• No results found

Eén van de oorzaken die de onderzoeker in zijn studie aanhaalde, is de angst bij de managers uit de sociale werkplaatsen om de meest valabele arbeids- krachten te laten vertrekken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eén van de oorzaken die de onderzoeker in zijn studie aanhaalde, is de angst bij de managers uit de sociale werkplaatsen om de meest valabele arbeids- krachten te laten vertrekken"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 225 van 1 juni 2005

van de heer MARC VAN DEN ABEELEN

Sociale tewerkstelling – Doorstroming naar reguliere arbeidsmarkt

Recentelijk publiceerde het HIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) de resultaten van een onderzoek, onder leiding van professor Ides Nicaise, over de tewerkstellingskansen van kansarmen. Deze studie is geen momentopname, maar het resultaat van jarenlange observatie. Ongeveer 8.000 werknemers werken vandaag in werkervaringsbedrijven of-pro- jecten. We spreken hier over leerwerkcentra, soci- ale werkplaatsen en invoegbedrijven.

Uit de studie blijkt dat leerwerkcentra en sociale werkplaatsen kansarme Vlamingen een tewerkstel- lingratio bezorgen die 30 a 40 % hoger ligt dan die van de controlegroep. Ze zijn dus zeer belangrijk voor de duurzame creatie van werkgelegenheid voor achtergestelde groepen.

Het probleem is echter dat doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt beperkt is tot maximaal 15

%. Eén van de oorzaken die de onderzoeker in zijn studie aanhaalde, is de angst bij de managers uit de sociale werkplaatsen om de meest valabele arbeids- krachten te laten vertrekken. Zij vrezen namelijk dat zonder een kern van valabele arbeidskrachten, die ook op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag zouden kunnen, de "rentabiliteit" van hun sociale werkplaats drastisch zal dalen.

1. Welke maatregelen neemt de minister om de doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt bij mensen uit het sociale arbeidscircuit te promo- ten?

2. Welke maatregelen neemt de minister om enerzijds zoveel mogelijk werknemers te laten doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt anderzijds de werkgevers te compenseren voor het verlies van deze valabele arbeidskrachten?

N.B. Deze vraag werd gesteld aan vice-minister- president Vandenbroucke (vraag nr. 225) en aan minister Van Brempt (nr. 172).

Antwoord

1. Welke maatregelen neemt de minister om de doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt bij mensen uit het sociale arbeidscircuit te promo- ten?

2. Welke maatregelen neemt de minister om enerzijds zoveel mogelijk werknemers te laten doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt anderzijds de werkgevers te compenseren voor het verlies van deze valabele arbeidskrachten?

Welke instrumenten staan er ter beschikking?

Binnen het bevoegdheidsdomein Werk en het bevoegdheidsdomein Sociale Economie, is er een divers aanbod van maatregelen die de inschakeling van kansengroepen op de arbeidsmarkt beogen.

De invoegbedrijven en -afdelingen en sociale werkplaatsen maken deel uit van de sociale eco- nomie. De sociale economie bereikt vandaag een groep mensen die bij aanwerving te kwetsbaar zijn om in het gewone arbeidscircuit te functioneren.

Afhankelijk van de intensiteit en de complexiteit van hun problemen kan de sociale economie een aanbod doen gaande van arbeidszorg tot een regu- lier contract voor onbepaalde duur.

Voor een bepaalde groep mensen is werken binnen de sociale economie de opstap naar een job in het reguliere circuit en is deze tewerkstelling de hef- boom voor opwaartse sociale mobiliteit.

Voor andere mensen is de tewerkstelling binnen een sociaal economieproject echter een start- en eind- punt. Dit betekent niet dat voor deze mensen geen groeimogelijkheden zijn weggelegd. Werknemers worden sterker gemaakt via begeleiding, stages en opleiding. Werknemers groeien in hun job. Sociale economie is daarom een doorgroei en een door- stroomeconomie.

Het wepplus instrument valt onder de bevoegd- heid van het beleidsdomein Werk. Dit instrument werd in het leven geroepen om mensen die om één of andere reden geen werk vinden op de reguliere arbeidsmarkt toch te laten doorstromen naar deze arbeidsmarkt.

(2)

Ter duiding wordt hier de doelgroep en de maxi- maal mogelijke tewerkstellingsduur per maatregel geschetst. Daarna wordt een overzicht gegeven van de uitstroom van de werknemers die gewerkt heb- ben in invoegbedrijven of -afdelingen en sociale werkplaatsen en van de wepplus-werknemers.

Wie behoort tot de doelgroep?

– (gesco) wepplus:

– gedurende 24 maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkzoekend (UVW) zijn (wep+) of ingeschreven zijn als niet werkende werkzoe- kende (gesco-wep+)

– gedurende 12 maanden leefloon – finan- cieel maatschappelijke hulp ontvangen heb- ben (wep+)

– UVW 36 maanden (wep+: curatieve doel- groep: speciaal erkende plaatsen)

– Leefloon - financieel maatsch. hulp genieten sedert minstens 1 dag en minder dan 12 m.

(gesco wep+)

– Schoolverlaters deeltijds onderwijs (gesco wep+)

– Tewerkstellingsduur: maximaal voorzien voor 12 maanden – eventueel verlengbaar tot 18 maanden (dit laatste momenteel alleen mogelijk voor curatieve doelgroep – binnen- kort ook voor de anderen)

– invoegbedrijven en -afdelingen:

– ingeschreven zijn bij de VDAB + de basis- dienstverlening wijst uit dat ze door gemis aan door de reguliere economie gevraagde vaardigheden of kwalificaties niet kunnen doorverwezen worden naar een reguliere job

– in een trajectmatige begeleidingsactie opge- nomen zijn

– Nu nog: (in juli wijziging doelgroep)

– ofwel 1 jaar inactief + max diploma HSO

– ofwel 1 dag inactief + max diploma BUSO of LSO of tweede graad SO – Tewerkstellingsduur: gedurende de eerste vier

jaar worden er degressieve premies voorzien per invoegwerknemer en gedurende de eerste drie jaar wordt er ook voorzien in begelei- ding door de VDAB (dit naast de intensieve begeleiding die gebeurt op de werkvloer) Het invoegbedrijf moet bovendien gedurende een periode van drie jaar na betaling van de laat- ste premie het aantal VTE invoegwerknemers handhaven.

– sociale werkplaatsen:

– op de dag voor indienstneming ingeschreven zijn bij de VDAB als niet-werkende-werkzoe- kende

– fysisch, psychisch of sociale beperkingen en moeilijkheden hebben

– een begeleidingstraject volgen van de VDAB, een door de VDAB erkende derde of een Vlaamse openbare instelling waarmee de VDAB een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten

– 5 jaar inactief of gelijkgesteld zijn op de dag voor indiensttreding

– geen hoger diploma, getuigschrift of brevet dan LSO, BUSO of HSO

– Tewerkstellingsduur: de maximale tewerk- stellingsduur is hier onbeperkt.

Wat leren we uit onderzoek?

Het is van belang de instrumenten te evalueren vanuit een brede kosten-batenanalyse. Op die manier kan het debat rond doorstroom genuan- ceerd gevoerd worden, rekening houdend met het profiel van de doelgroep.

Het HIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) onder- zocht drie types van sociale tewerkstelling: werker- varingsprojecten, inclusief opleidingsprojecten en tewerkstelling via artikel 60,§7, sociale werkplaat- sen en invoegbedrijven. De onderzoeksvragen had- den betrekking op doelgroepbereik en effectiviteit van de diverse maatregelen.

(3)

Werkervaringsprojecten hebben als doelstelling mensen via een korte periode van begeleide tewerk- stelling in een non-profitorganisatie te laten door- stromen in een regulier arbeidskader.

Bij invoegbedrijven ontvangt de werkgever gedu- rende een korte termijn een degressieve subsidie voor het rendementsverlies van zijn invoegwerkne- mers. Nadien blijft de werknemer in dienst.

Sociale werkplaatsen vervullen een specifieke rol binnen de sociale economie. De doelgroep is 5 jaar inactief en wordt toegeleid wanneer alle beschik- bare ondersteunings-, begeleidings- en tewerkstel- lingsbevorderende maatregelen naar werk in het reguliere circuit voor deze personen zijn uitgeput.

Door een dagelijkse en intensieve begeleiding van haar werknemers slagen de meeste sociale werk- plaatsen er toch in een organisatie uit te bouwen die aan haar klanten een kwaliteitsvol product of dienst aanbiedt. Daar de sociale werkplaatsen enkel met doelgroepwerknemers werken, vergt dit dagelijks een zeer hoge inzet van begeleiders en ander omkaderingspersoneel.

Vergeleken met een referentiegroep kwam het onderzoek tot de conclusie dat de werkervarings- bedrijven onder hun doelpubliek relatief meer jongeren, vrouwen en zeer langdurig werklozen telden. Invoegbedrijven bereikten meer mannen, jongeren en niet-te-langdurig werklozen. Sociale werkplaatsen slaagden erin zich relatief meer tot de laagstgeschoolden en de ouderen te richten. De drie werkvormen kiezen

duidelijk voor een publiek met ernstige welzijns- problemen (thuislozen, personen uit psychiatrische instellingen, ex-gedetineerden, personen die veel gebruik maken van ambulante hulpverlening).

Wat de tewerkstellingseffecten van de verschil- lende maatregelen betreft, bleek dat de referentie- doelgroep, ook na 6 a 7 jaar, weinig kans maakte om zich te herintegreren op de arbeidsmarkt. Elk van de drie beschouwde typen van ondernemingen vertoonden significant positieve langetermijneffec- ten.

Wat zeggen de cijfers?

De VDAB - studiedienst heeft een onderzoek gedaan naar de uitstroom van de werknemers die

werken in invoegbedrijven of -afdelingen en sociale werkplaatsen en de wepplus-werknemers.

Wepplus

Van de 2878 doelgroepwerknemers die geplaatst werden in een wepplus-project in de periode van januari 2003 tot en met november 2003 is 18 maan- den na plaatsing 47% nog werkzoekend en 53 % uitgestroomd.

Wat wepplus betreft zijn de resultaten goed. Het gaat hier wel om de minst moeilijke doelgroep. De maatregel is bovendien beperkt tot 12 (18) maan- den. Het is niet mogelijk om een tweede maal te beginnen in een wepplus-project wanneer men deze periode volledig voleindigd heeft en er wordt intensieve begeleiding voorzien door de wepplus- promotor en de VDAB.

Invoegbedrijven (en -afdelingen)

Sinds de start (1993) werk(t)en 1.656 werknemers in een invoegbedrijf (afdeling). Eind mei 2005 werkt nog 57 % (938) in het invoegbedrijf. Van de werknemers die niet meer in het invoegbedrijf tewerkgesteld zijn (718) zijn er 256 werknemers terug ingeschreven als werkzoekende. 462 (28%

van 1656) werknemers zijn uitgestroomd.

De uitstroom van de invoegbedrijven is laag omdat de maatregel pas in 1993 werd ingevoerd en vooral de laatste jaren veel invoegbedrijven werden opge- richt.

Veel belangrijkere echter is te weten dat door- stroom buiten het invoegbedrijf niet de bedoeling is, het gaat hier immers over een tijdelijke financiële tussenkomst. Het is niet per definitie de bedoeling dat de werknemers doorstromen naar een ander bedrijf, vermits het bedrijf zelf zich, samen met haar werknemers "invoegt" in de reguliere econo- mie. Dit betreft dan tewerkstelling in het normaal economisch circuit. Het is dus in se een instrument dat doorstroming in zich draagt.

Sociale werkplaatsen

Sinds de start (1999) werden 4.649 doelgroepwerk- nemers aangeworven in de sociale werkplaatsen.

Eind mei 2005 werkt nog 41% (1921) in de sociale werkplaats. 1.044 werknemers (22 %) werden terug

(4)

ingeschreven bij de VDAB als werkzoekende en 1.684 werknemers (36%) zijn uitgestroomd.

De sociale werkplaatsen moeten oog hebben voor doorstoom maar met oog voor de mogelijkheden van het individu. Sommige werknemers worden sterk genoeg om door te stromen. Anderen niet.

De uitstroom vanuit de sociale werkplaatsen naar de reguliere arbeidsmarkt verloopt nog moeilijk.

Dit heeft vooral te maken met de moeilijke doel- groep.

Versterken van doorstroom: een continue beleidsprioriteit

Stimuleren van doorstroom via (financiële) incen- tives

De huidige regelgeving voorziet reeds in een aan- tal mogelijkheden om doorstroming te bevorde- ren. Sociale werkplaatsen worden wel degelijk aangemoedigd om hun werknemers te laten door- stromen. Zo bedraagt de premie voor een doel- groepwerknemer tijdens de eerste twee jaar van tewerkstelling 14.873,61 euro op jaarbasis. Vanaf het derde jaar bedraagt de premie 13.386,25 euro op jaarbasis. Bij effectieve doorstroming van een doelgroepwerknemer krijgt men voor de doel- groepwerknemer die deze vervangt terug de premie van 14.873,61 euro. Naast een financiële aanmoe- diging bestaat er ook permanente begeleiding van- uit de sociale werkplaats en vanuit de VDAB die erop gericht is de doelgroepwerknemers te laten doorstromen naar het normaal economisch circuit (NEC). De doelgroepwerknemer beschikt over de mogelijkheid om opleidingen, sollicitatietraining en een stage te volgen, dit allemaal gericht op de doorstroming naar het NEC.

Stimuleren van doorstroom via een goede opvol- ging

Aan de VDAB wordt gevraagd in haar trajectbege- leiding blijvend oog te hebben voor de doorstroom van de erkende doelgroepmedewerkers van een sociale werkplaats en op regelmatige basis gesprek- ken met doelgroepwerknemers te voeren in functie van een eventuele doorstroming.

Maar ook vanuit de bedrijven zelf is een conse- quent personeelsbeleid noodzakelijk, gericht op groei en competentie ontwikkeling. We ondersteu-

nen alvast principieel het HR competentie instru- ment dat de sector van de sociale werkplaatsen zelf ontwikkeld heeft en test op bruikbaarheid met het oog op een betere begeleiding en opvolging van werknemers.

Van de invoegbedrijven worden vanaf juli 2005 meer inspanningen verwacht op het vlak van oplei- ding en begeleiding van hun doelgroepwerknemers.

Hun actie moet kaderen binnen een totaalbeleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Ook de monitoring zal versterkt worden.

Een veilige terugvalpositie

Daarnaast voorziet de regelgeving in een terugval- positie wanneer een doorgestroomde doelgroep- werknemer binnen een periode van 12 maanden ontslagen wordt. Hij wordt door de VDAB onmid- dellijk terug opgenomen in een wervingslijst en wordt bij voorrang verwezen naar een vacature in een sociale werkplaats.

Stimuleren van doorstroom via loopbaanontwik- keling

Het begrip "doorstroming" is een erg arbeidsmarkt- gericht begrip. Het loont de moeite dit begrip te verruimen tot het denken in termen van loopbaan- ontwikkeling, waarbij sociale tewerkstelling een leerfase betekent, een periode waar de ontwikkeling van talenten en de valorisering van competenties centraal staat. Voor een bepaalde groep mensen, bijvoorbeeld binnen een sociale werkplaats, kan dit een blijvend leerpunt zijn, voor anderen vormt dit proces de poort naar andere werkervaringen, in andere organisaties. Loopbaanontwikkeling heeft immers betrekking op interne en/of externe mobiliteit. Een geslaagd versterkingsproces van de werknemers betekent voor elk bedrijf een enorme meerwaarde.

In de beleidsnota Sociale Economie, werden een aantal mogelijke pistes naar de werknemers van een sociale werkplaats toe geformuleerd. Zo kan een doorgroeipool worden opgestart waarin ster- kere werknemers worden opgenomen om bij elkaar of extern leerervaringen op te doen. Werknemers die sterker worden, kunnen na verloop van tijd andere taken en verantwoordelijkheden opnemen, al dan niet in de eigen organisatie. Zo kunnen ze bijvoorbeeld de rol van mentor opnemen t.a.v.

nieuwkomers. Verder onderzoek moet uitmaken

(5)

hoe dit model van loopbaanontwikkeling gestimu- leerd kan worden binnen en buiten de muren van de sociale economie. Ter opvolging van de SERV aanbeveling aangepaste tewerkstelling ligt er een VIONA onderzoeksvoorstel op tafel dat precies wil nagaan hoe de doorstroom van werknemers uit beschutte en sociale werkplaatsen naar het NEC kan gestimuleerd worden. De methodiek van sup- ported employment wordt in dit kader geëvalueerd op toepasbaarheid voor Vlaanderen. Er zullen ook lessen worden getrokken uit buitenlandse ervarin- gen.

In de drie vormen van sociale tewerkstelling, onderwerp van het onderzoek van het HIVA, is een maatgerichte aanpak cruciaal. Opleiding en bege- leiding spelen hierbij een belangrijke rol. Tijdens de VIA onderhandelingen is alvast sterk gepleit voor meer VTO budget voor de sector van de sociale werkplaatsen. Vanaf nu krijgen de sociale werk- plaatsen een evenredig budget conform het aantal VTE's tewerkgesteld in de sector. Dit betekent een substantiële verhoging van het budget.

Besluit

Verder onderzoek is aangewezen om de hierbo- ven beschreven en reeds bestaande mogelijkheden te evalueren en om nieuwe pistes uit te proberen.

Beleidsaandacht blijft uitgaan naar de mogelijkhe- den tot doorstroming: hoe beter de doorstroming, hoe meer plaatsen er vrijkomen voor de grote groep wachtenden.

In 2006 zal de regelgeving van de sociale werk- plaatsen worden geëvalueerd met het oog op een eenheidsdecreet met de beschutte werkplaatsen tegen 2008. Er zal worden nagegaan welke door- stoommechanismen worden gebruikt, en hoe ze beter kunnen worden afgestemd op de bedrijfsrea- liteit van de sociale werkplaatsen. Ook de terugval- positie wordt geëvalueerd en waar nodig versterkt zodat meer mensen de kans durven wagen om de wereld buiten de muren van de sociale werkplaats te gaan verkennen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Galmuggen en gaasvliegen kunnen eveneens heel goed bij lindebomen worden inge- zet, daarin zit geen verschil’, besluit Willemijns. Peter Willemijns Tanja

Hiertoe gaan we na wat de motivatie en houding van werkgevers is ten aanzien van tewerkstelling van doelgroepwerknemers (en in welke mate de aanwezigheid van knelpuntvacatures

Uit de bevraging bleek het belang van het decen- trale niveau in het kader van bedrijfseconomische ondersteuning (zowel ondersteuning bij de opstart als opvolgingsondersteuning)

Op lange termijn heeft de sociale tewerkstelling eenduidig positieve effecten op het welzijn van deze werknemers: hun menselijk kapitaal verhoogt door hun toegenomen werkervaring en

Wat het tewerkstellingsaspect be- treft, zijn de sociale werkplaatsen initiatieven die een bepaalde ach- tergestelde groep op de arbeids- markt, via arbeid op maat, een kans bieden

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

• In zelfbeheerde voorziening ligt de primaire verantwoordelijkheid voor het dagelijks beheer en de ontwikkeling van de voorziening bij gebruikers van die voorziening en

Denkbaar zegt dat hij geen tijd heeft, maar Kassaar voegt hem toe: ‘- Luister naar mijn geschiedenis, heer en begrijp waarom ik mij onderwerp.’ Kassaars geschiedenis is