diensten in het to taal-verband van alle m iniste­ ries. D it is van essentieel belang, om dat vaak de door de vak-m inisteries en hun diensthoofden gew enste grad en van perfectie niet steeds in het kader der financiële d ra ag k rach t van de volksgem eenschap passen en dus nodig is na te gaan in welke m ate de onvervulbaarheid van de eisen der diensten moet w orden verdeeld. Ik heb dit vele m alen met de toepas­ sing van de G ossense w etten vergeleken.

N u behoeft D r. Schouten mij niet te verzekeren, dat het bij efficientie- beoordeling om kostencategorieën gaat. Ik heb dit, zolang ik mij met deze en dergelijke vraagstukken bezig houd, nooit anders gesteld. E chter is, — in het gecom pliceerd openbare bestuursorgaan — w a ar het bij de efficientiebew aking g aa t om enerzijds verslaglegging om trent de uitvoe­ ring en anderzijds om controle op de uitvoering van opgedragen taken, — de eerste rubricering, die van plan en verantw oording n aa r centra van verantw oordelijkheid of kostenplaatsen, de tw eede — daarbinnen — die naar categorieën.

(5)

A ldus is ook de N ed erlan d se staatsbegroting sam engesteld als jaarp lan van het publieke bestuursbeleid. D a t d a a rn a a st van belang kan zijn te w eten voor verschillende doeleinden — o.m. voor die van het C en trale P lanbureau — welke de totalen der kostencategorieën zijn, is niet door mij ontkend. In de opstelling van de M illioenennota w o rd t dit gegeven; deze cijfers kunnen voor allerlei doeleinden ben u t w orden. V o o r de auto­ risatie door parlem ent en het bestuursbeleid der R egering is de organische opstelling de eerste vereiste. H oe toch zou men an ders — als kam erlid, als lid der volksgem eenschap of partijfunctionaris — een oordeel kunnen hebben over de diensten, w elke volgens de begroting verricht zullen w orden resp. over die w elke verricht zijn, w anneer het de verantw oording betreft.

D e begroting is echter geen m achtiging to t uitgeven, het is een au to ­ risatie tot w aardeverbruik voor een huishoudplan, verdeeld over onder­ delen der huishouding. Ik heb in het oorspronkelijke artikel dit uiteen­ gezet en aangegeven hoe dit verw erkelijkt is in onze voorschriften. D e begroting is een plan; een bestuursplan, dat, teneinde het geheel op één noem er te brengen in geld als de algem ene w aardem eter is uitgedrukt. H e t gaat hier geenszins om het geld als koopm iddel (ru ilca p aciteit). E n nu kom t hier w eer uit de verw arring van u itgaaf (als financiering der verw erving) en kosten (als verbruik van w a a rd e ). Bij verw erving is de uitdrukking in geld gelijktijdig expressie van w aard e van het verw orvene en bepaling van door de verw erving over te drag en ruilcapaciteit. Die koopm iddel-functie is echter niet verbonden met de taak van het bew aren van het verw orvene, noch met de v raagstukken der productie en van het — per bedrijf of per dienst, per geleverde p restatie of in het totaal ener collectiviteit over een periode — ontvangen van een tegenprestatie. W a t men als tegenprestatie in koopkracht v raag t, moet niet alleen zijn w at per p restatie of per periode nog te verw erven is, m aar ook het verbruik van hetgeen vroeger verw orven w erd. Immers, evenals bij de private ondernem ing is het taak van de b estuurder om de voor de productie vereiste collectiviteit van kapitaalgoederen intact te houden, tenzij onver­ m ijdbare feiten en d aaru it volgende om standigheden dit onmogelijk m a­ ken. D e bestuurder heeft als taak om — voor zoveel van hem zelf a fh an ­ kelijk — d e continuïteit van d e productie in de bestaan d e om vang in stand te houden, moet dus zorg d rag en de vereiste productiem iddelen te kunnen vervangen. Z o men dit in de publieke bedrijven en diensten veronacht­ zaam t, belast m en het nageslacht met kosten van verbruik der huidige jaarlag en van de bevolking. T eneinde een en ander in de planning (begroting) to t uitdrukking te brengen, is vereist in hoeveelheden en w a ard e te calculeren, ook w a a r het de verbruikte of verloren gegane w erkeenheden der duurzam e productiem iddelen betreft.

B estuurderen hebben de plicht de productie efficiënt te doen geschieden en dienen d at in hun project en in hun verslaglegging te doen uitkomen. D us m oet de projectie berusten op integraal vereiste kosten en m oet de verslaglegging de gem aakte kosten stellen tegenover de vereiste (per bestuurseenheid van zodanige grootte als p ast in het k ader der veran t- w oordelijkheidsdelegatie w aarover verslag w o rd t u itg eb rach t).

(6)

geschiedt dan wel of tegenover de collectiviteit der diensten, w elke een regeringsprogram m a vereist, één of enkele rekeningen van ontvangst staan.

D e verm ogensrechtelijke boekhouding geeft beide rekeningen-reeksen. H et is onjuist algem een te stellen, d at de tw eede reeks de specifieke w instverantw oording is. Zij is dit alleen, w a ar w inst doel der bedrijfs­ voering is. In alle andere gevallen is zij verantw oording van resultaat. U itvoering der taak binnen de norm -kosten is resu ltaat der beleidsvoering w a ar geen opbrengst/kosten-saldo kan optreden.

3. D e bestrijding vanuit bovenstaande van het door D r. Schouten gestelde.

a ) het onderscheid tussen ,.kapitaal" (verm ogen) en exploitatie in plan en verantw oording en enkele andere problemen.

D a t het M inisterie van Financiën — zoals D r. S chouten bew eert — de O verheidshuishouding slechts beoordeelt vanuit het oogpunt der finan­ ciering, is n.m.m. niet geheel in overeenstem m ing m et w a t ter zake van de w eergave van het beleid in de officiële stukken is te leren. H oe zou het beleid van een minister, belast met de coördinatie in de zorg voor de efficiëntie van het b estuursapparaat, ook zo eenzijdig kunnen zijn.

Ik moge, ten bewijze van het gestelde, citeren de bew oordingen van de M illioenennota 1949. D a a r toch w ordt er in de aanhef reeds van gesproken, d at niet alleen de gew one dienst van gewone m iddelen en uitgaven een groot overschot laat, m aar d at ook de B uitengew one D ienst I (uitgaven van aflopend k arakter uit oorlog en bezetting) nagenoeg geheel uit de gew one m iddelen zal kunnen w orden gefinancierd. D e M i­ nister voegt d aa raa n toe, dat, in aanm erking genomen moet w orden, dat

,,de laatstgenoem de uitgaven voor een belangrijk deel, hoewel niet het S taatsverm ogen verm eerderend, n a a r hun a a rd met kapitaalsuitgaven gelijk te stellen zijn, voor zover zij n.1. het nationale verm ogen versterken” .

V e rd er zegt de M inister in dat staatsstuk: sprekende over de B uiten­ gew one D ienst II (die der k apitaalsuitgaven), d at het verschil tussen deze uitgaven en de kapitaalsinkom sten ,,bij definitie en afgezien van financiële conjunctuurpolitiek door leningsgelden mogen w orden gedekt”. ,,E n zou in het kader der hoge m iddelenontvangsten en een te voeren conjunctuurpolitiek gesteld kunnen w orden, d at ditm aal (1949) zelfs de kapitaalsuitgaven uit de belastingopbrengsten zouden m oeten w orden gedekt, een dergelijke fiscale politiek zou een zo zw are last op het be­ drijfsleven leggen, d a t het herstel niet w erd bereikt”.

H ier blijkt zowel het principiële onderscheiden van kapitaal- en exploi­ tatiebegroting ( financiering van verw erving en vervanging van productie­ m iddelen) tegenover productieplan van het b u d g etjaa r als de m odificatie van het principe voor w at de com penserende conjunctuurpolitiek aangaat. O ngetw ijfeld zou — n.m.m. — M inister Lieftinck, w are hij tot het voeren van conjunctuurreserve gekomen, dit in de begroting tot uitdrukking heb­ ben gebracht. D it zou dan uit de S taatsb alan s gebleken zijn. M en dient in een dem ocratie volledig en zo duidelijk mogelijk inzicht van zaken te geven; d aarto e is begroting en rekening dienstig. Ik moge verder voor de noodzaak van het principieel onderscheiden tussen kapitaal en exploitatie verw ijzen n aar het glasheldere betoog van een oud-m inister van Financiën M r D r A nt. van Gijn in de Econom ist van 1912. E en klassiek betoog veroudert niet. O o k hij stelt de eis het S taatsverm ogen op peil te houden, daarvoor is voor de staatsbestuurderen evenzeer nodig als voor

(7)

leiders om bij opgaande conjunctuur (stijgend w aardepeil) n aa r waarde (vervangingsw aarde) te rekenen. D oet het bestuur dit echter niet, dan zal het om dezelfde p restatie te kunnen leveren in gelijke om vang — en dus met eenzelfde productiecapaciteit — opnieuw een beroep op spaarders of banken moeten doen. D a t dit uit het oogpunt der stabiele geldsw aarde ongew enst is, stelde ik reeds in mijn door D r. Schouten bestreden artikel.

D e eis van het intact houden van het verm ogen in de staatshuishouding geïnvesteerd, houdt, D r. Schouten, geen verband m et de kwestie, d at de staatshuishouding niet — als de ondernem ing — uit de productie w o rd t uitgeschakeld, „indien zij onrendabel is” .

D e ondernem ing g aa t gedurende de hausse niet of niet belangrijk in incidenteel rendem ent achteruit, w anneer zij eigen verm ogen uitholt in verkeerde w aardecalculatie en door bankcrediet vervangt. H e t nadeel der uitholling blijkt pas later na de crisis! O o k het O verheidscrediet kan onderm ijnd blijken, w anneer men aldus als O verheid de vereiste vervan­ gingen in de b estaan d e productiem iddelen-stock inflatoir gefinancierd heeft. H ierin ligt geen enkel elem ent van een of andere ideologie, die aan de burgerij via de S ta a t een besparing opdringt.

a 2) W a t het monetaire probleem aan g aat, vergeet de H r. Schouten, dat h et vermijden van inflatie calculatie n aar w aard e (d.i. vervangingsw aarde) impliceert. Z o u men geen afschrijving ten laste van de exploitatieve

(gew one) dienst brengen, dan zou men het nageslacht te licht of te zw aar fiscaal belasten. H e t laatste heeft een w elvaarts-vernietigend effect veroorzaakt door huidig te groot verbruik en de w erking d aarv an is eindelijk inflatoir, om dat men de volksgem eenschap niet kan laten te niet gaan. Z o m en onderstelt, d a t aflossingen en w aardeverm indering gelijk zijn, d an vergist men zich in feiten en in begrippen, w a t funeste gevolgen kan hebben. B ovendien echter kan men — w a t de enkele finan­ ciering betreft -— jaarlijks vervangingen en jaarlijks verw ervingen alleen m aar gelijk stellen bij een groot a p p a ra a t aan duurzam e productiem idde­ len met grote diversiteit aan gebruiksduren en v erw ervingsdata (b.v. in de S ta te s). D a n echter heeft men nog een verkeerd kostenbeeld van de diensten. E en juist kostenbeeld te hebben is vereist voor een rationeel beheer en bestuur der diensten.

a 3) D a t het uit het oogpunt van de calculatie van het nationale inkom en — en alle verdere calculaties van het P lanbureau — noodzakelijk is om de voor verbruik ter reproductie van menselijke arbeidskracht vereiste offers (lonen en salarissen) der volkshuishouding te scheiden van de offers voor verw erving van m ateriële goederen, van diensten enz. is ieder duidelijk, die de techniek dezer calculaties bestudeerd heeft. M en late zich echter niet verleiden d aa ru it te concluderen, d at de berekening van de w a ard e van het verbruik of verlies aan w erkeenheden van d u u r­ zame productiem iddelen derhalve voor de beleidsvoering van de diensten of voor het financiële beleid zonder betekenis is. H e t betoog van mijn opponent zou dit kunnen doen denken.

E venzeer is nodig om voor het interne beleid het verbruik te scheiden van het verw erven van voorraden. H ier kunnen rare fouten in conclusie optreden, zoals mijn oorspronkelijk betoog deed zien.

(8)

gaat om een m ethode om zeker doel te bereiken — b.v. op juister wijze het resu ltaat te berekenen dan bij een andere m ethode — m aar om het feit, d at er — theoretisch zowel als in een juiste praktijk — geen andere w aardebegrippen bestaan dan de beide gecoördineerde w aardebegrippen, w aarvan de vervangingsw aarde geldt voor alle gevallen, w aarin de con­ tinuïteit in de goederenstroom der productie t.a.v. de productie in kwestie gehandhaafd is en opbrengstw aarde voor alle gevallen, w aarin die conti­ nuïteit verbroken is. D it zijn de alternatieve gegevens voor het w a ard e­ oordeel, andere gegevens hebben voor het treffen van juiste beleidsbe­ slissingen geen w aarde.

Ik stel dan ook nadrukkelijk — tegenover D r. Schouten pag, 19 — d at het — anders dan in het moment ener incidentele m aatregel of bij het treffen van overgangsm aatregelen n aar een andere constellatie in de voortbrenging — onjuist is om bij voorcalculatie van enige productie per stuk of per jaar het verbruik van goederen of diensten of w erkeenheden van duurzam e productiem iddelen als „ vanzelfsprekend irrelevant” te be­ schouw en, om dat men in het verleden uitgaven gedaan h e e ft om de thans verbruikte za ken te verw erven. H ier blijkt levensgroot van w elk nood­ lottig gevolg voor het bedrijfsbestuur het is om de uitgaven met de kosten te verw arren. H e t zou een nieuw artikel vragen om dit geheel uiteen te zetten. L aat mij t.z. enkele opm erkingen maken.

Feitelijk komt, w a t D r Schouten zegt, er op neer, d at hij meent, d at van dekking van kosten sprake is, w anneer het geldbedrag, d at on t­ vangen w ordt gelijk is aan w at uitgegeven is. (Ik vermijd hier van w inst te spreken, om dat ik het betoog niet binden wil aan het ondernem en). Is het groter dan zou er een gunstig overschot zijn. N eem t men dit per eenheid product, dan zou alles w at geacht w ordt, aan de eenheid als verw ervingsuitgaven besteed te zijn, tegenover de opbrengst gesteld moe­ ten w orden. S telt men dit voor de gehele productie van een periode, dan w ordt dit niet anders; het g aa t alleen over grotere om vang. Ik laat nu voor het moment buiten beschouw ing, dat ik als kosten zie het product van de vereiste kw antiteiten en de vervangingsw aarde op het moment van verbruik in de verantw oording van de productie. H e t bij verkoop op het critisch moment van de ruil overgedragene als offer van de ver­ koop. Ik laat ook de technische moeilijkheden der calculatie bij de ge­ bruikelijke veelheid van producten buiten b esc h o u w in g .1) Ik stel dus alleen of het juist is om het beleid te baseren op de vergelijking van m eerkosten verbonden aan een te treffen m aatregel en m eeropbrengst d aaru it verkregen en stel die beleidsphilosophie van Schouten dan tevens in de v raag of men d aarvan uit de staatsbegroting mag opstellen. Immers onze discussie gaat over het publieke bestuursbeleid. In w ezen kom t dit neer op de vraag of alle voor de uitvoering der m aatregel technisch­ vereiste of economisch daartoe onverm ijdbaar de verbruiken (voorheen verw orven) kw antiteiten tegenover de opbrengst gesteld m oeten w orden, dan w el of men alleen met die kw antiteiten behoeft te rekenen, welke nog verw orven m oeten w orden om de m aatregel uit te voeren en de be­ oogde opbrengst te verkrijgen. H e t laatstgenoem de stan d p u n t impliceert, d at men de verw ervingen voor toekom stige productie reeds op het m om ent van verw erven als verlies zou beschouwen; zonder te stellen, d at dan de verw erving irrationeel is. D it stellen is onhoudbaar, w a n t de consequentie zou zijn, d at elke verw erving voor toekom stige productie, w aarvoor nog

*) Men vergelijke pag. 2 Limperg's afscheidscollege over de gevaren der marginale kostprijs en J. L. M ey’s betr. artikelen in 25 jaren M.A.B.

(9)

geen orders geboekt zijn, irrationeel zou zijn. D an is de gehele m oderne techniek met de m oderne m anagem ent-m ethode als irrationeel veroordeeld.

M en vergeet, d at bij verw erving van voorraden, zowel van g rondstof­ fen en m aterialen als van w erkeenheden van duurzam e productiem iddelen w o rd t uitgegaan van de gegeven noodzaak om die m aanden of jaren vooruit te doen. M en ziet ook over het hoofd, d a t juist in die anticipatie bij de verw erving de organische verbondenheid uitkomt, welke b estaat tussen de hoeveelheden product, welke men verw acht te zullen kunnen produceren (resp. afzetten ) en de te verw erven daarto e vereiste eenheden van productiem iddelen. Indien mijn opponent zou bew eren d it niet te vergeten, dan kan hij echter niet volhouden, d at het verbruik van het verw orvene bij voorcalculaties of begrotingen voor de huidige productie vanzelfsprekend irrelevant zijn. D e verw arring ligt hier in het niet verder kijken dan n aa r het uitgeven. N atuurlijk! H e t feit, d a t men in het ver­ leden heeft uitgegeven voor die verw erving, is opzichzelf irrelevant. D a t m oment is voorgegaan, het financieren is daarm ede vieux jeu, m aar het feit blijft, d at men die verw orven kw antiteiten bij het verbruik niet als irrelevant m ag beschouw en bij de verbruiksverantw oording en in de kostencalculatie. V o o r de productie w aarvoor ze verw orven w erden, zijn ze in het verbruiksm om ent kosten en van kostendekking is — behalve d an in het moment, w aarbij incidentele beschouw ing het beleid mag besturen — alleen sprake, w anneer de w aarde van het verbruik van al hetgeen vereist verbruik is in de calculatie w erd opgenom en.

(10)

men niet n aar uitgaven, m aar n aa r vereiste hoeveelheid en w aard e moet calculeren.

Ja, en in gevallen, w aarin de opbrengstw aarde de betekenis voor de w elvaart aangeeft, dan is de vervangingsw aarde irrelevant. D it zegt ech­

ter niets om trent het niet toepasbaar zijn van de A m sterdam se w aardeleer bij het opstellen van een norm ale begroting voor een periode of van een voorcalculatie voor een zeker productieproces in de norm ale bestuursgang. E n het w as om te bewijzen, d at dit in de regel der norm ale gevallen en bij organische beschouw ing wel zo w as, d a t mijn geachte opponent het incidentele geval van te maken m eerkosten boven te verkrijgen opbrengst n aa r voren bracht. H e t gebruik van andere term en dan bij ons gebrui­ kelijk, v erandert niets aan de w aarheid, mits men de term en, die gebruikt w orden in het juiste verband toepast.

D e voorcalculatie heeft ook niet te rekenen m et „toekom stige vervan- gingsprijzen". W ie zegt, d at we niet w eten, welke prijzen bij vervanging zullen moeten w orden betaald, heeft gemakkelijk gelijk. N iem and heeft het ooit anders bew eerd. A lleen het gaat bij het probleem van de calcu­ latie om de waarde der goederen; de kw antitatieve voorstelling van de betekenis, welke goederen hebben voor de w elvaart van de bezitter en die dus m aatstaf zijn van w at hij bij aanw ending in de productie aan w aarde verbruikt of bij verkoop afstaat. W a a rd e en prijs zijn zeer verschillende begrippen, prijs is de tegenprestatie bij de ruil, m aar het w aarde-oordeel geschiedt ongeacht de vraag, w anneer of de vervangende ruil actueel zal plaats vinden.

E r is uiteraard een mogelijk verschil, dus een verlieskans of een profijt- kans, door het verschil in w aarde bij het regelm atig verlopend verbruik en de schoksgewijze vervanging.

D a t verschijnsel heeft met het calculatievraagstuk niets te m aken. H et is een probleem van andere orde, d at echter wel m et het in stan d ­ houden van het verm ogen verbonden is. Ik heb d aar eerder over ge­ schreven. W ie begroot, moet zich wel inzicht verw erven in de w a a r­ schijnlijke w aard e der te verbruiken zaken op het m om ent van verbruik in de budgetperiode. D it is het schattingselem ent met elk begroten ver­ bonden en voorzover dan de m om enten van verbruik en van vervangende verw erving sam envallen valt de w aarde — in grootte, niet n aar be­

gripsinhoud — sam en met de prijs.

H e t punt der w instm axim alisatie bij de ondernem ing moge ik laten passeren met de opm erking, d a t men hier op zijn hoede zij, om dat het ondernem en (vide Lim perg’s bekende rede) n aar de grootst mogelijke duurzam e w inst streeft en dus de incidentele beschouwingswijze, boven door mij gecritiseerd, daarin zonder betekenis is. H et spreekt vanzelf, d at een bedrijf — bij bestaande capaciteit — de beste w inst m aakt, w a n ­ neer het dat deel van de capaciteit vol bezet heeft, bij welke de grootst

mogelijke omzet tevens de hoogst mogelijke w inst per eenheid geeft. 3) Z o ook spreekt vanzelf, d at een bedrijf de optim ale grootte heeft, w an­ neer het alle verlagingen in de kosten uit kan nutten, welke met be­ drijf svergroting gepaard gaan met m inder dan evenredige repercussie op de opbrengst. E chter moeten dan die cijfers niet op een incidenteel mo­

3) Ik teken hierbij aan, dat de integrale kostprijs (som der technisch-vereiste of eco­ nomisch onvermijdbare offers) niet een gemiddelde is van de als verbruik verantwoorde offers (incl. onderbezettingsverües). De gelijkstelling van de integrale kostprijs met zulk een gemiddelde verwart het betoog. Dit gemiddelde heeft overigens alleen be­ tekenis in bepaalde globale rentabiliteitsberekeningen.

(11)

ment, maar op duurzame verhoudingen slaan. Hoewel Limperg zijn in 1924 gegeven behandeling van de proportionaliteit en van de voor­ delen van het grootbedrijf nooit heeft uitgegeven, is zijn betreffende ver­ klaring toch reeds in 1934 gepubliceerd en wel door Kleerekoper.

c) H e t probleem van de nacalculatie en de vervangingsw aarde. D e nacalculatie behoeft niet steeds te betekenen, dat er w inst bere­ kend w ordt. D at bleek boven reeds. W in s t zegt mijn opponent — om toch daar even bij stil te staan — is het overschot van de opbrengstw aarde van de output boven de kostenw aarde van de input. Ja, m aar w aarom hier deze E ngelse w oorden invoeging? O u tp u t en input stellen in casu hetzelfde kw antum voor. Z o n d er kw antitatieve gelijkheid kan men geen vergelijking treffen. Z o hierbij andere problem en mijn opponent door het hoofd hebben gespeeld, moge ik deze buiten discussie houden.

W a n n e e r D r. Schouten zegt, d a t w at vereist of onverm ijdbaar is voor de voortbrenging van een bepaalde zaak niet voorzienbaar is, dan ver­ w a rt hij eensdeels — als bovenbesproken — de prijs straks te betalen bij de schoksgewijze vervanging met de w aard e op het verbruiksm om ent of verkoopmom ent. D e w a ard e is daarbij het gegeven van de dag, dat is bekend. T e n andere w o rd t over het hoofd gezien, d a t wijziging in de onderlinge w aardeverhouding der te gebruiken goederen soms tot andere kw antitatieve verhoudingen leiden kan. D eze gevallen zijn echter beperkt en bij de directie bekend. S tandaardcalculaties zijn voor al de alternatieve m ogelijkheden opgesteld. T e n derde geloof ik, d a t mijn opponent verzuim t op te m erken, d at de voorzienbaarheid der economische gebruiksduur der kapitaalgoederen een schatting moge zijn; een bestuur, d at zich — en d at is eis — regelm atig inform eren laat over voortschrij­ ding van de techniek en dienovereenkom stig jaarlijks zijn afschrijvings- beleid herziet, voldoende nauw keurig kan calculeren. D e relatie der be­ stuur- en adm inistratie-afdelingen to t de productie is m et voldoende nauw keurigheid te becijferen; overtollige capaciteit hier met voldoende zekerheid vast te stellen. B etaalde goodwill — zo dit met im materiële activa bedoeld is — is geen deel van de kosten, m aar gekapitaliseerde toekom stige w inst.

Ik heb nu reeds aangetoond, d at een bedrijfsleiding het gegeven van de w a ard e niet uitsluitend behoeft om de w inst vast te stellen. Eveneens heb ik betoogd, d at de periodieke calculatie niet gedaan w ordt om de w inst, m aar om het resultaat, d at ook zijn kan de verslaglegging van om­ vang der bedrijvigheid en de d aa raa n verbonden kosten; of wel de verge­ lijking van standaard k o sten (norm ) met werkelijke offers (uitvoering). D it laatste geldt voor z.g. O verheidsdiensten en O verheidsbedrijven evenzeer als voor ondernem ingen; alleen bij de laatsten w o rd t de ver­ antw oording van het re su ltaat een verantw oording van w inst.

(12)

van het product van bedrijven te vergelijken ware.” D eze grootheden hebben geheel andere inhoud en zijn dus onvergelijkbaar. N iem and heeft dat ooit bew eerd. G esteld w erd alleen, d at de economische kostprijs (identiek met w at met kostenw aarde bedoeld w o rd t) van de geprodu­ ceerde beschikbaarheidsnuttigheden een richtsnoer kon zijn voor het bestuursbeleid der diensten, welke die produceren, evenals die kostprijs, d a t is bij gem eenschapsbedrijven en ondernem ingen. D e betekenis van de kostprijs als instrum ent van bestuursbeleid geldt ongeacht of het be­ leid alleen is gericht op voortbrenging tot de geringste kosten en dekking d aarvan qua collectiviteit dier nuttigheden uit de fiscale opbrengst, dan wel of het beleid het richten op kostenminimum com bineerde met het ver­ w erven van een opbrengst al of niet een w inst latende.

O verigens, dat w inst gem aakt w ordt, zegt niet veel — niet voldoende — over doelm atigheid der gebrachte offers. V ele bedrijven met goede w insten produceren op ondoelm atige wijze; vooral in hoogconjunctuur. D oelm atige productie kan zeer goed geschieden ook w aar geen w inst be­ oogd w ordt. D a t daarvoor, om dit in het ambtelijke in de vereiste m ate geldig te m aken, nog wel w at meer vereist w ordt dan thans w o rd t aa n ­ getroffen, bedoelde mijn artikel aan te tonen; tevens echter te doen zien, d at de w eg n aa r d at doel w as ingeslagen.

H et saldo van de S taatsbalans moet —■ scherp gesteld — niet als „eigen verm ogen van de overheidshuishouding" aangeduid w orden; lie­ ver spreek ik van „zuiver verm ogen opgesloten in de kapitaalgoederen, welke de N ederlandse S taat bezit’’. D e O verheid beheert dit verm ogen en zal derhalve hebben te streven n aa r instandhouding ervan. D it houdt o.m. in het bew aren van een zeker evenw icht tussen perm anent en lang­ durig ter beschikking staan d verm ogen (geconsolideerde en langlopende staatsschuld) en de w aarde der kapitaalgoederen; evenzo tussen liquide m iddelen en kortlopende schulden. D e projectie van de verm ogenspositie aan het einde van het b u d g etjaa r in een project-S taatsbalans is niet an ­ ders dan de summiere w eergave van de toestand uit het ontw orpen finan- tieel beleid ontstaande; de S taatsbalans in de m illioenennota is v erslag­ legging van die toestand aan het einde van de laatst verlopen b estu u rs­ periode. D a t die balans moet aansluiten aan de boekhouding heb ik in mijn oratie (1949) aangetoond.

E en en an d e r impliceert niet om uit bepaalde politieke oogm erken naar hoge investeringen te streven; bedoeld w ordt enkel en alleen een beter ap p araat tot vorming en controle van beleid en ter verslaglegging aan het volk en zijn vertegenw oordiging. In ons geval zou ik wel pleiten voor het geleidelijk insparen van het deficit uit oorlog en bezetting ontstaan; de balans toont dan w eer aan in hoeverre deze sanering geschied is. Deze verslaglegging geeft een juister beeld van de toestand dan de verm elding van de enkele grootte van de Staatsschuld; voorheen gebruikelijk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Therefore, based on these results of the crystallization unit exergy performance of Chapter 3, an integrated biorefinery concept was developed for the valorisation of A-molasses

Zwaap T +31 (0)20 797 88 08 Datum 15 november 2016 Onze referentie ACP 63-1 ACP 63. Openbare vergadering

Artikel 3 van de embryowet van 11 mei 2003 stelt dat onderzoek op embryo’s in vitro is toegelaten indien aan al de voorwaarden van deze wet voldaan wordt en meer bepaald

Zondagavond gebeurde het dan: de vader van Annelies Donckers kreeg

Publiciteit van privaatrechtelijke erfdienstbaarheden ontstaan door verkrijgende verjaring.. Verkrijgende verjaring van erfdienstbaarheden

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

- Doordat de gronden waarop de bestreden beslissing betrekking heeft zijn gelegen in een biologisch waardevol gebied en werd gekarteerd als zijnde historisch

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel