p
·
QLITI EK
EN
CULTUUR
BIJ DE HONDERDSTE GEBOORTEDAG VAN HERMAN GORTER
DE ALGEMENE BIJSTANDSWET
MALEISI~
- KOLONIALISME IN EEN NIEUW KLEED
"
.
·
.24sTE JAARGANG
NO. 11 NOV. 1964
i
: II
11 11NOVEMBER 1964
Bij de honderdste geboortedag van Herman Gorter
De Algemene Bijstandswet
Maleisië - kolonialisme in een nieuw kleed De toekomst van de kunst
AANTEKENINGEN:
Universiteit en studieduur
Psychische gevolgen van de woningnood
PARTIJDOCUMENTEN: Program van de Arbeid
Dagelijks bestuur CPN zendt gelulçwens aan Centraal Comité van de CPSU
pag. Henk de Vries 465 C. de Rover 476 E. Lands ma 484 Ernst Fischer 493 502 506 511 512
POLITIEK EN CULTUUR
verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23 11 38.
De abonnementsprijs is f 5,50 per jaar, f 2,15 per half jaar, losse nummers 50 cent.
Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527. Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus.
Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.
24e jaargang no. 11 november 1984
Politiek en Cultuur
maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van hetmarxisme-leninisme onder lelding van het partijbestuur der c.p.n.
Bij
de honderdste geboortedag
van Herman Gorter
•
Hij was van vuur. een golf, een vlam,
een stromend stuk natuur,
blinkend als water in de zomerdag. nooit, sinds ik hem zag,
zag ik nog een man
wiens wezen zo bezielend overkwam tot in zijn blik, zijn praten en zijn gang. een rechte beuk, ook toen het einde kwam.
( Marsman over Gorter)
HET is op 26 november van dit jaar honderd jaar geleden, dat Her-man Gorter werd geboren.
Gorter behoort tot de belangrijkste figuren van onze literatuur; zijn "Mei" en talrijke andere gedichten zijn een onvervreemdbaar en wezenlijk bestanddeel van de Nederlandse cultuur. Hij ontplooide gedurende een groot deel van zijn leven eveneens politieke activi-teit, niet alleen als publicist, maar ook als deelnemer aan de strijd van de arbeidersklasse.
Bij de jongere generatie leeft Gorter vooral voort als de dichter. In de "Verzamelde Werken" zijn Gorters literaire seheppingen op-genomen, maar zijn politieke bijdragen ontbreken. Deze zi}n even-wel niet gering geweest en bestrijken een belangrijke periode uit de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging.
Gorter werd geboren in Wormerveer als ptedikantszoon: Toen hij zes jaar was, overleed zijn nog jeugdige vader, Simon Gorter, die enige literaire bekendheid genoot. Zijn moeder begon een pension in Amsterdam, in welke stad Gorter het gymnasium bezocht.
Later studeerde Gorter klassieke letteren en verwierf zich door bestudering van Spinoza wijsgerige verdieping, die hem vervolgens tot Karl Marx bracht.
ja-t.
ren tachtig van de vorige eeuw in verzet kwamen tegen hun voor-gangers en storm wilden lopen tegen het burgerdom. Er ontstond in de literatuur een vernieuwingsdrang; de jonge dichters en pro-zaïsten die er aan deelnamen, werden aangeduid als de "tachtigers".
Tot hen behooDden Kloos, Verwey, Van Deyssel, Van der Goes, Van Eeden en ook Gorter wordt tot hen gerekend.
Toen de tachtigers verzandden in de "kunst ter wille van de kunst" en zich buiten het sociale gebeuren plaatsten, zochten enkelen naar een uitweg, ook in maatschappelijk opzicht. Van Eeden beleed een soort utopisch socialisme, dat tot het mislukte experiment van de samenleving in Walden leidde. Gorter en Van der Goes vonden de weg naar het socialisme en naar de arbeidersbeweging.
De liefde voor de werkende mensen, de felle bewogenheid met het lot van de arbeiders en een onblusbaar vertrouwen in een stra-lende toekomst waren kenmerkend voor Gorter.
Zijn gedichten, tot in het laatst van zijn leven, getuigen van een groot idealisme, van een gespannen verwachting van de tijd, die voor de arbeiders komen zal.
Hij bezingt in één van zijn gedichten deze "schoonste tijd" bij voorbeeld aldus:
0 TE LEVEN IN DEZEN SCHOONSTEN TIJD 0 te leven in dezen schoonsten tijd,
Nu men zich ieder ogenblik kan geven
Aan de menschheid, en ieder uur van 't leven Zich zelf te hebben en zich zelf te raken kwijt. Dit is het wat de menschen te allen tijd Hoopten en zochten, om zich weg te geven Aan elkaar liefdevol, en - toch daarneven Zich te houden: de hoogste zaligheid. En dit kan nu. Men kan in vollen trots Oprijzen als eenzaam individu,
En toch zich geven vol aan anderen.
Het socialisme groeit. Breed wordt ·zijn rots! 0 zoetste tij den, die veranderen!
0 zoete tijden die zijn nu!
Jl
r
I
Een herdenking van de honderdste geboortedag va~ Gorter moet een herdenking van zowel de positieve als negatieve zijden zijn. Een werkelijk omvattende studie over Gorter is nog niet geschreven. Het is nauwelijks mogelijk zijn activiteit in het bestek van één artikel te belichten. Wij willen in het bijzonder de nadruk leggen op zijn politieke werkzaamheid.
*
GORTERS politieke optreden viel in een wereld, die in een tijds-bestek van vijftig jaar ingrijpende wijzigingen onderging. Het begon tegen het einde van de negentiende eeuw, toen het kapitalis-tische stelsel nog in elk land een soort afzonderlijke eenheid vorm-de en nog niet tot vorm-de bron van grote wereldoorlogen was geworvorm-den. Omstreeks de twintigste eeuw kwam het kapitalisme in zijn impe-rialistische fase; de conoeutratie van industriële bedrijven en ban-ken schreed voort en leidde tot het ontstaan der monopolies; de strijd om de herverdeling van de wereld ontbrandde. Dit resulteerde in de Eerste Wereldoorlog, die tenslotte eindigde met de socialistische re-yolutie in Rusland en de algemene crisis van het kapitalisme in-luidde.
De theorie en de praktijk van de Nederlandse arbeidersbeweging zijn niet los te denken van de toestand in de maatschappij en de ontwikkeling in de wereldverhoudingen. Het was in West-Europa .de periode van snelle ontwikkeling van het kapitalisme en groei van de arbeidersklasse. Nederland bleef als geheel aanvankelijk bij deze snelle ontwikkeling achter, hetgeen van invloed is geweest op de samenstelling van de arbeidersklasse.
· De Sociaal Democratische Bond, die met Domela Nieuwenhuis de wekker van het politieke bewustzijn van de arbeidersklasse was ge-weest, voldeed niet meer aan de eisen van de tijd. Hij raakte meer en meer met anarchistische en syndicalistische opvattingen door-trokken. ln de loop van de strijd tegen deze anarchistische opvat-tingen had een scheuring plaats en in 1894 werd de SDAP opgericht, die zich aansloot bij de Tweede Internationale.
Op het Paascongres in 1897 werden Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst lid van de SDAP.
Gorter deed deze stap na een langdurige studie. Hij besefte, dat hij in de burgerlijke gedachtenwereld was vastgelopen en dat de studie van Spinoza en diens wijsgerige beschouwingen geen eind-punt konden zijn. Het zoeken naar waarheid vindt men ook in zijn poëzie van die jaren -'- heftig en fel en doortrild van een diepge-voeld humanisme; zijn gedichten zijn een weerspiegeling van de worsteling om waarheid.
maatschap-pij, waardoor Gorter voor de vraag kwam: wat is die maatschappij? Hij stortte zich in de filosofie, maar vond de schoonheid tenslotte bij het socialisme. "En dáár in de boeken van Karl Marx vond ik, wat ik gezocht had; de weg naar de algemeene schoonheid onzer on-middellijke wereld, onzer maatschappij". Gorter kwam van het schip der bourgeoisie in het land van de arbeiders.
In de arbeidersbeweging traden evenwel reeds opportunistische stromingen aan de dag, die het revolutionaire peil wilden verlagen en het marxisme zijn wezen wilden ontnemen. Dit leidde tot scherpe discussies. Gorter zette zich volledig in de strijd van de arbeiders-klasse in en nam deel aan de discussies, die in die tijd werden ge-voerd.
Aanvankelijk deed hij dit vooral in het tijdschrift van vele intel-lectuelen in de SDAP, het maandschrift "De Nieuwe Tijd", met als kernredactie Henriëtte Roland Holst, Frank van der Goes en Herman Gorter. Het werd het centrum, van waaruit het reformisme in de SDAP werd bestreden. Gorter werd één van de warmste verdedigers van het marxisme, dat hij op eenvoudige wijze uiteenzette.
Als propagandist was hij actief en niets was hem teveel. Hij ver-taalde het "Communistische Manifest" en schreef zelf vele artikelen. en brochures, waarin een eenvoudige, ofschoon wel wat simplisti-sche, uiteenzetting van de marxistische filosofie werd gegeven. Op de fiets ging hij vanuit zijn woonplaats Bussum naar de vergade-ringen en scholingsbijeenkomsten in andere plaatsen, waar hij sprak en dan 's nachts weer naar huis terugkeerde.
Op de partijcongressen van de SDAP werd Gorter de woordvoer-der van de marxistische vleugel in die partij, die tegen het oppor-tunisme van Traelstra in het strijdperk trad.
Hij bepleitte zijn zienswijze in tal van actuele vraagstukken als de verhouding tot de vakbeweging, de agrarische kwestie en het sta-kingswapen.
Op het congres in Enschede van 1903 - na de spoorwegstaking - sprak hij van "de zwalçheid 'Van Traelstra's opvattingen en van zijn voortdurend wankelen".
In 1905 bracht de Russische revolutie grote geestdrift bij de leden van de SDAP. Op het Paascongres van dat jaar was Gorter in het partijbestuur van de SDAP gekozen samen met Tak, Wijnkoop, Loop-uit, Helsdingen, Mendeis en Spiekman. Traelstra kwam niet in het partijbestuur en werd ook geen hoofdredacteur van Het Volk. Op dit congres bleken de marxisten in de meerderheid te zijn.
In de critiek op het reformisme propageerde de marxistische vleu-gel een Kautskyaanse variant Véin het marxisme, volgens welke het socialisme toch mechanisch vanzelf uit het kapitalisme moet groeien en waarbij het begrip dat de marxistische theorie toegepast moet worden op het leiden van de klassestrijd niet tot ontwikkeling kwam. In wezen vond men bij deze intellectuelen een onderschatting van de massa als beslissende kracht.
In het jaar na dit congres spitste de strijd tussen marxisten en revisionisten zich toe.
Traelstra schreef een brochure inzake partij leiding en de mar
n
I
I
i
!sten weigerden in 1906 zitting te nemen in het partijbestuur. De felle striJd in die dagen werd het voorspel van 1909, toen op een buitengewoon congres in Deventer de scheiding in de SDAP zich voltrok en de SDP [o.a. met Wijnkoop, Ravesteijn en Ceton] werd opgericht.
De oppositie was overrompeld. Zij kreeg weinig steun, hetgeen ook toegeschreven moet worden aan het feit, dat zij in De Tribune
week in week uit de leiders van de SDAP had gediskwalificeerd. Er ontstond een organisatorische scheiding, doch de SDAP zowel als de SDP was bij de Tweede Internationale aangesloten en lange tijd waren er nog geme,enschappelijke Mei-vieringen. Vele intellec-tuelen, die in De Tribune hadden geschreven, bleven in de SDAP.
Gorter sloot zich aan bij de SDP en werd redacteur van het orgaan De Tribune.
Zijn politieke activiteit bleek geen rem voor zijn dichterlijke scheppingsdrift. In 1903 had Gorter zijn eerste socialistische verzen gepubliceerd, in 1906 "Klein Heldendicht" en in 1912 de eerste be-werking van "Pan".
Het gezin Gorter onderhield in die jaren nauwe vriendschappe~
lijke banden met het gezin Roland-Holst. Henriëtte Roland Holst...-..; Van der Schalk had eigenlijk als meisje nog door bemiddeling van Verwey kennis gemaakt met Gorter en hem haar gedichten voorge-lezen. Sinds die ontmoeting hadden zich de banden verstevigd. Ro-land Holst en Gorter waren vrienden, die niet alleen hun belang-stelling voor de literatuur en het maatschappelijke gebeuren gemeen . hadden, maar ook hun geestdrift voor de sport. Gorter was een
uit-stekend zeiler en cricketer en in later jaren bergbeklimmer; hij was mede-oprichter van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond. De omgang tussen beide gezinnen, die in de negentiger jaren van de· vorige eeuw begon, duurde tot na de Eerste Wereldoorlog, toen een verkoeling intrad.
*
TIJDENS de Eerste Wereldoorlog kreeg Gorter vermaardheid en tot ver buiten Nederland een reputatie als internationalist. De langdurige heerschappij van het opportunisme in de Tweede Inter-nationale leidde ertoe, dat het proletariaat bij het uitbreken van de-ze oorlog niet voorbereid bleek op de beslissende revolutionaire strijd tegen de imperialistische oorlog.
Zo goed als alle sociaal~democratische partijen, die tot de Tweede Internationale behoorden, begonnen hun imperialistische regerin-gen te ondersteunen. Zij pleegden verraad aan de besluiten van hun eigen internationale congressen. Een uitzondering vormde de partij van de Russische bolsjewiki en groepen linksen in Duitsland, Neder-land en enkele andere Neder-landen.
Zij hielden het vaandel van het proletarische internationalisme hoog. Tot deze groep revolutionairen behoorden Lenin, Liebknecht, Rosa Luxemburg en Gorter.
De SDP heeft in die oorlogsjaren een aantal foutieve standpunten
i
,,
I
fli 11' I 1: " ,;1 i' i.l:
n.
t; 11 J: " l'. I
ingenomen. De partij verzette zich tegen het loslaten van het klasse-standpunt door de SDAP, maar zij karakteriseerde de oorlog niet duidelijk als een imperialistische oorlog. Er ontstonden tegenstel-lingen binnen de leiding.
Een belangrijke opgave voor de Nederlandse arbeidersbeweging was de strijd tegen het eigen imperialisme om Nederland buiten de oorlog te houden en de lasten niet op de arbeiders te laten afwen-telen. De leden van de SDP hebben zich gedurende de oorlog grote opofferingen getroost. Zo werd met veel moeite het blad De Tribune in stand gehouden en in 1916 zelfs van een enkele keren per week verschijnend orgaan tot dagblad. Gorter, die zeker niet onbemiddeld was, heeft in die jaren een belangrijk deel van zijn vermogen in de revolutionaire strijd gestoken. Hij bevestigde ook in zulke praktische zaken niet de gemakkelijke weg van onderwerping aan de burger-klasse te volgen, maar toonde dat hij geheel met zijn burger-klasse had gebroken.
In de houding van de SDP tegenover de massa traden links-radi-cale opvattingen aan de dag. Zij kweekte pessimisme en toonde ge-brek aan vertrouwen in het revolutionaire vermogen van de massa. Van Ravesteijn schreef in het begin van de oorlog in De Tribune: "Oorlog aan de oorlog! Zeker, maar de wereldoorlog is er en nie-mand onzer vermag er direct iets tegen te doen. Wat wij wel kunnen doen is propaganda voor het socialisme en voor de leniging van de ergste nood, die deze ramp over ons land brengt". En een paar we-ken later neg eens, dat de arbeidersbeweging overal machteloos is om invloed uit te oefenen op de gang van de ontwikkeling zolang de oorlog duurt.
Zo onthield Van Rävesteijn de SDP het perspectief om de Neder-landse arbeidersbeweging in de strijd te brengen. Hij verdedigde in wezen het standpunt van de Entente [Frankrijk, Engeland en later Amerika).
Tegen deze opvattingen verzette zich Gorter. Hij had reeds heel kort na het uitbreken van de oorlog een brochure "Het imperialis-me, de wereldoorlog en de sociaal-democratie" gepubliceerd, waarin hij een juiste beoordeling van het karakter van de oorlog gaf en de arbeiders vurig opriep de oorlog te bestrijden. De brochure bevatte enkele onjuiste standpunten [ten aanzien van het vraagstuk van het recht op zelfbeschikking van de naties bijvoorbeeld), maar was als geheel een marxistische beoordeling van de situatie. De brochure werd dan ook in vele talen vertaald en aan de fronten illegaal ver-spreid.
Gorter nam een actief aandeel in de strijd tegen de oorlog en on-derhield onder meer contact met de naar Nederland uitgeweken Wilhelm Pieck, één der leiders van de Duitse linksen, die vanuit Ne-derland het blad "Der Kampf" verspreidde.
fl
, '•
van internationalisten te organiseren en riep daarbij de medewer-king in van de SDP ·(zoals blijkt uit een briefwisseling met Wijn-koop). De grondslag voor een nieuwe Internationale werd gelegd op de conferenties in de Zwitserse plaatsen Zimmerwald en Kienthal [ 1915 en 1916).De SDP maakte evenwel de fout zich niet op de conferentie te la-ten vertegenwoordigen. Wijnkoop verzette zich tegen deelname aan de conferentie en De Tribune wilde aanvankelijk het manifest van de conferentie van Zimmerwald niet publiceren. ( Ond~r dit manifest staat de handtekening van Henriëtte Roland Holst, die voor haar splintergroepje de Revolutionair· Socialistische Vereniging !RSV) wel aanwezig was). Aan de confersntie van Kienthal legde Gorter een door bem opgesteld program voor, dat door Lenin werd ge-critiseerd.
Gorter was in 1916 naar Zwitserland gegaan, nadat zijn vrouw was overleden. Hij zocht er herstel voor zijn geschokte gezondheid, omdat het verlies van zijn vrouw, die aan een hersentumor leed en haar verstandelijke.vermogens in de laatste maanden voor haar dood zag verminderen, hem diep had aangegrepen.
Zijn werk als revolutionair zette hij voort. Gorter had in die dagen in Zwitserland contact met Lenin. Deze bestreed vooral Gorters ont-kenning van het recht op zelfbeschikking der naties zonder even-wel de waardering voor al het goede en juiste te verliezen. Zo schreef Lenin in zijn artikel over de resultaten van de discussie over het recht op zelfbeschikking:
"Gorter is tegen zelfbeschikking van z ij n land, maar voor de zelfbeschikking van het door "zijn" natie gelenechte Nederlands-Indië! Is het dan te verwonderen, dat wij in hem een eerlijker in-ternationalist en een naderbijstaand geestverwant zien dan in die lieden, die de zelfbeschikking als volgt erkennen - alleen in woor-den en als huichelarij, zoals Kautsky bij de Duitsers en Trotzki en Martow bij ons?"
*
AAN het einde van de Eerste Wereldoorlog ontstond een revolu-tionaire situatie in Europa. In Rusland overwon de socialisti-sche revolutie, maar in Duitsland, Hongarije en Bulgarije leed zij een nederlaag.
De arbeidersklasse werd geconfronteerd met nieuwe problemen. Er ontbrandden heftige discussies over de te volgen weg naar het socialisme, over de heroprichting van de partijen en de linkse re-volutionairen trachtten uit de ontreddering van de Eerste Wereld-oorlog een nieuwe Internationale te vestigen. De Russische revo-lutie bracht het centrum van zulk een organisatie naar Moskou. In de rijen van de sociaal-democratie waren eveneens heftige discus-sies aan de gang; na een aanvankelijk enthousiasme op de golven van de revolutionaire be:weging, groeide er een verklaarde vijand-schap tegen de revolutie, die werd gevoed door een reeks uiterst 1echts staande leiders.
Hij heeft haar verdedigd en vlammende oproepen tot solidariteit geschreven. Tegelijkertijd wierp zij evenwel vragen op, omdat ze niet in zijn denkpatroon paste.
Gorter merkte op, dat de Russische revolutie zich voltrok onder bijzondere omstandigheden, die niet voor alle landen zouden gel-den. In 1917 schreef hij een brochure "Wereldrevolutie" ( opgedra-gen aan Lenin, waaruit veel bewondering voor de leider van het Russische proletariaat spreekt). In deze brochure vindt men elkaar tegensprekend,e opvattingen ~en gedachten. Er is een speciaal hoofd-stuk gewijd aan de "Russische revolutie", dat een mengeling van bewondering, verwondering, juiste gedachten en onjuiste conclusies bevat. Hij schreef dit hoofdstuk, opdat het wereldproletariaat zou kunnen zien "in hoeverre het met de Russische revolutie mede kan gaan, in hoeverre het ervan afwijken moet".
Gorter begreep dat de revolutie gevaar liep en was zich bewust van haar benarde positie. Hij zag de uitweg in de "wereldrevolutie" en uitte twijfel aan de mogelijkheid van de opbouw van het socia-lisme in één land. Tot dan toe had toch de mening bestaan, dat de revolutie alleen in een hoogontwikkeld kapitalistisch land kon ze-gevieren. Gorter schreef over de interventie tegen Rusland:
"Het was en is en blijft onmogelijk, Arbeiders, Arbeiders der We-reld, dat, wanneer in een land het Socialisme ontstaat, dit niet door andere landen, door alle andere landen aangevallen wordt. Het was, en is, en blijft onmogelijk, Arbeiders, dat het socialisme slechts in één land ontstaat. Het moet ontstaan in meerdere, in vele, in alle, tenminste in de doorslaggevende landen t
e
g e l ij k e r t ij d {spa-tiëring van ons}. De Arbeiders moeten zich internationaal vereni-gen om het lesamen tegelijkertijd te stichten."Deze opvatting is door de geschiedenis weerlegd.
De ongelijkmatige ontwikkeling van het imperialisme schiep een mogelijkheid, dat de overwinning kon worden geconsolideerd in een half-feodaal land, waar het bondgenootschap tussen arbeiders en arme boeren een doorslaggevende rol speelde. Gorter zette zijn standpunt uiteen ten aanzien van de boeren en sprak zichzelf tegen. Hij ontkende voor West-Europa het belang van de boeren niet ge-heel, maar schilderde de arbeidersklasse, als de klasse, die alleen
moet overwinnen. Hij wees op de moeilijkheden voor de opbouw in een achtergebleven land en schetste hoe de voorwaarden in West-Europa na een overwinning eigenlijk beter zouden zijn geweest. Hij herinnerde ~an de grote georganiseerdheid van de arbeiders in West-Europa, hun sterkte in getal en óók aan het feit, dat het kapitalisme in West-Europa sterk was. Er dreigde de arbeidersklasse echter een groot gevaar en dat kwam van, zoals Gorter het noemde, "de refor-misten, de sociaal-patriotten", d.w.z. van de sociaal-democratie. Hij keerde zich fel tegen het reformisme en liet zich daarbij verleiden tot negatieve aanvallen, die hem uiteindelijk in de linkse fraseolo-gie deden belanden. Zijn gedachten benaderden de werkelijkheid niet meer en hij wilde geen enkele strijd voor hervormingen, maar directe revolutie. Gorter kon niet worden teruggebracht tot een juist inzicht in de werkelijkheid en de daaruit te trekken noodzakelijke
~n
~---, \ conclusies; dit is trouwens ook een teken van de zwakte van de lei ders uit de eerste jaren van het bestaan van de communistische partij.
In "Wereldrevolutie" vindt men alle sporen van de latere ontwik-keling naar het linkse radicalisme. Hij schreef, dat een revolutio-nair program alle eisen van hervormende aard, als acht-urendag, ar-beidswetgeving, gelijk ondeDwijs voor allen, regeling van het wo-ningvraagstuk enz. moet weglaten en dat het "alleen revolutionair moet zijn". In latere jaren zag hij de vakbeweging niet als een klas-se-organisatie van de arbeiders, maar als een "schijngebouw" en hij verwachtte van een kleine zuivere partij alle heil.
Linkse en opportunistische opvattingen tegenover de vakbewe-ging hadden de gehele wereldoorlog in de SDP bestaan. Zij had zich daardoor van de massa's geïsoleerd. De SDP oriënteerde zich gedu-rende de oorlog geheel op de syndicalistische vakbeweging (het NAS en een aantal kleinere vakbonden), terwijl zij de massa van de sociaal-democratische arbeiders geheel aan de beïnvloeding van de rechtse leiders overliet. De SDP maakte geen onderscheid tussen de leden en leiders bij de sociaal-democratie en de vakbandspolitiek werd ingegeven door opportuniteitsoverwegingen.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog waren in het NAS 50.000 en in het NVV 250.000 arbeiders georganiseerd. In de jaren voorafgaande aan 1918 werden de communisten echter onder goed-keuring van de leiding der SDP uit het snel in aantal toenemende NVV teruggetrokken, waardoor de partij op een gegeven ogenblik met het grootste deel van de georganiseerde arbeiders geen contact had. De SDP werkte van 1914 tot 1916 in de "Samenwerkende Arbei-ders Verenigingen", waar syndicalistische opvattingen heel sterk hun invloed deden gelden.
Tegen de linkse opvattingen, die niet alleen in Nederland aan de dag traden, waarschuwde Lenin in zijn beroemd geworden boek "De
linkse stroming, een kinderziekte van het communisme". Hij criti-searde daarin de Nederlandse communisten vanwege hun vakbonds-politiek. De CPN maakte zich weliswaar formeel los va_n de opvat-tingen van Gorter, in wezen bleef zij nog jaren lang een opportu-nistische en sectarische politiek voeren. Hierin uitten zich de fou-ten van de zogenaamde "Hollandsche marxistische school", waar-aan niet alleen Gorter leed.
werd op het derde congres van de Komintern uit deze organisatie verwijderd.
Op dit congres trad Zinowjew op als woordvoerder voor de Kom-intern; enkele maanden daarvoor had Trotzky als woordvoerder van de Executieve de opvattingen van Gorter aangevallen. Gorter was op dit derde congres niet aanwezig. Hij was wel afgereisd, maar slaagde er niet in Moskou te bereiken. Hij heeft dan ook maar één keer in zijn leven een bezoek aan Rusland gebracht en wel in 1920, toen hij op een schip met thuiskerende Russische krijgsgevangenen een avontuurlijke reis· maakte. Tijdens dat bezoek had hij een ont-moeting met Lenin, die hij van de juistheid van zijn linkse opvat-tingen trachtte te overtuigen.
Op het derde Komintern-congres was de Nederlanctse Communisti-sche Partij vertegenwoordigd door onder anderen Ceton en Hen-riëtte Roland Holst. Er waren tegenstellingen in de Nederlandse de-legatie. Henriëtte Roland Holst sprak aanvankelijk verdedigende woorden voor Gorter en betreurde vooral, dat Gorter zelf niet aan-wezig was en dat de deelnemers aan het congres een door Gorter geschreven brochure niet in een vertaling hadden ontvangen om van de inhoud kennis te nemen.
Ceton maakte zich van begin af aan los van Gorter. Uiteindelijk sloot Henriëtte Roland Holst zich bij de veroordeling van de linkse opvattingen aan en in het boek, dat zij aan Gorter heeft gewijd, ver-telt ze, dat Gorter haar dit nooit heeft kunnen vergeven en er sinds-dien een verwijdering optrad, waardoor zij elkaar jaren niet meer zagen.
*
DE
Communistische Partij heeft onvergankelijke tradities in de on-dersteuning van de koloniale onafhankelijkheidsbeweging en in haar solidariteit met de Russische revolutie. Zoals bij zovele par-tijen heeft evenwel een links-radicaal opportunisme uit de begin-jaren van haar bestaan een rem betekent op de ontwikkeling. De CPN had weliswaar formeel gebroken met de linkse opvattingen van Gorter en de Tribunisten, in wezen bleef zij eenzelfde opportunisti-sche en sectariopportunisti-sche politiek voeren. Het duurde tot 1930 voor de CPN met deze negatieve tradities brak. Men treft ze echter soms nog aan - uit overlevering vaak - en zij. dienen krachtig te worden bestreden, omdat zij een hinderpaal zijn in de strijd voor eenheid tussen communisten en socialisten.Gorter heeft de breuk in de socialistische beweging van 1909 mee-gemaakt en zich evenals de Tribunisten tot een overtrokken nega-tief standpunt tegenover de sociaal-democratie laten verleiden. De scheiding in de jaren van de Eerste Wereldoorlog is op zichzelf een historische onvermijdelijkheid geweest, maar zij heeft de arbeiders-beweging veel schade berokkend. Temeer, daar gedurende een ze-kere periode de sociaal-democratie als hoofdvijand voor de arbei-dersbeweging werd beschouwd.
I
~'
I
I
~
als perspectief een geleidelijke vermindering en uiteindelijke op-heffing van de scheiding in de arbeidersbeweging. Dit vereist naast gemeenschappelijke strijd een grondige en scheppende discussie en uitwerking van theoretische vraagstukken van het socialisme en de democratie in deze tijd, getoetst aan de ervaringen van de gehele arbeidersbeweging. Tot deze ervaringen behoort ook de partijstrijd uit het verleden. Gorter was in 1897 lid van de SDAP geworden en heeft van haar partijbestuur deel uitgemaakt. Later behoorde hij tot de SDP en korte tijd tot de CPN.
Hij is de dichter van het socialisme, van de socialistische bewe-ging in Nederland.
Gorter heeft geleefd en gestreden om de arbeidersklasse te die-nen en zijn dichterschap te maken tot stem van de massa. Politieke fouten en tekortkomingen kunnen dit niet ongedaan maken. Dit werd begrepen in Nederland zowel als daarbuiten. Hoewel Gorter toen niet meer tot de communistische beweging behoorde, werd in 1926 in Rusland nog een nieuwe druk van zijn vroeger reeds ver-taalde "Het historisch-materialisme voor arbeiders verklaard" uit-gegeven.
In september 1927 overleed Gorter eenzaam en verlaten op een hotelkamer in Brussel. Een tragisch einde voor deze zoeker naar waarheid, een bezieler, die met inzet van zijn gehele persoon had
gestreden. ,
Hij heeft het moeilijk gehad, het zichzelf misschien wel moeilijk gemaakt en is mede daardoor tenslotte buiten de georganiseerde ar-beidersbeweging komen te staan. Hij is de zaak van de arbeiders-klasse evenwel toegewijd gebleven.
In 1931 werd er posthuum een gedichtenbundel van zijn hand ge-publiceerd, "De Arbeidersraad". Een der gedichten, geschreven na de nederlaag van de Duitse revolutie, begint met de regels:
"Nu dan de nederlaag geleden is, En d'arbeiders teruggestoten zijn In der tirannie donkre duisternis, Nu wil ik zingen, zacht en hel en fijn, Hoe zij herstijgen uit bekommernis
Weder naar des lichts goudenen zonneschijn".
Zo bleef hij, ondanks tegenslagen en teleurstelling, vertrouwen op een betere toekomst.
Gorter is buiten de arbeidersbeweging gestorven, doordat hij in die jaren onvoldoende inzicht toonde en de lenigheid van geest miste om de wijzigingen in de wereldsituatie te volgen. Maar een kenmerk voor zijn onkreukbaarheid blijft, dat hij nooit als andere tijdgenoten (Pannekoek en Van Ravesteijn b.v.) een renegaat van de arbeiders-beweging werd en liefde in haat deed verkeren. Gorter is niet naar de reactie overgelopen. Hij heeft beleden één te willen zijn met de massa, één met hen, die strijden voor het socialisme. Als zodanig dient men hem te gedenken en hem zijn plaats in de geschiedenis van de socialistische beweging te geven.
HENK DE VRIES
!
De
Algemene Bijstandswet
QP 1 januari 1965 treedt de Algemene Bijstandswet in werking. De Armenwet, historisch berucht om haar vernederend karakter, zal dan tot het verleden behoren.
Het kan niet worden miskend, dat de Algemene Bijstandswet (ABW) een sohrede vooruit is op de weg naar verlening van bijstand, waarop men recht kan laten gelden.
In tegenstelling tot de Armenwet gaat de ABW uit van het begin-sel, dat de overheid een rechtsplicht heeft fot het verlenen van
fi-nanciële bijstand. Het beginsel, dat de Armenwet beheerste en dat inhield, dat de overheid eerst steun mocht verlenen als deze niet kon worden verkregen van de kerkelijke en particuliere instellingen van we1dadigheid (het z.g. subsidiariteitsbeginsel), is eindelijk
losgela-cen.
Overigens heeft het subsidiariteitsbeginsel, waarbij de overheid dus slechts een plaatsvervangende positie op het gebied van de steun-verlening was toegewezen, zichzelf overleefd. In 1961 was het aan· deel van de overheid in de ondersteuning op grond van de Armen-wet reeds tot 90 procent gestegen. Hiertoe heeft het optreden van de arbeidersbeweging veel bijgedragen.
Zo is, wat thans in de ABW een wettelijke basis heeft gekregen, reeds feitelijke praktijk geworden.
GESCHIEDENIS ARMENWET De bezittende ~lasse zal overigens slechts met een gevoel van schaamte op de geschiedenis van de Armenwet kunnen terugzien.
Toen in de negentiende eeuw de chronisohe armoede van de wer-kende bevolking dusdanige grote vormen aannam, dat staatsont-houding bij bestrijding van het pauperisme niet langer meer houd-baar bleek, ontstond de Armenwet van 1854.
Het uitgangspunt van deze wet was een soort politiebeleid, waar-mede moest worden voorkomen "dat de armen zo hongerig zouden worden, dat zij tot opstand zouden overgaan".
Eerst in dit geval moest de overheid steungeld ter beschikkilng stellen, nadat tevoren diende vast te staan, dat de liefdadigheid, be-lichaamd in de kerkelijke en particuliere instellingen van welda-digheid, daartoe niet in staat was. Slechts bij volstrekte onvermij-delijkheid mocht de overheid steun te verlenen.
De politionele opvatting bleef overheersend, toen de Armenwet in
1870 werd gewijzigd.
De Memorie van Toelichting stelde uitdrukkelijk:
"Niemand heeft reoht op onderstand. De zorg voor de armen is een zedelijke, geen burgerlijke ( overheicts] plicht, zodat nakoming daarvan niet op de weg van de Staat ligt."
, ... -! . '
• I
<!
i
I
tI
f
duidelijk herhaald. De overheid, zo zei hij, moet eerst optreden "in de uiterste nood, bij wijze van politietoezicht, om te zorgen, dat de persoon niet omkomt."
Het onhoudbare karakter van de aldus gehanteerde armenzorg dwong in 1912 tot een nieuwe herziening van de Armenwet. De over-heid kreeg hierbij een iets ruimere bevoegdover-heid om steun uit de openbare kas te verlenen. Het subsidiaire element bleef echter pri-mair. Recht op steun werd ongewenst geacht.
Het sociaal-democratische Tweede Kamerlid W. H. Vliegen kreeg dan ook geen schijn van kans met zijn amendement, dat tot strek-king had te voorzien in een recht op steun van de overheid, waarbij niet eerst moest worden aangeklopt bij de kerkelijke en particuliere instellingen van weldadigheid.
De AR minister Heemskerk verklaarde dit voor volstrekt onaan-nemelijk. Dit amendement, zo betoogde hij, "zou het gehele wets~
ontwerp omkeren, het hart er uit nemen en er een ander hart voor in de plaats zetten."
En vervolgens: "Daarvan zal echter het gevolg zijn, dat de kerke-lijke en particuliere liefdadigheid geheel op de achtergrond worden geschoven en de burgerlijke armenzorg overheersend wordt ge-maakt." ...
RECHTSPLICHT De ABW breekt thans definitief met het subsidiariteitsbeginsel. Wat tot nu toe een gunst was, is door deze wet een sociaal recht geworden.
In het eerste wetsartikel is de overheid, met name burgemeester en wethouders, de rechtsplicht opgelegd financiële bijstand te ver-lenen als men niet over de middelen beschikt om in "de noodzake-lijke kosten van het bestaan" te voorzien.
Deze bepaling verplicht het gemeentebestuur tot het verstrekken van financiële hulp, e:en verplichting die zonodig kan worden af-gedwongen door gebruik te maken van het recht van beroep, dat de aanvrager om bijstand ten dienste staat tegen een afwijzende be-slissing van B. en W. Beroep is ook mogelijk, indien de verleende bijstand naar de mening van de aanvrager te laag is of naar het oor-deel van B. en W. dient te worden verminderd.
REIGERING WAAKT Intussen waakt de regering tegen gemeentebesturen, die op grond van de nieuwe wet een al te voortvarend beleid zullen gaan voeren door opvoering van de bijstandsnormen.
In dit verband is het aan de gemeentebesturen verboden met hun bijstandsbeleid het totale sociale beleid, waaronder het loonbeleid, te doorkruisen. Waar dit naar de mening van de regering geschiedt, behoudt zij zich het recht voor besluiten tot verlening van bijstand te vernietigen wegens strijdigheid met de wet of het algemeen be-lang.
~.-:.
I
I
Ook bij de uitvoering van de Armenwet kon de regering gebruik maken van dit vernietigingsrecht. Zij deed dit o.a. ten opzichte van het linkse gemeentebestuur van Finsterwolde, dat in 1958 had be-sloten een huurvergoeding te verstrekken aan alle geregelde onder-steunden en ouden van dagen, die geen hoger inkomen genoten dan de uitkering krachtens de AOW. De vergoeding zou rechtstreeks aan de huiseigenaren worden uitbetaald. Dit besluit, dat aan mensen met geringe inkomens enig soulaas bood, achtte de Kroon in strijd met de Armenwet en het werd derhalve vernietigd.
BIJSTANDSNORMEN Er zijn thans nog ruim 75.000 gezinnen en alleenstaanden, die niet over voldoende middelen beschikken om in de kosten van het le-vensonderhoud te voorzien. Voorts zijn er nog circa 40.000 personen, die in een ziekenhuis, verpleeginrichting of een bejaardentehuis moeten verblijven, maar daarvan de kosten niet kunnen betalen. Al-len ontvangen op dit ogenblik ondersteuning op grond van de Ar-menwet of van kerk,elijke of particuliere instellingen.
Of deze ondersteunden na het in werking treden van de ABW er financieel beter op worden, is Ben vraag waarop de wet geen con-creet antwool'd geeft. Er worden geen vaste bijstandsnormen aange-geven.
Wel is er de vage bepaling, dat de ovel'heidsplicht begrensd wordt tot hetgeen noodzakelijk is om de kosten van het bestaan te dek-ken. V:oorts moet de bijstand 'Worden bepaald door de behoefte van de individuele persoon of het individuele gezin.
Bij algemene maatregel 'Van bestuur zal de regering vaststellen tot welk bedrag tenminste moet worden voorzi,en in bepaalde nood-zakelijke kosten van het bestaan. Bij het bepalen van dit bedrag zal rekening worden gehouden met enkele belangrijke elementen als kosten voor voeding, kleding en verwarming. Zoals de toenmalige minister mej. Klompé het formuleerde, wolldt beoogd met dit bedrag een vloer te leggen, waarmede niet kan worden volstaan bij het vast-stellen van de totale bijstand. Verder verklaarde zij in de toelich-ting op het wetsontwerp, dat de bedoelde algemene maatregel van bestuur een waarborg zal vormen, dat in alle gemeenten een rede-lijke bijstand wordt verstrekt.
Tegen een voorstel in de Tweede Kamer om uit het bijstands-criterium "noodzakelijke kosten van het bestaan" het woord "nood-zakelijk" te schrappen heeft mej. Klompé zich met hand en tand verzet. Zij meende zich er op te kunnen beroepen, dat het begrip "noodzakelijke kosten van het bestaan" veel ruimer is dan het begrip "noodzakelijke kosten van het levensonderhoud", dat in de Armenwet als uitgangspunt werd genomen.
Het plaatselijke bijstandsbeleid, dat in het kader van de ABW zal worden gevoerd, zal leren in hoeverre het nieuwe criterium tot ver-betering leidt.
ver-lenen in de behoefte aan bedrijfskapitaal. Ook dient in de vorm van een geldlening of borgtocht bijstand te worden verleend om te voor-zien in de behoefte aan duurzame gebruiksgoederen. Zo kan het hoofd van een gezin, dat overigens niet bijstandsbehoeftig is, doch b.v. geld nodig heeft om een stofzuiger aan te schaffen, een beroep op de ABW doen.
Nieuw is ook, dat een bijstandsbehoevende aanspraak kan maken op vrijheid van migratie. Als hij zich in een andere gemeente wil vestigen, is de nieuwe gemeente er aan gehouden de bijstand te ver-lenen of voort te zetten.
VOORWAARDEN B. en W. moeten aan de bijstand voorwaarden verbinden, die strek-ken tot inschakeling in het arbeidsproces. Hierbij behoeft gedeelte-lijke invaliditeit niet in de weg te staan, aldus de Memorie van Toe-lichting. Zo dient b.v., waar mogelijk, het aanbieden van werk in de Gemeentelijke Sociale Werkvoorzieningsregeling ( GSW) aan de ver-lening van bijstand vooraf te gaan.
AFTREKBEPALINGEN De ABW breekt niet met het syste-em van aftrek van het inkomen van minderjarige kinderen. De wet spreekt van een redelijk deel, een rekbaar begrip.
In de Tweede Kamer is op afschaffing van deze bepaling aange-drongen, maar mej. Klompé, die ook op andere puRten nog in de sfeer van de Armenwet denkt, bestreed dit voorstel. Zij maakte de opmerking, dat het als regel vrijlaten van het arbeidsinkomen van kinderen zou indruisen teg,en het beginsel van het bijstandsbeleid. Ook kantte zij zich tegen vrijlating van het inkomen van kinderen beneden de 18 jaar. Een daartoe ingediend amendement werd ver-worpen.
Overigens moet hierbij worden vermeld, dat het inkomen van meerderjarige gezinsleden buiten beschouwing wordt gelaten. Komt een meerderjarig kind voor bijstand in aanmerking, dan wordt dit individueel toegekend.
Tenslotte wordt bij het beoordelen of iemand bijstand nodig heeft, een bescheiden bezit buiten beschouwing gelaten. Een concreet
be-drag wordt niet in de wet genoemd en desgevraagd weigerde mej. Klbmpé zich hierover uit te laten, zodat de beoordeling van het be-scheiden bezit afhankelijk is van het vaak uiteenlopende
gemeente-lijke bijstandsbeleid.
BEPERKING VERHAAL Zonder twijfel is de beperking van het verhaalsrecht, zoals dit in de ABW werd neergelegd, een belangrijke verbetering.
worden teruggevorderd van familieleden, die volgens het Burgerlijk Wetboek onderhoudsplichtig zijn of op de betrokkene zelf.
De beperking betekent, dat na 1 januari 1965 ouders niet meer zul-len worden aangesproken voor de bijstand aan hun meerderjarige kinderen. Omgekeerd zullen meerderjarige kinderen buiten het ver-haal blijven als hun ouders bijstand ontvangen. In het bijzonder de laatste vormen van verhaal kwamen in de meeste gevallen de fa-miliev,erhoudingen niet ten goede.
De bepaling in de Armenwet, dat bijstand, zelfs na verloop van 15 jaar, kan worden verhaald, indien de betrokkene daartoe o.a. door het verkrijgen van een erfenis of het toevallen van een prijs uit de loterij in staat is, komt eveneens te vervallen.
Overigens blijft het verhaal wel van toepassing op minderjarige kinderen of op ouders van minderjarige kinderen, alsook het verhaal tussen echtgenoot en gewezen echtgenoot.
Het onsympathieke verhaalsrecht op de nalatenschap van een ondersteunde blijft in de nieuwe wet gehandhaafd. Dit soort ver-haal leidt er vaak toe, dat familieleden van een ondersteunde geen zeggenschap hebben over een nagelaten inboedel, omdat de betref-fende dienst van Sociale Zaken daarop bij wijze van verhaal beslag heeft gelegd. Er zijn tot nu toe gemeenten, die dit verhaal vrijwel onbeperkt toepassen.
Kinderen van de ov,erledene, die een zekere gevoelswaarde hech-ten aan voorwerpen van de nagelahech-ten inboedel, kunnen dit dan van Sociale Zaken kopen. Andere gemeenten laten als regel inboedels van ,geringe waarde vrij van verhaal.
Bij de behandeling van de ABW in de Tweede Kamer heeft met name de communistische fractie er op aangedrongen het verhaal op de nalatenschap tevens af te schaffen of althans in de wet vast te leggen, dat nalatenschappen tot een zeker bedrag van verhaal wor-den vrijgesteld. Kenschetsend voor de instell1ng van mej. Klompé was, dat zij geen reden tot afschaffing zag, omdat het een minder drukkende vorm van verhaal is. Tevoren had zij in de toelichting op hèt wetsontwerp verklaard, dat verhaal op de nalatenschap een gunstige invloed kan uitoefenen op het gemeentelijke beleid inzake verlening van bijstand aan bejaarden ...
V:olgens deze opvatting zal een gemeente eerder bereid zijn tot het toekennen van bijstand als b.v. een bejaarde aanvrager in het bezit is van een eigen hulsje I
GEMEENTELIJKE ORGANEN De ABW geeft aan de gemeenteraad de bevoegdheid commissies in te stellen voor de uitvoering van de wet.
Zo kan de gemeenteraad op voorstel van B. 'en W. een "college voor de verlening van bijstand" in het l,even roepen. De bedoeling hiervan is, dat B. en W. hun bevoegdheden krachtens de ABW aan het college delegeren. Over de mate 'Van de delegatie moet de ge-meenteraad beslissen.
r
I
~
I
het vormen van een commissie van advies. Een dergelijke commissie kan maximaal uit 15 leden bestaan. Tenminste drie vijfde van het aantal wordt benoemd uit personen van wie mag worden verwacht kennis te hebben van het werk der vakorganisaties, standsorganisa-ties, maatschappelijk werk en de volksgezondheidszorg. Over het resterende twee vijfde aantal leden geeft de wet geen nadere richt-lijnen. Het ligt voor de hand, dat overwegend gemeenteraadsleden hiervoor worden aangewezen. Het verdient aanbeveling vertegen-woordigers van bejaardenorganisaties op te nemen.
De taak van dez,e commissie is, hetzij op verzoek, hetzij uit eigen beweging advies uit te brengen betreffende de algemene aspecten van de bijstandsverlening. Voorts wordt de commissie gehoord over de richtlijnen betreffende de verlening van bijstand.
Een actieve commissie van advies kan er ongetwijfeld toe bijdra-gen, dat de bijstandsverl,ening uit de ambtelijke sfeer wordt gehaald en daardoor een meer open zaak wordt dan onder de Armenwet het geval is geweest.
Inmiddels verdient het in het algemeen geen aanbeveling tot het samenstellen van colleges van bijstand over te gaan, daar het niet denkbeeldig is, dat B. en W. zich daarachter verschuil-en en nilat rechtstreeks door de gemeenteraad ter verantwoording kunnen wor-den geroepen.
RECHT VAN BEROEP Zoals hierboven reeds is vermeld, kan e,en verzoeker om bijstand verzet aantekenen als zijn verzoek wordt afgewezen of hij het niet eens is met een deel van de beslissing, die B. en W. hebben genomen. In eerste instantie kan daartegen bij B. en W. een bezwaarschrift worden ingediend, waarin op herziening van de beslissing wordt aangedrongen.
Als B. en W. daaraan geen gevolg wensen te geven, moeten :z;ij hiervan binnen een maand de reden schriftelijk meedelen. Met dit stuk, dat een z.g. voor beroep vatbare beslissing is, kan voorts be-roep bij Gedeputeerde Staten worden aangetekend, dat eveneens binnen een maand moet worden afgehandeld.
Tenslotte staat, ook voor B. en W., de mogelijkheid open in hoger beroep bij de Kroon te gaan, tenzij het om detailkwesties gaat, die dan reeds twee beroepsinstanties hebben doorlopen.
Van belang is, dat men zich bij het beroep door een raadsman kan laten bijstaan.
GROEPSREGELINGEN De ABW schept voor de regering de mogelijkheid groepsregelingen uit te vaardigen voor groepen van personen, die door eenzelfde oor-zaak zijn getroffen. Hiervoor woDden uniforme uitkeringsbedragen vastgesteld. De bestaande landelijke regelingen, zoals die voor blin-den, minder-valiblin-den, oorlogsslachtoffers, gerepatrieerblin-den, de soci-481
f!~ 1 r
'!'
ale voorzieningsregeling, etc. worden met ingang van 1 januari a.s. ingetrokken. Zij krijgen dan hun basis in de ABW.
Volgens de toelichting op het wetsontwerp behoren deze regelin-gen op het terrein van de bijstand te ligregelin-gen, hetgeen in de Tweede Kamer sterk omstreden is; de PvdA-, de CPN- en de PSP-fracties heb-ben tegen het betreffende artikel gestemd.
MINDER VALIDEN Ondanks hardnekkige tegenstand leed minister Klompé een ge-voelige nederlaag, doordat de Kamer zonder hoof!!telijke stemming een motie aanvaardde, waarin er op w~rd aangedrongen op de kortst mogelijke termijn een groepsregeling voor minder-validen tot stand te brengen.
De ABW beperkt zich uitdrukkelijk tot de financiële hulpverle-ning. Hiermede wordt sterk afgeweken van de Armenwet, waarin de financiële bijstand en de immateriële hulp aan elkaar gekoppeld zijn. De immateriële hulp, de z.g. dienstverlening, wordt geacht te behoren tot het terrein van het kerkelijke en particuliere initiatief. Het ligt in de bedoeling te zijner tijd een wet voor het maatschap-pelijk werk tot stand te brengen. In afwachting hiervan blijven een aantal artikelen van de Armenwet gehandhaafd. De Armenraden, thans Sociale Raden genoemd, zullen worden opgeheven.
BIJSTAND WORDT BELAST Hoewel dit niet in de ABW is geregeld, mag bij een bespreking van deze wet niet over het hoofd worden gezien, dat de bijstandsbedra-gen in het vervolg aan inkomstenbelasting zullen worden onder-worpen.
In 1951 is op grond van een rechterlijke uitspmak vastgesteld, dat steun krachtens de Armenwet niet vatbaar voor inkomstenbelasting is, omdat de steun in principe kan worden verhaald.
De regering acht deze uitspraak niet van toepassing op uitkerin-gen ing·evolge de ABW, zodat deze uitkerinuitkerin-gen "normaal" zullen worden belast. Dit heeft in de Tweede Kamer en daarbuiten tegen-stand gewekt, die met name staatssécretaris Van den Berge meende te kunnen afdoen met de bewering, dat het in de praktijk niet zo'n vaart zal lopen o.a., omdat het totale inkomen van een bijstands-behoevende beneden het belastbare minimum zal liggen.
Dit is een drogreden als in aanmerking wordt genomen, dat in de grote gemeenten de steunnorm voor gehuwden op circa 3500 gulden per jaar is gesteld, terwijl de grens van het belastbare minimum thans bij 2699 gulden ligt. Zodra het inkomen van een gehuwde 2700 gulden bedraagt, is hij belastingplichtig. De fiscus eist dan 24 gul-den inkomstenbelasting; bij een inkomen van 3500 gulgul-den bedraagt dit 132 gulden of wel circa 3 gulden per week.
f· '·'·
' ; :,: . i
'
1
slechts voorziet in de "noodzakelijke kosten van het bestaan" en derhalve een minimaal bedrag is.
Voorts heeft de staatssecretaris zich van deze kwestie afgemaakt met de mededeling, dat in vele gevallen geen belasting behoeft te worden betaald wegens aftrek van buitengewone lasten en dat te-vens de mogelijkheid bestaat om kwijtschelding van belasting te ver-zoeken.
Deze argumenten snijden eveneens geen hout, daar men in het algemeen niet bekend is met de belastingwetgeving, zodat in de meeste gevallen de betrokkenen geen gebruik zullen maken van de mogelijkheid tot belastingverlaging of belastingvrijstelling.
Het belasten van bijstandsbedragen druist tegen het doel van de bijstandsverlening in en dient ook als zodanig achterwege te wor-den gelaten.
C. DE ROVER
483
----~. ·=·,,·~
I
i
1: ,, I I ' i:r
I' jt I ! I:I
[! Ii'
,, l !i
r
..
..
MALEIS IE
kolonialisme in een nieuw kleed
QP
16 september 1963 werd in Zuidoost-Azië een nieuwe staat opge-richt - Maleisië - een kunstmatig in het leven geroepen fede-ratie van de voormalige Britse koloniën Malakka, Singapore, Sera-wak, Broenei en Noord-Borneo (Sabah).Dit heeft het reeds bestaande conflict tussen Malakka en de Indo-nesische Republiek aanzienlijk verscherpt. De grondoorzaak van dit conflict ligt in het feit, dat de oprichting van Maleisië niet beant-woordde aan de verlangens van de nationale bevrijdingsbewegingen in de l·anden van Zuidoost-Azië. Integendeel, zij was juist lijnrecht in strijd met die verlangens en bedoeld als een poging van de Engel-se imperialisten om deze beweging de baas te blijven en om de over-heersende politieke, economische en militaire posities van Engeland in Zuidoost-Azië te kunnen handhaven.
Het is buiten alle twijfel, dat de grote promotor van de oprichting van Maleisië de conservatieve Engelse regering is geweest. In juli 1963 immers werd op haar initiatief in Londen een conferentie ge-houden van vertegenwoordigers van Malakka, Singapore, Serawak, Broenei en Noord-Borneo met de Engelse regering. Van al deze lan-den waren toen alleen Malakka en Singapore in naam onafhankelijk, terwijl Serawak, Broenei en Noord-Borneo nog volledig Britse ko-loniën waren. Op deze conferentie werd besloten tot de uitroeping van de federatieve staat Maleisië.
Maar reeds lang voor deze conferentie was al duidelijk, wat de Engelse regering onder de dekmantel van Maleisië op het oog had. Van 20 tot 22 nO'vember 1961 werden in Londen besprekingen ge-voevd tussen de toenmalige Britse premier Harold Macmillan en de reactionaire minister-president van Malakka, Abctul Rahman. Na de bijeenkomst gaven de twee staatslieden een gemeenschappelijk communiqué uit.
Hierin kwam de volgende, voor zichzelf sprekende passage voor:
"In verband met defensie-aangelegenheden werd overeengeko-men, dat in geval van vorming van de voorgestelde federatie van Maleisië, de bestaande defensie-overeenkomst tussen Engeland en Malakka uitgebreid dient te worden tot de andere betrokken ge-bieden. Overeengekomen werd, dat de regering van Maleisië aan Engeland het recht zal verlenen om zijn bases te Singapore te hand-haven, zulks ter ondersteuning van de defensie van Maleisië en het Gemenebest en voor de handhaving van de vrede in Zuidoost-Azië".
f
[
overeenkomst over "externe defensie en wederzijdse hulp", die En-geland aan Malakka had opgelegd toen dit land in 1957 onafhanke- · lijk werd, van toepassing te verklaren voor het gehele grondgebied van Maleisië. Hiermee werd het recht van Engeland verzekerd om zijn militaire bases en troepen te handhaven op het grondgebied van Maleisië en kreeg het de gelegenheid om naast de bestaande, nieuwe militaire bases op te richten.
Bij Butterworth, in het noorden 'Van Malakka, werd de moderne Britse luchtmachtbasis verder uitgebreid. Meer naar het zuiden, aan de westkust van Malakka, is bij Bukit Terendak een nieuwe grote basis van het Britse bezettingsleger verrezen: Fort George, waar ook Nieuw-Zeelandse en Australische troepen zijn gelegerd.
Bij Singapore is een van de belangrijkste Britse vloot- en lucht-machtbases in Zuidoost-Azië volledig gehandhaafd. Daar is ook
ge-vestigd het Britse Opperbevel voor het Verre Oosten. Dat Maleisië bedoeld is als werktuig van de imperialisten blijkt bovendien uit het feit, dat de basis bij Singapore ook gebruikt wordt door het agres-sie,ve Zuidoost-Azië-pact, waarin de Verenigde Staten de leidende rol spelen.
Als eerste resultaat van de aan Maleisië opgelegde militaire over-eenkomst werd het aantal in geheel Maleisië gestationeerde Britse troepen aanzienlijk uitgebreid. Volgens de "Sunday Telegraph" van 26 januari 1964 nam het aantal Britse troepen in Maleisië toe tot 9000 man.
Het leger van Maleisië zelf staat onder bevel van Britse officie-ren. De Britse "Economist" van 23 mei 1964 constateerde dan ook
laconiek, dat "de waarheid blijkt te zijn, dat op het ogenblik Enge-land net zoveel militaire verplichtingen in dat gebied heeft als het had voordat de koloniën vervangen werden door het Gemenebest". 485
ECONOMISCHE OVERHEERSING VAN de vier gebieden, waaruit Maleisië is gevormd, is Malakka verreweg het belangrijkste. Het heeft een oppervlakte van 131.000 vierkante kilometer, dus meer dan vier maal zo groot t:tls Nederland. Het heeft echter een bevolking van slechts 7,4 miljoen (ruim 3,5 miljoen Maleiers, meer dan 2,6 miljoen Chinezen en ver-der Indiërs en Pakistaners. Heel Maleisië telt 10,4 miljoen inwoners. De hoofdstad is Kuala Lumpur [ 477.000 inwoners), dat tevens hoofd-stand van Maleisië is.
Malakka produceert een derde van de wereldproductie aan tin, terwijl het de grootste exporteur ter were~d van dit metaal is. Ma-lakka staat bovendien bovenaan op de wereldlijst van producenten van rubber. Het is het belangrijkste landbouwproduct van het land en een derde van de bevolking is bij de rubberproductie betrokken. Minstens 60 procent van de mijnbouw [tin, ijzererts en bauxiet) en 60 procent 'Van de rubberplantages zijn eig,endom van het buiten-landse kapitaal, hoofdzakelijk Engels. Zeventig procent van de ex-porthandel en 75 procent van de imex-porthandel zijn eveneens in han-den van de Engelsen.
Is het daarom te verwonderen, dat de economie van Malakka na de "onafhankelijkheidsverklaring" in 1957 en na de oprichting var. Maleisië in 1963 nog net zo koloniaal is als in de dagen toen het nog openlijk een kolonie van Engeland was? Het land wordt nog even hard geplunderd door de Engelse imperialisten als vroeger. De laat-ste jaren sleepten de Britse tinmaatschappijen winlaat-sten van 400 pro-cent[!) uit Malakka weg. Daarom spannen de Britse imperialisten zich tot het uiterste in om deze winsten te kunnen behouden. De uitroeping van Maleisië werd dan ook toegejuicht door o.a. de direc-teur van de Britse Sungei Besi Mines en Ayer Hitam Dredging, G. W. Simms. Hij bracht in een jaarverslag een saluut aan Maleisië en dankte premier Abctul Rahman voor zijn aandeel bij het tot stand-komen van Maleisië. Daarna deelde hij de aandeelhouders mede, dat de Sungei Besi Mines een winst van bijna drie miljoen en de Ayer Hitam Dredging Ltd van 5,5 miljoen gulden hadden gemaakt.
Ook andere Britse ondernemingen behaalden fabelachtige win· sten. Om maar enkele te noemen: de Malayan Tin Dredging Lid maakte eind 1963 een winst van 8,4 miljoen gulden, de Southern Malayen Tin Dredging Ltd 7,6 miljoen gulden en de Petaling Tin 1,5 miljoen gulden.
rr
voor investeringen in Maleisië", aldus de First National City Bank tot de Amerikaanse financiers.Begin 1963, nog voor de oprichting van Maleisië, bezocht · een groep Amerikaanse senatoren Kuala Lumpur en vestigde contacten met de premier van Malakka, Abdul Rahman.
Een Amerikaanse economische missie kwam naar Kuala Lumpur, onmiddellijk nadat Maleisië was uitgeroepen. Dit bezoek leidde tot het sluiten van een overeenkomst, waarbij de deuren van Maleisië werden geopend voor het Amerikaanse kapitaal.
In de loop van 1964 versterkten de Verenigde Staten hun pogingen om vaste voet te krijgen in Maleisië. In april van dit jaar bezocht de chef-staf van het Amerikaanse leger, generaal Earle G. Wheeler, Ma-leisië voor geheime besprekingen met de militaire leiders in dit land. Volgens de Westelijke pers gingen de besprekingen over Amerikaan-se militaire hulp aan Maleisië. Generaal Wheeler verzekerde de re-, gering in Kuala Lumpurre-, dat "de Amerikaanse strijdkrachten gereed
staan om elke mogelijke gebeurtenis in dit gebied het hoofd te bie-den". De Amerikaanse generaal doelde op het conflict tussen Ma-leisië en Indonesië en zijn uitlating werd dan ook opgevat als een openlijke bedreiging aan het adres van Indonesië.
Ook via ·een andere weg proberen de Verenigde Staten hun in-vloed op Maleisië ten koste van Engeland uit te breiden en Maleisië langs een achterdeurtje in het Zuidoost-Azië-pact binnen te slepen. Voor dit doel riepen zij 'de hulp in van één van hun trouwste bond-genoten in het Zuidoost-Azië-pact: Thailand. In maart van dit jaar werd de opperbevelhebber van de Thailandse luchtmacht, maar-schalk Dawee Ghullasab, naar Kuala Lumpur gestuurd. Hij nodigde de Maleisische regering uit om toe te treden tot het Zuidoost-Azië-pact. De vice-premier en minister van verdediging van Maleisië, Ab-dul Razak, verklaarde later, dat de kwestie van toetreding van leisië tot dit pact "nog open was". Hij onderstreepte echter dat Ma-leisië "hulp van het Zuidoost-Azië-pact zou toejuichen". MaMa-leisië had al eerder een overeenkomst gesloten met Thailand over "samen-werking van de strijdkrachten en politie" van beide landen.
Hoewel Maleisië geen lid van het Zuidoost-Azië-pact is, werd on-langs op een zitting van de Raad van dit pact te Manilla de z.g. "Ma-leisië-crisis", d.w.z. het conflict met Indonesië, besproken.
Door uitbreiding van hun invloed over Maleisië hopen de Ver-. enigde Staten kennelijk dit land te kunnen veranderen in een soort
"achterland" voor hun koloniale oorlog in Zuid-Vietnam en voor hun activiteiten tegen Cambodja en in Laos. Washington zou bo~endien
dan de beschikking krijgen over een ketting van posten die zich zou uitstrekken tot aan de grenzen van de Indonesische Republiek.
De Amerikaanse imperialisten hebben nog een andere bondgenoot in het Zuidoost-Azië-pact in het geweer gebracht om te trachten hun doel te bereiken: de Philippijnen. Zoals men weet zijn de Philip-pijnen ook betrokken in het conflict over Maleisië. De Philippijnse regering maakte namelijk plotseling aanspraak op Noord-Borneo, het deel van Maleisië dat aan Indonesië grenst.
~r
I
r'I'
~ : i
1\1 berde gebracht door de Philippijnse koopman Nicasio Osmena uit
Manilla. Hij maakte bekend, dat er documenten bestaan, waaruit zou blijken dat de sultan van de Sulu-eilanden, die nu bij de Philippijnen horen, Noord-Borneo niet aan Engeland had verkocht, maar slechts had verpacht. Londen had namelijk beweerd, dat de sultan Noord-Borneo wel aan Engeland had verkocht.
Osmena ging naar de Verenigde Staten, waar hij met de hulp van enkele Amerikaanse rondernemingen een maatschappij oprichtte "voor de ontwikkeling van Noord-Borneo". Hij maakte er geen ge-heim van, dat zijn maatschappij van plan was "een eind te maken aan de Britse overheersing van Noord-Borneo". Hij zei ook klaar en duidelijk wie de plaats· van Engeland zou moeten overnemen: "De Verenigde Staten moeten de macht overnerrien en raketbases in Bor-neo opstellen" ...
In het begin distancieerde de Philippijnse regering zich van de plannen van Osmena. Maar in 1962, spoedig na de overeenkomst tus-sen Engeland en Malakka over de oprichting van Maleisië, veran-derde zij echter haar houding en eiste zij aansluiting van Noord-Borneo bij de Philippijnenl
JAPAN EN WEST-DUITSLAND
BIJ
de voorbereiding van de oprichting van Maleisië heeft de toen-malige Britse minister van Buitenlandse Zaken, Home, pogin-gen in het werk gesteld de steun te krijgren van diverse landen voor zijn plannen. Eén van deze landen was Japan. In april 1963 bezocht Home Tokio. Hij beloofde de Japanse premier Ikeda een uitbreiding van de Brits-Japanse handel en andere aantrekkelijke dingen, wan-neer de regering-Ikeda het Maleisië-plan zou steunen. De conserva-tieve "Daily Telegraph" van 3 april 1963 meldde: "De Japanse rege-ring beschouwde de oprichting van Maleisië als een stabiliserende factor, maar vermeed, dit in het openbaar te zeggen, uit vrees Indo-nesië en de Philippijnen voor het hoofd te stoten".Hierbij dient niet uit het oog te worden verloren, dat de productie van ijzererts en bauxiet in Maleisië sterk afhankelijk is van de vraag van Japan als belangrijkste afnemer van deze grondstoffen. Gezi,en de toezeggingen van Home en de positie van Japan is het niet ver-wonderlijk, dat de investreringen van Japans kapitaal in Maleisië de laatste tijd zijn toegenomen.
Nog een vierde kapitalistische mogendheid doet krachtige pogin-gen om vaste voet te krijpogin-gen in Maleisië, namelijk W!est-Duitsland. Onmiddellijk na de uitroeping van Maleisië sloot de Westduitse re-gering een overeenkomst met Maleisië voor een financiële "hulp" van West-Duitsland van ongeveer 21 miljoen mark.
on-tt
f
derhevig en dat bezorgt de uitvoerlanden grote moeilijkheden. Een stabilisatie van de prijs door een meer gemeenschappelijk beleid van de export-landen zou van grote betekenis zijn voor de opbouw van hun economie. De imperialisten hebben de uitvoering van een der-gelijk plan door het optreden van hun handlangers in Maleisië ver-hinderd om aldus zelf de beschikkingsmacht in handen te houden en economische druk op de rubber-,exporterende landen te kunnen uit-oefenen.
NEO-KOLONIALISME
AL
deze feiten laten duidelijk zien, dat Maleisië slechts een dek-mantel is voor een kolonialisme in moderne vormen. Het heeft niets te maken met nationale onafhankelijkheid van de betrokken landen, maar het dient juist om de onafhankelijkheidsbeweging de kop in te drukken. Talrijke gebeurtenissen die aan de uitroeping van Maleisië voorafgingen bewijzen dit op afdoende wijze.Van 1948 tot 1959 voerden de Britse troepen in Malakka een mee-dogenloze en barbaarse strijd tegen de guerillastrijders, die een on-afhankelijk Malakka voorstonden.
Het Britse koloniale leger richtte een ware slachting onder de
be-vol~ing aan en de Engelse belastingbetalers moesten meer dan 10 miljard gufden opbrengen voor deze koloniale oorlog.
Onder de druk van de bevrijdingsbeweging moest Londen in 1957 een andere Imers varen en verleende het in naam onafhankelijkheid aan het koninkrijk Malakka. Het bestuur van de nieuwe staat gaf het in handen van e,en vertegenwoovdiger van de Maleise feedalen en grootgrondbezitters, Abdul Rahman, terwijl Britse troepen voor de handhaving van orde en rust zorgden en zorg,en.
Typerend voor het karakter van de nieuwe staat is, dat de macht-hebbers in Malakka in 1958 de door buUenlandse imperialisten ge-inspireerde opstand in het aangrenzende Sumatra tegen de Indo-nesische regering daadwerkelijk ondersteunden. Vanuit Malakka en Singapore werden de opstandelingen bevoorraad met wapens en ander materiaal! Toen de opstandelingen door de Indonesische troe-pen verslagen werden, vluchtten de leiders naar Singapore en Ma-lakka en ze werden daar liefderijk ontvangen! ·
Op 25 april 1963 werd in de hoofdstad van Malakka, Kuala Lum-pur, een grote manifestatie gehouden tegen de voorgenomen op-richting van Maleisië. De betoging werd georganiseevd door ver-scheidene grote partijen: de Labourpartij van Malakka, de Volks-partij, de Progressieve VolksVolks-partij, de Pan-Maleise Islamitische par-tij en de Verenigde democratische parpar-tij. Meer dan 10.000 personen namen er aan deel, hetgeen voor Kuala Lumpur ongewoon groot was. Na de demonstratie volgde de ene arrestatie na de andere, waarbij diverse leiders van genoemde partijen in de gevangenis werden op-gesloten.