• No results found

80/1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "80/1"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

80/1

50e jaargang, nr. 1, januari 1980

Program van uitgangspunten

Donner

Psychologische betekenis van grondslag

Jongsma

Welzijnsbeleid

Van Stegeren

I nkomensbeleid

(2)

ar

staatkunde

in christen-democratisch perspectief

is het maandblad van de Dr. A. Kuyper-stichting, het wetenschappelijk instituut van de ARP.

Het wil bijdragen leveren aan de principiele koersbepaling van het CDA door

te schrijven over de betekenis van de anti-revolutionaire en christendemocratische beginselen voor actuele politieke vraag-stukken

• een ontmoetingsplaats te zijn voor de in het CDA verenigde stromingen

• oog te houden op de discussie over geloof en politiek in andere partijen in Europa en in de wereld.

Abonnementen en losse nummers

Redactie

Mr. W. C. D. Hoogendijk, voorzitter Drs. J. Boersma Mr. P. J. Boukema Prof. mr. P. de Haan Dr. J. de Jonge Prof. mr. P. H. Kooijmans Drs. R. F. M. Lubbers Drs. A. M. Oostlander Dr.

G.

Puchinger Dr. H. van Ruller Drs. H. Borstlap, secretaris.

Secretariaat

Voor de redactie bestemde bijdragen adres-seren aan drs. H. Borstlap, Dr. A. Kuyperstich-ting, Dr. Kt1yperstraat 3, Den Haag (tel. 070-606838).

De redactie stelt er prijs op artikelen (tot maximaal 4000 woorden) te ontvangen, die passen in de opzet van AR-Staatkunde.

Druk

Uitgeversmaatschappij J. H. Kok B.V., postbus 130, Kampen; tel. 05202-13545, postgiro 847048. Alles over de vervaardiging en ver-zending van AR-Staatkunde, waaronder ad-vertentie-aanvragen en adreswijzigingen, rich-ten aan uitgeverij Kok.

De abonnementsprijs bedraagt

f

40,- per jaar; voor studenten en jongeren

f

28,- per jaar. Losse nummers

f

5,-, dubbele nummers

f

(3)

a . staatkunde lnhoud pag.2 Van de redactie pag.3 pag. 17

Welzijnsbeleid, voortdurend in discussie door prof. dr. W. F. van Stegeren Over het antwerp-program van

uitgangspun-ten

pag.24

lnkomenspolitiek voor de jaren tachtig door dr. A. J. Vermaat

door mr. A.M. Donner pag. 11

De psychologische betekenis van een grond-slag(debat)

door T. Jongsma

80/1

50e jaargang, nr. 1, januari 1980

Program van uitgangspunten

Donner

(4)

Van de redactie Q) ·.;::; u ra "C

~

~ Q) "C c:: ra

>

Mr. A. M. Donner opent dit nummer met een kritische bijdrage over het vorig najaar

ge-reedgekomen concept-program van

uit-gangspunten van het CDA. Dit program is de komende maanden in de kiesverenigingen en de partij-afdelingen volop in discussie.

Het program is, aldus de heer Donner, niet ai-leen te lang, het is oak te sterk bepaald door de politieke actua/iteit. Het is een ander type program van uitgangspunten dan men tot nu toe in AR-kring gewoon was. Want daarin ging het om de vraag: waar staan wij, wie zijn wij, waar komen wij vandaan? En in dit nieu-we program van uitgangspunten staat, a/dus de heer Donner, de vraag centraa/: waar wit-len wij naar toe, de vraag oak naar 'een be-gaanbare weg: zoals de titel/uidt van een cen-traal hoofdstuk in het nieuwe program. Mr. Donner is b1jzonder kritisch gestemd over dit onderwerp. Hij mist een duide/ijke opvatting over taak en plaats van de staat, de overheid, de politiek. Het program lijdt in zijn opvatting aan een verregaande en juist in deze jaren hoogst ge-vaar/ijke overschatting van de moge/ijkheden van staat en politiek, evenals van de mensen tot wie het program zich richt. Een centraal element in de kritiek van de heer Donner is oak zijn stelling, dat getuigenispolitiek, ge-zindheidspolitiek - hetgeen in dit program

van uitgangspunten wordt benadrukt -

on-houdbaar zal blijken te zijn, omdat het uit-loopt op het heersen over het gedrag en de gewetens van anderen.

*

*

*

In aansluiting hierop schrijft de heer T. Jongs-ma over de psychologische betekenis van een 2

grondslagdebat. Onze vraag aan de heer Jongsma /uidde, hoe mensen de relatie erva-ren tussen een persoonlijke ge/oofsbeleving en het functioneren van een gronds/ag in een politieke partij, een vakbond, een

studenten-vereniging etc. Jongsma memoreert in zijn bij-drage de gronds/agdiscussie zoals die in de ja-ren '50 in de reformatorische studenten-geze/-ligheidsvereniging SSR is gevoerd. Oaarna tracht hij een parallel te trekken naar de recente COA-discussies. In SSR ging het destijds om het vinden van een nieuwe weg nadat duidelijk werd dat de vaste vooroorlogse zekerheden niet Ianger de koers konden bepalen. Oak in het CDA. a/dus Jongsma, staan de vragen over de vernieuwing centraa/ en daarbij de twijfels over kwesties als: gaan er waarden, waar wij aan hechten, verloren, gaan wij we/ zorgvul-dig genoeg om met datgene wat ons is toe-vertrouwd?

*

*

*

Vervolgens schrijft prof. dr. W. F. van Stege-ren over welzijnsbe/eid. Zij gaat in deze bij-drage in op een aantal recente publikaties en stelt daarbij de vraag welke analyse van de welzijnsproblemen gegeven wordt en welke oplossingen worden aangedragen. Centrale aandachtspunten daarin zijn het beset dat welzijnsbeleid geen waarborgen kan bieden voor welzijnsbeleving, en dat een groeiende vervreemding geconstateerd moet worden tussen de burger en de welzijnsinstellingen. Vertrouwde oplossingen hiervoor zijn onder meer een grotere harmonisatie in het we/-zijnsbe/eid en een grotere democratisering. Bij deze discussie plaatst mevrouw Van Ste-geren enige kanttekeningen. Een van de vra-gen die zij daarbij stelt is, of de beleidsmakers we/ weten wat mensen als welzijn ervaren. Z1j confronteert vervolgens het CDA met de. gevolgen van zijn program van uitgangspun-ten voor het welzijnsbe/eid.

*

*

*

(5)

Over het ontwerp-program van uitgangspunten

Overhetontwerp-programvan

uitgangspunten

door mr. A.M. Donner

lk was het niet van plan! lk ben tach al bezig de reputatie te krijgen van een buitenbeentje, dat met onmodieuze vragen en gezichtspunten aan-komt en geniepig steentjes in de eendenvijver van de Nederlandse, met name de christen-de-mocratische politiek probeert te schieten. Het is een reputatie waarvoor ik mij niet schaam, maar ik wil haar tach ook niet zoeken. Toen dan ook het antwerp-program van uitgangspunten mij onder ogen kwam, heb ik het maar vluchtig in-gezien en daarna het stuk goed opgeborgen met de gedachte: 'Niet mee bemoeien !'.

Doch nu schrijft de redactie mij dat zij 'het op hoge prijs stellen' zou, als ik mijn Iicht liet schij-nen over dat antwerp. Opgevoed bij de verma-ning, dat als de partij iets vraagt, men zich daar-aan niet mag onttrekken, v66ral niet als het om penibele verzoeken gaat - en dat gaat het bij-na altijd, want anders kwam men niet - ben ik er dus maar voor gaan zitten om het stuk nauw-keurig te lezen en er streepjes in te zetten. De uitkomst volgt (ten dele, anders werd het stuk te lang) hieronder.

De lezer van al die kritische opmerkingen moet echter wei weten, dat zij komen van iemand die diep doordrongen is van de moeilijkheid om in de omstandigheden van vandaag en voor een uit zoveel 'bloedgroepen' en 'vleugels' samenge-steld geheel als het CDA een 'program van

uit-mr. A. M. Donner

Mr. A. M. Donner is hoogleraar in het Staats-recht aan de RU te Groningen.

gangspunten' op te stellen. Het opstellen van een program van beginselen (maar dat woord moest blijkbaar zorgvuldig worden vermeden; zo zie je reeds bij de titel hoeveel voetangels en klemmen hier liggen) is ten allen tijde een bijna bovenmenselijke taak. lk zou niet beter geslaagd zijn dan de opstellers en mijn opmerkingen zijn dus wijsheid van een stuurman aan de wal. De moeilijkheden blijken niet aileen uit de titel, maar ook uit de omvang.

(6)

Over het ontwerp-program van uitgangspunten

Omdat je elkaar niet voor het hoofd wilt stoten of op het geweten trappen, komt er dan iets bij of wordt het gezegde, dat toch immers goed is, nog eens met andere accenten herhaald. Doch nu de zaken zo in een bepaalde zin dreigen te worden toegespitst, voelen weer anderen de be-hoefte om daar tegenover (pardon: daarnaast) toch ook andere aspecten van de zaak nog eens bijzonder naar voren te halen.

En zo wordt een artikel tot drie artikelen, wordt een zin tot drie of vier zinnen. Orn ieder recht te doen wedervaren, opdat ieder er zich in 'terug kan vinden', is het een ontiegelijk lang verhaal geworden, dat telkens heen-en-weer zwalkt als een zeeman op het vaste land.

Het duidelijkste voorbeeld van zulk heen-en-weer redeneren vind ik de voorgestelde artikelen 29, 30 en 31 over nucleaire wapens en de NA-VO, rnaar de oplettende lezer stuit telkens op het verschijnsel. Niet altijd is dat zo bedroevend en beschamend' als in dit voorbeeld. Bijna amu-sant is bijv. art. 8. Eerst komt er een zin over de 'parlementaire dernocratie', die uitdrukking is van de 'gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en volk'. Maar om misverstand te voor-komen en omdat wij nu eenmaal 'met het dua-lisme gepokt en gemazeld' (Schakel) zijn, voegt de tweede zin erbij dat regering en parlement onderscheiden verantwoordelijkheden 'dragen'. En om de misvatting tegen te gaan, dat parle-ment en volk identiek zouden zijn, zegt een der-de zin dan dat 'kabinets- en parlementsleder-den' handelen naar eigen verantwoordelijkheid 'zon-der opdrachten van an'zon-deren te aanvaarden'.2

In die opeenhoping van zinnen spookt het nog oude misverstand rond dat de onderscheiding tussen volksvertegenwoordiging en regering zou samenvallen met die tussen volk en overheid. Aileen reeds een blik op provincie en gemeente, waar de volksvertegenwoordiging, staten of raad, ·a an het hoofd' staat, is voldoende om te leren, dat het parlement wei terdege (deel van de) overheid zou kunnen zijn (en dat in feite ook is). Hier is, zou men zeggen, een goede kans ge-mist om eens duidelijk uiteen te zetten, dat wij overtuigd democraat zijn, maar daarom nog niet het zelfbedrog van de 'volkssoevereiniteit' aan-vaarden. Ook in de democratie blijft het: mensen heersen over andere mensen. Daarom kan de democratie niet, evenmin als welke andere staatsvorm, het recht geven om maar alles te doen en op te leggen wat de 'meerderheid' voor goed wenst te houden. Wie het allemaal al wist, zal wei begrijpen dat het benadrukken van al die 'eigen verantwoordelijkheden' bedoelt te

voor-mr. A. M. Donner

komen, dat er maar met een massief beroep op de 'volkswil' tot de dictatuur van partijen, van een kamermeerderheid of van een kabinet kan worden overgegaan. Maar voor anderen blijft het, vrees ik, geheimtaal. Daar zal men zich af-vragen wat nu de samenhang tussen die drie zinnen is en hoe al die 'verantwoordelijkheden' zich tot elkaar verhouden.3

Een ander kenmerk van het antwerp is dat het enerzijds wei een program van uitgangspunten wil bieden, maar anderzijds toch sterk bepaald is door de politieke actualiteit en haar problemen. Het is wei waar dat de ons vertrouwde onder-scheiding tussen program van beginselen en program van actie nooit ten voile te verwezenlij-ken was en dat ook een program van beginselen toch altijd sterker tijdsgebonden bleek, dan de opstellers wei dachten. Maar het ideaal van een duidelijke onderscheiding werd toch tot op be-langrijke hoogte bereikt. Oat is hier niet het ge-val. Bij deze 77 punten vraagt men zich af wat een verkiezingsprogram nog voor nieuws zou kunnen brengen. Het zou, vrees ik, vooral moe-ten trachmoe-ten een korter, bevattelijker en concre-ter samenvatting van oude uitgangspunten te geven.

Nu ligt dat ook aan de strekking van het ant-werp. Onze vroegere programs van beginselen waren sterk 'behoudend', in die zin dat zij uit-spraken, waaraan de partij onder aile omstan-digheden wilde vasthouden. Dit antwerp doet dat niet; het zoekt, zoals het opschrift van hoofd-stuk I zegt: "Een begaanbare weg' en dan vooral een weg tot verandering van staat en maat-schappij. Wat overdreven gezegd zou men kun-nen stellen, dat de oude programs de vragen 'Waar staan wij?' en 'Wie zijn wij?'

beantwoor-1. Begrijp mij niet verkeerd; ik vind het beschamend te zien, hoe in deze materie met 'het geweten' wordt geopereerd! 'Hollandisering' is in de ons omringende Ianden reeds een spotwoord. een uitdrukking van morele minachting, aan het worden.

2. Dat 'kabinets-' zal wei een drukfout zijn voor 'kabinet'. Anders rijst de vraag hoe het zit met de ministeriele homoge-niteit. Het kabinet treedt ~ anders dan de Kamers ~ als eenheid op en zijn leden hebben wei terdege bindingen te aanvaarden, n.l. aan de ministerraad.

3. En zich bijv. ~ overigens geheel terecht ~ afvragen hoe het met die derde zin is te rijmen, dat gepoogd wordt een ka-binetslid in zijn verantwoordelijkheden te binden aan de for-mules van dit antwerp, zoals dat in het debat Goudzwaard

(7)

Over het antwerp-program van uitgangspunten

den aan de hand van de vragen 'Waar komen wij (geestelijk en historisch) vandaan ?', terwijl het antwerp dat veel meer doet aan de hand van de vraag 'waar willen wij naar toe?'. Vandaar die sterke betrokkenheid op de actualiteit: wij kun-nen hele einden achterom zien, maar vooruit kij-ken wij meestal niet verder dan onze neus lang is. De toekomst verandert bij wijze van spreken met de dag en daarmee ook wat wij als toe-komstproblemen opmerken (die soms helemaal niet de problemen blijken te zijn waarmee de toekomst ons opwacht). Daarom kan dit pro-gram nauwelijks verder zien dan een propro-gram van actie; daarom ook lijkt het veroordeeld om snel te verouderen. De oude programs hebben tientallen van jaren redelijk 'mee' gekund; wie dat met deze 77 artikelen proberen zou, maakt het CDA in de kortste keren tot een hoogst con-servatieve partij.

Daarmee is niet gezegd dat het antwerp geen 'behoudende' elementen zou bevatten. Die zijn er veel. Het zoeven genoemde artikel 8 bevat er een voorbeeld van. Een ander voorbeeld vindt men in artikel 6: 'Het CDA wijst elk staatkundig en maatschappelijk bestel af, waarin vermen-ging plaatsvindt van verantwoordelijkheden van overheid en maatschappelijke groeperingen'. Dat is massief gezegd en als men het op zichzelf neemt dan zou men menen dat hier de hele 20e eeuwse ontwikkeling naar de 'sociale rechtstaat' ten uure verwezen wordt. Maar dan heeft men het verkeerd begrepen. Lees b.v. maar het vol-gende artikel 7 (nag zo'n heen-en-weertje 1), art. 34, 35, 37, 42 enz. Daar gaat telkens (we heb-ben tach te maken met het program van een po-/itieke partij) om zaken die de overheid moet be-vorderen, zo niet verwezenlijken.

Kan dat allemaal zonder 'vermenging' van ver-antwoordelijkheden' Ja, op de collegebanken bij Dooyeweerd leerden wij wei dat er tussen de staat en de maatschappelijke verbanden wei 'verstrengeling' van verantwoordelijkheden was, maar geen vermenging mocht komen. Reeds toen leek mij dat een terminologisch foefje, waar de doctrine zich wellicht mee gerust kan stellen, maar waarmee in de praktijk der machts- en zeggenschapsconflicten geen goed garen te spinnen valt. Daarom lijkt mij art. 6 een wijsheid uit de oude doos, geschikt om te voorschijn te worden gehaald zo vaak als het met de verwe-zenlijking der 'uitgangspunten' van art. 7 enz. niet naar verwachting loopt en moet worden aangetoond dat wij het allemaal zo niet gewild en bedoeld hebben. Het is geen 'uitgangspunt', maar een hoefijzer, bestemd om in het

rader-mr. A. M. Donner

werk te worden gestoken als de rem men weige-ren.

(8)

ge-Over het ontvverp-program van uitgangspunten

ven, doch dat blijkt dikwijls een moeilijke opera-tie. Had men iets van de vroegere omzichtigheid betracht bij het opstellen van art. 4 dan zou het allemaal wat evenwichtiger op papier gekomen zijn.

Trouwens artikel 5 mag er ook zijn. 'De overheid dient hiertoe te beschikken over voldoende mo-gelijkheden tot machtsoefening'. Denk u eens in wat er wei nodig is om te zorgen voor een 'maatschappij waarin recht en vrede heersen' en te verzekeren dat de 'mensen individueel' a) in hun leefgemeenschappen, b) in hun werk en c) in hun sociale relaties hun verantwoordelijkheid kunnen beleven. Als dat allemaal moet, dan rij-zen de machtsmiddelen de pan uit. Dan wordt de grate rechts- en verantwoordelijkheidsverde-ler tot de grote knevelaar.

Is daar dan geen grens aan? Jazeker! De vol-gende zin van art. 5 zegt: 'In de gewetens van de onderdanen ligt een grens voor de uitoefe-ning van het overheidsgezag'. Het is een zin waarbij tal van voorvaderen van het CDA zich in hun graf zullen omdraaien. Zij meenden nog, dat een rechtsorde, die de onderdaan de nodige waarborgen voor zijn vrijheid en tegen machts-misbruik bood, en een constitutionele regeling van de besluitvorming de voor de hand liggende grenzen van de overheidsmacht moesten zijn. Maar aan dat rechtsstatelijk denken komt het antwerp pas later en zeer terloops toe.

In de eerste plaats: de gewetens! Van degene die doodt, bedriegt, steelt, vernielt ('om best-wil')? Van actiegroepen, terroristen, krakers enz.? Van de belasting- en uitkeringsfraudeurs? Oat hebben de opstellers waarschijnlijk niet be-doeld. Zij zullen gedacht hebben aan de door het recht als achtenswaardig erkende gewetens. Maar dan komen zij toch weer bij het recht te-rug!

Maar mischien verkijken wij ons wei op die 'vol-doende mogelijkheden tot machtsoefening'. Zo bar is het antwerp ook weer niet, want in de laatste zin van art. 7 staat toch: het CDA 'heeft voorkeur voor de weg van het overreden van brede lagen van de bevolking, van onderling overleg en samenwerking boven het afdwingen van politieke maatregelen'.

of zou dat weer heel wat anders zijn? Zouden wij het 'uitgangspunt' hebben dat je met brede lagen van de bevolking (vooral als zij goed geor-ganiseerd zijn en roet in het eten kunnen gooien) wat zachtzinniger moeten omgaan dan met de enkeling, die het niet meer uithoudt en uit de band van de 'gerechtigheid' springt?

In de praktijk zal dat wei eens moeten, maar als

mr.A. M. Donner

uitgangspunt (beginsel) lijkt het mij voor christe-nen en niet-christechriste-nen verwerpelijk. Of zou het maar een gewoon heen-en-weertje zijn ?4

Doch wij moeten verder. Er is nog een derde punt dat mij voor het antwerp kenmerkend lijkt. Zie ik goed, dan bevat het een zekere tweeslach-tigheid.

Aan de ene kant staat het vol over 'een begaan-bare weg' en stroomt het over van verantwoor-delijkheid. Dan denkt men aan wat er gedaan moet worden en daarover staan de 77 artikelen dan ook vol. Maar aan de andere kant lezen wij reeds in de eerste zinnen van de toelichting (ko-lom 1 , regel 4 v.o.) dat christen-democratische politiek vooral 'gezindheidspolitiek' wil zijn en dat thema keert tel kens terug.

Het CDA wil in de politiek, zo wordt gezegd, vooral getuigenis afleggen van de nieuwe hoop die in ons is. Tussen dat willen zijn van hervor-mings- en veranderingspartij enerzijds en getui-genis- en gezindheidspartij anderzijds bestaat een spanning, die de christelijke partijen, waaruit het CDA voortkomt, bij ondervinding kennen. In het opkomen van Groen van Prinsterer voor de christelijke staatsschool zit diezelfde span-ning. Voor hem staat het getuigenis voorop dat onderwijs en opvoeding, die niet naar het evan-gelie leiden, in de eerste plicht tegenover het kind tekort schieten. De oplossing van de bijzon-dere school zag hij als een compromis, dat zich neerlegde bij het bestaan van neutraal en dan nog wei van overheidswege gegeven onderwijs. Daarvoor kon hij de verantwoordelijkheid niet nemen.

Dezelfde spanning vinden wij bij tal van punten die hier te Iande specifiek zijn geworden voor het christelijk politiek optreden: De zondagsheiliging de eerbiediging van de huwelijksband, de afwij-zing van het neo-Mathusianisme en van de eu-thanasia. Op al die punten vermengde zich het

4. Zo vraagt men zich af of art. 21 · Bedreiging met ge-weld ... is fundamenteel onaanvaardbaar .. .' 66k voor het overheidsoptreden geldt. Het daardp volgend art. 22 roept oak vragen op. 'De overheid waakt voor de veiligheid

bui-tenshuis', Een erg ouderwets criterium: hoe dan met mishan-deling van kinderen en vrouwen?

Hoe dan met de controle van bouw- en woningtoezicht op de inrichting van woningen?

En zo zou men door kunnen gaan. Wat wordt hier bedoeld?

(9)

Over het ontwerp-program van uitgangspunten

vasthouden aan de verworvenheden van de schiedenis en de rechtsovertuiging met het ge-tuigenis voor een andere, een in het evangelie gegronde mens- en wereldbeschouwing. Omdat de christelijke partijen op dit stuk getui-genis- en gezindheidspoliiek bedreven, was het zo moeilijk om die punten bespreekbaar te rna-ken en vatbaar te houden voor een compromis. Pas op den duur zijn de ogen open gegaan voor de onhoudbaarheid van zulke getuigenis-poli-tiek. Zij loopt nl. uit op een heersen over het ge-drag en de gewetens van anderen. Kan men, mag men de christelijke huwelijksopvatting op-leggen aan mensen die, nu hun het christelijk geloof ontbreekt, ook van de geestelijke en ze-delijke hulpbronnen zijn vervreemd, waaruit de voor het vasthouden aan die huwelijksopvatting nodige krachten moeten worden geput? Oat geldt voor de onontbindbaarheid van het huwelijk, dat geldt nog meer op het punt van de huwelijkspraktijk. Men is opgeschrikt van de ontreddering die wordt gesticht als christelijke normen heersend worden gemaakt voor wie geen of onvoldoende deel heeft aan het geloof, waarin die normen zijn gegrond.

Het antwerp is dan ook schier een begraafplaats van traditionele christelijke gezindsheids-objec-ten. Als ik het goed gelezen heb, dan worden de zondag en de zondagsarbeid niet eens meer ge-noemd. De art. 18, 19 en 20 zijn de neerslag van een herbezinning over de vraag wat in de besproken zaken met politieke machtsmiddelen aan anderen kan worden opgelegd.

Maar tot een dieper gaande herbezinning heeft die verandering nog niet geleid, want stap voor stap stuit men in het antwerp op de vooronder-stelling dat staat en overheid geroepen zijn om datgene te bevorderen en met machtsmiddelen te verwezenlijken wat naar de christelijke sociale ethiek, zoals die door de opstellers wordt ver-staan, geboden voorkomt. Over de vraag of overheid en staat daar wei bekwaam voor zijn en of hun machtsmiddelen daartoe wei geei-gend zijn, horen wij veel te weinig.

Het is tekenend dat het antwerp zich beperkt tot een drietal inleidende artikelen over de aard van het CDA en dan, na een slechts uit een toelich-ting bestaand hoofdstuk over 'De vragen van deze tijd', pardoes in vier hoofdstukken vol doel-en taakstellingdoel-en vervalt. Van edoel-en poging om te komen tot een staatsbeschouwing (om van een mensbeschouwing nog niet te spreken), zoals men dat van een politieke beweging zou ver-wachten, is afgezien. Wei wordt, zoals gezegd, met kwistige hand de term

'verantwoordelijk-mr. A. M. Donner

heid' gebezigd, maar een paging tot bezinning, hoe deze verschillende verantwoordelijkheden zich tot elkaar verhouden, zoekt de lezer tever-geefs. Het eerste artikel zegt aileen: 'Het CDA acht het bijbelse getuigenis ... van beslissende betekenis voor mens, maatschappij en overheid', en voegt er nog aan toe: 'Het richt zich naar de oproep van het evangelie',5 en daar moeten wij het mee doen.

De vraag of het bijbels getuigenis voor de enkele mens dezelfde betekenis heeft en eenzelfde ge-drag verlangt als voor de overheid, is blijkbaar niet eens opgekomen. Oat wreekt zich, wanneer in het vervolg over de plichten en bevoegdheden van overheid en staat wordt gesproken alsof dat in wezen precies dezelfde, althans soortgelijke plichten zouden zijn als die van u en mij. Over de specifieke verantwoordelijkheid die overheid en staat hebben voor de bescherming van de op hun territoir levende samenleving, nauwelijks een woord. En toch liggen daar de voetangels en klemmen voor een gezindsheids- of getuige-nis-politiek.

lmmers, het gevaar voor zulke politiek is altijd weer dat men ongeremd al wat bijbels geboden lijkt met politieke machtsmiddelen wil bevorde-ren en verwezenlijken. Het is te simpel om zich van dat gevaar af te maken met een: Oat doet toch iedereen! led ere politieke partij heeft toch ten doel haar maatschappelijke en rechtsidealen met de middelen van staat en overheid te ver-werkelijken en op te leggen? Het is nu juist de kwestie of dat maar kan en in die kwestie ligt, dacht ik, de oorzaak waarom christenen behoef-te hebben aan een eigen politiek behoef-tehuis, waar de zaken anders gezien en gesteld worden. lk laat nu maar daar de vraag in hoeverre de bij-belse geboden, die zich in de eerste plaats tot het hart richten, zich per overheidsgebod Iaten

5. Daaraan wordt wei toegevoegd dat het CDA zijn politiek handelen niet vereenzelvigt met de oproep van het evange-lie. Dat moest er nag bijkomen, zou men zeggen. Doch art. 3 zegt dan tach maar dat 'De politieke overtuiging die als ant-woord op het evangelie wordt geformuleerd' (blijkens de laatste zin is die formulering te vinden in dit antwerp) 'het sa-menbindend element is, waarop ieder in het CDA aan~

(10)

Over het ontwerp-program van uitgangspunten

opleggen of ondersteunen, een vraag die zich niet met een droog neen! maar zeker oak niet met een simpel ja! laat beantwoorden. Het gaat nu over de vraag of wij. als wij net doen als an-dere partijen, niet meedoen aan het zelfbedrog, dat staat en overheid, hoe democratisch zij oak zijn mogen, in staat zouden wezen om aan een werkelijke ·aanvaardbare' samenleving vorm te geven en die 'goede' samenleving in te voeren. Moet juist een beweging als het CDA niet tegen zulk zelfbedrog opkomen? Moet zij niet waar-schuwen, dat men door het van staat en politiek te verwachten en daar de verantwoordelijkheid te leggen, in een doodlopende straat geraakt, die eindigt in een ru"lne van teleurgestelde hoop en misplaatst gebleken verwachtingen? Het aller-eerste bijbelse getuigenis t.o.v. staat en overheid is tach wei dat onze verwachting niet van hEm hen is en een van de eerste gronden van ons po-litiek optreden is dan oak om onze medeburgers en onze kinderen te waarschuwen, dat zij zich niet moeten Iaten verlokken door hooggestemde politieke beloften. Met de hand op de bijbel mo-gen wij stellig een en ander van staat en over-heid verlangen en aan hun optreden hoge maat-staven aanleggen, maar wij hebben hun oak te zeggen, dat wij een ander tehuis hebben en onze zekerheden elders hebben gevonden. Om de politiek zo op haar plaats te zetten, behoeven wij ons trouwens nauwelijks op een bijbelse openbaring te beroepen; het boek der geschie-denis openbaart wie het zien wil. reeds meer dan genoeg over de aard van mens, maatschap-pij en overheid om dat met kracht en met voor ieder verstaanbare argumenten te kunnen doen en ons niet van de wijs te Iaten brengen door allerlei luchtspiegelingen.

Dit gezichtspunt is de opstellers van het ant-werp niet vreemd. Zij komen er vooral in hoofd-stuk IV (Gespreide Verantwoordelijkheid) over te spreken. Het CDA wil de mensen op hun verant-woordelijkheid aanspreken (art. 33). het streeft naar een maatschappij. waarin de macht is ge-spreid (art. 34) en beijvert zich voor een toe-groeien naar een veelkleurige verantwoordelijk-heidsbeleving (art. 35). Het is goed gezegd, maar het hoge woord: van die en die verant-woordelijkheden, van onze vrijheden, hebben overheid en politiek af te blijven, die zijn onaan-tastbaar, dat hoge woord komt er niet uit. Zelfs over aanslag Kappeyne II (de z.g. democratise-ring van de christelijke instellingen) die, precies 100 jaar na 'Kappeyne I' komt bewijzen dat de arrogantie van 'links' nag niets veranderd is, wordt wat zachtjes heen gepraat.

mr. A. M. Donner

Aan zo'n stoere uitspraak, die - ik geef het toe - niet makkelijk te formuleren is, zou minder behoefte bestaan, als in het begin was getracht om de hoofdstukken Ill-VI in het kader te zetten van een beschouwing over plaats en taak van de staat, de overheid en de politiek. Dan had daar reeds meteen in het Iicht kunnen worden ge-steld, dat zij maar tot op zekere hoogte geschikt zijn om gerechtigheid te oefenen en de samenle-ving vorm te geven. Daar had dan gezegd kun-nen worden, welk een wonderlijk en vaak grieze-lig kluwen van recht en macht staat en overheid wei zijn.6 Wie zijn bijbel leest en om zich heen

ziet. weet wei dat er een geduchte afstand be-staat tussen de gerechtigheid en het recht dat de overheid handhaaft. Zij houdt immers slag op slag rekening met de 'hardigheid des harten' (een machtselement!) en moet dat oak doen omdat zij de mensen en dingen maar oh zo'n klein beetje naar de hand kan zetten.

De overheid, dat zijn oak maar mensen (niet be-ter en niet slechbe-ter dan anderen, al staan zij wei aan bijzondere verleidingen bloat). die met hun macht het recht bewaren, maar er tach wei erg aan hechten dat dat recht hun macht staaft. Wij moeten haar niet Iaten wachten; zij laat ons wei wachten en de wachttijden worden steeds Ianger. Voor fietsendiefstallen, berovingen op straat en inbraken heeft zij nauwelijks tijd, maar wacht u om haar belastingen te vergeten of te ontlopen. Wij kunnen wei zeggen dat het de taak van de overheid is om recht te doen, maar wij moeten telkens weer vaststellen dat het haar tenminste evenzeer om macht en zeggenschap te doen is als om het recht. De volksmond die de verkiezingen een strijd om de macht noemt en meent dat het daarbij om stemmen gaat, die met beloften van 'recht' gewonnen moeten wor-den, vergist zich niet!

In tijden waarbij de overheidsmacht bij vorsten en grootgrondbezitters berustte, was het nodig om enerzijds die hooggezetenen aan hun plicht en recht te herinneren en anderzijds de onderda-nen te vermaonderda-nen, dat zij slechts een stil en ge-rust Ieven konden verkrijgen door te gehoorza-men. Het 'de overheid is Gods dienaresse' had en heeft een diepe zin, omdat in deze wereld recht zonder macht niet denkbaar is. Maar in een tijd van democratie, waarin zoal niet het

6. Om voor mij ondoorgrondelijke redenen vermijdt het

(11)

Over het antwerp-program

van uitgangspunten

volk zelf dan tach zijn politieke partijen deel van de overheid zijn, is het nodig om oak die bewe-gingen aan de overheidsplicht te herinneren en hen te vermanen, dat zij hun gevoel voor de ver-houdingen niet verliezen en dat zij niet, om de verlangens van zichzelf en hun aanhang te be-vredigen, tot tirannen mogen worden en zouden mogen menen dat zij de macht naar believen (d.i. naar eigen inzicht in de samenlevingsver-houdingen) kunnen gebruiken en dat recht mo-gen noemen.

Staat en overheid horen het graag dat er om meer recht wordt gevraagd, want dat betekent oak meer zeggenschap en meer macht. Zoals elke revolutie tegen de macht wei een verplaat-sing van de macht bewerkt, maar tevens als re-sultaat heeft dat de macht, soms op wat verfijn-der wijze, nog grater wordt. De echte staatsal-macht is immers ook niet zozeer begonnen met Lodevvvjk XIV, maar met de Franse revolu-tie, die ons weer vrij en gelijk zou maken. En dat was ook niet anders te verwachten omdat men-sen n.u eenmaal z6 zijn en omdat de overheids-middelen (die 'machtsoefening' waarvan art. 5 van het antwerp verlangt dat zij 'voldoende' zal zijn) nu eenmaal maar half geschikt zijn om recht en gerechtigheid te oefenen.

Het is het grate tekort van het antwerp dat het voor deze kant van staat en politiek zo weinig oog heeft. Als het in hoofdstuk II de vragen van onze tijd tracht op te sommen, dan komt er een wonderlijk allegaartje te voorschijn. Zijn 'de pra-blemen van Ieven en dood' (c), de 'toenemende vereenzaming van de mens' (d), zaken die de po-litiek kan aanpakken? Zij zou het wei willen, want zij is, zoals gezegd, belust op al wat haar zeggenschap vergraten kan. Zo zal zij oak tevre-fen zijn als haar wordt opgedragen om zich te belasten met de vormgeving van de onderlinge solidariteit (a), de vragen naar zinvolle arbeid, rechtvaardige inkomensverhoudingen, mede-zeggenschap, vrije tijd (g) en de dikwijls onge-controleerde macht van wetenschap en techniek (h). Zij doet niet liever dan controleren en wil graag andere machten bestrijden en ons er te-gen beschermen, want dan heeft zij de macht aileen. Maar de uitkomst is wei dat er zo een 'vervaging van de verantwoordelijkheden' (e) en vooral 'problemen rand de legitimatie van het overheidsgezag' (f) ontstaan. Het zal wei waar wezen dat er 'een graeiende neiging tot het ne-geren en ontlopen van volgens de staatkundige regels genomen maatregelen' (f) is. Wij hebben staat en overheid en politiek met zoveel taken opgezadeld (en zij hebben die taken maar al te

mr. A. M. Donner

gretig aanvaard), dat het overheidsapparaat al bezig is om onder die last te bezwijken en zowel de oude als de nieuwe taken steeds minder aan kan. Er is al uitgerekend dat, als wij zo doorgaan (en het antwerp wijst die weg) nog in deze eeuw de 'collectieve lasten' het nationale inkomen zul-len overtreffen. Naarmate wij die voorzieningen nag verbeteren en uitbreiden gaat van elke daar-aan bestede gulden een toenemend daar-aantal cen-ten naar de koscen-ten van 'het apparaat'. Het 'ont-lopen' van die maatregelen heeft de politici iets te zeggen! Het antwerp zegt het niet, maar het doelt kennelijk op de belastingontduiking (reeds Paulus zei, dat de overheden 'juist op dit punt voortdurend !etten'). Wie de ogen open heeft, vreest dat het een eufemisme is om nag van 'belastingontduiking' te spreken. Wij zijn dl in het belastingverzet terecht gekomen en gaan, als er niets gebeurt, het moment van de belastingop-stand tegemoet.

Bij de vragen van deze tijd lezen wij over de ont-reddering van staat en overheid eigenlijk niets. Het antwerp bedrijft dan oak gezindheidspolitiek en kijkt dat doende een andere kant op. Tach zou er zelfs bij een ernstige gezindheidspolitiek wei reden zijn om op de genoemde dingen meer te !etten. Wie als vraag van onze tijd ziet de noodzaak om de welvaart in de wereld anders te verdelen (a), zou oak 'Jan Modaal' moeten waarschuwen, dat die herverdeling voor hem een relatieve en waarschijnlijk zelfs absolute ver-arming betekent. Het zal een hele onderneming zijn om dat aanvaard te krijgen, want ieder gaat er nag van uit (en hij heeft de hele geschiedenis aan zijn kant) dat staat en overheid, a is het er op aankomt, voor de belangen en de welvaart van hun eigen onderdanen hebben op te komen: daar zijn zij tach voor en daarom schikken wij ons tach in hun bureaucratisch gedoe?

(12)

Over het ontwerp-program van uitgangspunten

met de gezindheidspolitiek zo'n vaart niet zallo-pen? Oat de andere partijen en de ons omrin-gende Ianden toch niet meegaan, zodat wij de consequenties van onze gezindheid niet behoe-ven te vrezen?

Dat zou verachtelijk zijn!

lk vrees dat een samenvattend oordeel over het antwerp moet luiden dat het niettegenstaande zijn hooggestemde uitgangspunten nog veal te weinig 'bijbels' is.

Politieke partijen, die hun uitgangspunt nemen in de zaken van de politiek 'zoals zij zijn', werven voor zich met klinkende beloften en welluidenqe leuzen; zij kleden de tegenslagen in bewoordin-gen als 'matiging', 'beleidsombuiging' en willen van onbekwaamheid van staat en overheid om ons gelukkig te maken niet horen. Aan de verlei-ding om evenzo te doen is het antwerp niet ont-komen, ondanks de vele passages waarin, met vage woorden, wordt getracht de echte preble-men van vandaag te signaleren. Het lijdt aan een verregaande en, juist op dit moment, hoogst gevaarlijke overschatting van de mogelijkheden van staat en politiek. Wat wij willen dat is 'Iicht'

Correctie

In de bijdrage van dr. H. Ridderbos 'Kerk en politiek' in het decembernummer 1979 staat op biz. 469 in de rechterkolom een zeer misleidende drukfout.

Er staat: 'Daarom zal ieder christenmens zich verheugen wanneer in Ianden als Zuid-Afrika de kerken (eindelijk) als pleit-bezorgers van de ontrechten . . . optre-den'. In plaats van Zuid-Afrika is bedoeld: Zuid-Amerika!

10

mr. A. M. Donner

en wat 'danker' is dat wijzen wij at. Maar zo is het niet, breeders en zusters! Zo is het nooit ge-weest en zo zal het heus ook niet worden. Het lijdt ook aan een z6 ernstige overschatting van de mensen tot wie het zich richt, dat men zich afvraagt of daar geen onderschatting van hun inzicht achter steekt. De opstellers denken toch niet dat zij door de ene, uit een oogpunt van gezindheidspolitiek aantrekkelijke kant van de medaille naar voren te draaien. de mensen ertoe kunnen brengen om de keerzijde te verge-ten of niet te zien? Dan geven zij a an het greei-end wantrouwen tegen overheid en politiek slechts nieuw voedsel en hebben zij de kans ge-mist om daarbij juist aan te knopen.

(13)

De psychologische betekenis van een grondslag (debat) (I) '+l ~ (.) 0

E

(I) '0 I c:

~

'i: ..c:

u

De psychologische

betekenis van een

grondslag {debat).

door T. Jongsma

De grondslagdiscussie binnen het CDA zal bij menigeen herinneringen oproepen aan de grondslagdiscussies binnen de Societas Studio-sorum Reformatorum in de naoorlogse jaren. Er is toen heel wat gediscussieerd, geschreven en ook wei ruzie gemaakt door studenten en reu-nisten. Dikwijls kwamen daarbij heftige emoties los. Er was enthousiasme en verbittering; er ant-stand verbroedering en verwijdering.

Omdat dit proces plaatsvond in een relatief klei-ne kring, zodat het tamelijk overzichtelijk is, en voorts omdat wat zich in het klein afspeelt dik-wijls prototypisch is voor wat zich in het groat afspeelt, loont het mogelijk de moeite om er naar aanleiding van de grondslagdiscussie bin-nen het CDA nog eens op terug te zien. Bovendien is er na een tijdsverloop van onge-veer dertig jaar volwassen mensenleven veelal de neiging om terug te blikken. Het is de tijdsaf-stand tussen de rijpheid van de 50-jarigen en de onstuimigheid van de 20'er. Het afstand-nemen van het verleden en tegelijk het besef dat daar een groat stuk van je Ieven en van je energie heeft gestroomd, gaat dan naar verhouding een duidelijke rol spelen ten opzichte van het toele-ven naar de toekomst. Persoonlijke ervaringen en problemen, waarmee op jonge leeftijd goed te Ieven viel, spelen nogal eens op in de 'dalende levenslijn', waarvan het begin gemarkeerd wordt

T.Jongsma

T. Jongsma (50), zenuwarts te Groningen, is medisch directeur van de stichting 'Nieuw Hoog-Hullen' voor opvang en behandeling van mensen met alcohol- en/of drugproblemen.

door wat in brede zin het climacterium kan he-ten.

Een voorbeeld is het verschijnsel dat concentra-tiekampervaringen juist na zo'n vijfentwintig

a

dertig jaar bij veel mensen aanleiding gaven tot een KZ-syndroom. Er is de laatste tijd weer veel aandacht voor wat zich afspeelde in de Tweede Wereldoorlog. De film Holocaust werd door ve-len gezien en besproken, en er verschenen re-centelijk een aantal boeken over persoonlijke oorlogservaringen. En wie herinnert zich niet de emoties rand 'de drie van Breda' toen na onge-veer dertig jaar hun eventuele vrijlating aan de orde kwam?

Kortom, na een periode van zo'n dertig jaar kijkt een mens blijkbaar nogal eens aandachtig om.

(14)

De psychologische betekenis van een grondslag (debat)

Na de oorlog bleek op overweldigende wijze hoezeer onze cultuur, en daarin ook protestants Nederland, in een gistingsproces was geraakt. Op politiek terrein hield 'de doorbraak' de gees-ten bezig, er bleek een diepgaande crisis te be-staan wat betreft de zekerheid omtrent de 'be-ginselen' en in het algemeen werd de zin en de mogelijkheid van confessioneel bepaalde orga-nisatievormen diepgaand ter discussie gesteld. Deze discussie lijkt zijn hoogtepunt wei gehad te hebben, maar is eigenlijk tot vandaag de dag doorgegaan. Kerkelijk liet de Nederlandse Her-vormde Kerk nieuw elan zien, terwijl de Gerefor-meerde Kerken geschokt waren door kerkstrijd en schisma. Waar waren nog de vastigheden waarmee met name het gereformeerde volks-deel gewend was om te gaan, om niet te zeg-gen: waarmee het verwend was? Wat was de werkelijke waarde van de vooroorlogse zekerhe-den, nu het einde van het koloniale tijdperk defi-nitief gekomen was en internationale samen-werking steeds meer onontkoombare eisen ging stellen?

In de wirwar van vragen en problemen bleek de rijpe, dus leidinggevende generatie aan eigen identiteit te twijfelen en was ze zeker geen aan-trekkelijk voorbeeld voor de jongere generatie. Op grate schaal deed zich voor wat in een gezin zich dikwijls in het klein afspeelt: als de kinderen volwassen worden en hun eigen identiteit gaan bepalen, zijn de ouders min of meer in een onze-kere fase van hun Ieven, waarin ze zich afvragen of ze tot nu toe de goede keuzen gedaan heb-ben.

Globaal gezien kan het in een gezin dan een van de drie kanten opgaan:

Als de ouders hun Ieven met zijn principes eerlijk ter discussie willen stellen en een steer weten te behouden van wederzijds respect en vertrou-wen, dan treedt er geen of hoogstens tijdelijke verwijdering op en vinden beide partijen de voor hen aanvaardbare continu"iteit tussen verleden en toekomst. Er ontstaat dan een voortgaand gesprek.

Als de ouders aile onzekerheid krampachtig ont-kennen, verstarren ze en vervreemden daardoor de jongere generatie van zich.

Als ze daarentegen totale uitverkoop houden en hun principes overboard zetten, daarmee de meest radicale jeugd als het ware overtroevend, dan worden ze ongeloofwaardig en verliezen ze het respect dat nodig is om, ondanks alles, toch de jeugd veiligheid en voorbeeld te geven. Op kerkelijk en politiek terrein kon men na de oorlog ook deze drie reactievormen aantreffen.

12

80/1 T.Jongsma

En vooral de studentenwereld liet, zoals ge-woonlijk, de gisting van overtuigingen in gecon-centreerde vorm zien. lmmers, studenten zijn in het algemeen in de levensfase van de adoles-centie, waarin een opgroeiend mens het proces van volwassen-worden voorlopig afsluit en zijn eigen identiteit herkent en kiest, waardoor zijn verdere levensgang diepgaand bepaald wordt. Het is de levensfase van vitaal enthousiasme, van engagement, idealisme en dikwijls ook van fanatisme, gemengd met soms grote onzeker-heid en soms sombere prioden. De adolescent scherpt zijn mening aan die van de oudere gene-ratie. Hij neigt tot absolutisme en radicaliteit. Hij houdt de oudere generatie de spiegel voor en het is essentieel voor hem dat hij eigen wegen vindt.

In dit Iicht gezien was de grondslagdiscussie in de SSR een noodzakelijk, onvermijdelijk gebeu-ren. Jongeren gingen hun erfenis kritisch onder-zoeken. Wie is mijn (geestelijke) vader en in hoeverre is hij als vader betrouwbaar en een voorbeeld dat ik wil navolgen? Wat is de werke-lijke grond van mijn bestaan, waarop ik niet meer gedragen door mijn ouders, op eigen be-nen vaste voet vind?' En zo gingen veel SSR-studenten op zoek naar de oorsprongen van hun societas en van vergelijkbare confessionele ver-banden. Kuyper en Groen werden bestudeerd en men vorste naar de oorspronkelijke bedoeling van de eerste societas-leden.

Een andere groep vond de erfenis grotendeels antiek en onbruikbaar voor de nieuwe tijd. Voor hen was de formulering van de grondslag, in casu de bijbel opgevat overeenkomstig de Drie Formulieren van Enigheid, meer inperkend en belemmerend dan inspirerend.

Er ontbrandde een felle strijd, met aile bijver-schijnselen die strijd van mensen meebrengt. Het is moeilijk om in een discussie een bood-schap over te brengen zonder de bijgeluiden van met name emotionele vervormingen en neven-doelen.

En zo was er, zoals altijd, een grote groep stu-denten, die zich stootten aan de toon en de fel-heid en zich beriepen op de christelijke liefde die tegenstellingen moet kunnen overbruggen. Er was ook een grate groep aan wie de strijd voor-bijging, omdat ze eenvoudig geen antenne had-den voor die golflengte. Tenslotte was er een groep (schijnbaar) indifferenten. Oak deze groe-pen hebben invloed en voeren hun strijd.

(15)

De psychologische betekenis van een grondslag (debat)

Het complexe gebeuren is, zelfs als het zich in zo'n kleine kring afspeelt, nooit volledig in kaart te brengen. Van de vele factoren die een rol speelden, zijn er enkele te herkennen als van al-gemeen psychologische aard, in de zin van sa-menhangend met driftmatige en emotionele ontwikkeling en evenwicht.

Hiervoor noemde ik reeds de behoefte aan eigen identiteit bij adolescenten, waardoor de studen-tenwereld zo bij uitstek heftige taferelen kan op-leveren, waarbij de emoties hoog oplaaien, emo-ties die in het latere Ieven niet vaak nog eens zo heftig, zo totaal en soms ook zo puur beleefd en geuit worden.

Elke generatie zoekt vaste grond onder de voe-ten. De woorden 'grond', 'bodem', 'fundament', 'grondslag', zijn geladen met betekenis. Als de grond onder de voeten wegzinkt, ervaart elk mens een primitieve of liever primaire angst. Het behoort tot de vanzelfsprekende ervaringszeker-heden, dat de grond, dat de aarde, ons draagt. 'Moeder aarde' draagt ons zoals onze moeder ons droeg in het prille begin van ons bestaan. En aan het einde van dat bestaan neemt die grote moeder ons op in haar schoot, een beeld van veiligheid en rust, van terugkeer tot waar je van-daan komt.

Een lijfelijke moeder kan je Iaten vallen, maar dan draagt de grond je nog. De grond is het ge-meenschappelijke draagvlak voor aile mensen en in die zin sterker en betrouwbaarder dan ou-ders en dan de sterkste mens. Als de aarde schudt, kan geen mens meer stevigheid bieden. Als de aarde scheurt en zich opent, wordt zelfs de sterkste mens opgeslokt. Aile mensen staan op dezelfde aarde, de grond draagt allen. Daarin zijn aile mensen gelijkwaardig, op hetzelfde ni-veau.

Daarom is 'de grond van je bestaan' en je ver-worteling daarin 'de grondslagen' van je Ieven en daarin niet in de laatste plaats van je geeste-lijke activiteit en de gemeenschappegeeste-lijke grond-slagen van gezamenlijke activiteit, zo emotioneel geladen en essentieel voor veiligheid en zeker-heid.

Bij het mens-zijn hoort dat de geestelijke kant, zo u wilt de meer-dan-fysisch-chemisch-biologi-sche kant van ons bestaan, de meeste energie vraagt, de meeste en diepste bevrediging geeft, en meer bepalend is voor levensvervulling dan het puur-lijfelijke. Gezondheid is fijn en een steeds weerkerend genot, maar als je die ge-zondheid niet gebruikt om je Ieven in al zijn

as-T.Jongsma

pecten te ontplooien, of als je die gezondheid cultiveert als doel op zichzelf, dan wordt het een steriele boel.

In de menselijke ontwikkeling gaat emotionele en primitief-geestelijke zekerheid zelfs vooraf aan de zekerheid waarmee iemand letterlijk de grond onder zijn voeten als betrouwbaar leert er-varen.

Een kind durft ervaringen op te doen, te experi-menteren en initiatieven te nemen binnen de veilige ruimte, die de liefde van betrouwbare ou-derfiguren biedt. Zijn de ouders niet betrouw-baar, dan is een kind bang en durft het niet vol belangstelling op de dingen af te gaan. Bange kinderen trekken zich in zichzelf terug of worden in schijn vroeg zelfstandig, maar dan meer om op tijd weg te kunnen lopen voor gevaar, dan omdat de wereld zo aanlokkelijk is.

De mate van innerlijke veiligheid, waarmee een mens letterlijk staat en gaat op de aardkorst is dus duidelijk bepaald door de verhouding met zijn ouders. Naar analogie hiermee en als ver-volg hierop is dit nog duidelijker het geval met zijn geestelijke veiligheid, de geestelijke grond onder zijn voeten, waarop hij zijn richting durft te zoe ken.

Kennen ouders zelf geestelijke veiligheid (ook zodanig dat ze hun kinderen zelf ruimte Iaten hun eigen mening te vormen), dan brengen ze die meestal op de kinderen over. Zijn ze zelf on-zeker en zonder duidelijke richting, dan zoeken de kinderen hun zekerheid elders.

We weten allen hoeveel invloed ouders en op-voeders hebben op de godsdienstige ontwikke-ling van kinderen. We leren God kennen in de eerste plaats via mensen, die ons het geloof voorleven, die vertellen, bidden, zingen, preken, bijbel lezen. Het beeld dat God, Onze Vader is, spreekt voor zover we uit ervaring weten wat een aardse vader is.

(16)

De psychologische betekenis van een grondslag (debat)

Voor de jood en de christen is God die bodem, die grens; God, Die deze wereld en ons bestaan als het ware draagt in Zijn handen. We kunnen het onuitspreekbare slechts onbeholpen met symbolen en beelden benaderen.

Maar welke ouders kunnen deze geweldige taak zonder hinderlijke tekorten vervullen, deze bood-schap zonder storing en doorgeven?

En welk mens ontmoet in medemensen, ouders en anderen een ongeschonden beeld van God? Het behoeft ons daarom niet te verwonderen, dat in de manier waarop mensen geestelijk grand onder de voeten zoeken, ook in de manier waarop christenen met God omgaan, veel terug te vinden is van hun verhouding met hun ouders en hoe die met God omgingen.

Achteraf is mij dat ook duidelijk geworden inza-ke de grondslagdiscussie in de SSR. De houding die de betrokkenen daarin aannamen, hing op heel verschillende wijze samen met hun opvoe-ding. Als we voor het gemak spreken van een 'middenmoot' en dan de strijdende partijen glo-baal indelen in 'rekkelijken' en 'preciezen', dan kan men zeggen, dat aan beide zijden mensen waren, die tot een redelijk gerijpt eigen inzicht waren gekomen. lk denk echter dat zij een min-derheid vormden. Velen werden nog vrijwel ge-heel bepaald door wat ze thuis hadden geleerd en vooral: meegemaakt, en wei zo dat ze 6f klakkeloos doorgingen in de ouderlijke lijn, 6f zich daar negatief door lieten bepalen door op-standig een geheel andere kant op te gaan, 6f veel principieler wilden zijn dan hun ouders, die ze op die manier indirect slapheid verweten. Om hetzelfde te zeggen, maar dan toegespitst op de relatie met de vaderfiguur (we waren ten-slotte bezig met de · erfenis der vaderen'! ): som-migen hielden zich blindelings aan wat hun va-der zei of had gezegd, anva-deren leefden hun autoriteitsconflicten met hun vader uit in het strijden voor een geheel andere lijn, weer ande-ren waande-ren 'plus royalist que le Roi'.

Er zijn bij zo'n grove indeling te veel varianten mogelijk om ze allemaal op te noemen. Intense belangstelling voor geestelijke vaderfiguren en in het algemeen voor grate, invloedrijke mannen, kan uiteraard gemakkelijk samenhangen met een tekort aan Ieiding van een lijfelijke vader, iets wat bijvoorbeeld bij studenten die zich veel verder (kunnen) ontwikkelen dan hun vader, nogal eens voorkomt.

T.Jongsma

Men moet niet proberen concrete mensen in dit schema in te delen. Wie de schoen past, trekke hem aan. Velen zullen achteraf deze factoren bij zichzelf kunnen herkennen. En met name de emoties, de felheid, de extra lading, die gemak-kelijk zagemak-kelijke argumenten overwoekert als bij-geluid, dat het bericht gestoord doet opvangen, hangen samen met deze psychologische ver-banden.

Als mensen bang zijn hun veiligheid te verliezen, kunnen ze fel worden als een kat in het nauw. Als mensen onbewust bezig zijn een verborgen strijd te voeren en daarin indirect verboden en daardoor beangstigende agressie uit te Ieven (bijvoorbeeld ten opzichte van hun vader). verlie-zen ze gauw hun kalmte en overtuigingskracht. Ze moeten eigenlijk ook zichzelf nog overtuigen en soms een oorspronkelijk gevoel in zichzelf overschreeuwen.

Misschien mag ik in dit verband mijn eigen erva-ring kort nagaan. lk kwam als eerstejaarsstudent totaal onvoorbereid de SSR binnen. Op de mid-delbare school hadden we hoogstens met een enkele leraar over de doorbraak gedebatteerd. lk twijfelde aan het AR-geluid over 'gezag' in de ln-donesische kwestie. Op kerkelijk terrein was Barth in discussie, en de Vrijmaking had zich meer in de richting van conservering dan in die van haar oorspronkelijk doel - progressie en strijd tegen verstarring - bewogen.

Er was bij mij naar verhouding nog weinig kritiek op de ouderlijke normen. lk kwam uit een sfeer waar behoefte was aan nieuw elan en tegelijk bezorgdheid dat werkelijke waarden verloren gingen. Kerkelijk behoorde ik duidelijk bij een minderheid (vrijgemaakt). die bovendien in een richting groeide die me tegenstond, zodat ik ook binnen die kerk nog tot een kleine minderheid hoorde. Daar komt dan bij dat je voor het eerst uit huis gaat om 'zelfstandig' je horizon te ver-breden en je keuze te maken.

Wat zegt het dan dat de 'Nieuwe Lijn', die de oude grondslag weer opnieuw wilde Iaten func-tioneren, mij aantrok? Bij die belijdenis was ik opgevoed, thuis en op catechisatie. In de SSR werd die niet kerkistisch verengd, maar inspi-reerde een interkerkelijk gezelschap. En ik zocht inspiratie die niet in kerkelijkheid doodliep, maar die kerkelijke tegenstellingen doorbrak en men-sen op andere 'levensterreinen' bij elkaar bracht. lk wilde continu"lteit met het verleden en met de waarden die ik had meegekregen, maar ik wilde het wei beter en met name bewogener doen dan de generatie die mij had opgevoed.

[ g

(17)

De psychologische betekenis van een grondslag (debat)

Een mengeling dus van enthousiasme en ont-dekking van mogelijkheden, maar ook van onze-kerheid (kun je en mag je het beter weten dan de oudere generatie? Is dit echt je eigen keus of wil je erbij horen? en dergelijke) en aarzeling: zijn die Drie Formulieren niet wat uit de tijd? Druk-ken die geschriften nog uit waar het nu om gaat? Onzekerheden die mijn acties nog wat schoorvoetend en kleinschalig deden zijn, en die ik soms met wat fanatiek aandoende rechtlijnig-heid probeerde uit te schakelen.

Als ik er achteraf op terug zie, zie ik de betrekke-lijkheid, maar ook de waarde van die stellingna-me en ervaring. lk heb er geen spijt van, ook al zou ik het nu heel anders doen. lk heb er per-soonlijk ook veel aan gehad. lk heb de waarde van normatief denken in zijn begrensde onver-vangbaarheid leren kennen en integreren. Door aile verwarrende gevoelens en verbanden heen is mijn religieuze keus duidelijker en over-tuigder geworden door deze ervaringen in mijn studententijd.

We waren onderdeel van een noodzakelijk groeiproces van een groep, eigenlijk van een volksdeel, waarbij aile betrokkenen tevens hun persoonlijke groeiproces doormaakten. In zekere zin is dit altijd het geval als het om een groep mensen gaat, maar zoals gezegd dient dit zich pregnant aan in een studentenvereniging. En de vormende waarde is gebleven. De reli-gieuze kern was er.

Er is niet een SSR gebleven die op die wijze die grondslag nog handhaaft. De formuleringen zijn veranderd, verruimd, gemoderniseerd, niet ai-leen bij de studentenverenigingen die de SSR als het ware voortzetten, maar bij vrijwel aile confessionele verbanden.

Vrienden, die je toen hebt gevonden, zijn verder gegroeid en hechten minder aan de formulerin-gen van toen. De inspiratie is gebleven en richt zich op actuele zaken. Een enkele is teleurge-steld en stelt zich terzijde op. Velen echter ont-moeten elkaar weer, in ander verband, soms in een verband met vroegere tegenstanders, die blijken toch uit dezelfde inspiratie te Ieven. Het grappige is ook dat uit de verschillende kampen van destijds zowel behoudende, veront-ruste christenen zijn voortgekomen als men-sen die aan verandering en vernieuwing van har-te meedoen.

Ook dat laat de betrekkelijkheid zien van wat mensen toen deden en verdedigden.

De SSR van destijds is verdwenen. Geen enkele incidentele overwinning inzake formuleringen

~---

-T.Jongsma

van officiele uitspraken heeft dat uiteindelijk kun-nen voorkomen. De inspiratie echter, is geble-ven. Mensen komen dwars door zulke ervarin-gen heen tot religieuze keuzen, eiervarin-genlijk steeds opnieuw in een dynamisch proces. Mensen heb-ben elkaar herkend en herkennen elkaar dikwijls alsnog in hun groei sindsdien.

Er zijn n6g en weer ge·inspireerde jongeren, die zich nauwelijks kunnen voorstellen waarover wij ons toen druk maakten. Ook zij overdrijven, po-lariseren en doen dingen die ze later in een ge-heel ander Iicht zien, maar ze zijn wei geraakt. De bijbel wordt nog steeds veel gelezen. Zij het misschien wat minder 'beveiligd' door mense-lijke formuleringen.

Een grondslagdiscussie in het CDA is heel wat anders dan in de SSR destijds. De SSR bestond al zo'n vijftig jaar en had een grondslag. Het CDA is nieuw, een vrucht van snelle ontwikke-lingen, zowel op protestants-christelijk als op rooms-katholiek erf. Op nationaal niveau gaat het meer om christelijk geloof of om ongeloof, en nuances en onderlinge verschillen worden steeds meer irrelevant. lnternationaal blijkt steeds meer hoezeer de christenheid een min-derheid is (geworden).

En daarom zijn er ook erg veel parallellen en punten van vergelijking. Groepen verlaten als het ware het ouderlijk huis, waarin ze tot nu toe geestelijk hebben geleefd en komen in aanra-king en tot gezamenlijke actie met andere groe-pen. Het nationale huis wordt meer gezien in zijn beperkingen te midden van de grate wereld. Ook nu onzekerheid. Gaan er waarden veri oren? Gaan we zorgvuldig genoeg om met wat ons is toevertrouwd? Kunnen we ons veilig in die rich-ting beg even? Wie zal zeggen waar het op uit-loopt? Ook nu de neiging om beveiliging te zoe-ken in formuleringen, alsof die gevaren kunnen bezweren. Ook nu angst voor verlies van eigen-heid en de behoefte om in de toekomst zichzelf te kunnen herkennen en als christenen een dui-delijke identiteit te hebben in de politiek. Ook nu emoties, wantrouwen, machtsverhoudingen en vastnagelen van mensen aan hun (kerkelijke) kom-af.

Maar ook: enthousiasme, vertrouwen, inspiratie en de bereidheid om in verantwoordelijkheid be-slissingen te nemen die nooit meer ongedaan te maken zijn.

(18)

De psychologische betaken is van een grondslag (debat)

veiligheid en als aanduiding van religieuze norm en keus, die zich voorts in de werkelijkheid ai-leen maar als dynamiek geloofwaardig kan ma-nifesteren. Voor een christen is God de Grand van ons bestaan en van het bestaan en de bij-belse inspiratie richtinggevend in zijn Ieven. De vastheid van die Grond en de dynamiek van-uit die inspiratie zijn slechts van-uiterst gebrekkig in een grondslagformulering aan te duiden. Die for-rl)Uiering of de instemming daarmee kan dan ook zeker niet de garantie zijn voor de aanwezig-heid van inspiratie en dynamiek, of voor be-trouwbaarheid. Simpel gezegd: men kan het vertrouwen op God nooit inwisselen voor ver-trouwen in een door mensen opgestelde for-mule.

Natuurlijk moet de grondslag zorgvuldig en dui-delijk geformuleerd zijn in eigentijdse bewoor-dingen. Maar de bran van de dynamiek is God en de inspiratie door Zijn Woord.

Het is goed dat in het rapport 'Grondslag en po-litiek handelen' de nadruk gelegd wordt op het evangelisch appel. Op dat appel moeten we steeds weer in de concrete politieke situatie ant-woorden vinden en daarop een beleid baseren. We kunnen dat aileen als we ons door dat evan-gelie Iaten inspireren. En we moeten dat met de nodige bescheidenheid doen. Prof. dr. A. M. Donner heeft daarover behartenswaardige en tot bescheidenheid stemmende dingen gezegd op het lnternationaal Symposium, waarvan ver-slag is gedaan in dit blad, nr. 7-8, juli/augustus

1979.

T.Jongsma

We doen dat als, en sarnen met gebrekkige mensen, met beperkte blik, angsten, frustraties, agressieve geldingsdrang, machtsstreven, be-hoefte aan invloed en wat dies meer zij. Maar oak met hoop en met vertrouwen dat het evan-gelisch appel mensen bij elkaar brengt, verhou-dingen open breekt, mensen boven hun kleheid uitheft, in concrete situaties tot hetzelfde in-zicht brengt.

Een grondslagdebat in een mensenleven is ge-noeg orn te leren de garanties en de veiligheid niet in een formulering te zoeken, maar oak om te weten dat je in het denken, praten over de grondslag elkaar kunt herkennen en kunt helpen (steeds weer) tot religieuze keuzen te komen. Het functioneren van de grondslag in het CDA hangt af van de openheid, waarrnee evangelisch ge'lnspireerde mensen concrete antwoorden zoeken, waarin iets van de dynamiek van dat evangelie te herkennen is: een dynamiek die van mensen eerlijke beslissingen vraagt.

Zo bezien dient de psychologische betekenis van een grondslag nooit de religieuze betekenis te overwoekeren. De grondslag heeft de gevoels-waarde van een soort herkenningsmelodie, die mensen tot luisteren nodigt en samenspel aan-kondigt. Hij verwijst naar veiligheid en trouw, naar richtinggevende normen en waarden, die ons Ieven en ook ons politiek handelen daarin

(19)

Welzijnsbeleid

Voortdurend in discussie

Welzijnsbeleid

Voortdurend in

discussie

door prof. dr. W. F. van Stegeren

In Ieiding

Het welzijnsbeleid is en blijft in discussie. Een aanhoudende stroom van publikaties geeft daar blijk van.

Dat is ook niet zo verwonderlijk in een tijd, waar-in er steeds meer vragen rijzen rond de verzor-gingsstaat en de relatie verzorverzor-gingsstaat/mense- verzorgingsstaat/mense-lijk welzijn.

Wanneer we in het hiernavolgende praten over 'welzijn', volgen we de omschrijving van de Ka-derwet Specifiek Welzijn,1 n.l.: 'welzijn heeft

be-trekking op het welbevinden en de ontplooiing van de burger, voorzover deze worden bevor-derd door zorg, educatie en recreatie'. Deze laat-ste drie begrippen verwijzen naar de drie kern-functies van het specifieke welzijnsbeleid, zoals die in de Knelpuntennota2 zijn omschreven. We kiezen de volgende werkwijze.

Aan de hand van een aantal recente publikaties waarin onzes inziens fundamentele vraagstuk-ken van het welzijnsbeleid aan de orde komen, gaan we na, welke probleemanalyses gepresen-teerd worden. Daarna willen we via een com-mentaar op de stellingname in deze publikaties, een aantal strategische kanttekeningen plaat-sen.

prof. dr. W. F. van Stegeren

Prof. dr. W F. van Stegeren studeerde aan de Vrije Universiteit en aan de University of Penn-sylvania. Zij was a.m. werkzaam aan de Geref. Sociale Academie 'De Nijenburgh' en de Protes-tantse Voortgezette Opleiding voor Sociale Arbeid. Sinds 1970 is mevrouw Van Stegeren hoogleraar in de andrago/ogie en sociale peda-gogiek aan de Vrije Universiteit.

Situatieanalyse

Gemeenschappelijk in aile publikaties is de over-tuiging dat we nog steeds niet tot een voor de Nederlandse samenleving adequaat welzijnsbe-leid gekomen zijn. Veranderingen zijn noodzake-lijk.

1. Regelen ten aanzien van de be/eidsvoorbereiding, be-!eidsbepa!ing, uitvoering en bekostiging van voorzieningen op terreinen van specifiek welzijn (Kaderwet Specifiek Wel-zijn), Tweede Kamer de Staten-Generaal 1976-1977,

14493.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN